Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba
Einde inhoudsopgave
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/2.5:2.5 Teruggave van hetgeen ter voldoening van het bestreden vonnis is voldaan
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/2.5
2.5 Teruggave van hetgeen ter voldoening van het bestreden vonnis is voldaan
Documentgegevens:
Mr. G.C.C. Lewin, datum 08-01-2010
- Datum
08-01-2010
- Auteur
Mr. G.C.C. Lewin
- JCDI
JCDI:ADS449997:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 20 maart 1913 (Verbeek/Salida), NJ 1913, p. 636 (NL); HR 9 september 2005 (Wenckebach/NOB), NJ 2007, 140, m.nt. HJS (NL), rov. 3.4.2; GHvJNAA 19 oktober 1999, kenbaar uit HR 31 oktober 2008 (Trias/Aruba), LJN BF1878 (A), rov. 1.
GHvJNAA 11 maart 1988 (Muci/Alaimo), KG 772/07 - H 386107 (A).
HR 30 januari 2004 (Dene/Binnenhof), NJ 2005, 246, m.nt. HJS (NL), rov. 33.
HR 9 september 2005 (Wenckebach/NOB), NJ 2007, 140, m.nt. HJS (NL), rov. 3.4.2.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In Rv 2005 is in art. 263 lid 3 de jurisprudentiële regel gecodificeerd dat in hoger beroep, tegelijk met de vernietiging van een vonnis, teruggave kan worden gevorderd van hetgeen ter voldoening aan het bestreden vonnis is voldaan.1 De plaats voor de codificatie lijkt minder gelukkig gekozen, want deze regel heeft niets van doen met appellabiliteit van tussenuitspraken. Volgens het Hof kunnen bij de vordering tot teruggave ook dwangsommen worden gevorderd.2 Het is niet mogelijk om tegelijk met de vernietiging van het vonnis schadevergoeding in plaats van teruggave te vorderen, ook niet als teruggave onmogelijk is geworden.3
Aangenomen moet worden dat de appellant oorspronkelijk gedaagde bij pleidooi in hoger beroep nog aan de conclusie tot vernietiging van het bestreden vonnis een vordering tot ongedaanmaking van de ingevolge dat vonnis verrichte prestatie mag verbinden (art. 263 lid 3). De toelaatbaarheid hiervan moet worden getoetst aan de eisen van een goede procesorde. Die zullen zich daartegen niet zo snel verzetten, want de vordering tot ongedaanmaking is niet meer dan een sequeel van de vordering tot vernietiging van het bestreden vonnis. Wel is nodig dat geïntimeerde op de vordering tot ongedaanmaking kan reageren, zodat toezending van een (concept)akte enige dagen voor het pleidooi aangewezen is (vergelijk de regeling van eis-wijziging bij pleidooi, paragraaf 3.3.2, en van indiening van producties bij pleidooi, paragraaf 2.26).4