Aan de verdachte was onder 2. en 3. respectievelijk 'medeplegen van moord' en 'diefstal in vereniging' ten laste gelegd. Het gerecht in eerste aanleg heeft de verdachte van die feiten vrijgesproken. Voor het feit onder 1 heeft het gerecht in eerste aanleg de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. Omdat alleen de verdachte in hoger beroep is gekomen, heeft het Gemeenschappelijk Hof het appel beperkt opgevat, in die zin dat aan de beoordeling in hoger beroep slechts onderworpen was de beslissing omtrent feit 1 (zo blijkt uit p. 1 van de bestreden uitspraak). Overigens had de procureur-generaal bij het Gemeenschappelijk Hof ter zitting in hoger beroep ook vrijspraak gevorderd van de feiten onder 2 en 3.
HR, 03-07-2012, nr. 11/01408 A
ECLI:NL:HR:2012:BW9972
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
03-07-2012
- Zaaknummer
11/01408 A
- Conclusie
Mr. Aben
- LJN
BW9972
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BW9972, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑07‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BW9972
ECLI:NL:HR:2012:BW9972, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑07‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW9972
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑05‑2011
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2012-0166
Conclusie 03‑07‑2012
Mr. Aben
Partij(en)
Nr. 11/01408 A
Mr. Aben
Zitting 29 mei 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zitting houdende te Sint Maarten, heeft bij strafvonnis van 14 oktober 2010 de verdachte ter zake van 1 "medeplegen van diefstal, voorafgaande en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, strafbaar gesteld bij artikel 325 in verbinding met artikel 323 en in verbinding met artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht en medeplegen van afpersing, strafbaar gesteld bij artikel 330 in verbinding met artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht"1. veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van voorarrest.
2.
De verdachte heeft cassatie ingesteld. Namens de verdachte heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingezonden houdende twee middelen van cassatie.
3.1.
Het eerste middel klaagt over het onder 1 bewezenverklaarde medeplegen. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard:
"1.
dat hij, op 8 augustus 2007, op het Nederlands Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een aanzienlijke hoeveelheid sieraden (zoals kettingen, ringen, armbanden en oorbellen) en een hoeveelheid geld toebehorende aan [A] NV, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [betrokkene 1] en een aantal vrouwelijke medewerkers van [A] en een in die juwelier aanwezige klant gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en bedreiging met geweld heeft bestaan in/uit het:
- -
voorhouden en tonen van twee vuurwapens en
- -
het tegen de grond duwen van een van de medewerkers van [A] en
- -
het onder dreiging met voornoemde vuurwapens vragen om diamanten en om de sleutel van de kluis en
- -
het op dreigende toon zeggen de vitrines te openen;
en
dat hij, op 8 augustus 2007, op het Nederlands Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld, medewerkers van [A] heeft gedwongen, tot de afgifte van een hoeveelheid sieraden (waaronder kettingen, ringen, oorbellen en armbanden) toebehorende aan [A] NV, welk geweld en bedreiging met geweld heeft bestaan in/uit het
- -
voorhouden van twee vuurwapens, en
- -
het tegen de grond duwen van een van de medewerkers van [A] en
- -
het onder dreiging met voornoemde vuurwapens vragen om diamanten en om de sleutel van de kluis en
- -
het op dreigende toon zeggen de vitrines te openen."
3.2.
Uit de aan deze bewezenverklaring ten grondslag liggende bewijsmiddelen blijkt dat het hier gaat om een op 8 augustus 2007 gepleegde overval op een juwelier ([A] in [plaats]). De overval is gepleegd door twee gemaskerde mannen. Beide mannen waren gewapend, zo blijkt uit de verklaringen van de vier personen die ten tijde van de overval in de juwelier aanwezig waren.2. Bij de overval is een grote hoeveelheid sieraden en een geldbedrag buit gemaakt.3.
3.3.
De verdachte heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat hij niets met de overval te maken had. Hij kende alleen een van de overvallers, te weten [betrokkene 7]. De verklaring die de verdachte ter zitting in hoger beroep over [betrokkene 7] heeft afgelegd en welke verklaring door het Gemeenschappelijk Hof voor het bewijs is gebruikt, luidt als volgt:
"Ik kende [betrokkene 7]. Ik had hem in de gevangenis leren kennen. Ik had geen taxivergunning, maar ik reed wel in mijn blauwe Toyota als illegale taxi. Ik heb [betrokkene 7] daarmee gedurende enkele dagen heen en weer naar verschillende plekken op het eiland gereden. Dit heb ik gedaan zowel in de periode voor als in de periode na de overval. Ik neem daarom aan dat ik hem ook heb gehaald en gebracht toen hij bezig was met de voorbereidingen voor de overval en daarvoor huizen inging en met mensen sprak."
