Aan de pleitnota is aan deze passage handgeschreven de notitie toegevoegd: “niet voorgehouden”.
HR, 23-11-2021, nr. 20/03352
ECLI:NL:HR:2021:1642
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23-11-2021
- Zaaknummer
20/03352
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:1642, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑11‑2021; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:899
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2020:2572
ECLI:NL:PHR:2021:899, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 05‑10‑2021
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2021:1642
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHAMS:2020:2572
- Vindplaatsen
Uitspraak 23‑11‑2021
Inhoudsindicatie
Voorbereidingshandelingen invoer 100 kilo cocaïne (art. 10.5 jo. 10a.1.2 Opiumwet), medeplegen bedrijfsmatige hennepteelt (art. 3.B jo. 11.3 Opiumwet) en medeplegen aanwezig hebben vermalen hennep (art. 3.C Opiumwet). 1. Bewijsklachten voorbereidingshandelingen invoer cocaïne. Heeft verdachte opzet gehad op het binnen grondgebied van Nederland brengen van 100 kilo cocaïne? 2. Bewijsklachten medeplegen m.b.t. bedrijfsmatige hennepteelt en aanwezig hebben vermalen hennep. HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/03352
Datum 23 november 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 oktober 2020, nummer 23-004406-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft T.P.A.M. Wouters, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2021.
Conclusie 05‑10‑2021
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Drugsdelicten. Middel 1 betreft de bewezenverklaring van het voorbereiden en/of bevorderen van de invoer van 100,03 kilo cocaïne in Nederland, meer specifiek het opzet van de verdachte daarop. De middelen 2 en 3 gaan over de bewezenverklaring van het medeplegen van het telen van hennepplanten en het aanwezig hebben van hennep. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/03352
Zitting 5 oktober 2021
CONCLUSIE
E.J. Hofstee
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte.
Inleiding
- 1.
De verdachte is bij arrest van 5 oktober 2020 door het gerechtshof Amsterdam wegens in zaak A onder 2 “een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door zich en één of meer anderen inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen”, in zaak B onder 1 “medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod” en “medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod” en in zaak B onder 5 “medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft het hof beslissingen genomen ten aanzien van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, een en ander zoals in het arrest vermeld.
- 2.
Namens de verdachte heeft mr. T.P.A.M. Wouters, advocaat te Amsterdam , bij schriftuur drie middelen van cassatie voorgesteld.
II Bewezenverklaringen, bewijsvoering en pleidooi
3. Ten laste van de verdachte is, voor zover hier van belang, bewezenverklaard dat:
“Zaak A2. hij in de periode van 1 februari 2016 tot en met 7 juni 2016 in Nederland, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 100,03 kilo cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen - zich en één of meer anderen inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, immers heeft hij, verdachte, - éénmaal of meermalen met [betrokkene 1] en de zoon van [betrokkene 1] telefonisch contact onderhouden en éénmaal of meermalen [betrokkene 1] en de zoon van [betrokkene 1] ontmoet en tijdens deze telefonische contactmomenten en/of ontmoetingen, al dan niet in versluierd taalgebruik, gegevens van [betrokkene 1] en/of de zoon van [betrokkene 1] ontvangen waarbij onder andere werd gesproken over 'auto's' en 'kentekens' en één containernummer en aantallen, - waarna verdachte, aan de hand van de door [betrokkene 1] en/of de zoon van [betrokkene 1] verstrekte gegevens, een computersysteem heeft bevraagd; Zaak B1. hij in de periode 1 oktober 2015 tot en met 8 april 2016 te Amsterdam , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk 1499 hennepplanten heeft geteeld en 1924 gram vermalen hennep aanwezig heeft gehad in een perceel ( [a-straat 1] ), terwijl verdachte en zijn mededader daarbij opzettelijk handelden in de uitoefening van een beroep of bedrijf;”
4. Deze bewezenverklaringen berusten op de volgende bewijsmiddelen:
“Zaak A onder 2 1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 16 september 2020.Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven: [betrokkene 1] heeft mij op de [A] gevraagd of ik aan wat informatie kon komen. Hij vroeg: ‘Kun jij kijken, als ik je een containernummer geef, of die bij jou aankomt?’. Ik zei: ‘Ik kan altijd even kijken.’
Hij gaf mij toen een Nokia telefoon en zei dat dat makkelijker praatte.Later die week had ik een afspraak met hem. Hij gaf mij toen geld. Hij zei: ‘Kijk nog eens of je niet toch aan informatie kan komen. Hier heb je geld, koop er iets moois van.’ Ik denk dat het ongeveer duizend euro was. Ik heb het meteen in mijn zak gestoken.Ik had het met [betrokkene 1] over ‘auto’s’ en ‘kentekens’. ‘Auto’s’ betekende ‘containers’. [betrokkene 1] sprak soms in codetaal met mij.Als ik op mijn werk op de reachstacker zat, kon ik op het scherm een containernummer invoeren. Het systeem meldt dan waar de container precies staat. Je kunt zien of containers bij ons zijn binnengehaald.Ik wist vanaf het begin dat het niet helemaal klopte, anders had ik geen Nokia telefoon gekregen. Ik begreep dat de informatie over de container voor hen heel belangrijk was. Met ‘hen’ bedoel ik in elk geval [betrokkene 1] .
Er is bij mij een iPhone aangetroffen en een Nokia telefoon. De Nokia is de telefoon die ik van [betrokkene 1] heb gekregen. 2. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2015090004 van 9 juni 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , dossierpagina’s P1 15-18.Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven: Ik werk bij [B] . Ik werk daar nu ongeveer 11 jaar. Ik ben allround medewerker. Ik ben vooral bezig met het rijden van containers naar andere bedrijven. Verder verplaats ik containers met een reachstacker. Bij [B] komen zeeschepen en binnenvaartschepen. 3. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2015090004 van 21 juni 2016, inclusief de Bill of Lading van de [C] , in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , dossierpagina’s Z01 372-375.Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [betrokkene 2] , zakelijk weergegeven: Ik ben als manager Planning en Logistics werkzaam bij het bedrijf [D] . Wij zijn een zogeheten veembedrijf, hetgeen betekent dat wij onze loodsruimte verhuren aan klanten. Wij hebben dus geen eigen handel. De container met het nummer […] is een container uit een serie van in totaal zes containers afkomstig uit Peru. Ik overhandig u de Bill of Lading betreffende het containernummer […] , waaruit blijkt dat de leverancier van de cacaobonen [E] uit Peru betreft. 4. Een proces-verbaal van bevindingen van de Belastingdienst/Douane Rotterdam met nummer 2016-00-03-001925 van 8 juni 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , dossierpagina’s Z01 98-99.Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven: Op 7 juni 2016 bevonden wij ons op het haventerrein te Rotterdam. Wij bevonden ons op voornoemd terrein voor onderzoek aan een container voorzien van het nummer […] . Ik, verbalisant [verbalisant 6] , heb voornoemde container geopend. Wij, verbalisanten, zagen dat op de zakken cacao drie zwarte sporttassen lagen. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , heb met een prikker een monster genomen uit een van de sporttassen, waarna ik, verbalisant [verbalisant 6] , dit monster heb getest door gebruikmaking van een testbuisje nummer 13 van de Narcotest Disposakit, bestemd voor het testen van de aanwezigheid van cocaïne. Deze test kleurde positief. Naar aanleiding daarvan heb ik, verbalisant [verbalisant 5] , de container met onbekende hoeveelheid verdovende middelen in beslag genomen. 5. Een proces-verbaal overname, onderzoek, monstername, wegen en vernietigen met nummer 1606080030.AMB van 8 juni 2016, met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde buitengewoon opsporingsambtenaren [verbalisant 8] , [verbalisant 9] , [verbalisant 10] en [verbalisant 11] , dossierpagina’s Z01 100-106.Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven: Op 7 juni april 2016 (het hof begrijpt: 7 juni 2016) omstreeks 23:30 uur werd ik, verbalisant [verbalisant 10] , gebeld door de wachtcommandant van de Douanepost Surveillance Rotterdam. Hij vertelde mij dat door speurhond geleiders van de Douane vermoedelijk verdovende middelen waren aangetroffen in een container. Hij vroeg mij ter plaatse te gaan. Op 8 juni 2016 omstreeks 01:45 uur nam ik, verbalisant [verbalisant 10] , een in beslag genomen container over met nummer […] . In opdracht van mij werd de container geopend voor onderzoek. Wij, verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 11] , zagen dat er op de balen cacao een drietal zwarte sportassen lag. Door ons werden de drie balen (het hof begrijpt: sporttassen) uit de container verwijderd. De tassen werden individueel bruto gewogen. Hierna werden de tassen geopend en de pakketten verwijderd. Hierna werden de pakketten per tas geteld en bruto gewogen. Er waren in totaal 100 pakketten met een bruto gewogen gewicht van 113,22 kilogram. Vervolgens selecteerde ik, verbalisant [verbalisant 8] , uit de drie tassen in totaal elf willekeurige pakketten. Vervolgens onderzochten wij, verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 11] , de elf geselecteerde pakketten afzonderlijk op onderstaande wijze.[Het proces-verbaal bevat hier een tabel inzake het netto gewicht van 11 pakketten, A-G]Het gemiddeld netto gewogen gewicht van één pakket was 1,00036 kilogram. Het totaal netto gewogen gewicht van 100 pakketten was 100,03 kilogram. Van elk van de 11 pakketten, zijnde een witte samengeperste poederachtige substantie, verpakte ik, verbalisant [verbalisant 11] , circa 3 gram van de witte poederachtige substantie in gripzakjes. Hierna bood ik, verbalisant [verbalisant 9] , de 11 gripzakjes aan ter analyse aan het Douanelaboratorium.[Het proces-verbaal bevat hier een tabel inzake 11 gripzakjes die ter analyse aan het Douanelaboratorium zijn aangeboden, A-G] 6. Een verslag, zijnde een rapport van het Douane Laboratorium van de Belastingdienst met nummer B30160056 van 24 juni 2016, opgemaakt door [verbalisant 12] , scheikundige, en in opdracht ondertekend door [verbalisant 13] , scheikundige, dossierpagina Z01 355-356.Dit verslag houdt onder meer in als verklaring van voornoemde deskundige, zakelijk weergegeven:Op 14 juni 2016 ontving ik een verzegelde plastic zak met daarin: AAIX2146NL, een plastic zakje met wit, korrelig materiaal AAIX2147NL, een plastic zakje met wit, korrelig materiaalAAIX2148NL, een plastic zakje met wit, korrelig materiaal AAIX2149NL, een plastic zakje met wit, korrelig materiaal AAIX2150NL, een plastic zakje met wit, korrelig materiaal AAIX2151NL, een plastic zakje met wit, korrelig materiaal AAIX2152NL, een plastic zakje met wit, korrelig materiaal AAIX2153NL, een plastic zakje met wit, korrelig materiaal AAIX2154NL, een plastic zakje met wit, korrelig materiaal AAIX2155NL, een plastic zakje met wit, korrelig materiaal AAIX2156NL, een plastic zakje met wit, korrelig materiaal Het materiaal werd onderzocht. Hierbij werd vastgesteld dat het materiaal uit alle plastic zakjes cocaïne bevat. 7. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2015090004 van 22 juni 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 14] , dossierpagina’s Z01 351-352.Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven: Bij de aanhouding van [verdachte] is onder andere een mobiele telefoon van het merk iPhone, type 5, aangetroffen en inbeslaggenomen. Bij de aanhouding van [betrokkene 1] is onder andere een mobiele telefoon van het merk iPhone, type 6, aangetroffen en inbeslaggenomen. Door digitaal rechercheur [verbalisant 15] is een onderzoek ingesteld naar de genoemde telefoons. Uit dit onderzoek is onder andere vast komen te staan dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] hoort bij de telefoon van [verdachte] en dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] hoort bij de telefoon van [betrokkene 1] . 8. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2015090004 van 9 juni 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 15] , dossierpagina’s Z01 129-132.Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven: Op 8 juni 2016 werd aan mij, verbalisant, een mobiele telefoon voor onderzoek ter beschikking gesteld. Merk : Nokia Provider opdruk simkaart in telefoon: Lycamobile In beslag genomen onder: [verdachte] op de [b-straat 1] te [plaats] . Het telefoonnummer behorend bij de betreffende SIM-kaart bleek te zijn: [telefoonnummer 3] . 