Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/62
Erfrechtverordening. ‘Erfrechtovereenkomst’ in de zin van art. 3, lid 1, onder b). Temporeel toepassingsgebied; overgangsbepalingen met betrekking tot rechtskeuze.
HvJ EU 09-09-2021, ECLI:EU:C:2021:708 (UM (Contrat translatif de propriété mortis causa))
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
9 september 2021
- Magistraten
J.-C. Bonichot, L. Bay Larsen, C. Toader, M. Safjan, N. Jääskinen
- Zaaknummer
C-277/20
- Conclusie
A-G J. Richard de la Tour
- Roepnaam
UM (Contrat translatif de propriété mortis causa)
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Conflictenrecht
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2021:708, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 09‑09‑2021
ECLI:EU:C:2021:531, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal), 01‑07‑2021
- Wetingang
Art. 3, 83 Verordening (EU) nr. 650/2012 (Erfrechtverordening)
Essentie
UM.
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens art. 267 VWEU, ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) bij beslissing van 27 mei 2020.
Erfrechtverordening. ‘Erfrechtovereenkomst’ in de zin van art. 3, lid 1, onder b). Temporeel toepassingsgebied; overgangsbepalingen met betrekking tot rechtskeuze.
1) Art. 3, lid 1, onder b), Erfrechtverordening moet aldus worden uitgelegd dat een overeenkomst waarbij een persoon bepaalt dat de eigendom van een hem toebehorend onroerend goed bij zijn overlijden wordt overgedragen aan andere contractpartijen, een ‘erfovereenkomst’ in de zin van deze bepaling vormt.