3.4.
Enkele dagen na de overval, namelijk op 11 augustus 2007, is [betrokkene 7] doodgeschoten. Een verklaring van [betrokkene 7] ontbreekt dus in het dossier. Aanvankelijk had de onderhavige zaak ook betrekking op de moord op [betrokkene 7]; die moord is onder feit 2 aan de verdachte ten lastegelegd. Het Gerecht in eerste aanleg heeft de verdachte van de moord op [betrokkene 7] vrijgesproken. In hoger beroep heeft het Gemeenschappelijk Hof zich niet meer over dat feit gebogen.4.
3.5.
Laat ik terugkeren naar de bewijsmiddelen die het Gemeenschappelijk Hof voor de bewezenverklaarde overval heeft gebezigd. De vier personen die ten tijde van de overval in de juwelier werkzaam waren, hebben, als gezegd, enkel verklaard wat er is gebeurd. Zij hebben de overvallers niet herkend en hebben (dus) ook niets specifiek ten aanzien van de verdachte verklaard. Het Gemeenschappelijk Hof heeft de bijdrage van de verdachte aan de overval kennelijk vooral afgeleid uit de verklaringen van [betrokkene 6] en [betrokkene 8]. [Betrokkene 6] heeft verklaard dat de eerder genoemde [betrokkene 7] zijn "neef in de derde graad" was en dat [betrokkene 7] - die door [betrokkene 6] overigens "[betrokkene 7]" wordt genoemd - begin augustus 2007 enkele dagen bij hem in huis verbleef. Op 7 augustus 2007 heeft [betrokkene 6] op verzoek van zijn huisbazin tegen [betrokkene 7] gezegd dat hij zijn intrek ergens anders moest nemen. Verder zou er die bewuste middag - blijkens de verklaring van [betrokkene 6] - het volgende zijn gebeurd:
"Die middag kwam een man in een donkerblauwe Toyota. Volgens mij is de bedoelde auto een Corolla misschien van het bouwjaar 1998. In ieder geval een oud model Toyota. [Betrokkene 7] ging zijn lijfgoederen in de bedoelde auto laden. Achter het stuur zag ik een voor mij van aanzien onbekende man. Ik herinner mij wel dat toen [betrokkene 7] bij mij verbleef ik hem verschillende malen op de Frontstreet zag rondrijden in de bedoelde auto. De man die ik die bewuste middag achter het stuur zag, trad altijd toen ik hen samen zag op als bestuurder van de donkerblauwe Toyota. Gedurende de dagen toen [betrokkene 7] bij mij verbleef, voerden wij een gesprek. Hierbij zei [betrokkene 7] tegen mij: "Hey cuz, I was with [verdachte] today and he showed me two machine guns. If we have to do anything these what we are going to use." Ik vroeg hem hoe de wapens eruit zagen en hierbij zei [betrokkene 7]: "It's a tec 9 or a mac eleven. Whenever something come up, it's these we gonna use." Op de manier en wijze hoe [betrokkene 7] zich uitte was ik bewust dat hij van plan was iets te doen. Hij was erg geldlustig en was bereid iets te doen om aan geld te komen."5.
Het Gemeenschappelijk Hof heeft ook de volgende verklaring van [betrokkene 6] tot het bewijs gebezigd:
"Ik was op de hoogte dat er een overval zou plaatsvinden. Ik wist de dag maar geen tijd en waar. [Betrokkene 7] had me dit verteld. Hij zei me dat [verdachte] en hijzelf een overval gingen doen in [plaats]. Ik hoorde dat ongeveer een week van tevoren. Hij noemde duidelijk de naam van [verdachte] en dat deze de wapens zou leveren."6.
3.6.
En dan is er nog een neef van de verdachte, ene [betrokkene 8]. Die verklaarde op 4 januari 2010 bij de politie dat de verdachte hem had verteld "that someone had some jewelry that they needed tot get rid of." [Betrokkene 8] legde vervolgens de contacten met het oog op de verkoop van de sieraden. Hij verklaarde dat hij voor elke verkoop - als beloning - een sieraad van de verdachte kreeg: "What I did was to contact a couple of people. I only received three pieces of jewelry from my uncle."
Verder heeft [betrokkene 8] op 7 januari 2010 ten overstaan van de politie nog verklaard:
- "I.
saw my uncle [verdachte] with mainly diamond rings and diamond earrings. He also had some loose pieces that would come off the earrings. I can't say the exact amount but he had a handful of jewelry and he has big hands. It was after the robbery at [A] that I saw my uncle with this large amount of jewelry."
3.7.
Ook deze verklaring heeft het Gemeenschappelijk Hof aan de bewezenverklaarde overval ten grondslag gelegd. Uit de overige bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de 3 sieraden die bij [betrokkene 8] thuis zijn aangetroffen, en waarvan [betrokkene 8] heeft verklaard dat hij die als beloning van de verdachte heeft ontvangen, mogelijk afkomstig zijn van de overvallen vestiging van [A]. Zo heeft [betrokkene 9], die destijds "manager of the merchandise department for the company [A]" was, bij de politie verklaard: "This morning you confronted me with three pieces of jewelry, being a men two tone diamond ring with 5 round diamond stones, a princess cut diamond stud earring and another diamond ring with two small diamond stones. I recognize the men two tone diamond ring and the princess cut diamond stud earring as being the sort of jewelry that [A] had in their inventory. I am saying this based on the fact that every individual piece of jewelry passed through my hand."
3.8.
Ten slotte wijs ik nog op een verband dat het hof heeft gelegd tussen een bij de overval gebruikt wapen en een uitlating van [betrokkene 7], die door de in 3.5 aangehaalde verklaring van [betrokkene 6] tot ons is gekomen. Op twee videoprints van de overval is volgens de verbalisanten namelijk een wapen te zien dat door één van de overvallers is gebruikt, en dat volgens hen "overeenkomsten vertoont" met een semi-automatisch vuurwapen van het merk/typeTec 9. [Betrokkene 6] verklaarde dat [betrokkene 7] hem, [betrokkene 6], vertelde dat "[verdachte]" hem, [betrokkene 7], een dergelijk wapen had laten zien en dat [betrokkene 7] hem, [betrokkene 6], meedeelde dat ze die zouden gebruiken.
3.9.
Tot zover de bewijsmiddelen waarop de ten laste van de verdachte bewezenverklaarde overval, althans het medeplegen daarvan, steunt. Ten aanzien van het bewijs heeft het Gemeenschappelijk Hof in de bestreden uitspraak verder nog overwogen:
"Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte met een van de overvallers het plan heeft gemaakt om een overval in [plaats] te plegen en deze overvaller met de auto heeft gereden over het eiland toen deze bezig was met de voorbereidingen voor de overval. Ook heeft hij voor de wapens gezorgd waarmee de overval is gepleegd. Aldus heeft hij voorafgaand aan het delict een organiserende en voorbereidende rol gehad. Voorts draagt ook het feit dat hij na de overval in het bezit is gekomen van een deel van de buit bij aan zijn betrokkenheid bij het delict. Gelet op het voorgaande heeft de verdachte zodanig nauw en bewust samengewerkt met de overvallers dat sprake is van medeplegen."
3.10.
Het cassatiemiddel stelt thans de vraag aan de orde of het Gemeenschappelijk Hof op basis van de door hem gebezigde bewijsmiddelen heeft kunnen oordelen dat de verdachte zodanig bewust en nauw heeft samengewerkt dat er van medeplegen kan worden gesproken. Ik ben geneigd deze vraag ontkennend te beantwoorden. De verklaringen van [betrokkene 6] en [betrokkene 8] betreffen slechts indirect bewijs. [Betrokkene 6] zou van [betrokkene 7] hebben gehoord dat [betrokkene 7] met de verdachte een overval ging plegen en dat de verdachte de daarvoor benodigde wapens zou verschaffen. [Betrokkene 7] kan het zelf niet meer navertellen. [Betrokkene 8] heeft verklaard dat de verdachte na de overval over opvallend veel juwelen beschikte. En de bij [betrokkene 8] thuis aangetroffen juwelen zijn mogelijk afkomstig van de overvallen juwelierszaak. Verder heeft de verdachte zelf verklaard dat hij [betrokkene 7] kende en dat hij hem in zijn blauwe Toyota rond reed over het eiland. Anders dan het Gemeenschappelijk Hof heeft geoordeeld kan m.i. niet zonder meer uit deze bewijsmiddelen volgen dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het voorbereiden c.q. plannen van de overval. Evenmin blijkt uit de door het Gemeenschappelijk Hof gebezigde bewijsmiddelen hoe de verdachte aan de sieraden, waarover [betrokkene 8] heeft verklaard, is gekomen. Een nadere bewijsmotivering had hier wellicht uitkomst geboden. Kortom, het eerste middel slaagt.
4.1.
Nu het eerste middel slaagt, bespreek ik het tweede middel slechts ten overvloede. Dat middel klaagt over de tot het bewijs gebezigde verklaring van [betrokkene 6], voorzover die inhoudt; "Op de manier en wijze hoe [betrokkene 7] zich uitte was ik bewust dat hij van plan was iets te doen." De steller van het middel betoogt dat het Gemeenschappelijk Hof deze verklaring niet voor het bewijs had mogen gebruiken, omdat die verklaring niet kan worden beschouwd als een mededeling berustend op eigen waarneming of ondervinding maar een mening, gissing of conclusie behelst. De verklaring ziet op het voornemen van wijlen [betrokkene 7] om de overval te plegen. De hiervoor geciteerde passage zegt op zichzelf niets over de betrokkenheid van de verdachte bij (de voorbereidingen van) de overval. Het middel faalt dan ook wegens gebrek aan belang.
