Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/992
Kon hof oordelen dat voldoende is gebleken dat b.p. als gevolg van de bewezenverklaarde feiten (i.h.b. belaging) immateriële schade in de vorm van aantasting in de persoon op ‘andere wijze’ a.b.i. art. 6:106 sub b BW heeft geleden? HR: art. 81 lid 1 RO.
HR 11-10-2022, ECLI:NL:HR:2022:1429
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 oktober 2022
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, J.C.A.M. Claassens, C. Caminada
- Zaaknummer
21/01558
- Conclusie
A-G mr. B.F. Keulen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1429, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑10‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:766, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑08‑2022
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/01558
Datum 11 oktober 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 2 april 2021, nummer 23-004061-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte.