Hof Amsterdam, 05-10-2020, nr. 23-004406-18
ECLI:NL:GHAMS:2020:2572, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
05-10-2020
- Zaaknummer
23-004406-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2020:2572, Uitspraak, Hof Amsterdam, 05‑10‑2020; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2021:899
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1642
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2018:8378, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 05‑10‑2020
Inhoudsindicatie
Mega Altist. Voorbereiding invoer 100 kg cocaïne. Tevens veroordeling hennepkwekerijen. Vrijspraak witwassen. 30 maanden gevangenisstraf. De verdachte heeft door het ontvangen en opvragen van inlichtingen voorbereidingshandelingen verricht voor de invoer van cocaïne. Daarbij doet niet ter zake dat de container uiteindelijk niet voor het overslagbedrijf waar hij werkzaam was bestemd bleek te zijn. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte ook daadwerkelijk informatie heeft verstrekt over de container met cocaïne. Zijn bijdrage kan daarom niet worden aangemerkt als het medeplegen van of de medeplichtigheid aan de invoer van cocaïne. vrijspraak witwassen: De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij ongeveer € 2.300,00 netto per maand verdiende, terwijl hij ook betaald kreeg voor overuren. Zijn vrouw stopte geld dat hij vrij te besteden had in enveloppen voor benzine en dergelijke. In hoger beroep heeft de verdachte toegevoegd dat hij zeer regelmatig overuren maakte, dat zijn vrouw contant geld opnam uit haar eigen bedrijf en dat geld thuis bewaard werd. Voorts heeft de verdachte een overzicht gepresenteerd met de door zijn vrouw gedane contante opnamen. Verdachte heeft een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat het geld niet van misdrijf afkomstig is. Het Openbaar Ministerie heeft naar deze, gedeeltelijk al tijdens het opsporingsonderzoek afgelegde verklaring, geen nader onderzoek laten verrichten.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004406-18
datum uitspraak: 5 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 november 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
13-665221-15 (hierna: zaak A) en 13-669109-16 (hierna: zaak B) tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
BRP-adres: [adres 1] ,
verblijfadres: [adres 1] .
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem in zaak A onder 3 en in zaak B onder 3, 4, 7 en 8 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is daardoor mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven beslissingen tot vrijspraak.
In zaak B onder 9 wordt de verdachte verweten dat hij een geldbedrag van ongeveer € 25.000,00 heeft witgewassen door met (een deel van) dat geld een BMW 320 (voor zijn broer) en een Mercedes (voor zijn vriendin) te kopen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het witwassen voor zover dat betrekking heeft op de aanschaf van de BMW 320. Volgens de advocaat-generaal moet de verdachte, die onbeperkt hoger beroep heeft ingesteld, daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep voor zover gericht tegen die partiële vrijspraak. Het hof volgt de advocaat-generaal daarin echter niet, omdat blijkens de wijze van ten laste leggen niet sprake is van een cumulatief feit.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16, 17, 18 en 21 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde in artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlasteleggingen
Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
Zaak A
1.hij op of omstreeks 7 juni 2016 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht 100,03 kilo cocaine, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van één of meer materia(a)l(en) bevattende cocaine, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van één of meer middel(len) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen op of omstreeks 7 juni 2016 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht 100,03 kilo cocaine, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van één of meer materia(a)l(en) bevattende cocaine, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van één of meer middel(len) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2016 tot en met 7 juni 2016 te Amsterdam en/of Oostzaan en/of Haarlemmermeer en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- éénmaal of meermalen met voornoemde [medeverdachte 1] en/of de zoon van voornoemde [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen (via spraak en/of sms) telefonisch contact te onderhouden en/of éénmaal of meermalen voornoemde [medeverdachte 1] en/of de zoon van voornoemde [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen te ontmoeten en/of tijdens deze telefonische contactmomenten en/of ontmoetingen, al dan niet in versluierd taalgebruik, één of meer gegevens van voornoemde [medeverdachte 1] en/of de zoon van voornoemde [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen heeft ontvangen waarbij onder andere werd gesproken over 'auto's' en/of 'kentekens' en/of één of meer (container)nummer(s) en/of aantallen en/of 'kentekens van containers' 'en/of één of meer locatie(s) en/of
- waarna verdachte, aan de hand van (onder andere) de voornoemde door [medeverdachte 1] en/of de zoon van [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen verstrekte gegevens, vervolgens één of meer (computer)systemen heeft bevraagd en/of heeft laten bevragen door één of meer van zijn collega's en/of contacten (werkzaam in en/of bij een bedrijf en/of instantie dat/die zich bezighoudt met het internationale transport van (zee)containers) en/of vervolgens aan voornoemde [medeverdachte 1] en/of de zoon van [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen gegevens/informatie heeft verschaft omtrent de bootna(a)m(en) en/of de route(s) en/of de locatie(s) van aankomst en/of de tijdstip(pen) van aankomst en/of de frequentie(s) van aankomst en/of één of meer (container/scheeps)nummers en/of
- persoonlijk en/of middels één of meer van zijn collega's en/of contacten (tevens werkzaam in en/of bij een bedrijf en/of instantie dat/die zich bezighoudt met het internationale transport van (zee)containers) maatregelen heeft getroffen en/of heeft laten treffen ten einde zorg te dragen dat de betreffende container(s) uit het zicht zouden worden gehouden van één of meer controlerende instanties (waaronder de douane);
2.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2016 tot en met 7 juni 2016 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of Oostzaan en/of Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of buiten Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 100,03 kilo cocaine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
- éénmaal of meermalen met voornoemde [medeverdachte 1] en/of de zoon van voornoemde [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen (via spraak en/of sms) telefonisch contact onderhouden en/of éénmaal of meermalen voornoemde [medeverdachte 1] en/of de zoon van voornoemde [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen ontmoet en/of tijdens deze telefonische contactmomenten en/of ontmoetingen, al dan niet in versluierd taalgebruik, één of meer gegevens van voornoemde [medeverdachte 1] en/of de zoon van voornoemde [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen heeft ontvangen waarbij onder andere werd gesproken over 'auto's' en/of 'kentekens' en/of één of meer (container)nummer(s) en/of aantallen en/of 'kentekens van containers' 'en/of één of meer locatie(s) en/of
- waarna verdachte, aan de hand van (onder andere) de voornoemde door [medeverdachte 1] en/of de zoon van [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen verstrekte gegevens, vervolgens één of meer (computer)systemen bevraagd en/of heeft laten bevragen door één of meer van zijn collega's en/of contacten (werkzaam in en/of bij een bedrijf en/of instantie dat/die zich bezighoudt met het internationale transport van (zee)containers) en/of vervolgens aan voornoemde [medeverdachte 1] en/of de zoon van [medeverdachte 1] en/of één of meer anderen gegevens/informatie heeft verschaft omtrent de bootna(a)m(en) en/of de route(s) en/of de locatie(s) van aankomst en/of de tijdstip(pen) van aankomst en/of de frequentie(s) van aankomst en/of één of meer (container/scheeps)nummers en/of
- persoonlijk en/of middels één of meer van zijn collega's en/of contacten (tevens werkzaam in en/of bij een bedrijf en/of instantie dat/die zich bezighoudt met het internationale transport van (zee)containers) maatregelen getroffen en/of heeft laten treffen ten einde zorg te dragen dat de betreffende container(s) uit het zicht zouden worden gehouden van één of meer controlerende instanties (waaronder de douane);
3.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 7 juni 2016 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of (elders) in Nederland en/of buiten Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van één of meer materia(a)l(en) bevattende cocaïne, althans bevattende één of meer (andere) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
- ( meermalen) met elkaar en/of met één of meer andere (criminele) contact(en) (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- ( meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd (o.a. in diverse (weg)restaurants en/of hotel(s)) en/of
- één of meer perso(o)n(en) éénmaal of meermalen met elkaar in contact gebracht ten behoeve van de invoer en/of vervoer en/of aflevering van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- ten tijde van voornoemde (telefoon)gesprekken en/of ontmoetingen aan/van elkaar en/of aan/van één of meer andere (criminele) contact(en) al dan niet in versluierd taalgebruik informatie verstrekt en/of ontvangen over de hoeveelhe(i)d(en) verdovende middel(en) en/of de prijs hiervan en/of de verdeling van (een percentage van) de opbrengst van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of de beloning voor het verlenen van diensten en/of het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de invoer van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- ten tijde van voornoemde (telefoon)gesprekken en/of ontmoetingen aan/van elkaar en/of aan/van één of meer andere (criminele) contact(en) al dan niet in versluierd taalgebruik informatie verstrekt en/of ontvangen over de planning en/of de periode waarin en/of de tijdstippen waarop de verdovende middelen vervoerd en/of ingevoerd zullen worden (onder meer 'het cacaoseizoen' en/of 'januari/februari') en/of
- ten tijde van voornoemde (telefoon)gesprekken en/of ontmoetingen aan/van elkaar en/of aan/van één of meer andere (criminele) contact(en) al dan niet in versluierd taalgebruik informatie verstrekt en/of ontvangen over het vervoer door middel van schepen en/of auto's en/of (cacao)containers en/of grote zakken cacao en/of het uitladen van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- ten tijde van voornoemde (telefoon)gesprekken en/of ontmoetingen aan/van elkaar en/of aan/van één of meer andere (criminele) contact(en) al dan niet in versluierd taalgebruik informatie verstrekt en/of ontvangen over het regelen van één of meer pers(o)on(en) werkzaam (bij een bedrijf) in de haven van Amsterdam en/of Rotterdam, welke perso(o)n(en) één of meer containers weg- en/of apart kan/kunnen zetten (buiten het zicht van de douane) en/of
- ten tijde van voornoemde (telefoon)gesprekken en/of ontmoetingen aan/van elkaar en/of aan/van één of meer andere (criminele) contact(en) al dan niet in versluierd taalgebruik informatie verstrekt en/of ontvangen en/of instructies gegeven en/of ontvangen ten behoeve van het uitladen van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen die zich bevind(en) in één of meer auto's en/of (cacao)containers en/of grote zakken cacao en/of
- één of meer aanbetaling(en) gedaan en/of ontvangen ten behoeve van de invoer van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen;
Zaak B
1.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2015 tot en met 8 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een perceel ( [adres 2] ) 1499 hennepplanten en/of delen daarvan en/of (ongeveer) 1924 gram vermalen hennep, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) telkens daarbij opzettelijk handelden in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
3.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2015 tot en met 11 juli 2016 te Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een perceel ( [adres 3] ) 212 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) telkens daarbij opzettelijk handelden in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
4.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2015 tot en met 11 juli 2016 te Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
5.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2015 tot en met 11 juli 2016 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een perceel ( [adres 4] ) 624 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) telkens daarbij opzettelijk handelden in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
6.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2015 tot en met 11 juli 2016 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
7.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2015 tot en met 11 juli 2016 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een perceel ( [adres 5] ) 810 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) telkens daarbij opzettelijk handelden in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
8.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2015 tot en met 11 juli 2016 te Wormerveer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
9.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 16 juli 2016 te Amsterdam en/of Oostzaan, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen,
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) (telkens) één of meer contante geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 25.000 euro, althans één of meer contant(e) geldbedrag(en), voorhanden gehad en/of omgezet en/of van één of meer contant(e) geldbedrag(en) gebruik gemaakt door dit/deze geldbedrag(en) uit te geven en/of te besteden aan twee, in elk geval één personenauto('s), te weten een Mercedes ( [kenteken 1] ) (bestemd voor [betrokkene 1] ) en/of een BMW 320 ( [kenteken 2] ) (bestemd voor [broer verdachte] ), terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat voornoemde contant(e) geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - middellijk of onmiddellijk - uit misdrijf afkomstig was/waren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van zaak A, feiten 1 en 2 (invoer cocaïne)
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het in zaak A onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde medeplegen van invoer van cocaïne respectievelijk de voorbereidingshandelingen daartoe kan worden bewezen. De rol van de verdachte was dat hij informatie kon verstrekken over waar de container met cocaïne uiteindelijk terecht zou komen en ervoor kon zorgen dat deze buiten het bereik van de bewakingscamera’s werd geplaatst om de cocaïne er ongezien uit te halen. Daarmee was de verdachte een onmisbare schakel en heeft hij een fundamentele rol bij de invoer van de cocaïne vervuld en heeft hij zich schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen, waarbij in beide gevallen sprake is van medeplegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van de in zaak A onder 1 primair en subsidiair en onder 2 ten laste gelegde betrokkenheid bij de invoer van cocaïne moet worden vrijgesproken. De container met 100 kilo cocaïne was niet bestemd voor het overslagbedrijf [bedrijf 2] , waar de verdachte werkzaam was, zodat hij feitelijk geen enkele bijdrage kón leveren aan de invoer van deze cocaïne.
Het enkele feit dat de verdachte in april 2015 een container heeft verplaatst naar een vak buiten het zicht van de beveiligingscamera’s komt geen betekenis toe, aangezien het werk van de verdachte bestond uit het verplaatsen van containers. Bovendien is niet gebleken dat in die bewuste container cocaïne heeft gezeten of dat [medeverdachte 1] daar enige betrokkenheid bij had.
De verdachte had geen toegang tot relevante informatie en heeft dan ook geen informatie gegeven over (de dag of het tijdstip van aankomst van) de container met 100 kilo cocaïne. De verdachte kon over deze bewuste container bovendien geen informatie verstrekken omdat hij nooit in het computersysteem van [bedrijf 2] zichtbaar is geweest. De verdachte had bovendien geen wetenschap van de aanwezigheid van cocaïne in de container en dus geen opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, op de invoer van cocaïne.
Voorgaande argumenten dienen er eveneens toe te leiden dat de verdachte ook van de onder 2 tenlastegelegde voorbereidingshandelingen wordt vrijgesproken. Zo de verdachte al een computersysteem zou hebben bevraagd en inlichtingen zou hebben verstrekt, is sprake van een absoluut ondeugdelijk voorbereiding, omdat deze nooit bestemd kan zijn tot het plegen van de tenlastegelegde invoer van cocaïne.
Relevante feiten en omstandigheden
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De verdachte was in 2015 en 2016, in elk geval tot en met 7 juni 2016, werkzaam bij (container)overslagbedrijf [bedrijf 2] in Amsterdam.
Eind 2015 en begin 2016 heeft de verdachte verschillende (afgeluisterde en opgenomen) gesprekken gevoerd in openbare gelegenheden, waarbij telkens [medeverdachte 3] aanwezig was.
Op 17 november 2015 werd onder meer gehoord dat de verdachte zegt ‘spul, die zooi, vervoeren’, ‘druk met containers’, ‘in de haven van Amsterdam gaan kijken’, ‘het is gewoon laden en lossen van de containers’ en ‘ [bedrijf 2] ’.
Een andere aanwezige vroeg: ‘Is het veilig?’ en ‘Douane?’
[verdachte] reageerde met onder meer:
‘die containers worden bij elkaar weggezet’, ‘en dan zet ik hem apart’, ‘douane controleert hier bijna niet’ en ‘400 ton en in die balen’.
Ook op 11 december 2015 vond een gesprek plaats, waarbij gehoord werd dat een van de andere aanwezigen, [medeverdachte 4] , onder meer de volgende opmerkingen maakt:
- ‘ Hij zegt: Ik zou blokken met hun doen, dit en dan moest ik twintig betalen.’
- ‘ Venezuela, 500 blokken, zes – zeven ton.’
- ‘ Zet gewoon 1 container neer en eentje er naast hup krik krik en precies het zelfde.. hup overzetten’ en
- ‘.. dus geeft me alvast een miljoen. Dus zij ja ja is goed he, pak die miljoen maar wanneer je het verkopen moet kom je niet eens aan de 3 miljoen. Dus wat hebben we nou gepakt?’.
Op die laatste vraag antwoordde de verdachte ‘een derde’. Ook sprak de verdachte tijdens dit gesprek over dat hij alles heeft leeggehaald, over containers en over iets dat naar Antwerpen moest maar in Amsterdam strandde.
Op 7 januari 2016 sprak de verdachte met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in de [snackbar] in Amsterdam. Daarbij werden onder meer de volgende opmerkingen gehoord:
[medeverdachte 3] : ‘dat waren gewoon gasten die de coke in... en die hebben nooit aan boord gezeten van een schip.’
[medeverdachte 4] : ‘Of je nou een twintig voeter of een veertig voeter wil, je moet het maar zeggen’
[verdachte] : ‘Als het een 20 voeter is beter... Als je 6 pallets in een 20 wil doen is het gelijk de helft.’
[medeverdachte 4] : ‘Per tank aangegeven waar zegel alles ligt, alles aangegeven wat spul is en wat geen spul is. Kunnen ze zo hun werk doen.’
De politie heeft aangegeven dat een ’20 voeter’ een benaming is voor een zeecontainer.
In 2016 kreeg de verdachte contact met de medeverdachte [medeverdachte 1] . Vanaf eind mei 2016 werd het contact intensiever. [medeverdachte 1] vroeg daarbij aan de verdachte of hij informatie kon verstrekken of een bepaalde container bij de verdachte (het hof begrijpt: bij overslagbedrijf [bedrijf 2] ) aankwam. De verdachte kreeg van [medeverdachte 1] een mobiele telefoon waarmee hij (één-op-één) contact kon houden met [medeverdachte 1] . Bij een latere afspraak vroeg [medeverdachte 1] de verdachte opnieuw of hij aan informatie kon komen en heeft [medeverdachte 1] de verdachte een geldbedrag van ongeveer duizend euro gegeven.
De verdachte en [medeverdachte 1] gebruikten tijdens hun contacten vaak de woorden ‘auto’s’ en ‘kentekens’. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat met ‘auto’s’ ‘containers’ werd bedoeld.
Op 3 juni 2016 vroeg [medeverdachte 1] aan de verdachte of hij nog ‘gekeken heeft voor die auto’s’. De verdachte antwoordde dat dat nog niet kan en dat ‘hij’ dat nog niet kan zien. Dat ze er nog niet zijn, dus dat het nog te kort dag is.
Op 6 juni 2016 zei [medeverdachte 1] tegen de verdachte dat hij hem iets stuurt, want hij is bang dat ‘die auto anders de verkeerde kant op gaat’.
[medeverdachte 1] had op 6 juni 2016 intensief contact met zijn zoon [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] liet [medeverdachte 2] onder meer weten dat [medeverdachte 2] nog een berichtje moet sturen om te kijken ‘of die auto wel bij hem komt’. Even later meldde [medeverdachte 1] dat als [medeverdachte 2] dat ‘kenteken’ stuurt, hij er wel bij moet zetten dat het ‘er 1 van 6’ is. Twee minuten later ontving de verdachte een sms-bericht (van de telefoon van [medeverdachte 1] , op dat moment in gebruik bij [medeverdachte 2] ), met de tekst ‘HLBU 1781730 dit is 1 van de 6. Komt op amsterdam. Ik wacht op je’.
Op 7 juni 2016 had de verdachte een gesprek met [medeverdachte 1] . Daarbij is onder meer te horen dat de verdachte zegt ‘kijk kentekens van alle containers’, ‘Dus ik tik dat PL nummer in..’, ‘Rotterdam’, ‘Twee komt elke week binnen’, ‘Thatsall.. bootnaam. Komt elke maand.’, ‘Ik ga erachter zoeken’ en ‘het is gewoon bulk’.
In de container met nummer HLBU 1781730 werd op 7 juni 2016 in de haven van Rotterdam 100,03 kg cocaïne aangetroffen.
Oordeel van het hof
Op 6 juni 2016 krijgt de verdachte in opdracht van [medeverdachte 1] per sms een containernummer door. Uit het gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 1] op 7 juni 2016 blijkt dat de verdachte een nummer van een container heeft ingetikt om te zien welke informatie hij daarover kan achterhalen, kennelijk door een systeem te bevragen. Gelet op de eerdere communicatie, in onderlinge samenhang bezien, moet dit het containernummer HLBU 1781730 zijn geweest. De verdachte heeft op die manier informatie ontvangen (van [medeverdachte 1] ) en getracht informatie op te vragen over de container (ten behoeve van [medeverdachte 1] ) waarin later een grote hoeveelheid cocaïne is aangetroffen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij voor het geven van informatie over de aankomst van containers een aanzienlijk geldbedrag (ongeveer € 1.000,00) van [medeverdachte 1] heeft gekregen en ook een mobiele telefoon om onderling mee te communiceren. Gelet hierop moet hem minst genomen duidelijk zijn geweest dat de te verstrekken informatie van belang was voor de smokkel van verboden goederen met een grote waarde.
In de maanden voorafgaand aan zijn contacten met [medeverdachte 1] heeft de verdachte meermaals met anderen gesproken over containers. Daarbij vielen onder meer de woorden ‘coke’, ‘blokken’ en ‘Venezuela' en ging het over het ‘geven en pakken van een miljoen’. Het kan daarom niet anders zijn dan dat de verdachte zich er bewust van was dat zijn gesprekspartners belangstelling voor containers hadden in verband met de smokkel van cocaïne.
De verdachte heeft zijn samenwerking met [medeverdachte 1] voortgezet, terwijl hij wist dat het waarschijnlijk met de smokkel van waardevolle verboden goederen te maken had en wist dat er belangstelling was voor (informatie over) containers in verband met de smokkel van cocaïne. Op die manier heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij meewerkte aan de invoer van cocaïne en was zijn opzet, minstgenomen in voorwaardelijke vorm, op die invoer gericht.
De bijdrage van de verdachte bestond uit het ontvangen van informatie, namelijk een containernummer, en een systeem bevragen met als doel nadere informatie te ontvangen over de reisbewegingen of locatie van de container. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en het dossier kan echter niet worden vastgesteld dat de verdachte ook daadwerkelijk informatie heeft verstrekt – aan [medeverdachte 1] of een ander – over de container met cocaïne. Evenmin is vast komen te staan dat het de bedoeling was dat de verdachte de container apart zou zetten of dat hij maatregelen heeft getroffen om dat te bewerkstelligen. Zijn bijdrage kan daarom niet worden aangemerkt als het medeplegen van of de medeplichtigheid aan de invoer van cocaïne. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het in zaak A onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
De verdachte heeft door het ontvangen en opvragen van inlichtingen wel voorbereidingshandelingen verricht voor de invoer van cocaïne. Daarbij doet niet ter zake dat de container uiteindelijk niet voor overslagbedrijf [bedrijf 2] bestemd bleek te zijn. Uit de gesprekken die [medeverdachte 1] met de verdachte en derden voerde, waaronder het gesprek inhoudende dat [medeverdachte 1] bang is dat ‘die auto de verkeerde kant op gaat’, leidt het hof af dat [medeverdachte 1] , de verdachte en andere betrokkenen er in beginsel vanuit gingen dat de container wel degelijk bij [bedrijf 2] zou aankomen. Bovendien moet ervan uit gegaan worden dat ook de informatie dat de container niet bij [bedrijf 2] zou aankomen (of daar niet aangekomen was) waardevolle informatie zou zijn, nu daarmee voor de betrokkenen duidelijk zou zijn dat zij om de container te achterhalen de nodige actie richting een andere terminal zouden moeten ondernemen. [medeverdachte 1] heeft dan ook expliciet aan de verdachte gevraagd of hij kon vertellen of een bepaalde container bij de verdachte (het bedrijf waar hij werkzaam was) aankwam. De stelling van de raadsman dat het voor de verdachte niet mogelijk zou zijn om waardevolle informatie te verschaffen, omdat de container niet bij [bedrijf 2] zou aankomen, volgt het hof daarom niet.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van hof dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in zaak A onder 2 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen
Ten aanzien van zaak B, feit 1 (kwekerij [adres 2] )
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 kan worden bewezen, omdat – kort samengevat – uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat de verdachte een forse betrokkenheid heeft gehad bij de hennepkwekerij in de loods aan het [adres 2] in Amsterdam-Noord.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de verdachte van dit feit vrij te spreken. Uit de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaringen van de getuigen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] blijkt dat de hennepkwekerij aan het Gedempt Hamerkanaal van [medeverdachte 5] was. Als de verdachte in afgeluisterde telefoongesprekken sprak over de ‘loods in Noord’, werd daarmee een loodsje (garagebox, begrijpt het hof uit de ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte afgelegde verklaring) vlakbij het Buikslotermeerplein in Amsterdam-Noord bedoeld. Daarvan maakten de verdachte en zijn vrienden gebruik om bij elkaar te komen en wat te knutselen, zoals is bevestigd door de getuige [medeverdachte 5] . De verdachte heeft éénmaal op verzoek van [medeverdachte 5] geprobeerd een lekkende airco te repareren in de hennepkwekerij, wat hooguit – niet ten laste gelegde – medeplichtigheid zou kunnen opleveren.
Oordeel van het hof
Uit de in de bijlage bij dit arrest opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat op 8 april 2016 in een loods aan het [adres 2] in Amsterdam-Noord een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Daarin stonden, in twee afgescheiden kweekruimtes, in totaal 1499 hennepplanten. De kweekruimtes waren ingericht met assimilatielampen, koolstoffilters, ventilatoren en opticlimates (klimaatbeheersystemen). Elders in de loods lag ook een sealapparaat. In de loods zijn bovendien drie sealbags aangetroffen met daarin, in totaal, (bruto) 1924 gram hennep. In een afgescheiden deel van de loods woonde [medeverdachte 7] . Hij is de vader van [betrokkene 3] , een vriend van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij ‘weleens is opgetrommeld om werkzaamheden met betrekking tot de hennepkwekerij (het hof begrijpt: in de loods aan het [adres 2] ) te verrichten’. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij in de loods kwam voor de gezelligheid en ‘zeker niet alleen voor de hennepkwekerij’. De verdachte was dus in elk geval bekend met de hennepkwekerij in de loods. Naar het oordeel van het hof gaat de betrokkenheid van de verdachte echter veel verder dan het eenmaal, zoals de verdachte in hoger beroep heeft herhaald, trachten te repareren van een lekkende airco.
Deze betrokkenheid blijkt uit de in de bewijsmiddelen opgenomen uitwerking van verschillende afgeluisterde telefoongesprekken. De verdachte zei daarin dat hij naar ‘Noord’ gaat of daar juist is. De telefoon van de verdachte peilde ook uit in de buurt van het [straatnaam] , wanneer hij zegt in Noord te zijn. Dat is al het geval vanaf het moment dat de telefoon van de verdachte is afgeluisterd, eind oktober 2015. De verdachte sprak met verschillende personen, waaronder [medeverdachte 5] . Volgens de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, en die van [medeverdachte 5] als getuige, was de hennepplantage van [medeverdachte 5] . Op 18 februari 2016 vond tussen beiden een telefoongesprek plaats, waarin [medeverdachte 5] aan de verdachte vroeg of hij ‘mee gaat, werken’. De verdachte antwoordde dat ‘hij een ploeg wil neerzetten in Noord’. Een dag later belde de verdachte naar [betrokkene 2] . De verdachte meldde dat ze ’s ochtends ‘eerst ff naar Noord kunnen de boel ff afmaken’, waarop [betrokkene 2] reageerde dat hij er al vroeg zal zijn, omdat hij voorbereidingen moet treffen, want ‘we draaien in ploegendiensten geloof ik’. Op 20 februari 2016 vond er een telefoongesprek plaats tussen de verdachte en zijn vriendin [betrokkene 1] , waaruit blijkt dat beiden hard gewerkt hebben die dag en moe zijn. [betrokkene 1] vroeg of de verdachte stoned was en ze zegt dat er zwarte troep uit haar neus kwam. En de verdachte reageerde ‘dat het weer staat als een huis’. De telefoon van de verdachte peilde die dag van 11.53 tot 14.09 uur uit in de omgeving van het [straatnaam] .
Op 15 maart 2016 werd de verdachte gebeld door [medeverdachte 5] , die vroeg of hij nog in Noord is geweest. De verdachte antwoordde: ‘ja, gisteren’. De verdachte zei verder: ‘het is een beetje half wel, half niet door het net’. En ook: ‘Dus dat hebben we zo ook bespoten, je kent het allemaal wel…en dan groeit het er nog wel door’. Op de vraag hoe lang het er allemaal staat antwoordde de verdachte dat het al ‘de vierde week’ is.
Over het laatstgenoemde telefoongesprek heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het zou kunnen gaan over werkzaamheden in een hennepkwekerij, maar niet – zo begrijpt het hof – in de loods in Amsterdam-Noord. Gelet op het feit dat deze verklaring nauwelijks concreet en niet nader onderbouwd is, acht het hof deze verklaring van de verdachte, voor zover het de locatie van de werkzaamheden betreft, ongeloofwaardig.