4.2.
Het eerste middel slaagt. Het tweede middel faalt en kan met de aan art. 81 RO ontleende motivering worden afgedaan.
5.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 03‑07‑2012
Zo verklaarde een van de destijds bij de juwelier werkzame kashouders: 'Een had een shotgun en de ander een semi-automatisch wapen' (zie het op 20 augustus 2007 opgemaakte proces-verbaal, inhoudende de verklaring die [betrokkene 4] bij de politie heeft afgelegd).
Aangever [betrokkene 1] verklaarde hierover als volgt: 'Ik kan niet precies zeggen wat die mannen hadden meegenomen. Zo op het eerste gezicht hadden zij ongeveer 400 stuks gouden armbanden, gouden vingerringen bezet met diamanten en gouden mannenvingerringen meegenomen. Ook hadden zij ongeveer 75 oorbellen, ongeveer 75 oorbellen bezet met diamanten, ongeveer 10 zilverkleurige halskettingen en ongeveer 10 losse diamanten meegenomen. Zij eisten van een van de verkoopsters om van het cashregister het daggeld aan hen te overhandigen. Zij hadden ongeveer US $ 200,- weggenomen.'
Zie voetnoot 1.
Het gaat hier om de verklaring die [betrokkene 6] op 24 augustus 2007 ten overstaan van de politie heeft afgelegd.
Dit betreft de verklaring die [betrokkene 6] op 21 mei 2010 ten overstaan van de politie heeft afgelegd.
Uitspraak 03‑07‑2012
Inhoudsindicatie
Antilliaanse zaak. Ongegronde bewijsklacht (medeplegen diefstal en afpersing). Conclusie AG:anders.
Partij(en)
3 juli 2012
Strafkamer
nr. S 11/01408 A
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 14 oktober 2010, nummer H 102/2010, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring "Point Blanche" in Sint Maarten.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat het bewezenverklaarde "medeplegen" niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij, op 8 augustus 2007, op het Nederlands Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een aanzienlijke hoeveelheid sieraden (zoals kettingen, ringen, armbanden en oorbellen) en een hoeveelheid geld toebehorende aan [A] NV, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [betrokkene 1] en een aantal vrouwelijke medewerkers van [A] en een in die juwelier aanwezige klant gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en bedreiging met geweld heeft bestaan in/uit het:
- -
voorhouden en tonen van twee vuurwapens en
- -
het tegen de grond duwen van een van de medewerkers van [A] en
- -
het onder dreiging met voornoemde vuurwapens vragen om diamanten en om de sleutel van de kluis en
- -
het op dreigende toon zeggen de vitrines te openen;
en
dat hij, op 8 augustus 2007, op het Nederlands Antilliaanse gedeelte van het eiland Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld, medewerkers van [A] heeft gedwongen, tot de afgifte van een hoeveelheid sieraden (waaronder kettingen, ringen, oorbellen en armbanden) toebehorende aan [A] NV, welk geweld en bedreiging met geweld heeft bestaan in/uit het:
- -
voorhouden van twee vuurwapens, en
- -
het tegen de grond duwen van een van de medewerkers van [A] en
- -
het onder dreiging met voornoemde vuurwapens vragen om diamanten en om de sleutel van de kluis en
- -
het op dreigende toon zeggen de vitrines te openen."
2.3.1.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
- "-
Het door de verbalisant [verbalisant 1] in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, gesloten en getekend op 13 augustus 2007, voor zover inhoudende de ten overstaan van voornoemde verbalisant door aangever [betrokkene 1] afgelegde verklaring, kort samengevat en zakelijk weergegeven:
"Ik werk als supervisor van [A] te [plaats]. Vandaag, 8 augustus 2007, omstreeks 16.15 uur, was ik in de zaak. Plotseling kwamen twee mannen gekleed in het zwart met maskers over hun hoofd de zaak binnen. Beiden waren gewapend met een zwartkleurige shotgun. Zij eisten van ons dat wij de kluis moesten openmaken. Eén van de verkoopsters overhandigde de sleutels van de vitrines aan de mannen. Ze begonnen de sieraden vanuit de vitrines te halen en in een tas, welke ze mee hadden gebracht, te zetten.