9. Een proces-verbaal met nummer 201509004 van 27 juli 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 16] , dossierpagina’s 349-350. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven:Van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , aangetroffen bij [verdachte] , zijn bij de provider de historische verkeersgegevens over de periode 1 januari 2016 tot en met 10 juni 2016 opgevraagd. Uit onderzoek van de aangeleverde gegevens blijkt het volgende. Op 1 juni 2016 omstreeks 11:39 uur is het telefoonnummer [telefoonnummer 3] voor de eerste maal actief. Op 1 juni 2016 omstreeks 12:26 uur wordt er uitgebeld naar het telefoonnummer [telefoonnummer 4] , in gebruik bij [betrokkene 1] . Er vindt dan een gesprek plaats. In de periode 2 juni 2016 tot en met 7 juni 2016 vinden er 14 contactmomenten plaats tussen voornoemd nummer van [verdachte] en voornoemd nummer van [betrokkene 1] . 10. Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek communicatie met nummer 2015090004 van 7 juli 2016, met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 16] , dossierpagina’s Z01 224-230.Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven: Door mij is een tijdlijn samengesteld betreffende de communicatie tussen de verdachten [verdachte] en [betrokkene 1] . Alle gegevens uit deze tijdlijn zijn afkomstig van de in het onderzoek aangesloten technische acties, observaties, technische hulpmiddelen en het uitlezen van de bij verdachten in beslag genomen telefoons. [telefoonnummer 1] = iPhone van [verdachte] , afgekort als ( [telefoonnummer 1] ) [telefoonnummer 3] (het hof begrijpt: [telefoonnummer 3] ) = Nokia van [verdachte] , afgekort als ( [telefoonnummer 3] ) (het hof begrijpt telkens: [telefoonnummer 3] ) [telefoonnummer 2] = iPhone van [betrokkene 1] , afgekort als ( [telefoonnummer 2] ) [telefoonnummer 4] = LG van [betrokkene 1] , afgekort als ( [telefoonnummer 4] ) [telefoonnummer 5] = telefoonnummer van [betrokkene 3] , afgekort als ( [telefoonnummer 5] ) 31 mei 2016 18:02 uur: [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) belt uit met [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), [verdachte] is bij [betrokkene 4] aan het eten. [betrokkene 1] vraagt of hij die andere bij zich heeft. [verdachte] zegt dat die leeg is. [betrokkene 1] zegt tegen [verdachte] dat hij even in het ding moet kijken, dan ziet hij genoeg. 1 juni 2016 09:37 uur: [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) belt uit met [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), [verdachte] vraagt of [betrokkene 1] aan het werk is, [betrokkene 1] antwoordt ontkennend. [verdachte] zegt dat hij nu vrij is. [betrokkene 1] zegt dat hij precies 12 uur op zijn werk is. [verdachte] zegt dat ze elkaar dan zien. 11:32 uur: [betrokkene 1] ontmoet op de kruising [f-straat] / [d-straat] [verdachte] en [betrokkene 5] . [betrokkene 1] schudt de hand van [verdachte] en [betrokkene 5] . 11:33 uur: [verdachte] en [betrokkene 5] lopen een Lyca mobile winkel binnen op de [d-straat] en gaan daar bij de toonbank staan. [betrokkene 1] is in de nacht van 1 op 2 juni vertrokken naar Bulgarije voor een vakantie met zijn vrouw [betrokkene 6]2 juni 2016 19:22 uur: [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ) verstuurt een sms aan [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ): “En??” 3 juni 2016 12:57 uur: [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) wordt gebeld door [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), [betrokkene 1] vraagt aan [verdachte] of hij nog gekeken heeft voor die auto’s. [verdachte] zegt dat dat nog niet kan, ‘hij’ kan dat nog niet zien. [verdachte] zegt dat ze er nog niet zijn dus dat het nog te kort dag is. Als ze er zijn dan hoor je het wel zegt [verdachte] tegen [betrokkene 1] . 6 juni 2016 08:00 uur: [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) ontvangt een sms van [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ): “Goede morgen”. 08:58 uur: [betrokkene 3] ( [telefoonnummer 5] ) belt uit met [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), [betrokkene 1] zegt tegen [betrokkene 3] dat [betrokkene 3] moet bellen en moet zeggen dat die ouwe pas morgenochtend terug is en dat die ouwe vroeg of hij die kentekens kon vinden en als hij ze niet kan vinden moet je zeggen dat stuur ik je na twaalven ff de nummer door. 08:59 uur: [betrokkene 3] belt uit met [betrokkene 1] , [betrokkene 3] zegt dat hij meteen ‘zijn’ voicemail krijgt. 09:00 uur: [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ) stuurt een WhatsAppbericht aan [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ), “gooi die andere even aan”. 09:01 uur: [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) belt uit met [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), er is alleen te horen “morgen”. 09:02 uur: [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) wordt gebeld door [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), voicemail wordt niet ingesproken. 09:50 uur: [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) wordt gebeld door [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), [verdachte] zegt dat hij aan het werk is, hij belt [betrokkene 1] zo terug. 10:35 uur: [verdachte] ( [telefoonnummer 3] ) belt uit met de Nokia naar de LG van [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 4] ) welke op dat moment in gebruik is bij [betrokkene 3] . 10:36 uur: [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ) wordt gebeld door [betrokkene 3] ( [telefoonnummer 5] ). [betrokkene 3] zegt dat hij net is teruggebeld en dat die auto’s vannacht pas aankomen. [betrokkene 3] zegt dat hij dan morgenochtend pas de kentekens weet. [betrokkene 1] zegt dat hij hem ff gauw moet bellen en moet vragen of hij ff wat kentekens mag brengen. 10:37 uur: [verdachte] ( [telefoonnummer 3] ) wordt gebeld op de Nokia door de LG van [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 4] ) welke in gebruik is bij [betrokkene 3] . 10:38 uur: [betrokkene 3] ( [telefoonnummer 5] ) belt uit met [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), [betrokkene 3] moet om half 4 kentekens brengen aan de achterkant van de sloperij. 10:49 uur: [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) stuurt een WhatsAppbericht naar [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), “waar komt tie heen bij de sloop of ergens anders”. 10:50 uur: [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) stuurt een WhatsAppbericht aan [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), “Hij kwam wat brenge zij die”. 10:54 uur: [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) belt uit met [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), [betrokkene 1] zegt dat hij het gehoord heeft dat [verdachte] het heeft geregeld. [verdachte] zegt dat hij alleen even moet weten waar hij komt. [betrokkene 1] zegt daar waar wij altijd afspreken, achter de sloop. [betrokkene 1] zegt dat hij er morgenochtend weer is en biedt zijn verontschuldigingen daarvoor aan aan [verdachte] . 12:46 uur: [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ) wordt gebeld door [betrokkene 3] ( [telefoonnummer 5] ), [betrokkene 3] zegt dat hij die gab niet te pakken krijgt. [betrokkene 1] zegt dat hij straks wel contact op zal nemen en dat [betrokkene 3] die telefoon gewoon aan moet houden. 14:00 uur: [betrokkene 3] ( [telefoonnummer 5] ) belt uit met [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), [betrokkene 3] geeft de telefoon over aan een NN man die het gesprek voortzet met [betrokkene 1] . NN man zegt dat ze zitten te wachten en dat hij niet weer kan zeggen dat ze morgenochtend pas wat horen. [betrokkene 1] zegt dat er nog helemaal nul in de computer staat. NN man zegt dat [betrokkene 1] zei dat als ze een nummer hebben dat ze dan daar dan op kunnen zoeken. NN man zegt dat hij vorige keer gewoon op nummer kon zoeken. 14:07 uur: [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) wordt gebeld door [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), voicemail wordt niet ingesproken 14:08 uur: [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ) belt uit met [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), [betrokkene 1] vraagt aan [verdachte] of hij die andere ook bij zich heeft. [verdachte] zegt van wel. [betrokkene 1] zegt dat hij [verdachte] even iets stuurt want hij is bang dat die auto anders de verkeerde kant op gaat. 14:08 uur: [betrokkene 3] ( [telefoonnummer 5] ) wordt gebeld door [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), [betrokkene 1] vraagt “Is ie nog bij je?”, [betrokkene 1] zegt dat [betrokkene 3] moet zeggen dat hij ff snel opschiet want dat die jongen erop wacht. 14:11 uur: [betrokkene 3] ( [telefoonnummer 5] ) belt uit met [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), [betrokkene 3] geeft de telefoon over aan een NN man die verder het gesprek voert met [betrokkene 1] . [betrokkene 1] zegt dat hij tot half vier kan kijken dus dat NN man hem zo snel mogelijk moet geven. NN man zegt dat hij het nummer met een kwartier, twintig minuten heeft. 14:13 uur: [betrokkene 3] ( [telefoonnummer 5] ) belt uit naar [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), [betrokkene 3] naar Sport sturen dat [betrokkene 3] het nummer binnen een half uur stuurt en dat hij [betrokkene 3] nog wel even wat laat horen omdat ze anders zenuwachtig zijn. Noot verbalisant: het telefoonnummer van de Nokia die bij [verdachte] in gebruik was, is in de LG die in gebruik was bij [betrokkene 1] gekoppeld aan een contact genaamd Sport. 14:27 uur: [betrokkene 3] ( [telefoonnummer 5] ) wordt gebeld door [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), [betrokkene 1] vraagt of [betrokkene 3] dat berichtje heeft verstuurd en dat [betrokkene 3] nog een berichtje moet sturen om te kijken of die auto wel bij hem komt. Ze zijn namelijk een beetje zenuwachtig. [betrokkene 3] zegt dat hij had geantwoord en dat hij zei: “stuur maar”. [betrokkene 1] bedankt [betrokkene 3] en zegt dat hij het wel hoort van [betrokkene 3] . 14:45 uur: [betrokkene 3] ( [telefoonnummer 5] ) wordt gebeld door [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), [betrokkene 1] zegt dat als [betrokkene 3] dat kenteken stuurt, hij er wel bij moet zetten dat het er 1 van 6 is. 14:47 uur: [verdachte] ( [telefoonnummer 3] ) ontvangt een sms-bericht op de Nokia afkomstig van de LG van [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 4] ) welke op dat moment in gebruik is bij [betrokkene 3] : “ […] dit is 1 van de 6. Komt op amsterdam . Ik wacht op je”. 14:55 uur: [verdachte] ( [telefoonnummer 3] ) ontvangt een sms-bericht op de Nokia afkomstig van de LG van [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 4] ) welke op dat moment in gebruik is bij [betrokkene 3] : “Heb je wel al antwoord die gasten zijn bij hier namelijk”. 15:29 uur: Voertuig [kenteken] peilt uit op De Heining te Amsterdam . 15:32 uur: Portieren gaan open, persoon stapt in voertuig gaat een klein stukje rijden. 15:35 uur: [verdachte] en [betrokkene 3] hebben elkaar ontmoet op De Heining en zijn met elkaar in gesprek. Hun voertuigen staan naast elkaar geparkeerd op De Heining. 7 juni 2016 13:10 uur: [verdachte] ( [telefoonnummer 3] ) ontvangt een sms bericht op de Nokia afkomstig van de LG van [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 4] ), welke op dat moment weer in gebruik is bij [betrokkene 1] : “Kan je half 4 ff dezelfde plek”. 13:49 uur: [verdachte] ( [telefoonnummer 3] ) mist een gesprek op de Nokia, beller is de LG van [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 4] ). 13:59 uur: [verdachte] ( [telefoonnummer 3] ) belt uit met de Nokia naar de LG van [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 4] ). 14:00 uur: [betrokkene 3] wordt gebeld door [betrokkene 1] ( [telefoonnummer 2] ), [betrokkene 1] moet ff naar de sloop en geeft [betrokkene 3] een belletje als hij terug is. 14:33 uur [verdachte] (ntv) kijk kentekens van alle containers.. heb ik.. allemaal (ntv) allemaal maar ik zat te kijken op bedrijfsnummers (ntv) nee, misschien wel op PL nummers.. NN man: Ja.. : Dus ik tik dat PL nummer in., (ntv) Rotterdam., twee komt elke week binnen.. NN man: (ntv)
9. [verdachte] : Thatsall.. bootnaam. Komt elke maand., (ntv) doen ja.. Ik ga erachter zoeken..NN man: (ntv) bulk: het is bulk het is gewoon bulk., ja talkp (ntv).. ja (ntv)NN man: af..: Ja (ntv) van een gabber (ntv) rooitje? (ntv)NN man: Ja: een (1) container van het merk 90.. wat ik heb..NN man: ja..: (ntv) zaterdag (ntv) contact., (ntv) containernummer te., (ntv)NN man: (ntv) 6 nummers (ntv): Heb ik toch gebeld, (ntv) zal wel op de hoogte wezen..NN man: (ntv) berichtje..: (ntv) je hebt nou die andere toch (ntv) weg (ntv)Portier klapt dicht.NN man: (ntv) ga je bellen... (ntv): Overdag wordt het lastig..
10. NN man: (ntv) [verdachte] : Ja.. NN man: (ntv) zaterdag.. : Ja., deze gaan niet weg. NN man:, (ntv) nummer., (ntv). 11. Een proces-verbaal met nummer 2015090004 van 24 november 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 17] , dossierpagina’s Z6 161-163.Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven: Tijdens een observatie op 17 november 2015 wordt [verdachte] gezien met 4 manspersonen in de McDonald’s. Eén van de mannen waar [verdachte] een ontmoeting mee heeft, in het proces-verbaal van observatie van 17 november 2015 NN3 genoemd, blijkt te zijn genaamd: [betrokkene 7] . 12. Een proces-verbaal met nummer 2015090004 van 18 november 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 18] en [verbalisant 4] , dossierpagina’s Z6 198-202.Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven: Uit opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken is gebleken dat er op 17 november 2015 een ontmoeting plaats zou gaan vinden waarbij [verdachte] aanwezig zou zijn. Naar aanleiding van dit telefoongesprek heeft er op 17 november 2015 een observatie plaatsgevonden. Gezien werd dat er drie personen, waaronder [verdachte] en NN3, de McDonald’s binnengingen, een tweetal personen ontmoetten en plaatsnamen aan een tafel in het restaurant. Omstreeks 20:03 uur gingen wij, verbalisanten, de McDonalds binnen en namen plaats in het restaurant teneinde het gesprek op te vangen. Ik, verbalisant [verbalisant 18] , hoorde dat [verdachte] het volgende, of woorden van gelijke strekking, in chronologische volgorde tijdens het gesprek zei: • Met die vrachtwagens • Gaan we het spul, die zooi, vervoeren • Het cacaoseizoen • Januari en februari dan is het drukste van het cacaoseizoen. • Het is dan druk met containers • In de haven van Amsterdam • Moeten in de haven van Amsterdam gaan kijken • Op de terminal, het is gewoon laden en lossen van de containers. Ze komen aan en dan gaan ze eraf. Ik, verbalisant [verbalisant 18] , hoorde vervolgens een kale lichtgetinte man zeggen: ‘Is het veilig?’ Ik, verbalisant [verbalisant 18] , hoorde vervolgens [verdachte] zeggen: • Het is voor mij werk, de planner is geregeld en de directeur is easi (fonetisch) • Ik heb het eerder gedaan • Op de terminal komt gewoon een container, laden en lossen, overladen via het asfalt • En dan zet ik hem apart. Ik, verbalisant [verbalisant 18] , hoorde vervolgens de kale lichtgetinte man zeggen: ‘douane’ Ik, verbalisant [verbalisant 18] , hoorde vervolgens [verdachte] zeggen: • Op de terminal, gewoon laden en lossen. Daar is geregeld. • [B] • Die containers worden bij elkaar weggezet. Dan wordt het vooraan gezet, buiten het zicht • Er is geen controle op de container • De douane controleert hier bijna niet • Overladen en dat is het • 400 ton en in die balen13. Een proces-verbaal met nummer 2015090004 van 24 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 19] , dossierpagina’s Z6 216-222.Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven: Op vrijdag 11 december 2015 is er een observatie geweest van een ontmoeting in de Febo in Amsterdam . Hierbij is gezien dat de volgende personen een ontmoeting met elkaar hebben gehad: [verdachte] , [betrokkene 7] en [betrokkene 8] Het gesprek wat tijdens deze ontmoeting heeft plaats gevonden tussen bovenstaande personen is heimelijk opgenomen. Hieronder volgt (opmerking hof: gedeeltelijk weergegeven) de letterlijke uitwerking van de opgenomen vertrouwelijke communicatie. : [betrokkene 8] [verdachte] : [verdachte] [betrokkene 7] : [betrokkene 7] NN: niet te verstaan of het [verdachte] of [betrokkene 7] is NTV: niet te verstaan (Fon): fonetisch [betrokkene 8] : Hij zegt: “Ik zou blokken met hun doen, dit en dan moest ik twintig betalen. Ja? Twintig betalen. Ja? En omdat de vorige keer is gestolen. Ja? Dan moest in totaal 75 ruggetjes d’r bij gegeven worden, afgerekend worden. (…) : Vanwege die diefstal . . . ntv... weetje ... ntv... vrolijk verder... ntv... nieuwe datum van die blokken ...weetje wat is er nou aan de hand? Die mensen dat zijn takwerkers (fon) zij hebben ook te maken met die blokken, die zijn niet blij. Dus je moet ze blij maken, begrijp je? ... ntv... Afgehandeld . . . ntv... netjes... .weetje he? .. . ntv... laat mij niet denken dat het voorbij is ntv... alles . .. ntv... mijn Turkse vriend... 20 procent eraf... en zijn vader die zette mij erin, weet je dus en ik ken jullie dank zijn vader. Dat we vader zo ... ntv. . .je weet wat ik bedoel ntv... genoeg te verdienen. (...) [verdachte] : ik wist er wel vanaf. Hij wist er vanaf. Want ik... hij hebt wel gezegd tegen die jongens. Want zijn zwager heeft hij gezegd...hey luister, nu gaan ze het via Antwerpen spelen en het komt niet meer Amsterdam binnen want jullie hebben...ntv... (…) : weet je wat het ook is als je later bedrijf met code rood, douane erbij, ik heb alles leeggehaald... ntv... er zaten 40 zakken/kratten vol. Zat maar voor 10 procent lading in. 10 procent lading in. En als je mij vertelt dat... ntv... 400.000. Geloof ik niet... Geloof me, ik kan het niet wegen maar ik geloof het niet.... (...) [betrokkene 8] : Ik moest het hem tien keer vertellen. Hij zegt: “ […] , is het echt die zelfde mensen?’ Ik zeg ja die zelfde mensen. Hij zegt. Het zijn tovenaars. zet gewoon 1 container neer en eentje er naast, hup krik krik en precies het zelfde... hup overzetten.. (...) [betrokkene 8] : Zoals ik zes ... ntv... alles bij me daarom... want deze komt van Venezuela ... ntv... Colom.. weetje en dan is het zo: “oh? U wilt vandaag 500 blokken? Doe maar 500 blokken, zes zeven ton? Doe maar weetje we pakken alles gewoon, geef ze. (…) [verdachte] : Dat er gewoon helemaal niks gebeurd. Er gebeurd bij ons helemaal niks. Alles wat er gebeurd is. Alles waar er bij ons gebeurd is... dat is gekomen omdat... ntv... naar Antwerpen moest maar die strandden in Amsterdam ... ntv... containers eraf, nou dan komen er spoken uit Antwerpen ... Die kwamen over het hek en dan zie je ze ‘s nachts ... ntv... (…) [betrokkene 8] : Begrijp je? Snapje? Dus ja. ... ntv... nou ja stoer he? Duizend... ntv... binkie he? Ja ja ja. Dat is wel ff zes en een half miljoen, weetje? Dus geeft mij alvast een miljoen. Dus zij: “Ja ja ja is goed he, pak die miljoen maar wanneer je het verkopen moet kom je niet eens aan de 3 miljoen.” Dus wat hebben wij nou gepakt?
[verdachte] : 1 derde. [betrokkene 8] : Ja precies. 14. Een proces-verbaal met nummer 201509004 van 14 januari 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 18] , dossierpagina’s Z6 235-239.Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven: Op donderdag 7 januari 2016 is er een observatie geweest van een ontmoeting in restaurant “ [F] ”, gevestigd op de [c-straat 1] , te [plaats] . Hierbij is gezien dat de volgende personen een ontmoeting met elkaar hebben gehad: [verdachte] , [betrokkene 7] en [betrokkene 8] . Het gesprek wat tijdens deze ontmoeting heeft plaats gevonden tussen bovenstaande personen is heimelijk opgenomen. Hieronder, volgt (opmerking hof: gedeeltelijk weergegeven) de letterlijke uitwerking van de opgenomen vertrouwelijke communicatie De volgende afkortingen, gebruikt tijdens de uitwerking, staan voor het volgende: [betrokkene 8] : [betrokkene 8] [verdachte] : [verdachte] [betrokkene 7] : [betrokkene 7] ONB: Niet te verstaan van wie de stem is. (Fon): Fonetisch ...: Daar waar meerdere puntjes achter elkaar zijn geplaatst wordt er gesproken maar is het niet te verstaan wat er gezegd wordt. (…) : Ja, hij is maar hij heb ook zeg maar andere mensen enzo aan hem voorgesteld en die heb die ook gewoon voorgesteld aan zijn mensen daar. Maar uhhm zat die ook gewoon terug te praten zijn mensen en dat waren gewoon gasten die de coke in... en die hebben nooit aan boord gezeten van een schip.(…)[betrokkene 8] en dan lossen we dit probleem op weetje en dan... .richting... alsjeblieft maak die plan weet je. JV: Aah ik kom wel bij je terug, maar ik heb even twee weken dus ik kom als het goed is.... . : Weetje precies en dan hé, binnen die twee weken, trek dat mannetje aan tafel en dan gaan we.... JV: Ik ga gewoon zeggen wat ik van gabber wil.... maar hij mag alles weten.... maar ik denk dat hij het niet dr uit haalt, omdat hij dan. (…) : Doe precies zoals jij het wil weetje. En en ook precies hoe je het wil doen, of je nou een twintig voeter of een veertig voeter wilt, je moet het maar zeggen uhh zo. [verdachte] : Naja weet je wat het is, eenuh, eenuh, zes pallets, uhh ik denk dat als het een twintig voeter is beter. Maar als je zes (6) pallets in een twintig (20) wil doen is het gelijk de helft. (…)[betrokkene 8] : En dan is het dus zo, wat ik van die mensen heb gehoord. Hebben ze per tank aangegeven waar zegel alles ligt, ja, alles aangegeven wat spul is en wat geen spul is dus ze komen er meteen recht op af, klaar. [verdachte] : Ja, ja [betrokkene 8] : Kunnen ze zo hun werk doen. [verdachte] : Mooi 15. Een proces-verbaal van relaas met nummer 201509004 van 15 september 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 20] , dossierpagina R6 06.Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar (opmerking hof: in verband met het op 7 januari 2016 afgeluisterde gesprek, zoals weergegeven in bewijsmiddel 14), zakelijk weergegeven: Een 20 footer (het hof begrijpt: 20 voeter) is een benaming voor een maat (zee)container. Met zegel wordt zeer waarschijnlijk bedoeld de zegel waarmee een container wordt afgesloten.Zaak B onder 1 1. Proces-verbaal van binnentreden [a-straat 1] te [plaats] met nummer 2015090004 van 11 april 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 21] , pagina’s Z2 358-362.Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven: Op vrijdag 8 april 2016 trad ik samen met collega’s binnen in een loods aan het [a-straat 1] te [plaats] . Wij troffen in een afgesloten ruimte achter in de loods een in werking zijnde hennepkwekerij aan. In een ruimte op de 1e etage troffen wij meerdere bakken met jonge hennepplanten aan. In de ruimte hiervoor lagen drie zakken met vermoedelijk vermalen hennep. Het pand bleek ingedeeld in diverse ruimtes. Eén van deze ruimtes was ingericht als woning. In die ruimte is aangetroffen: L. (het hof begrijpt: [betrokkene 9] , geboren op [geboortedatum] 1957. Ruimte A betreft de in werking zijnde hennepkwekerij. Aangetroffen zijn: - 771 hennepplanten - 24 armaturen - 24 assimilatielampen - 24 transformator-printplaat - 2 koolstoffilters - 1 luchtafzuiger - 4 ventilatoren-metaal - 2 opticlimates - 2 CO boosters/hotbox-metaal - 2 hygro-ph/ec en thermometer - 10 droogrekken. Eigen waarneming hof: In het proces-verbaal zijn op pagina Z2 360 twee foto 's van de hennepplanten in kweekruimte A opgenomen. Het hof ziet op die foto ’s dat over de hennepplanten een net is gespannen, waar die planten (deels) doorheen gegroeid zijn.Ruimte B betreft de ruimte met daarin de jonge hennepplanten. Aangetroffen zijn: - 728 planten - 6 armaturen - 6 assimilatielampen - 1 tijdschakelaar - 6 transformator-koper - 2 koolstoffilters - 2 ventilatoren-metaal - 7 knipbenodigdheden (o.a. cannacutters).In de overige ruimtes worden onder andere aangetroffen: kachel, luchtbevochtiger, waterdompelpomp, groeimiddelen en een sealapparaat. Bij onderzoek van enkele van deze goederen zijn resten van hennep aangetroffen. Wij hebben de loods op 9 april 2016 om 6.00 uur weer verlaten. 2. Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2016077974-14 van 12 april 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , pagina Z2 365.Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven: Op 8 april 2016 zijn drie seal bags aangetroffen bij een in werking zijnde hennepplantage aan het [a-straat 1] te [plaats] . Ik constateerde gezien de uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen middelen/stoffen hennep betreft. Op 12 april 2016 heb ik de seal bags met hennep overgebracht naar het beslaghuis waar de hennep is gewogen. Hieruit bleek het volgende gewicht: - 410 gram inclusief verpakkingsmateriaal - 1045 gram inclusief verpakkingsmateriaal - 469 gram inclusief verpakkingsmateriaal. 3. Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg op 19 september 2018 en weergegeven in het proces-verbaal ter terechtzitting, pagina 2.Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven: Ik was op de hoogte van het bestaan van de hennepkwekerij in de loods op het [a-straat 1] in [plaats] . Ik ben weleens opgetrommeld om werkzaamheden met betrekking tot die hennepkwekerij te verrichten. Er is mij een keer gevraagd of ik een lekkende airco kon repareren. Ik heb dat toen geprobeerd. Vroeger kwam ik er dagelijks. [betrokkene 10] , de zoon van de eigenaar van de loods (het hof begrijpt: de in de loods aangetroffen [betrokkene 9]), is een goede vriend van mij. Ik kwam daar voor de gezelligheid en zeker niet alleen voor de hennepkwekerij. 4. Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 16 september 2020.Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven: De hennepkwekerij op het [a-straat ] was van [betrokkene 11] . Hij heeft mij een keer gevraagd om de airco te repareren. Ik wist dat daar een plantage was. U houdt mij een afgeluisterd telefoongesprek van 15 maart 2016 tussen mij en [betrokkene 11] voor, waarin hij aan mij vraagt of ik nog in Noord ben geweest en ik zeg: ‘ja, gisteren’. U houdt mij voor dat ik toen ook heb gezegd: ‘het is een beetje half wel, half niet door het net’. En ook: ‘dat hebben we zo ook bespoten, je kent het allemaal wel...en dan groeit het er nog wel door’. U houdt mij ook voor dat ik op de vraag hoe lang het er allemaal staat heb geantwoord dat het al ‘de vierde week’ is. Dit gesprek zou wel kunnen gaan over een hennepkwekerij. U houdt mij voor dat ik na de inval in de loods aan het [a-straat ] door [betrokkene 9] ben gebeld met de mededeling dat er ‘vannacht is geklopt’ en dat er is gesproken over ‘petten’. Dan zal er politie voor de deur hebben gestaan, met ‘petten’ bedoelde ik politie. Ik ben getrouwd met [betrokkene 12] . Ik had in die tijd een verhouding met [betrokkene 5] . 5. Verklaring van de getuige [betrokkene 11] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 16 september 2020.Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven: De hennepplantage in de loods aan het [a-straat 1] te [plaats] was van mij. [verdachte] heeft me een keer geholpen met een storing in een airco unit. 6. Proces-verbaal van bevindingen Onderzoek [a-straat ] te [plaats] met nummer 2015090004 van 25 april 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 18] , pagina’s Z2 270-279. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van vernoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven: Binnen het onderzoek is een technische actie, hierna te noemen TA01, aangesloten op een telefoon in gebruik bij [verdachte] . Over de TA01 werd door [verdachte] regelmatig gezegd dat hij naar de loods in Noord ging, of dat hij zich daar bevond. Tijdens deze gesprekken peilde de TA01 (het hof begrijpt telkens: de telefoon van [verdachte]) uit in de omgeving van het [a-straat ] te [plaats] en straalde de dichtstbijzijnde providerpaal op de Aambeeldstraat aan. Op de volgende data (peildatum 23 maart 2016) werden met de TA0I telefoongesprekken gevoerd waarbij de providerpaal aan de Aambeeldstraat te Amsterdam werd aangestraald: 29-1 (het hof begrijpt: 10)-2015 9-1-2016 9-11-2015 26-1-2016 16-11-2015 4-2-2016 18-11-2015 6-2-2016 20-11-2015 11-2-2016 24-11-2015 16-2-2016 27-11-2015 20-2-2016 28-11-2015 23-2-2016 1-12-2015 3-3-2016 7-12-2015 10-3-2016 9-12-2015 13-3-2016
11-12-2015 14-12-2015 26-12-2015 [verdachte] peilt tijdens - onder meer - de volgende gesprekken uit in de omgeving [a-straat ] : • 29-10-2015 te 19:39 uur, sessienummer 489, [verdachte] WGD [betrokkene 13] : [verdachte] geeft aan dat hij bij [betrokkene 10] (fon) is. Het is mij, verbalisant, ambtshalve bekend dat [betrokkene 10] en/of [betrokkene 9] door [verdachte] onder andere " [betrokkene 10] ” of " [betrokkene 10] ", " [betrokkene 10] " en “ [betrokkene 10] ", refererend aan de achternaam [betrokkene 9] , wordt genoemd. • 18-11-2015 te 21:57 uur, sessienummer 24311, [verdachte] BUN [betrokkene 10] : (…) [verdachte] : Wat een gek zeg. Maar dat geeft niet, ik ben er nu. Het was hoge nood. Over 2 dagen moet het alweer, we lopen gewoon achter. Echt, alles er uit, ik het had het maandag gedaan, het is nu woensdag, let maar op vrijdag moet het weer. [betrokkene 10] : Dan doe ik het toch vrijdag nog een keer, vrijdag moet het er toch uit. [verdachte] : Okay gabber, ik ben er morgen, zullen we zeven uur doen, halfacht (...)• 9-12-2015 te 16:23 uur, sessienummer 42157, [verdachte] BUN [betrokkene 14] : [verdachte] vraagt of hij [betrokkene 15] voor vanavond heeft gevraagd. [betrokkene 3] zegt met [betrokkene 16] te zijn en als we het niet afkrijgen gaan we morgen verder. [verdachte] zegt wel even mensen te gaan regelen. Het is niet te doen er moet een man bij. Het is echt veel werk, zegt [verdachte] .• 26-01-2016 te 16:29 uur, sessienummer 83524, [verdachte] WGD [betrokkene 11] : He ouwe gooi die deur even open • 10-03-2016 te 15:29 uur, sessienummer 116790, [verdachte] BUN [betrokkene 10] : [verdachte] : waar ben je? [betrokkene 10] : ik rij net de [g-straat] op [verdachte] : Gvd. Ik heb mijn sleutel niet bij me en die ouwe is er niet [betrokkene 10] : ooh nou ik ben er bijna gap• 13-03-2016 te 10:45 uur, sessienummer 117779, [verdachte] WGB door [betrokkene 9] : [verdachte] vraagt of [betrokkene 9] thuis is, [betrokkene 9] loopt bij de Jumbo. [verdachte] zegt dat hij zijn sleutel is vergeten. [betrokkene 9] is er over 5 minuten. [verdachte] wacht even.Ik zag dat er over de TA01 gesprekken zijn geweest waarin door [verdachte] mogelijk over de hennepplantage in de loods aan het [a-straat ] in [plaats] -Noord werd gesproken. Hieronder zijn fragmenten van de gesprekken weergegeven. • 29-10-2015 te 10:49 uur, sessienummer 348, [verdachte] BUN [betrokkene 11] : [betrokkene 11] : ik was gisteren nog even in de loods geweest beetje opgeruimd. (...) [verdachte] : daar ben ik toch vandaag [betrokkene 11] : dat is mooi [verdachte] : ik denk dat het wel klaar is [betrokkene 11] : ik wilde vragen om in Noord een paar dingen te halen maar dat laat ik Optil (fon) wel doen [verdachte] : ja maar het allemaal oke hoor [betrokkene 11] : ik wil dat het extra goed gedaan wordt. Ik vond het de laatste keer niet netjes [verdachte] : wij vonden het wel netjes.• 26-01-2016 te 15:41 uur, sessienummer 83512, [verdachte] WGD [betrokkene 11] : [betrokkene 11] vraagt waar [verdachte] is. [verdachte] zegt dat hij op zijn werk is. [verdachte] gaat zo naar huis. [verdachte] zegt dat hij even naar Noord moet. [betrokkene 11] vraagt hoe laat [verdachte] daar is. [verdachte] denkt over een halfuurtje. [betrokkene 11] zegt dat hij dan wel even daar naar toe komt.[verdachte] zegt om 15.41 uur dat hij er over een half uurtje is. Op 26-01-2016 peilt de TA01 van 16.06 uur tot en met 17.02 uur uit in de omgeving van het [a-straat ] te [plaats] . • 19-02-2016 te 18.23 uur, sessienummer 101848, [verdachte] BUN [betrokkene 15] : [verdachte] : kunnen we 's morgens eerst ff naar Noord de boel ff afmaken. [betrokkene 15] : ik ben daar sowieso al. Ik ga om 8 uur heen, want ik moet voorbereidingen treffen voor. Want we draaien in ploegendiensten geloof ik morgen. [verdachte] : oke. Morgen gaan we een slag slaan? [betrokkene 15] : ja, moet ja. Ik heb ze besteld. Moet ook.(...) Op 19-02-2016 spreken [verdachte] en [betrokkene 15] voor de volgende dag in Noord af. Op 20-02-2016 peilt de TA01 van 11:53 uur tot en met 14:09 uur uit op de providerpaal op de Aambeeldstraat te Amsterdam , dit is een zijstraat van het [a-straat ] te [plaats] . • 15-03-2016 te 16:30 uur, sessienummer 119001, [verdachte] WGD [betrokkene 11] : [betrokkene 11] : Was je nog in Noord geweest toevallig? [verdachte] : Ja, gisteren [betrokkene 11] : Oh, en? [verdachte] : Nou mooi. [betrokkene 11] : Ja? [verdachte] : Ja, maar het is een beetje half wel half niet door het net weetje. [betrokkene 11] : oke [verdachte] : Dus dat hebben we zo ook bespoten, je kent het allemaal wel...en dan groeit het er nog wel doorheen. Maar het is fantastisch, echt mooi. [betrokkene 11] : Nou dat is mooi, hoe lang staat ie er dan?[verdachte] : Laten we hopen dat alles weer een beetje mooi staat. [betrokkene 11] : Hoe lang staat ie? [verdachte] : Nu zaterdag...afgelopen zaterdag...euh...derde week. [betrokkene 11] : oke, oke [verdachte] : Yes [betrokkene 11] : Oke, derde week in of... [verdachte] : Uit, dus nu vierde week al. 7. Proces-verbaal van bevindingen: Oogsten [a-straat ] met nummer 2015090004 van 2 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 18] , pagina’s Z2 398-403.Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van vernoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven: Op vrijdag 8 april 2016 is door de politie in perceel [a-straat 1] te [plaats] een hennepplantage aangetroffen en ontmanteld. Deze ontmanteling vond plaats naar aanleiding van opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken waaruit bleek dat in het genoemde perceel op korte termijn geoogst zou worden. Op 8 april 2016 te 19.50 uur was er over de TA0I een gesprek, sessienummer 137606, tussen [verdachte] en [betrokkene 15] . [verdachte] vroeg of [betrokkene 15] morgen kon werken. Hierdoor ontstond het vermoeden dat [verdachte] mensen nodig had voor het mogelijk oogsten van een hennepplantage. Hierop is perceel [a-straat ] binnen getreden alwaar oogstrijpe hennepplanten werden aangetroffen. Er zijn mogelijk twee oogsten geweest op het [a-straat ] op of rond de volgende data: van 7 december 2015 tot en met 13 december 2015 en van 15 februari 2016 tot en met 21 februari 2016. Ik heb gezocht naar tapgesprekken die duiden op eerdere oogsten, waaronder: 15 februari 2016 tot en met 21 februari 2016 18 februari 2016 te 20.35 uur. TA01 gesprek 101730. [verdachte] WGB [betrokkene 11] (het hof begrijpt [betrokkene 11] ): [betrokkene 11] vraagt of [verdachte] mee gaat, werken [verdachte] gaat eerst naar [betrokkene 18] en dan wil hij een ploeg neerzetten in Noord. (...)20 februari 2016 te 17.30 uur. TA01 gesprek 102253. [verdachte] BUM [betrokkene 5] (het hof begrijpt: [betrokkene 5] ): [betrokkene 5] en [verdachte] hebben vandaag hard gewerkt en zijn moe. Op een gegeven moment vraagt [betrokkene 5] of [verdachte] stoned was. Dit was volgens hem wel het geval. [betrokkene 5] zegt dat er zwarte troep uit haar neus kwam. [verdachte] had dit ook. (potgrond) Daarop geeft [verdachte] aan dat het weer staat als een huis.*noot verbalisant: [verdachte] peilde op 20 februari 2016 tussen 11.53 uur en 14.09 uur tijdens dit gesprek uit in de omgeving van het [a-straat ] (providerpaal Aambeeldstraat)
8. Proces-verbaal van bevindingen tapgesprekken aantreffen hennepplantage [a-straat 1] te [plaats] met nummer 20150900004 van 11 april 2016, met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 22] , pagina Z2 372-382).Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar, zakelijk weergegeven: Op 8 april is er op het adres [a-straat 1] te [plaats] een hennepplantage aangetroffen. Hierbij zijn twee personen, waaronder [betrokkene 9] aangehouden. Uit onderstaande tapgesprekken is aannemelijk dat [verdachte] betrokken is bij deze hennepplantage. Zo wordt [verdachte] door [betrokkene 10] geïnformeerd dat “er is geklopt, vannacht, petten” en zegt [verdachte] tegen [betrokkene 5] “gisteren bij [betrokkene 9] , gaat niet meer door”. • 09-04-2016 te 7.17 uur, sessienummer 137653, [verdachte] ( [verdachte] ) belt uit naar [betrokkene 10] ( [betrokkene 10] ) [verdachte] : goeiemorgen, wat is er... [betrokkene 10] : wat is er? Er is gezeik...waar zit je? [verdachte] : op mijn werk [betrokkene 10] : op je werk?...nou...er is geklopt [verdachte] : he? [betrokkene 10] : er is wat geklopt ...vannacht [verdachte] : bij die ouwe? [betrokkene 10] : ja [verdachte] : vannacht? [betrokkene 10] : ja [verdachte] : hebben ze ingebroken ? [betrokkene 10] : nee [verdachte] : wat dan? [betrokkene 10] : wat denk je pik? [verdachte] : die petten? [betrokkene 10] : ja...ja...dus [verdachte] : de kanker zeg!! [betrokkene 10] : ja• 09-04-2016 te 7:32 uur, sessienummer 137665, [verdachte] ( [verdachte] ) belt uit naar [betrokkene 5] ( [betrokkene 5] ) [verdachte] : word ik nog gebeld met een kankergeintje [betrokkene 5] : wat dan? [verdachte] : eerst mijn tante hebben ze ff ingevallen... [betrokkene 5] : ow [verdachte] : maar dat valt allemaal wel mee...Gister bij [betrokkene 9] [betrokkene 5] :... [verdachte] : dat gaat ook niet meer door [betrokkene 5] : oke [verdachte] : kanker he [betrokkene 5] : tering [verdachte] : ja heftig he... volgende week klaar. De tering...was er gisteren nog... vannacht vannacht zijn ze naar binnen gegaan (...)• 09-04-2016 te 7:55 uur, sessienummer 137657, [verdachte] ( [verdachte] ) wordt gebeld door [betrokkene 12] ( [betrokkene 12] ) [betrokkene 12] : gaat het goed? [verdachte] : nee [betrokkene 12] : wat nee ? [verdachte] : ik kreeg vanmorgen een leuk belletje [betrokkene 12] : wat dan? [verdachte] : bij ome [betrokkene 9] hebben ze het ook effe weggehaald (...) • 09-04-2016, sessienummer 137872, [verdachte] ( [verdachte] ) wordt gebeld door [betrokkene 11] ( [betrokkene 11] ) [verdachte] weet het al en vindt dat [betrokkene 11] niet zo moet treuren. (...) [verdachte] is er net zo ziek van als [betrokkene 11] ... Maar het is winnen of verliezen volgens [verdachte] (...)”
