RvdW 2022/52:Hof (enkelvoudige kamer) heeft verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen veroordeling t.z.v. niet voldoen aan vordering ambtenaar om aan te tonen dat auto is verzekerd (art. 34 lid 3 WAM), op de grond dat verdachte h.b. heeft ingetrokken. Heeft hof voorafgaand aan tz. in h.b. aan strafgriffie hof verzonden e-mailbericht van verdachte kunnen aanmerken als duidelijke en ondubbelzinnige intrekking, nu verdachte 2 dagen later per e-mail heeft verzocht eerdere intrekking als niet verzonden te beschouwen en verdediging ttz. in h.b. heeft aangevoerd dat geen sprake is van rechtsgeldige intrekking? Art. 454 en 453 jo. 450 Sv. O.g.v. art. 453 lid 1 Sv brengt intrekking van h.b. mee afstand van bevoegdheid dit rechtsmiddel opnieuw aan te wenden. Dit heeft tot gevolg dat betreffend vonnis onherroepelijk wordt en niet meer kan worden aangetast. Een en ander brengt met zich dat alleen duidelijke en ondubbelzinnige intrekking als rechtsgeldige intrekking kan gelden. Het is de in h.b. oordelende rechter die beslist over vraag of van rechtsgeldige intrekking sprake is (vgl. HR 17 maart 2020, NJ 2020/132). ’s Hofs oordeel dat inhoud van e-mailbericht, dat door verdachte zelf is verstuurd, als duidelijke en ondubbelzinnige intrekking kan gelden, getuigt niet van onjuiste rechtsopvatting en is, ook in het licht van wat verdediging heeft aangevoerd, niet onbegrijpelijk. Volgt verwerping. Samenhang met 20/02771.