Eén van de mannen eiste van mij dat ik de grote kluis moest openmaken. Ze begonnen ons naar de grote diamanten te vragen. Vervolgens eisten de mannen van mij en de andere verkoopsters om op de grond te gaan liggen, hetgeen wij deden. Ook hadden zij enkele vitrines vernield. Vervolgens bleven zij de sieraden in hun tas zetten. Na hun daad renden ze naar buiten. Ik kan niet precies zeggen wat die mannen hadden meegenomen. Zo op het eerste gezicht hadden zij ongeveer 400 stuks gouden armbanden, gouden vingerringen bezet met diamanten en gouden mannenvingerringen meegenomen. Ook hadden zij ongeveer 75 oorbellen, ongeveer 75 oorbellen bezet met diamanten, ongeveer 10 zilverkleurige halskettingen en ongeveer 10 losse diamanten meegenomen. Ze eisten van een van de verkoopsters om van het cashregister het daggeld aan hen te overhandigen. Zij hadden ongeveer US $ 200,- weggenomen."
- -
Het door de verbalisant [verbalisant 2] in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, gesloten en getekend op 20 augustus 2007, voor zover inhoudende de ten overstaan van voornoemde verbalisant door [betrokkene 2] afgelegde verklaring, kort samengevat en zakelijk weergegeven:
"Ik ben als kassier werkzaam voor [A]. Op het moment dat de overval begon, waren we aan het inventariseren. Er was 1 klant in de winkel. Op een gegeven moment hoorde ik [betrokkene 3] en [betrokkene 1] roepen dat ze geen sleutels hadden. Ik keek om en zag de overvallers en ben gaan bukken. [Betrokkene 4] zei mij waar de sleutels lagen. Een van de overvallers haalde mij overeind en zei dat ik hem moest helpen. Ik ben de sleutels gaan pakken vanaf de balie en heb diverse vitrinekasten geopend. Ik heb showkast C onder andere geopend en er enkele tableaus uitgepakt. Ik kan me niet herinneren of ik ze aan de overvaller heb gegeven of dat ik ze zelf in de tas heb gestopt. Volgens mij hadden ze 1 tas bij zich. Ik zag dat [betrokkene 3] door de andere overvaller werd bedreigd en zij kon geen sleutels vinden. Ik gooide mijn set sleutels naar haar. Die vielen vervolgens op de grond. Een van de overvallers pakte de set sleutels en gaf die aan [betrokkene 3], die vervolgens de vitrinekasten opende. Ik heb gehoord dat een van de daders vroeg naar de grote stukken. Een van de daders heeft mij gevraagd om de cashbox te openen. Ik heb deze geopend met een set sleutels die in de box zaten. In de cashbox zat het daggeld, ongeveer US $ 200,-."
- -
Het door de verbalisant [verbalisant 2] in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, gesloten en getekend op 20 augustus 2007, voor zover inhoudende de ten overstaan van voornoemde verbalisant door [betrokkene 4] afgelegde verklaring, kort samengevat en zakelijk weergegeven:
"Ik ben als kassier werkzaam voor [A]. Omstreeks 16.00 uur waren we aan het inventariseren. Ik hoorde lawaai en ik zag dat 2 mannen binnen waren gekomen met wapens. Een had een shotgun en de ander een semi-automatisch wapen. Ik werd samen met een klant op de grond gedrukt. Ook [betrokkene 1] en [betrokkene 5] gingen op de grond liggen. Ik heb gedurende de overval steeds bij de Amerikaanse klant op de grond gezeten."
- -
Het door de verbalisant [verbalisant 2] in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, gesloten en getekend op 20 augustus 2007, voor zover inhoudende de ten overstaan van voornoemde verbalisant door [betrokkene 3] afgelegde verklaring, kort samengevat en zakelijk weergegeven:
"Ik werk als verkoopster bij [A]. Op de dag van de overval werkte ik in het filiaal van [plaats] met [betrokkene 5], [betrokkene 1] en [betrokkene 4]. Op het moment van de overval was ook een klant van het resort in de winkel. Op het moment van de overval waren we allemaal aan het inventariseren. Ik hoorde op een gegeven moment dat er geroepen werd om de sleutels. Op dat moment zag ik twee overvallers binnen. Ze hadden allebei een vuurwapen. Een had een shotgun. De ander had een ander wapen. Degene die mij bedreigde was groter dan ik. Ik ben op de grond gaan liggen en weer overeind gekomen. De overvaller heeft mij steeds met het wapen geprikt. Een van de overvallers ging naar de andere kant van het filiaal. De andere overvaller bleef bij mij. Ze bleven vragen om de sleutels. [Betrokkene 5] heeft een set sleutels naar mij gegooid maar die viel op de grond. Een van de overvallers pakte de sleutels en gaf die aan mij. Ik heb vervolgens een vitrine geopend met diamanten. Die heb ik leeggehaald en in een tas gedaan omdat de overvaller tegen me zei dat ik dat moest doen. Ik was veel te bang om te weigeren. Ik ben een paar keer op en neer gelopen tussen de geopende vitrine en de tas. De overvaller vroeg mij waar de diamanten waren. Ik heb hem toen een andere vitrine gewezen waar diamanten in lagen. Ik heb deze vitrine ook geopend en de overvaller heeft zelf deze vitrine leeggehaald en in de tas gestopt."