5. Voorts heeft het hof met betrekking tot het bewijs overwogen:
“Overwegingen ten aanzien van het bewijs Ten aanzien van zaak A, feiten 1 en 2 (invoer cocaïne)[…]Relevante feiten en omstandighedenOp grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden. De verdachte was in 2015 en 2016, in elk geval tot en met 7 juni 2016, werkzaam bij (container)overslagbedrijf [B] in Amsterdam . Eind 2015 en begin 2016 heeft de verdachte verschillende (afgeluisterde en opgenomen) gesprekken gevoerd in openbare gelegenheden, waarbij telkens [betrokkene 7] aanwezig was. Op 17 november 2015 werd onder meer gehoord dat de verdachte zegt ‘spul, die zooi, vervoeren’, ‘druk met containers’, ‘in de haven van Amsterdam gaan kijken’, ‘het is gewoon laden en lossen van de containers’ en ‘ [B] ’. Een andere aanwezige vroeg: ‘Is het veilig?’ en ‘Douane?’ [verdachte] reageerde met onder meer: ‘die containers worden bij elkaar weggezet’, ‘en dan zet ik hem apart’, ‘douane controleert hier bijna niet’ en ‘400 ton en in die balen’. Ook op 11 december 2015 vond een gesprek plaats, waarbij gehoord werd dat een van de andere aanwezigen, [betrokkene 8] , onder meer de volgende opmerkingen maakt: - ‘Hij zegt: Ik zou blokken met hun doen, dit en dan moest ik twintig betalen.’ - ‘Venezuela, 500 blokken, zes - zeven ton.’ - ‘Zet gewoon 1 container neer en eentje er naast hup krik krik en precies het zelfde.. hup overzetten’ en - ‘..dus geeft me alvast een miljoen. Dus zij ja ja is goed he, pak die miljoen maar wanneer je het verkopen moet kom je niet eens aan de 3 miljoen. Dus wat hebben we nou gepakt?’.Op die laatste vraag antwoordde de verdachte ‘een derde’. Ook sprak de verdachte tijdens dit gesprek over dat hij alles heeft leeggehaald, over containers en over iets dat naar Antwerpen moest maar in Amsterdam strandde. Op 7 januari 2016 sprak de verdachte met [betrokkene 7] en [betrokkene 8] in de Febo in Amsterdam . Daarbij werden onder meer de volgende opmerkingen gehoord: [betrokkene 7] : 'dat waren gewoon gasten die de coke in... en die hebben nooit aan boord gezeten van een schip.’ [betrokkene 8] : ‘Of je nou een twintig voeter of een veertig voeter wil, je moet het maar zeggen’ [verdachte] : ‘Als het een 20 voeter is beter... Als je 6 pallets in een 20 wil doen is het gelijk de helft.’ [betrokkene 8] : ‘Per tank aangegeven waar zegel alles ligt, alles aangegeven wat spul is en wat geen spul is. Kunnen ze zo hun werk doen.’ De politie heeft aangegeven dat een ’20 voeter’ een benaming is voor een zeecontainer. In 2016 kreeg de verdachte contact met de medeverdachte [betrokkene 1] . Vanaf eind mei 2016 werd het contact intensiever. [betrokkene 1] vroeg daarbij aan de verdachte of hij informatie kon verstrekken of een bepaalde container bij de verdachte (het hof begrijpt: bij overslagbedrijf [B] ) aankwam. De verdachte kreeg van [betrokkene 1] een mobiele telefoon waarmee hij (één-op-één) contact kon houden met [betrokkene 1] . Bij een latere afspraak vroeg [betrokkene 1] de verdachte opnieuw of hij aan informatie kon komen en heeft [betrokkene 1] de verdachte een geldbedrag van ongeveer duizend euro gegeven. De verdachte en [betrokkene 1] gebruikten tijdens hun contacten vaak de woorden ‘auto’s’ en ‘kentekens’. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat met ‘auto’s’ ‘containers’ werd bedoeld. Op 3 juni 2016 vroeg [betrokkene 1] aan de verdachte of hij nog ‘gekeken heeft voor die auto’s’. De verdachte antwoordde dat dat nog niet kan en dat ‘hij’ dat nog niet kan zien. Dat ze er nog niet zijn, dus dat het nog te kort dag is. Op 6 juni 2016 zei [betrokkene 1] tegen de verdachte dat hij hem iets stuurt, want hij is bang dat ‘die auto anders de verkeerde kant op gaat’. had op 6 juni 2016 intensief contact met zijn zoon [betrokkene 3] . [betrokkene 1] liet [betrokkene 3] onder meer weten dat [betrokkene 3] nog een berichtje moet sturen om te kijken ‘of die auto wel bij hem komt’. Even later meldde [betrokkene 1] dat als [betrokkene 3] dat ‘kenteken’ stuurt, hij er wel bij moet zetten dat het ‘er 1 van 6’ is. Twee minuten later ontving de verdachte een sms-bericht (van de telefoon van [betrokkene 1] , op dat moment in gebruik bij [betrokkene 3] ), met de tekst ‘ […] dit is 1 van de 6. Komt op amsterdam . Ik wacht op je’. Op 7 juni 2016 had de verdachte een gesprek met [betrokkene 1] . Daarbij is onder meer te horen dat de verdachte zegt ‘kijk kentekens van alle containers’, ‘Dus ik tik dat PL nummer in..’, ‘Rotterdam’, ‘Twee komt elke week binnen’, ‘Thatsall.. bootnaam. Komt elke maand.’, ‘Ik ga erachter zoeken’ en ‘het is gewoon bulk’. ’ In de container met nummer […] werd op 7 juni 2016 in de haven van Rotterdam 100,03 kg cocaïne aangetroffen.Oordeel van het hofOp 6 juni 2016 krijgt de verdachte in opdracht van [betrokkene 1] per sms een containernummer door. Uit het gesprek tussen de verdachte en [betrokkene 1] op 7 juni 2016 blijkt dat de verdachte een nummer van een container heeft ingetikt om te zien welke informatie hij daarover kan achterhalen, kennelijk door een systeem te bevragen. Gelet op de eerdere communicatie, in onderlinge samenhang bezien, moet dit het containernummer […] zijn geweest. De verdachte heeft op die manier informatie ontvangen (van [betrokkene 1] ) en getracht informatie op te vragen over de container (ten behoeve van [betrokkene 1] ) waarin later een grote hoeveelheid cocaïne is aangetroffen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij voor het geven van informatie over de aankomst van containers een aanzienlijk geldbedrag (ongeveer € 1.000,00) van [betrokkene 1] heeft gekregen en ook een mobiele telefoon om onderling mee te communiceren. Gelet hierop moet hem minst genomen duidelijk zijn geweest dat de te verstrekken informatie van belang was voor de smokkel van verboden goederen met een grote waarde. In de maanden voorafgaand aan zijn contacten met [betrokkene 1] heeft de verdachte meermaals met anderen gesproken over containers. Daarbij vielen onder meer de woorden ‘coke’, ‘blokken’ en ‘Venezuela’ en ging het over het ‘geven en pakken van een miljoen’. Het kan daarom niet anders zijn dan dat de verdachte zich er bewust van was dat zijn gesprekspartners belangstelling voor containers hadden in verband met de smokkel van cocaïne. De verdachte heeft zijn samenwerking met [betrokkene 1] voortgezet, terwijl hij wist dat het waarschijnlijk met de smokkel van waardevolIe verboden goederen te maken had en wist dat er belangstelling was voor (informatie over) containers in verband met de smokkel van cocaïne. Op die manier heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij meewerkte aan de invoer van cocaïne en was zijn opzet, minstgenomen in voorwaardelijke vorm, op die invoer gericht. De bijdrage van de verdachte bestond uit het ontvangen van informatie, namelijk een containernummer, en een systeem bevragen met als doel nadere informatie te ontvangen over de reisbewegingen of locatie van de container. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en het dossier kan echter niet worden vastgesteld dat de verdachte ook daadwerkelijk informatie heeft verstrekt - aan [betrokkene 1] of een ander - over de container met cocaïne. Evenmin is vast komen te staan dat het de bedoeling was dat de verdachte de container apart zou zetten of dat hij maatregelen heeft getroffen om dat te bewerkstelligen. Zijn bijdrage kan daarom niet worden aangemerkt als het medeplegen van of de medeplichtigheid aan de invoer van cocaïne. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het in zaak A onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. De verdachte heeft door het ontvangen en opvragen van inlichtingen wel voorbereidingshandelingen verricht voor de invoer van cocaïne. Daarbij doet niet ter zake dat de container uiteindelijk niet voor overslagbedrijf [B] bestemd bleek te zijn. Uit de gesprekken die [betrokkene 1] met de verdachte en derden voerde, waaronder het gesprek inhoudende dat [betrokkene 1] bang is dat ‘die auto de verkeerde kant op gaat’, leidt het hof af dat [betrokkene 1] , de verdachte en andere betrokkenen er in beginsel vanuit gingen dat de container wel degelijk bij [B] zou aankomen. Bovendien moet ervan uit gegaan worden dat ook de informatie dat de container niet bij [B] zou aankomen (of daar niet aangekomen was) waardevolle informatie zou zijn, nu daarmee voor de betrokkenen duidelijk zou zijn dat zij om de container te achterhalen de nodige actie richting een andere terminal zouden moeten ondernemen. [betrokkene 1] heeft dan ook expliciet aan de verdachte gevraagd of hij kon vertellen of een bepaalde container bij de verdachte (het bedrijf waar hij werkzaam was) aankwam. De stelling van de raadsman dat het voor de verdachte niet mogelijk zou zijn om waardevolle informatie te verschaffen, omdat de container niet bij [B] zou aankomen, volgt het hof daarom niet.Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van hof dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in zaak A onder 2 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen.Ten aanzien van zaak B, feit 1 (kwekerij [a-straat ] )[…]Oordeel van het hofUit de in de bijlage bij dit arrest opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat op 8 april 2016 in een loods aan het [a-straat 1] in [plaats] -Noord een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Daarin stonden, in twee afgescheiden kweekruimtes, in totaal 1499 hennepplanten. De kweekruimtes waren ingericht met assimilatielampen, koolstoffiIters, ventilatoren en opticlimates (klimaatbeheersystemen). Elders in de loods lag ook een sealapparaat. In de loods zijn bovendien drie sealbags aangetroffen met daarin, in totaal, (bruto) 1924 gram hennep. In een afgescheiden deel van de loods woonde [betrokkene 9] . Hij is de vader van [betrokkene 10] , een vriend van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij ‘weleens is opgetrommeld om werkzaamheden met betrekking tot de hennepkwekerij (het hof begrijpt: in de loods aan het [a-straat 1] ) te verrichten’. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij in de loods kwam voor de gezelligheid en ‘zeker niet alleen voor de hennepkwekerij’. De verdachte was dus in elk geval bekend met de hennepkwekerij in de loods. Naar het oordeel van het hof gaat de betrokkenheid van de verdachte echter veel verder dan het eenmaal, zoals de verdachte in hoger beroep heeft herhaald, trachten te repareren van een lekkende airco. Deze betrokkenheid blijkt uit de in de bewijsmiddelen opgenomen uitwerking van verschillende afgeluisterde telefoongesprekken. De verdachte zei daarin dat hij naar ‘Noord’ gaat of daar juist is. De telefoon van de verdachte peilde ook uit in de buurt van het [a-straat ] , wanneer hij zegt in Noord te zijn. Dat is al het geval vanaf het moment dat de telefoon van de verdachte is afgeluisterd, eind oktober 2015. De verdachte sprak met verschillende personen, waaronder [betrokkene 11] . Volgens de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, en die van [betrokkene 11] als getuige, was de hennepplantage van [betrokkene 11] . Op 18 februari 2016 vond tussen beiden een telefoongesprek plaats, waarin [betrokkene 11] aan de verdachte vroeg of hij ‘mee gaat, werken’. De verdachte antwoordde dat ‘hij een ploeg wil neerzetten in Noord’. Een dag later belde de verdachte naar [betrokkene 15] . De verdachte meldde dat ze ’s ochtends ‘eerst ff naar Noord kunnen de boel ff afmaken’, waarop [betrokkene 15] reageerde dat hij er al vroeg zal zijn, omdat hij voorbereidingen moet treffen, want ‘we draaien in ploegendiensten geloof ik’. Op 20 februari 2016 vond er een telefoongesprek plaats tussen de verdachte en zijn vriendin [betrokkene 5] , waaruit blijkt dat beiden hard gewerkt hebben die dag en moe zijn. [betrokkene 5] vroeg of de verdachte stoned was en ze zegt dat er zwarte troep uit haar neus kwam. En de verdachte reageerde ‘dat het weer staat als een huis’. De telefoon van de verdachte peilde die dag van 11.53 tot 14.09 uur uit in de omgeving van het [a-straat ] . Op 15 maart 2016 werd de verdachte gebeld door [betrokkene 11] , die vroeg of hij nog in Noord is geweest. De verdachte antwoordde: ‘ja, gisteren’. De verdachte zei verder: ‘het is een beetje half wel, half niet door het net’. En ook: ‘Dus dat hebben we zo ook bespoten je kent het allemaal wel.. en dan groeit het er nog wel door’. Op de vraag hoe lang het er allemaal staat antwoordde de verdachte dat het al ‘de vierde week’ is. Over het laatstgenoemde telefoongesprek heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het zou kunnen gaan over werkzaamheden in een hennepkwekerij, maar niet - zo begrijpt het hof - in de loods in Amsterdam -Noord. Gelet op het feit dat deze verklaring nauwelijks concreet en niet nader onderbouwd is, acht het hof deze verklaring van de verdachte, voor zover het de locatie van de werkzaamheden betreft, ongeloofwaardig. Op 8 april 2016 om 23.00 uur viel de politie de loods binnen en werd de hennepkwekerij ontmanteld. Daar is men de hele nacht, tot 6.00 uur ’s ochtends mee bezig geweest. De verdachte werd van deze politie-inval om 7.17 uur door [betrokkene 10] in kennis gesteld met de mededeling dat er ‘vannacht is geklopt’. De verdachte stelde hiervan op zijn beurt [betrokkene 5] en zijn vrouw op de hoogte. En om 11.00 uur werd de verdachte gebeld door [betrokkene 11] . De verdachte meldde dat hij er ‘net zo ziek van is’ als [betrokkene 11] , maar dat het ‘winnen of verliezen’ is. Dat de verdachte hiermee tot uitdrukking bracht, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, dat hij slechts met zijn beste vriend meevoelde zonder zelf bij de hennepkwekerij betrokken te zijn, acht het hof ongeloofwaardig. Deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien brengen het hof tot de conclusie dat de verdachte nauw met één of meer anderen heeft samengewerkt bij de kweek van hennep in de loods aan het [a-straat ] . Dat de verdachte in de afgeluisterde telefoongesprekken met ‘Noord’ of ‘loods in Noord’ zou hebben gedoeld op een garagebox in Amsterdam -Noord waar hij en zijn vrienden voor de gezelligheid bijeenkwamen, kan mede gelet op de verdere inhoud van de door de verdachte gevoerde telefoongesprekken naar het oordeel van het hof als hoogst onaannemelijk terzijde worden geschoven. Gelet op de periode die de verdachte bij de kwekerij betrokken is geweest, de hoeveelheid hennepplanten, de tapgesprekken over ‘ploegendiensten’, ‘een ploeg neerzetten’ en het ‘regelen van mensen’, en de locatie en inrichting van de kwekerij, waarbij onder meer gebruik is gemaakt van een klimaatbeheersysteem, is het hof van oordeel dat voorts is gehandeld in de uitoefening van een beroep of een bedrijf. In de loods aan het [a-straat ] zijn drie sealbags met in totaal 1924 gram hennep aangetroffen. Het hof is van oordeel dat het er, bij gebreke van enige aanwijzing in andere richting en mede gelet op het aangetroffen sealapparaat, voor moet worden gehouden dat deze hennep afkomstig is van een eerdere kweek, dat de verdachte en zijn medeplegers wetenschap hadden van de aanwezigheid van die hennep in de loods en daarover ook konden beschikken. De verdachte had, zo blijkt uit afgeluisterde telefoongesprekken, ook de beschikking over een sleutel van deze loods. Het hof acht dan ook bewezen dat de verdachte deze 1924 gram hennep tezamen met één of meer anderen opzettelijk in de loods aanwezig heeft gehad.”
6. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman het woord tot verdediging gevoerd overeenkomstig zijn overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota. Deze pleitnota houdt, voor zover hier van belang en met weglating van de voetnoten, het volgende in:
“Zaak A2. Het zwaartepunt in deze strafzaak ligt bij de verwijten die cliënt in zaak A worden gemaakt. Vandaag zal niet ter discussie staan dat er in de container met nummer […] op 7 juni 2016 in de Rotterdamse haven, een drietal tassen met daarin 100 pakketten (met in totaal een nettogewicht van 100,03 kilogram aan) cocaïne zijn aangetroffen.
3. Een ander vaststaand gegeven dat niet ter discussie staat is dat de container met voornoemd nummer niet bestemd was voor [B] , de haven waar cliënt werkzaam was, maar voor [G] : “Die container werd niet bij ons verwacht. Die container kennen wij helemaal niet. Deze container is niet bij ons aangemeld dat hij bij ons binnen zou komen.”Dat betekent dat voor zover cliënt had willen helpen (bij de verdere invoer van de partij cocaïne), hetgeen hij uitdrukkelijk betwist heeft, dit feitelijk niet kon. Waarover later meer.4. Client had voorts geen toegang tot het systeem waarin men kan zien wanneer een container bij overslagbedrijf [B] binnenkomt. Dit is ook bevestigd door de General Manager van de [B] , [betrokkene 17] : “ [verdachte] heeft daar in principe geen toegang toe. Hij zou het wel kunnen vragen aan mensen die op kantoor werken, maar dat zou heel vreemd zijn.”5. Maximaal 48 uur van te voren, maar in de meeste gevallen pas tussen de 24 en 12 uur van te voren, krijgt de [B] te horen dat een container naar hun terminal wordt gebracht. Eerder kan dat niet gezien worden: “Wij horen pas 12 uur van te voren dat er containers naar ons toe komen. Soms is dat nog later en in uitzonderlijke gevallen is dit eerder dan 12 uur van te voren bekend.”De [B] kan geen informatie inzien over containers die niet op hun terminal worden gelost c.q. overgeslagen. Ik verwijs hierbij naar de overgelegde mails van [betrokkene 17] .[…]Feit 227. Onder feit 2 wordt cliënt verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan het voorbereiden en/of bevorderen van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van 100,03 kilo cocaïne. Hij zou zich en/of één of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit hebben getracht te verschaffen. De grondslag van de tenlastelegging is aldus het voorbereiden van de invoer van 100,03 kilo cocaïne. 28. Gelet op de wijze van ten laste leggen moet uw hof kunnen vaststellen dat de onder de gedachtestreepjes genoemde handelingen bestemd waren voor het plegen van de invoer van de specifiek tenlastegelegde partij cocaïne van 100,03 kilo. Daarbij is het wederom de vraag of er bewezen kan worden dat cliënt opzet heeft gehad op de bevordering van de invoer van de tenlastegelegde 100,03 kilo cocaïne en voorts dient nader beschouwd te worden of de verweten handelingen bestemd waren voor het bevorderen van de invoer van die partij cocaïne. Beide vragen dienen wat de verdediging betreft ontkennend beantwoord te worden. 29. Laat ik aftrappen met een in mijn optiek relevant arrest van de Hoge Raad. De verdachte in die zaak werd vervolgd voor het bevorderen van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne (zie hier geen specifieke partij tenlastegelegd, waarover straks meer). De verdachte zou hiertoe: • Telefonisch contact hebben gehad met medeverdachten;• Informatie en/of instructies hebben ontvangen ten behoeve van de invoer van en de overdracht van hoeveelheden verdovende middelen;• Ontmoetingen gehad om afspraken te maken; • Daarbij een foto met de afbeelding van (betrokkene 1 ) en een boek (de Celestijnse belofte) in ontvangst genomen; • Met dat boek naar Schiphol gegaan en vervolgens airside betreden; • (betrokkene 1) op airside ontoet en met (betrokkene 1) daar in de douchecabine is gegaan; • Welke handelingen bedoeld waren om de door (betrokkene 1) vervoerde 9.877,8 gram cocaïne van (betrokkene 1) over te nemen en verder binnen het grondgebied van Nederland te brengen.Uw hof veroordeelde de verdachte met de volgende motivering: “Het door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de verdachte wegens gebrek aan bewijs van het opzet van de verdachte op de (verlengde) invoer van cocaïne wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen. Het hof gaat dan ook voorbij aan de lezing van de verdachte, inhoudende dat hij op de bewuste dag na thuiskomst van zijn werk terug is gegaan naar Schiphol op verzoek van een kennis kort daarvoor om in de plaats van die kennis geld in ontvangst te nemen van een persoon in het airside-gedeelte van Schiphol. Het is volstrekt onbegrijpelijk waarom de verdachte door het misbruik van zijn Schipholpas zijn baan bij het luchthaven Schiphol zou hebben geriskeerd om voor een kennis een relatief gering bedrag aan contant geld binnen Nederland te brengen zonder aangifte daarvan te doen bij de douane. Ook is niet in te zien waarom de verdachte [betrokkene 1] naar de toiletten heeft meegenomen indien hij slechts € 20.000,- in ontvangst hoefde te nemen, hetgeen gemakkelijk ongemerkt had kunnen gebeuren in het McDonaldsrestaurant waar de twee elkaar hebben ontmoet. En ten slotte is niet goed te begrijpen dat de verdachte, toen hij door het zien van de tas naar eigen zeggen door had dat het niet om geld ging, is doorgegaan met zijn activiteiten. Hij had toen immers eenvoudig kunnen weglopen en verdere medewerking weigeren. Al met al is het door de verdachte geschetste scenario zo onwaarschijnlijk dat het als ongeloofwaardig moet worden gepasseerd.”1.30. Ik had u de uitkomst van de cassatieprocedure al verklapt, deze motivering hield geen stand:“Uit de bewijsvoering kan het opzet van de verdachte op het bevorderen van de invoer van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne niet worden afgeleid. De enkele omstandigheid dat de verklaring van de verdachte dat hij op verzoek van een kennis naar het airside-gedeelte van Schiphol was gegaan om aldaar € 20.000,- voor die kennis in ontvangst te nemen, door het Hof zo onwaarschijnlijk is geacht dat daaraan moet worden voorbijgegaan, kan de gevolgtrekking dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld niet dragen. De klacht is gegrond.”31. Onder verwijzing naar hetgeen ik hier al eerder over naar voren heb gebracht herhaal ik dat in het dossier geen enkel bewijs is voor de stelling dat het voor cliënt duidelijk geweest moest zijn dat er cocaïne in de container was. In de tapgesprekken wordt er gesproken over auto’s en kentekens, cliënt heeft verklaard dat hij vermoedde dat het om auto’s ging dan wel om goederen bestemd voor de (dapper)markt en [betrokkene 1] heeft onder ede bevestigd dat hij cliënt nooit heeft verteld dat er cocaïne in die container aanwezig was. Uit dit dossier kan het opzet van cliënt op het bevorderen van de invoer van 100,03 kilo cocaïne niet worden afgeleid. De mogelijk verdachte c.q. bijzondere omstandigheden zoals het in ontvangst nemen van € 1.000,- en een één op één telefoon maakt deze conclusie gelet op de zeer bestendige en eenduidige jurisprudentie dus niet anders. Het verzoek is dan ook vanwege ontbreken wettig en overtuigend bewijs van opzet op het bevorderen van de invoer van 100,03 kilo cocaïne cliënt vrij te spreken. 