Op 8 april 2016 om 23.00 uur viel de politie de loods binnen en werd de hennepkwekerij ontmanteld. Daar is men de hele nacht, tot 6.00 uur ’s ochtends mee bezig geweest. De verdachte werd van deze politie-inval om 7.17 uur door [betrokkene 3] in kennis gesteld met de mededeling dat er ‘vannacht is geklopt’. De verdachte stelde hiervan op zijn beurt [betrokkene 1] en zijn vrouw op de hoogte. En om 11.00 uur werd de verdachte gebeld door [medeverdachte 5] . De verdachte meldde dat hij er ‘net zo ziek van is’ als [medeverdachte 5] , maar dat het ‘winnen of verliezen’ is. Dat de verdachte hiermee tot uitdrukking bracht, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, dat hij slechts met zijn beste vriend meevoelde zonder zelf bij de hennepkwekerij betrokken te zijn, acht het hof ongeloofwaardig.
Deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien brengen het hof tot de conclusie dat de verdachte nauw met één of meer anderen heeft samengewerkt bij de kweek van hennep in de loods aan het [straatnaam] . Dat de verdachte in de afgeluisterde telefoongesprekken met ‘Noord’ of ‘loods in Noord’ zou hebben gedoeld op een garagebox in Amsterdam-Noord waar hij en zijn vrienden voor de gezelligheid bijeenkwamen, kan mede gelet op de verdere inhoud van de door de verdachte gevoerde telefoongesprekken naar het oordeel van het hof als hoogst onaannemelijk terzijde worden geschoven.
Gelet op de periode die de verdachte bij de kwekerij betrokken is geweest, de hoeveelheid hennepplanten, de tapgesprekken over ‘ploegendiensten’, ‘een ploeg neerzetten’ en het ‘regelen van mensen’, en de locatie en inrichting van de kwekerij, waarbij onder meer gebruik is gemaakt van een klimaatbeheersysteem, is het hof van oordeel dat voorts is gehandeld in de uitoefening van een beroep of een bedrijf.
In de loods aan het [straatnaam] zijn drie sealbags met in totaal 1924 gram hennep aangetroffen. Het hof is van oordeel dat het er, bij gebreke van enige aanwijzing in andere richting en mede gelet op het aangetroffen sealapparaat, voor moet worden gehouden dat deze hennep afkomstig is van een eerdere kweek, dat de verdachte en zijn medeplegers wetenschap hadden van de aanwezigheid van die hennep in de loods en daarover ook konden beschikken. De verdachte had, zo blijkt uit afgeluisterde telefoongesprekken, ook de beschikking over een sleutel van deze loods. Het hof acht dan ook bewezen dat de verdachte deze 1924 gram hennep tezamen met één of meer anderen opzettelijk in de loods aanwezig heeft gehad.
Ten aanzien van zaak B, feiten 5 en 6 (kwekerij Volendam)
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 5 en 6 kunnen worden bewezen, omdat de verdachte in eerste aanleg heeft verklaard betrokken te zijn geweest bij het opzetten van de hennepkwekerij en daarmee ook strafrechtelijk verantwoordelijk is voor de diefstal van elektriciteit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten 5 en 6 gerefereerd aan het oordeel van het hof, met de kanttekening dat in geval van bewezenverklaring van feit 5 de periode zou moeten worden beperkt, omdat de kwekerij in februari 2016 nog in opbouw was. De verdachte zelf heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij weliswaar heeft geholpen met de opbouw van de hennepkwekerij en ook daarna in de kwekerij werkzaamheden heeft verricht, maar dat hij niet wist van de diefstal van elektriciteit.
Oordeel van het hof
Het hof concludeert op grond van de in de bijlage bij dit arrest opgenomen bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de verdachte dat hij heeft geholpen met het opzetten van de hennepkwekerij in Volendam, dat feit 5 kan worden bewezen, met dien verstande dat de periode wordt beperkt. De verdachte is weliswaar reeds op 3 november 2015 bij de woning [adres 4] te Volendam gezien, maar niet kan worden vastgesteld dat de kwekerij toen al volledig was opgebouwd, laat staan in werking was. Meer in het bijzonder niet, omdat in een afgeluisterd telefoongesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 5] op 3 februari 2016 wordt gesproken over het ‘plaatsen van wanden in Volendam’. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij heeft geholpen om scheidingswanden te plaatsen om de kwekerij in aparte ruimtes in te delen. Het hof zal daarom in de bewezenverklaring de periode beperken van 1 maart 2016 tot en met 11 juli 2016. Voor de vaststelling dat de verdachte en zijn mededader hebben gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf bestaat onvoldoende bewijs, zodat de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van het hof evenmin dat de verdachte wist of moet hebben geweten dat elektriciteit werd gestolen om de hennepkwekerij draaiende te houden. De stelling van de advocaat-generaal op dat punt vindt geen steun in het recht. In dat verband is van belang dat de verdachte geen eigenaar, bewoner of vaste gebruiker was van de woning waar de hennepkwekerij is aangetroffen. De verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de diefstal van elektriciteit en uit het dossier blijkt dat de meterkast, met de illegale stroomaansluiting, zich niet in de kelder bevond waar de hennepkwekerij was ingericht. Dat de meterkast met de illegale aansluiting zichtbaar was voor iedereen die de kelder betrad, blijkt niet uit het dossier. De verdachte zal daarom van feit 6 worden vrijgesproken.
Ten aanzien van zaak B, feit 9 (witwassen)
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat dit feit kan worden bewezen, voor zover het de aankoop van de Mercedes met kenteken [kenteken 1] en het bij de verdachte thuis aangetroffen geld van in totaal € 6.450,00 betreft. Ten aanzien van dat contant aangetroffen geld heeft de advocaat-generaal gesteld dat het uit eigen misdrijf afkomstig is en niet blijkt dat de verdachte de herkomst daarvan heeft verhuld, zodat hij ter zake daarvan moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de verdachte vrij te spreken van witwassen, omdat – kort samengevat – de rechtbank op goede gronden verdachte heeft vrijgesproken van het witwassen van de BMW 320, de verdachte al jaren werkte en kon beschikken over spaargeld dat zijn vrouw in enveloppen deed (zoals bij hem thuis aangetroffen), ter terechtzitting in hoger beroep een overzicht is getoond van contante opnames uit haar eigen bedrijf en bovendien niet is gebleken van een buitensporig uitgaven patroon van de verdachte en zijn vrouw.