- -
Het door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, gesloten en getekend op 24 augustus 2007, voor zover inhoudende de ten overstaan van voornoemde verbalisanten door [betrokkene 6] afgelegde verklaring, kort samengevat en zakelijk weergegeven:
"Ik begrijp dat jullie mij wensen te verhoren omtrent de man die ik in leven kende als "[betrokkene 7]" (getuige bedoelt hiermee de man in leven genaamd: [betrokkene 7]). [betrokkene 7] was mijn neef in de derde graad. Op vrijdag 3 augustus 2007, omstreeks 20.00 uur kwam [betrokkene 7] via mijn vriend "[B]" bij mijn huis. [Betrokkene 7] deelde mij mee dat hij een plaats nodig had om te verblijven. Ik had geen bezwaar dat hij tijdelijk bij mij verbleef. Op dinsdag 7 augustus 2007 werd ik door mijn huisbazin opgeroepen. Na het gesprek met haar deelde ik [betrokkene 7] mede dat hij op verzoek van mijn huisbazin zijn intrek ergens anders moest nemen. Die middag kwam een man in een donkerblauwe Toyota. Volgens mij is de bedoelde auto een Corolla misschien van het bouwjaar 1998. In ieder geval een oud model Toyota. [Betrokkene 7] ging zijn lijfgoederen in de bedoelde auto laden. Achter het stuur zag ik een voor mij van aanzien onbekende man. Ik herinner mij wel dat toen [betrokkene 7] bij mij verbleef ik hem verschillende malen op de Frontstreet zag rondrijden in de bedoelde auto. De man die ik die bewuste middag achter het stuur zag, trad altijd toen ik hen samen zag op als bestuurder van de donkerblauwe Toyota. Gedurende de dagen toen [betrokkene 7] bij mij verbleef, voerden wij een gesprek. Hierbij zei [betrokkene 7] tegen mij: "Hey cuz, I was with [verdachte] today and he showed me two machine guns. If we have to do anything these what we are going to use". Ik vroeg hem hoe de wapens eruit zagen en hierbij zei [betrokkene 7]: "It's a tec 9 or a mac eleven. Whenever something come up, it's these we gonna use". Op de manier en wijze hoe [betrokkene 7] zich uitte was ik bewust dat hij van plan was iets te doen. Hij was erg geldlustig en was bereid iets te doen om aan geld te komen."
- -
De verklaring van de verdachte, op 29 september 2010 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, - zakelijk weergegeven -:
"Ik kende [betrokkene 7]. Ik had hem in de gevangenis leren kennen. Ik had geen taxivergunning, maar ik reed wel in mijn blauwe Toyota als illegale taxi. Ik heb [betrokkene 7] daarmee gedurende enkele dagen heen en weer naar verschillende plekken op het eiland gereden. Dit heb ik gedaan zowel in de periode voor als in de periode na de overval. Ik neem daarom aan dat ik hem ook heb gehaald en gebracht toen hij bezig was met de voorbereidingen voor de overval en daarvoor huizen in ging en met mensen sprak."
- -
Het door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 4] in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, gesloten en getekend op 29 augustus 2007, voor zover inhoudende, kort samengevat en zakelijk weergegeven:
"Op 8 augustus 2007 omstreeks 16.00 uur werd een gewapende overval gepleegd op een filiaal van [A] te [plaats]. De overval werd gepleegd door 2 daders. Een van deze daders is op 11 augustus 2007 omstreeks 20.00 uur door moord/doodslag om het leven gebracht. Hij werd doodgeschoten in Lake's Guesthouse aan de A.T. Illidge Road. Het slachtoffer is genaamd [betrokkene 7]. Naar aanleiding van de getuigenverklaring van [betrokkene 6] van 24 augustus 2007 hebben wij verbalisanten een nader onderzoek ingesteld. Bij dit proces-verbaal worden afbeeldingen gevoegd van een TEC-9 en een MAC-11. Beide vuurwapens betreffen semi-automatische vuurwapens. Bij dit proces-verbaal worden tevens een tweetal videoprints gevoegd betreffende het semi-automatische vuurwapen dat door een van de daders gedurende de overval op [A] werd gebruikt. De afbeelding van de TEC-9 vertoont overeenkomsten met het door de dader gebruikte vuurwapen."