32. Subsidiair is de verdediging van mening dat - indien uw hof ervan uit zou gaan dat cliënt daadwerkelijk één of meer computersystemen heeft bevraagd en inlichtingen over de desbetreffende container heeft verschaft en/of maatregelen heeft laten treffen teneinde zorg te dragen dat de desbetreffende container buiten zicht van de controlerende instanties zouden worden gehouden - er sprake is van ondeugdelijke voorbereiding. Absoluut ondeugdelijke voorbereiding is straffeloos omdat deze voorbereiding nooit bestemd kan zijn tot het plegen van de tenlastegelegde invoer van 100,03 kilo cocaïne. Het staat vast, ik herhaal het staat vast en daar kan en mag geen enkele twijfel over bestaan, dat de container met daarin de cocaïne niet bij de [B] is gelost en ook daar nooit zou worden gelost. Het (laten) bevragen van het systeem van de [B] Group om de plaats van de container te achterhalen, indien dit zou zijn gebeurd, was dus volstrekt zinloos geweest. In andere woorden, absoluut ondeugdelijk. Ik verwijs wederom naar de antwoorden van [betrokkene 17] op mijn vragen. Dan nog het door het OM bedachte scenario dat cliënt maatregelen zou hebben getroffen teneinde zorg te dragen dat de betreffende container uit het zicht zou worden gehouden van de controlerende instanties. In de eerste plaats zeg ik wederom dat dit scenario geen enkele steun vindt in het dossier en dat dit niet meer is dan een wilde theorie van het OM. Maar als u nou toch hiervan zou uitgaan dan waren ook deze voorbereidingen absoluut ondeugdelijk. Cliënt kon immers op geen enkele wijze maatregelen treffen teneinde de betreffende container uit het zicht van controlerende instanties te houden. Om de doodeenvoudige reden dat die container nooit bij de [B] terecht zou zijn gekomen. En dan spreken we wat de verdediging betreft over absoluut ondeugdelijke voorbereiding en die vorm van voorbereiding is niet strafbaar. Ik verzoek u dan ook subsidiair om die reden cliënt vrij te spreken.Zaak B Feit 133. Cliënt wordt onder feit 1 vervolgd voor het (mede)plegen in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 8 april 2016 van 1499 hennepplanten in een perceel aan het [a-straat 1] en/of het voorhanden hebben van 1924 gram hennep. Cliënt heeft reeds in eerste aanleg verklaard niet de eigenaar te zijn van voornoemde hennepkwekerij, maar dat hij weleens is gevraagd om een lekkende airco te repareren. 34. Ter zitting hebben als getuige zowel [betrokkene 11] als [betrokkene 16] bevestigd dat de hennepkwekerij niet van cliënt was, maar van [betrokkene 11] . Voorts schetsten zij een beeld van hun relatie met elkaar. Deze mannen kennen elkaar al jaren, zijn ‘bloedgabbers’ en bespreken veel, zo niet alles met elkaar. 35. Aan de bewezenverklaring van dit feit heeft de rechtbank een aantal tapgesprekken ten grondslag gelegd waar cliënt zegt dat hij in Noord is of bij de loods in Noord terwijl hij op die momenten een zendmast in de buurt van het [a-straat 1] aanstraalde. De rechtbank gaat er dat hij op die momenten beschikkingsmacht heeft gehad over de hennep. Cliënt heeft verklaard dat hij - wanneer hij over de loods in Noord spreekt - daarmee het loodsje vlakbij het Buikslotermeerplein bedoelde. [betrokkene 11] bevestigde dit ter zitting 36. Nu is er iets bijzonders aan de hand. Precies dezelfde combinatie heeft in het vonnis van [betrokkene 11] het tegenovergestelde overwogen: “Uit de tapgesprekken tussen [verdachte] en verdachte volgt dat zij regelmatig spreken over “Noord” en “de loods”. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in [plaats] woont en dat hij samen met [verdachte] en [betrokkene 16] een garagebox in Amsterdam Noord heeft, die zij “de loods ” noemen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet zonder meer kan worden vastgesteld dat telkens wanneer verdachte in gesprekken met [verdachte] over “Noord” of “de loods ” spreekt, daarmee de loods aan het [a-straat 1] waar de hennepkwekerij zich bevond wordt bedoeld.”37. Het zal u niet verbazen dat ik mij wel in de laatste conclusie kan vinden en verzoek uw hof deze conclusie van de rechtbank over te nemen. De rechtbank overwoog voorts nog in de zaak van [betrokkene 11] dat de tapgesprekken waarin wordt gesproken over ‘werk gerelateerde’ activiteiten die niets met hun reguliere banen te maken hebben, deze onvoldoende specifiek zijn om daaraan de conclusie te verbinden dat zij spreken over handelingen met betrekking tot de hennepteelt. 38. Kort en goed verzoek ik u vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs cliënt van feit 1 in zaak B vrij te spreken.”
III Het eerste middel en de bespreking daarvan
7. Het eerste middel keert zich met drie deelklachten tegen de bewezenverklaring van feit 2 in zaak A en klaagt in de kern dat het hof op gronden die deze beslissing niet kunnen dragen heeft geoordeeld dat de verdachte opzet heeft gehad op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van 100,03 kilo cocaïne, althans dat het hof het desbetreffende verweer van de verdediging onbegrijpelijk en/of ontoereikend heeft verworpen.
8. Voordat ik het middel bespreek, wil ik daarover nog wel een opmerking vooraf maken. Onder feit 2 in zaak A is door het hof niet ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat deze als (mede)pleger betrokken is geweest bij het binnen het grondgebied brengen van die hoeveelheid cocaïne. Wat wel aangaande de verdachte is bewezenverklaard, is het opzettelijk binnen het grondgebied brengen van deze hoeveelheid voorbereiden en/of bevorderen doordat hij “zich en één of meer anderen inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen”. Het gaat derhalve om art. 10a in verbinding met art. 10 van de Opiumwet, welke beide artikelen dan ook door het hof zijn aangehaald onder het hoofdje “Toepasselijke wettelijke voorschriften”. Mede gezien de toelichting op het middel, zal ik het middel in deze zin begrijpen.
9. De tenlastelegging van feit 2 in zaak A is in zoverre toegesneden op art. 10a, eerste lid aanhef en onderdeel 2⁰, van de Opiumwet. De aanhef van deze bepaling verwijst naar art. 10, vierde en vijfde lid, Opiumwet en daarin wordt onderscheidenlijk verwezen naar art. 2 onder A, B en C Opiumwet. Deze drie bepalingen luiden, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, als volgt:
Art. 10a, eerste lid, aanhef en onderdeel 2⁰, Opiumwet:
“1. Hij die om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen:
[…]
2° zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen,
[…]
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
Art. 10, vierde en vijfde lid, Opiumwet:
“4. Hij die opzettelijk handelt in strijd met het in artikel 2 onder B of D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.
5. Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 2 onder A, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
Art. 2 onder A, B en C Opiumwet:
“Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;”
10. De eerste deelklacht heeft het oog op de gesprekken tussen de verdachte, [betrokkene 7] en [betrokkene 8] , die het hof in de bewijsmiddelen 11 tot en met 15 voor het bewijs heeft gebruikt. Daarmee zou het hof volgens de steller van het middel hebben miskend dat deze gesprekken en de daarbij horende bewijsmiddelen betrekking hebben op het feit dat in zaak A onder feit 3 aan de verdachte is tenlastegelegd en dat de verdachte door de rechtbank voor dat feit is vrijgesproken onder de in het vonnis opgenomen motivering dat “uit de opgevangen flarden van afgeluisterde gesprekken op zichzelf beschouwd niet – ook niet in onderling verband en samenhang bezien – kan worden afgeleid dat deze betrekking hebben gehad op in de Opiumwet strafbaar gestelde voorbereidingshandelingen, gericht op de opzettelijke invoer of (verdere) verspreiding van dan wel handel in onder meer cocaïne” en dat “niet is gebleken dat [betrokkene 7] en [betrokkene 8] enige rol hebben vervuld bij de invoer van 100 kilogram cocaïne die op 7 juni 2016 in de haven van Rotterdam is aangetroffen”.
11. Op zichzelf is juist dat de rechtbank heeft geoordeeld zoals is weergegeven door de steller van het middel en dat zij de verdachte vervolgens heeft vrijgesproken van het in zaak A onder 3 tenlastegelegde feit.2.Anders dan de rechtbank is het hof echter tot het oordeel gekomen dat de bedoelde gesprekken wel degelijk bewijsbetekenis hebben voor de bewezenverklaring van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde. Het hof kon tot dat oordeel komen, ook zonder dat het daaraan nadere overwegingen heeft gewijd, mede in aanmerking genomen het op de terechtzitting gevoerde verweer van de verdediging.
12. De steller van het middel ziet kennelijk over het hoofd dat het hof voor zover de zaak inhoudelijk aan zijn oordeel is onderworpen, daarbij niet is gebonden aan de bewijsvoering van de rechtbank. Van Dorst schrijft daarover: “[…] dat de feitenrechter – binnen de door de wet getrokken grenzen – vrij is om van het beschikbare materiaal datgene tot het bewijs te bezigen wat hem uit oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en terzijde te schuiven wat hij voor het bewijs van geen waarde acht. Bovendien behoeft de feitenrechter in de regel geen verantwoording af te leggen van de keuze die hij maakt. De Hoge Raad noemt dit vaste rechtspraak.”3.De selectie en waardering van het beschikbare materiaal is in dit verband dus aan de feitenrechter. Niet kan in cassatie worden onderzocht of de door de feitenrechter in zijn bewijsmotivering vastgestelde feiten en omstandigheden juist zijn. Dat geldt eveneens voor conclusies van feitelijke aard die de feitenrechter heeft getrokken uit de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vastgesteld. Dergelijke vaststellingen en gevolgtrekkingen kunnen in cassatie slechts op hun begrijpelijkheid worden getoetst.4.Van een onbegrijpelijke of ontoereikende motivering door het hof is, mede in het licht van het door de verdediging gevoerde verweer, in dit opzicht geen sprake.
13. Deze deelklacht treft dan ook geen doel.
14. De tweede deelklacht bestrijdt het oordeel van het hof dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij op de bewezenverklaarde wijze meewerkte aan de invoer van cocaïne en dat zijn opzet, minst genomen in voorwaardelijke zin, daarop was gericht. De feiten, omstandigheden en bewijsmiddelen zouden op zichzelf niet dwingend genoeg zijn om de conclusie te dragen dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte wetenschap heeft gehad van hetgeen zich in de container bevond, te minder nu volgens de steller van het middel overwegingen zijn opgenomen door het hof die niet te verenigen zijn met deze conclusie.
15. Ook deze deelklacht mist doel. Uit de door het hof vastgestelde bewijsmiddelen blijkt het volgende. Bij [B] , waar de verdachte toen al bijna elf jaar werkte, ‘kwamen onder meer zeeschepen’ (bewijsmiddel 3). De verdachte heeft ongeveer duizend euro aan contant geld en een Nokia telefoon van [betrokkene 1] gekregen (bewijsmiddel 1). In de periode van 2 juni 2016 tot en met 7 juni 2016 hebben er 14 contactmomenten tussen [verdachte] en [betrokkene 1] plaatsgehad op de vermelde telefoonnummers (bewijsmiddel 9). Tussen beiden werd in codetaal gesproken; zo betekende ‘auto’ container (bewijsmiddelen 1 en 10). De verdachte wist van het begin “dat het niet helemaal klopte” en “dat de informatie over de container voor hen heel belangrijk was” (bewijsmiddel 1). Er zijn observaties geweest en daarbij zijn heimelijk gesprekken opgenomen, waarin – zoals het hof ook in zijn bewijsoverweging heeft vastgesteld – tussen de verdachte, [betrokkene 7] en [betrokkene 8] wordt gesproken over containers in verband met “schepen”, “containers waarop geen controle is omdat de douane bijna niet controleert”, “overladen en dat is het”, “coke”, “blokken”, “Venezuela”, “75 ruggetjes”, “zes pallets”, het “geven en pakken van een miljoen”, etc. (bewijsmiddelen 12 t/m 14). Het hof heeft de relevante feiten en omstandigheden in zijn bewijsoverweging nog eens op een rijtje gezet. Deze feiten en omstandigheden dragen zelfstandig zowel het oordeel van het hof dat het de verdachte minst genomen duidelijk moet zijn geweest dat de te verstrekken informatie van belang was voor de smokkel van verboden goederen met een grote waarde, als het oordeel van het hof over het voorwaardelijk opzet bij de verdachte.