Oordeel van het hof
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte de BMW 320, die op naam stond van zijn broer en bij deze in gebruik was, heeft betaald. Reeds daarom moet de verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen voor zover dat betrekking heeft op deze auto.
Voor de beoordeling van de tenlastelegging voor het overige stelt het hof voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis, eerste lid, onder b van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’ kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte erkend dat hij € 10.000,00 contant heeft betaald voor een Mercedes voor zijn toenmalige vriendin [betrokkene 1] . Daarnaast is in de woning van de verdachte en zijn vrouw, in een portemonnee en in een aantal enveloppen, contant geld aangetroffen tot een bedrag van in totaal € 6.450,00. Verder blijkt uit het dossier dat de verdachte zich bezig hield met hennepteelt. Op grond daarvan is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
De verdachte heeft echter tegenover de politie verklaard dat hij ongeveer € 2.300,00 netto per maand verdiende, terwijl hij ook betaald kreeg voor overuren. Zijn vrouw stopte geld dat hij vrij te besteden had in enveloppen voor benzine en dergelijke. Het hof stelt vast dat inderdaad geld is aangetroffen in enveloppen met verschillende – handgeschreven – opschriften, waaronder bijvoorbeeld ‘benzine juli’ en ‘extra [vrouw van verdachte] ’ (het hof begrijpt: [vrouw van verdachte] , de voornaam van de vrouw van de verdachte). In hoger beroep heeft de verdachte daaraan toegevoegd dat hij in de betreffende periode zeer regelmatig overuren maakte waarvoor hij extra betaald werd, dat zijn vrouw contant geld opnam uit haar eigen bedrijf en dat geld thuis bewaard werd. Voorts heeft de verdachte een overzicht gepresenteerd met de door zijn vrouw gedane contante opnamen. Een deel van dat geld heeft de verdachte, zonder overleg met zijn vrouw, gebruikt voor de aanschaf van de Mercedes.
Het hof is van oordeel dat de verdachte daarmee een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat het aan de Mercedes besteedde geld en het contant aangetroffen geld niet van misdrijf afkomstig is.
Het Openbaar Ministerie heeft naar deze, gedeeltelijk al tijdens het opsporingsonderzoek afgelegde verklaring, geen nader onderzoek laten verrichten. De politie heeft geen onderzoek gedaan, bijvoorbeeld bij de Belastingdienst of door middel van bankafschriften, naar de (overige) inkomsten en uitgaven van de verdachte (en zijn vrouw). Het hof is dan ook van oordeel dat niet kan worden bewezen dat het niet anders kan zijn dan dat de in de tenlastelegging bedoelde geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het in zaak B onder 9 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 2 en in zaak B onder 1 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A 2. hij in de periode van 1 februari 2016 tot en met 7 juni 2016 in Nederland, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 100,03 kilo cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen
- zich en één of meer anderen inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
immers heeft hij, verdachte,
- éénmaal of meermalen met [medeverdachte 1] en de zoon van [medeverdachte 1] telefonisch contact onderhouden en éénmaal of meermalen [medeverdachte 1] en de zoon van [medeverdachte 1] ontmoet en tijdens deze telefonische contactmomenten en/of ontmoetingen, al dan niet in versluierd taalgebruik, gegevens van [medeverdachte 1] en/of de zoon van [medeverdachte 1] ontvangen waarbij onder andere werd gesproken over 'auto's' en 'kentekens' en één containernummer en aantallen,
- waarna verdachte, aan de hand van de door [medeverdachte 1] en/of de zoon van [medeverdachte 1] verstrekte gegevens, een computersysteem heeft bevraagd;
Zaak B
1.hij in de periode 1 oktober 2015 tot en met 8 april 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk 1499 hennepplanten heeft geteeld en 1924 gram vermalen hennep aanwezig heeft gehad in een perceel ( [adres 2] ), terwijl verdachte en zijn mededader daarbij opzettelijk handelden in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
5.hij in de periode 1 maart 2016 tot en met 11 juli 2016 te Volendam, gemeente Edam-Volendam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk 624 hennepplanten heeft geteeld in een perceel ( [adres 4] ).
Hetgeen in de zaak A onder 2 en in de zaak B onder 1 en 5 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 2 en in zaak B onder 1 en 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 2 bewezen verklaarde levert op:
een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door zich en één of meer anderen inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in zaak B onder 5 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A onder 2 en in zaak B onder 1 en 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in zaak A onder 3 en in zaak B onder 3, 4, 7 en 8 ten laste gelegde vrijgesproken en voor het in zaak A onder 1 primair en 2 en in zaak B onder 1, 5, 6 en 9 laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en zes maanden met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van het bewezenverklaarde contante geldbedrag van € 6450,00 in zaak B onder 9 heeft de rechtbank de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1 primair en 2 en in zaak B onder 1, 5, 6 en 9 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van het voorarrest. Ten aanzien van de ten laste gelegde BMW in zaak B onder 9 dient de verdachte te worden vrijgesproken en ten aanzien van de ten laste gelegde € 6450,00 dient hij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsman heeft bepleit dat (in geval van veroordeling van betrokkenheid bij de invoer van cocaïne) aan de verdachte een taakstraf wordt opgelegd, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf of geldboete.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen gericht op de (verdere) invoer in Nederland van ruim 100 kilogram cocaïne. Begin juni 2016 heeft de verdachte veelvuldig telefonisch contact gehad en hebben er ontmoetingen plaatsgevonden met andere bij de invoer betrokken personen. In die gesprekken ging het over en weer om het (trachten te) verkrijgen en verstrekken van informatie over wanneer en waar de container met de ruim 100 kilogram cocaïne (in Amsterdam) zou aankomen. Omtrent de rol die de verdachte in deze voorbereiding had, heeft hij geen inzicht geboden. Zoals overwogen ten aanzien van het bewijs gaat het hof er van uit dat de verdachte een rol van betekenis heeft gehad door essentiële informatie te ontvangen van een persoon die, zo moet worden aangenomen, een bijdrage aan de invoer van de cocaïne heeft geleverd, terwijl de verdachte op zijn beurt heeft getracht aan die persoon essentiële informatie door te geven waarover hij als medewerker van containerbedrijf kon beschikken.
Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers ervan zeer schadelijke stof. Een hoeveelheid van 100 kilogram is van een zodanige omvang dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne wordt zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van criminaliteit en overlast, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. De verdachte heeft zich, naar moet worden aangenomen, louter door winstbejag laten leiden bij het uitwisselen van essentiële informatie ten behoeve van de verdere invoer van de container met cocaïne.
Daarnaast heeft de verdachte zich bezig gehouden met het opzetten en onderhouden van twee hennepkwekerijen, waar in totaal 2123 hennepplanten zijn aangetroffen en 1924 gram gemalen hennep. De aangetroffen hoeveelheid hennepplanten is van dien aard, dat het aannemelijk is dat deze bestemd was voor verdere verspreiding en handel, waarmee vaak andere vormen van criminaliteit gepaard gaan. Daarnaast is hennep bij gebruik nadelig voor de volksgezondheid.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals door de raadsman en de verdachte naar voren gebracht, en met het feit dat de verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 september 2020 niet eerder ter zake van overtreding van de Opiumwet is veroordeeld. Het hof heeft verder acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsrapport van 21 april 2020 en het bepaalde in artikel 63 Sr.
Het hof acht, alles afwegende, in het bijzonder de ernst van de strafbare feiten, enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De door de raadsman bepleite deels voorwaardelijke gevangenisstraf gecombineerd met een taakstraf en een geldboete is met de ernst van de feiten onverenigbaar, terwijl voor een matiging van die straf, gelet op de ernst van de feiten, geen aanleiding bestaat.
Overschrijding redelijke termijn hoger beroep
Wat betreft de redelijke termijn overweegt het hof dat in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd binnen een redelijke termijn te worden berecht. In de onderhavige zaak is in eerste aanleg de redelijke termijn met ruim vijf maanden overschreden. Op 10 december 2018 heeft de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof wijst eindarrest op 5 oktober 2020. In hoger beroep is er derhalve geen overschrijding van de redelijke termijn. De totale duur van de behandeling in beide feitelijke instanties bedraagt echter vier jaren en vier maanden, een overschrijding van vier maanden.
Het hof is, alles afwegende, van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden passend is, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, matigen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Beslissingen ten aanzien van het beslag
Het in zaak A onder 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de volgende in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. Deze voorwerpen behoren de verdachte toe en zullen daarom worden verbeurd verklaard:
3. 1.00 STK Zaktelefoon Kl:zwart NOKIA 5200648
25. 1.00 STK Zaktelefoon APPLE IPHONE 5 5200650
26. 14.00 STK Papier 5201044
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven document (“Kl:rood 5201082”) behoort de verdachte niet toe en zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Op de beslaglijst worden daarnaast verschillende voorwerpen genoemd die niet onder de verdachte in beslag zijn genomen. Het hof zal daarom geen beslissing nemen over deze voorwerpen, te weten:
2. 1.00 STK Papier Kl:geel 5208734
17. 1.00 STK Compactdisc 5218943
18. 1.00 STK Document 5219098 (briefjes/notities)
20. 1.00 STK Navigator TOMTOM 5220130
21. 1.00 STK Zaktelefoon APPLE IPHONE 6 5207872
22. 1.00 STK Kaart ansichtkaart 5279185
23. 1.00 STK Document losse documenten 5279172
24. 1.00 STK Papier inschrijfformulier 5279199
De overige op de beslaglijst genoemde in beslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen behoren de verdachte toe en zullen aan hem worden geretourneerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3, 10a en 11 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in zaak A (met parketnummer 13-665221-15) onder 3 en in zaak B (met parketnummer 13-669109-16) onder 3, 4, 7 en 8 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 primair en 1 subsidiair en in zaak B onder 6 en 9 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 2 en in zaak B onder 1 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A onder 2 en in zaak B onder 1 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
3. 1.00 STK Zaktelefoon Kl:zwart NOKIA 5200648
25. 1.00 STK Zaktelefoon APPLE IPHONE 5 5200650
26. 14.00 STK Papier 5201044
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Personenauto [kenteken 3] MERCEDES-BENZ [type] 4971646
5. 1.00 STK Onroerende registergoedere perc. [adres 6]
6. Geld Euro, waarde 1000.00 5200664
7. Geld Euro, waarde 800.00 5200668
8. Geld Euro, waarde 30.00 5200669
9. Geld Euro, waarde 600.00 5200670
10. Geld Euro, waarde 1000.00 5200671
11. Geld Euro, waarde 1000.00 5200653
12. Geld Euro, waarde 1000.00 5200657
13. Geld Euro, waarde 600.00 5200660
14. Geld Euro, waarde 420.00 5200662
27. 1.00 STK Kassabon 5244694
28. 1.00 STK Verpakkingsmateriaal SAMSUNG 5244695
29. 1.00 STK Verpakkingsmateriaal LEBARA MOBILE 5244698
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
4. 1.00 STK Document Kl:rood 5201082.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 oktober 2020.
mr. M.L. Leenaers is buiten staat het arrest mede te ondertekenen.