- -
Het door de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, gesloten en getekend op 21 mei 2010, voor zover inhoudende de ten overstaan van voornoemde verbalisanten door [betrokkene 6] afgelegde verklaring, kort samengevat en zakelijk weergegeven:
"Ik was op de hoogte dat er een overval zou plaatsvinden. Ik wist de dag maar geen tijd en waar. [Betrokkene 7] had me dit verteld. Hij zei me dat [verdachte] en hijzelf een overval gingen doen in [plaats]. Ik hoorde dat ongeveer een week van tevoren. Hij noemde duidelijk de naam [verdachte] en dat deze de wapens zou leveren."
- -
Het door de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 7] in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, gesloten en getekend op 4 januari 2010, voor zover inhoudende de ten overstaan van voornoemde verbalisanten door [betrokkene 8] afgelegde verklaring, kort samengevat en zakelijk weergegeven:
"My uncle [verdachte] told me that someone had some jewelry that they needed to get rid of. I cannot remember how long ago this was. I only made the contacts and told my uncle who to get in contact with. I always got a piece of jewelry from my uncle [verdachte] as a reward, when the contact was made and a piece of jewelry was sold. So, the jewelry that was found in my room in the shoes are what I received as a reward, when the contact was made and a piece of jewelry was sold. What I did was to contact a couple of people. I only received three pieces of jewelry from my uncle. Some of the persons that I made contact with for my uncle I can only remember their nicknames. One of these persons is a certain "P" from Dominica. He was deported. And a certain "Sin" from Puerto Rico. There were also like two others who were here from Puerto Rico."
- -
Het door de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 7] in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, gesloten en getekend op 7 januari 2010, voor zover inhoudende de ten overstaan van voornoemde verbalisanten door [betrokkene 8] afgelegde verklaring, kort samengevat en zakelijk weergegeven:
- "I.
saw my uncle [verdachte] with mainly diamond rings and diamond earrings. He also had some loose pieces that would come off from the earrings. I can't say the exact amount but he had a handful of jewelry and he has big hands. It was after the robbery at [A] that I saw my uncle with this large amount of jewelry."
- -
De door de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 8] in de wettelijke vorm opgemaakte kennisgeving van inbeslagneming op 30 december 2009, voor zover inhoudende, kort samengevat en zakelijk weergegeven:
"Naam en adres van degene onder wie in beslag is genomen: [betrokkene 8], geboren [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, wonende [woonplaats].
Datum en tijd van inbeslagneming: Op 30 december 2009, te [plaats].
Hoeveelheid, verpakking en omschrijving van het inbeslaggenomene: een paar sportschoenen van het merk Jordan, maat 9,5 voorzien van de kleuren zwart, rood en wit, inhoudende:
Een gouden vingerring voorzien van twee diamanten steentjes en een afbeelding van een hartje en een afbeelding van een letter "U". Een gouden/witgouden vingerring voorzien van diamanten steentjes. Een gouden oorbel voorzien van een diamant steentje."
- -
Het door de verbalisant [verbalisant 5] in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, gesloten en getekend op 5 januari 2010, voor zover inhoudende de ten overstaan van voornoemde verbalisant door [betrokkene 9] afgelegde verklaring, kort samengevat en zakelijk weergegeven:
- "I.
was the manager of the merchandise department for the company [A] for the Island Sint Maarten, Saint Kitts and Anguilla. I worked for this company from July 2007 until the 10th of November 2008. My job entailed the receiving of the merchandise, tagging and distribution of the merchandise. This morning you confronted me with three pieces of jewelry, being a men two tone diamond ring with 5 round diamond stones, a princess cut diamond stud earring and another diamond ring with two small diamond stones. I recognize the men two tone diamond ring and the princess cut diamond stud earring as being the sort of jewelry that [A] had in their inventory. I am saying this based on the fact that every individual piece of jewelry passed through my hand."."
2.3.2.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts nog het volgende overwogen:
"Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte met een van de overvallers het plan heeft gemaakt om een overval in [plaats] te plegen en deze overvaller met de auto heeft gereden over het eiland toen deze bezig was met de voorbereidingen voor de overval. Ook heeft hij voor de wapens gezorgd waarmee de overval is gepleegd. Aldus heeft hij voorafgaand aan het delict een organiserende en voorbereidende rol gehad. Voorts draagt ook het feit dat hij na de overval in het bezit is gekomen van een deel van de buit bij aan zijn betrokkenheid bij het delict. Gelet op het voorgaande heeft de verdachte zodanig nauw en bewust samengewerkt met de overvallers dat sprake is van medeplegen."
2.4.