63. De derde deelklacht is ondeugdelijk en in zoverre is hetgeen in de schriftuur naar voren wordt gebracht geen cassatiemiddel in de zin der wet. Zij luidt immers: “Tot slot is het oordeel van het gerechtshof ontoereikend en/of onbegrijpelijk gemotiveerd, nu, zoals door de raadsman van verzoeker tot cassatie in hoger beroep is aangevoerd blijkens de pleitnota in hoger beroep onder randnummer 21 en zoals ook terecht niet door het gerechtshof is vastgesteld, niet kan worden gezegd dat het een feit van algemene bekendheid is (in de zin van artikel 339 lid 2 Sv) dat harddrugs en/of cocaïne via de haven van Amsterdam plegen te worden ingevoerd, waardoor het gerechtshof ook om die reden niet heeft kunnen concluderen dat verzoeker tot cassatie bewust is geweest van de aanmerkelijke kans dat zich in de container 100,03 kilogram cocaïne bevond (cursivering door mij, A-G). Geklaagd wordt over iets dat, zoals de steller van het middel zelf opmerkt, door het hof helemaal niet is vastgesteld.5.
17. Het hof heeft het in het middel genoemde verweer niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd verworpen. Voorts is de bewezenverklaring van feit 2 in zaak A naar de eis der wet voldoende met redenen omkleed.
18. Het eerste middel faalt in alle onderdelen.
IV Het tweede en het derde middel en de bespreking daarvan
19. Het tweede en het derde middel klagen over ’s hofs bewezenverklaring van het medeplegen in zaak B onder feit 1 tenlastegelegde (kwekerij [a-straat ] ). Deze middelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
20. Het juridisch kader van het medeplegen laat zich als volgt invullen.6.Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met één of meer anderen. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd. Zeker in dergelijke, in zekere zin afwijkende of bijzondere, situaties dient in de bewijsvoering aandacht te worden besteed aan de vraag of wel zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, in het bijzonder dat en waarom de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest. Het is dus niet noodzakelijk dat de medepleger zelf de gehele delictsomschrijving vervult; het accent ligt op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handeling(en) heeft verricht. De verdachte kan ook in strafrechtelijke zin aansprakelijk worden gehouden voor uitvoeringshandelingen die (uitsluitend) door de medeverdachten zijn verricht. De omstandigheid dat de verdachte zelf geen uitvoeringshandeling(en) heeft verricht, behoeft aan het bewijs van medeplegen niet in de weg te staan. Het achterwege blijven van een fysieke uitvoeringshandeling op de plaats delict kan worden gecompenseerd door andere factoren, zoals de rol van de verdachte in het kader van het beramen en voorbereiden van het feit. Uit de meest recente rechtspraak van de Hoge Raad over medeplegen lijkt te kunnen worden afgeleid dat het bestaan van een voor alle deelnemers duidelijk plan een relevant aandachtspunt kan zijn voor de beoordeling of sprake is van medeplegen. In gevallen waarin sprake is van dergelijk gezamenlijk optrekken met het oog op het realiseren van het gedeelde plan, kan medeplegen (in voorkomende gevallen) ook worden aangenomen als de (afzonderlijke) gedragingen van de verdachte op zichzelf beschouwd niet als een bijdrage van voldoende gewicht aan het tenlastegelegde feit kunnen worden aangemerkt.7.
21. Het tweede middel spitst zich toe op de bewezenverklaring van het medeplegen van de hennepteelt.
22. Het arrest van het hof houdt wat betreft het bewijs van het medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3 onder B Opiumwet gegeven verbod, onder meer het volgende in:(i) de verdachte was bekend met de hennepkwekerij in de loods op het [a-straat 1] te [plaats] (bewijsmiddel 3);(ii) de verdachte zegt wel eens te zijn opgetrommeld om werkzaamheden met betrekking tot die hennepkwekerij te verrichten (bewijsmiddel 3);(iii) blijkens afgeluisterde telefoongesprekken is de verdachte regelmatig gepeild in de buurt van het adres van de loods, terwijl hij tegelijkertijd aan de telefoon spreekt over naar ‘Noord’ gaan of daar juist te zijn (bewijsmiddel 6);iv) blijkens afgeluisterde telefoongesprekken heeft de verdachte regelmatig werkzaamheden verricht in de loods (bewijsmiddel 6: “kunnen we ’s morgens eerst ff naar Noord de boel ff afmaken” en bewijsmiddel 7: “Daarop geeft [verdachte] aan dat het weer staat als een huis”);v) de verdachte regelde mensen voor het uitvoeren van werkzaamheden (bewijsmiddel 7: ” [verdachte] gaat eerst naar [betrokkene 18] en dan wil hij een ploeg neerzetten in Noord”; bewijsmiddel 6: “ [verdachte] zegt wel even mensen te gaan regelen. Het is niet te doen er moet een man bij. Het is echt veel werk, zegt [verdachte] ”; bewijsmiddel 6: “Ik moet voorbereidingen treffen, want we draaien in ploegendienst”);vi) de verdachte had de beschikking over een sleutel van de loods (bewijsmiddel 6: “Ik heb mijn sleutel niet bij me en die ouwe is er niet” en (op een andere dag) “ [verdachte] zegt dat hij zijn sleutel is vergeten”).
23. Het hof heeft in de bewijsvoering gemotiveerd op grond waarvan naar zijn oordeel het tenlastegelegde medeplegen door de verdachte bewezen is. Met het hof meen ik dat uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte zodanig bij de hennepkwekerij in Noord betrokken was dat zijn rol verder ging dan die van louter medeplichtige.8.Het oordeel van het hof dat de door hem in aanmerking genomen feiten en omstandigheden in hun onderling verband en samenhang voldoende zijn om te kunnen spreken van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking door de verdachte, is in het licht van de hierboven aangehaalde rechtspraak van de Hoge Raad niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
24. Het derde middel, bezien in samenhang met de toelichting daarop, richt het vizier op de bewezenverklaring van het medeplegen van het aanwezig hebben van 1924 gram vermalen hennep. Door het hof zou niet nader zijn gemotiveerd waarom kan worden geconcludeerd dat die hoeveelheid hennep zich in de machtssfeer van de verdachte bevond, terwijl uit de bewijsmiddelen niet zou blijken “op welke locatie op 8 april 2016 drie sealbags zijn aangetroffen”.
25. Om met dit laatste te beginnen. Hetgeen naar voren wordt gebracht ten aanzien van de vindplaats van de 1924 gram hennep, berust op een verkeerde lezing van het arrest. In zoverre mist het middel feitelijke grondslag. In bewijsmiddel 2 valt namelijk te lezen: “Op 8 april 2016 zijn drie sealbags aangetroffen bij een in werking zijnde hennepplantage aan het [a-straat 1] te [plaats] .”
26. Wat – kort gezegd – de machtssfeer betreft, dient, naast de in randnummer 20 aangehaalde rechtspraak van de Hoge Raad over het medeplegen, meer in het bijzonder te worden gewezen op de volgende arresten. In HR 28 mei 1985, ECLI:NL:HR:1985:AC8903, NJ 1985/822, m.nt. Van Veen oordeelde de Hoge Raad reeds dat voor de beantwoording van de vraag of de verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk verdovende middelen aanwezig heeft gehad, niet doorslaggevend is aan wie die verdovende middelen toebehoren. Al eerder had HR 23 september 1980, ECLI:NL:HR:1980:AC6985, NJ 1981/15 laten weten dat voor het ‘aanwezig hebben’ van verdovende middelen niet is vereist dat van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van het onderwerpelijke middel sprake moet zijn.9.Verder oordeelde de Hoge Raad in zijn arrest van 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3696:
“2.3 Gelet op de vaststellingen en de overwegingen van het Hof zoals hiervoor onder 2.2.2 en 2.2.3 weergegeven, geeft zijn oordeel dat de verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader een zodanige macht over de in het bedrijfspand aangetroffen hennepplanten hadden dat zij die hennep in de zin van art. 3, aanhef en onder C, Opiumwet opzettelijk aanwezig hebben gehad niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het evenmin onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen dat zij zich bij het bedrijfspand bevonden en over een sleutel van dat pand beschikten, zij daar al eerder waren geweest en door een van hen spontaan werd medegedeeld dat in dat pand hennep werd geteeld.”
27. Met verwijzing naar de hierboven in randnummer 22 gereleveerde feiten en omstandigheden meen ik dat ook het oordeel van het hof dat de verdachte de tenlastegelegde 1924 gram hennep tezamen met één of meer anderen opzettelijk in de loods aanwezig heeft gehad niet onbegrijpelijk en toereikend is gemotiveerd. De steller van het middel voert – zij het tevergeefs – nog aan dat uit de afgeluisterde telefoongesprekken niet blijkt voor welke ruimte de door de verdachte vergeten sleutel bestemd was. Uit bewijsmiddel 6 blijkt echter dat de verdachte regelmatig in de hennepkwekerij in Noord aanwezig was, soms dagen achtereen, hij tweemaal zijn sleutel vergeten was, hij om die reden [betrokkene 9] , de eigenaar van de loods aldaar, belde en vroeg of [betrokkene 9] thuis was. Het komt mij voor dat er geen enkel misverstand kan bestaan ten aanzien van de vraag voor welke locatie die sleutel bedoeld was. Dat de sleutel nadien niet bij de verdachte is aangetroffen, een punt waarop de steller van het middel wijst, verbaast niet. Gezien bewijsmiddel 8 was hij geïnformeerd over de inval van “die petten” in de loods.
28. Het hof heeft de in de toelichtingen op de middelen genoemde verweren niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd verworpen. Voorts is de bewezenverklaring van feit 1 in zaak B naar de eis der wet voldoende met redenen omkleed.
29. Ook deze middelen falen.
V Slotsom
30. Alle middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
31. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
32. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 05‑10‑2021
Pagina 8-11 van het vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 26 november 2018.
A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, negende druk, Deventer: Kluwer 2018, p. 237. Zie ook p. 232: “In cassatie kan derhalve niet worden onderzocht of de feitenrechter die de verdachte heeft vrijgesproken op grond van zijn feitelijke waardering van het bewijsmateriaal, terecht tot dat oordeel is gekomen. Voor het spiegelbeeldige geval – de bewezenverklaring – bestond die regel al veel langer: in cassatie kon en kan niet worden geklaagd dat de rechter ten onrechte tot een bewezenverklaring is gekomen.”
HR 18 september 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD3530 en HR 23 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:600 (rov. 3.14). Vgl. ook HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, NJ 2006/393, m.nt. Buruma (rov. 3.8.1).
Overigens: in HR 19 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:823 laat de Hoge Raad het oordeel van het hof in stand dat het een feit van algemene bekendheid is dat er via de Rotterdamse haven regelmatig cocaïne in Nederland wordt ingevoerd. Ik zou menen dat het voor de Amsterdamse haven bepaald niet anders is.
Ontleend aan: HR 6 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9905, NJ 2004/443; HR 24 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6581, NJ 2011/481, m.nt. Keijzer; HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9972, NJ 2012/452; HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:132, NJ 2013/407; HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390, m.nt. Mevis; HR 16 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3637, NJ 2015/391, m.nt. Mevis; HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718, NJ 2015/395, m.nt. Mevis; HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, NJ 2016/411, m.nt. Rozemond; HR 20 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2126, NJ 2016/420, m.nt. Rozemond; HR 4 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:187, NJ 2020/140, m.nt. Vellinga; en HR 13 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1606, NJ 2021/30, m.nt. Reijntjes.
Zie daarover uitgebreider de conclusies van mijn ambtgenoot Aben voorafgaand aan HR 4 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:187, NJ 2020/140, m.nt. Vellinga en HR 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:544 (randnummer 15) en de conclusies van mijn ambtgenoot Bleichrodt voorafgaand aan HR 30 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1162 (randnummer 10) en HR 6 april 2021, ECLI:NL:PHR:2021:336 (randnummer 36). Zie ook de noot van Klaas Rozemond onder HR 20 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2126, NJ 2016/420, en tot slot W. Albers, T. Beekhuis & R. ter Haar, ‘Medeplegen: van wezenlijke bijdrage naar planverwezenlijking?’, DD 2020/23.
Vgl. ook HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:426. Anders lag het in bijv. HR 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1094, NJ 2015/392, m.nt. Mevis, waar het ontbreken van nadere vaststellingen en overwegingen met betrekking tot een nauwe en bewuste samenwerking en gezamenlijke uitvoering maakte dat niet zonder meer van medeplegen kon worden gesproken.
Vgl. daarnaast HR 29 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2861 en HR 13 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2089, NJ 2018/2167, waarin de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden volgens de Hoge Raad onvoldoende waren om te kunnen aannemen dat de verdachte het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten had medegepleegd.