Het Hof heeft in de gebezigde bewijsmiddelen en in de nadere bewijsoverweging vastgesteld dat de verdachte met een van de overvallers het plan heeft gemaakt om een overval te plegen in [plaats], dat hij als chauffeur een van de overvallers naar diverse plaatsen heeft gereden toen deze bezig was met de voorbereidingen voor de overval, dat hij voor wapens heeft gezorgd waarmee de overval is gepleegd en voorts dat hij na de overval in bezit is gekomen van een deel van de buit. Uit een en ander heeft het Hof kunnen afleiden dat de verdachte bij de bewezenverklaarde diefstal en afpersing zodanig nauw en bewust heeft samengewerkt met de overvallers dat sprake is van "medeplegen".
Anders dan het middel in het bijzonder betoogt, heeft het Hof uit de gebezigde bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van [betrokkene 6], zoals gerelateerd in het proces-verbaal van 24 augustus 2007, ook kunnen afleiden - hetgeen het blijkens zijn nadere bewijsoverweging kennelijk heeft gedaan - dat het opzet van de verdachte tijdens het als chauffeur rijden van een van de overvallers naar diverse plaatsen was gericht op de voorbereiding van de overval.
2.5.
Het middel faalt.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vier jaren.
5. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze drie jaren en tien maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 3 juli 2012.
Beroepschrift 17‑05‑2011
SCHRIFTUUR: houdende middelen van cassatie in de zaak van:
[verzoeker], verzoeker tot cassatie van een hem betreffend vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van de Nederlandse Antillen en Aruba uitgesproken op 14 oktober 2010.
Middel 1
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd waarvan niet naleving nietigheid medebrengt.
In het bijzonder zijn de artt. 401, 402 Sv NA geschonden doordien het bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Met name kan de opzet van verzoeker op het medeplegen daaruit niet volgen, nu niet, althans onvoldoende kan blijken dat verzoeker als taxichauffeur ten tijde van zijn dienstverlening als taxichauffeur aan [betrokkene 7], één van medeplegers van de bewezenverklaarde diefstal/afpersing, wist of kon weten dat die [betrokkene 7] tijdens de autoritten bezig was met de voorbereidingen van de overval. De bewezenverklaring is op grond hiervan niet naar de eis van de wet voldoende met redenen omkleed.
Toelichting
1.
Het hof heeft in dit verband, zakelijk weergegeven, overwogen:
‘Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte met een van de overvallers het plan heeft gemaakt om een overval in [A] te plegen en deze overvaller met de auto heeft gereden over het eiland toen deze bezig was met de voorbereidingen voor de overval. Ook heeft hij voor de wapens gezorgd waarmee de overval is gepleegd. Aldus heeft voorafgaand aan het delict een organiserende en voorbereidende rol gehad. Voorts draagt ook het feit dat hij na de overval in het bezit is gekomen van een deel van de buit bij aan zijn betrokkenheid bij het delict. Gelet op het voorgaande heeft de verdachte zodanig nauw en bewust samengewerkt met de overvallers dat sprake is van medeplegen.’
2.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen valt af te leiden dat verzoeker verschillende malen [betrokkene 7] in zijn taxi over het eiland St. Maarten heeft vervoerd.
Zijn voor het bewijs gebezigde verklaring ‘ik neem daarom aan dat ik hem ook heb gehaald en gebracht toen hij (= [betrokkene 7], GS) bezig was met de voorbereidingen voor de overval en daarvoor huizen inging, en met mensen sprak’ impliceert echter niet dat verzoeker deze wetenschap ook had tijdens zijn vervoersdiensten als taxichauffeur voor [betrokkene 7].
3.
De overval is verder gepleegd in [A], doch uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet volgen dat verzoeker met [betrokkene 7] in zijn taxi behalve in de Frontstreet in het kilometers verderop gelegen [A] heeft gereden.
Middel 2
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd waarvan niet naleving nietigheid medebrengt.
In het bijzonder zijn de artt. 387, 401, 402 Sv NA geschonden doordien het hof voor het bewijs gebruik heeft gemaakt van een proces-verbaal inhoudende als verklaring van [betrokkene 6] voorzover hier van belang, zakelijk weergegeven, luidend:
‘Op de manier en wijze hoe [betrokkene 7] zich uitte was ik bewust dat hij van plan was iets te doen.’
Zulks ten onrechte, aangezien het vorenweergegevene niet kan worden beschouwd als een mededeling berustend op eigen waarneming of ondervinding maar een mening, gissing of conclusie behelst. De betrokken mededeling lijkt sterk op de getuigeverklaring ‘uit de manier waarop hij tegen mij zei dat hij de zaak in de brand wilde steken zag ik dat hij ertoe in staat was’. In HR 16 december 1986, NJ 1987, 772 werd dat echter niet geaccepteerd als een eigen waarneming of ondervinding.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr G. Spong, advocaat, kantoorhoudende te Amsterdam, aan de Keizersgracht 278, die bij dezen verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door verzoeker in cassatie.
Amsterdam, 17 mei 2011
mr G.Spong