Einde inhoudsopgave
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/2.25
2.25 Het recht op pleidooi
Mr. G.C.C. Lewin, datum 08-01-2010
- Datum
08-01-2010
- Auteur
Mr. G.C.C. Lewin
- JCDI
JCDI:ADS442600:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Monte 1954, p. 138-139; HvJNA 14 juni 1949 (MirepfArends), Monte 1954, p. 173 (A); HR 16 januari 1976 (Samander/Winkel), NJ 1976, 578 (C); HvJNA 29 mei 1979 nr. 76, niet gepubliceerd, kaartenbak bibliotheek GHvJNAA; conclusie A-G Asser onder 3.2-3.9 voor HR 8 december 1995 (Senior/Carina), NJ 1996, 273 (C).
Monte 1954, p. 68 en 137.
Van Mierlo 1999, p. 22.
Monte 1954, p. 69, 70 en 129.
Conclusie en aanvullende conclusie A-G Bakels voor HR 9 juli 1999 (LowstatefMCB), NJ 1999, 699 (C).
HR 10 november 2000 (Pitt/Van Frederici), NJ 2001, 301, m.nt. HJS (C), rov. 3.6.
Zie ook: Tillema 2003, p. 247. Zij verwijst naar GHvJNAA 6 februari 2001, H 555/00, niet gepubliceerd. Zie verder: GHvJNAA 1 oktober 1985 (Sint Maarten Real EstatefSpeetjens), TAR-Justitica 1986, nr. 2, p. 133-135 (M) (verouderd); GHvJNAA 7 april 1998 (ABVOfNederlandse Antillen), NJ 1998, 820 (C), rov. 3.2. Vergelijk voor Nederland: HR 15 maart 1996 (Boumans/Bistro 't Plenske), NJ 1997, 341, m.nt. HJS (NL), rov. 23.
Bij de residentiegerechten was er geen gelegenheid tot pleidooi in hoger beroep. In de kolonie Curaçao is in 1919 een gelegenheid daarvoor aan de regeling toegevoegd. Het recht op pleidooi in hoger beroep is sindsdien altijd blijven bestaan. In het verleden zijn er diverse beperkingen geweest van het recht te worden toegelaten tot pleidooi, maar thans zijn er in de praktijk geen gevallen meer waarin een partij niet tot pleidooi wordt toegelaten.
Een eerste beperking van het recht op pleidooi werd gevormd door het vereiste van tijdige aanvraag. Volgens art. 277, waarop art. 281 aansluit, kunnen partijen bij de griffie van het gerecht in eerste aanleg laten aantekenen dat zij wensen dat de zaak wordt bepleit. In het verleden is aan het ontbreken van een dergelijke aantekening het gevolg gegeven dat de zaak niet mocht worden bepleit.1 Thans bepaalt art. 87 Procesreglement dat partijen op de eerste rolzitting van het Hof zich erover dienen uit te laten of zij de zaak in een pleidooi willen toelichten. Indien één der partijen dat wenst, wordt dat toegestaan, ongeacht of de wens ook reeds is aangetekend door de griffier van het gerecht in eerste aanleg. Het wetsartikel is daarmee overbodig geworden. Het heeft m.i. wel het effect dat een partij die overeenkomstig art. 277 pleidooi heeft gevraagd, maar op de in art. 87 Procesreglement bedoelde rolzitting niet verschijnt, ook moet worden toegelaten tot pleidooi.
Een tweede beperking werd gevormd door de verplichte procesvertegenwoordiging. In 1919 is in het belang van de weinige op Curaçao gevestigde advocaten (toen: praktizijns) en ter bevordering van de totstandkoming van een grotere en betere balie in art. 277 bepaald dat alleen een advocaat een zaak mocht bepleiten.2Deze verplichte procesvertegenwoordiging gold dus uitsluitend voor het pleidooi, niet voor de gehele procedure in hoger beroep. Deze gedeeltelijke verplichte procesvertegenwoordiging is in Rv 2005 afgeschaft (hoewel Van Mierlo in 1999 juist de invoering van volledige verplichte procesvertegenwoordiging in hoger beroep had bepleit).3 Sinds de invoering van Rv 2005 worden partijen dus ook zonder advocaat toegelaten tot pleidooi. Een aparte regeling van procesvertegenwoordiging door de procureur-generaal heeft gegolden vanaf Rv 1958 tot Rv 2005.
Een derde beperking is in Rv 1958 toegevoegd, maar behoorde volgens Monte voordien reeds te gelden.4 Bepaald werd in art. 277 dat alleen partijen die een memorie hadden ingediend, mochten pleiten. Vaste jurisprudentie werd dat partijen die de memorie te laat hadden ingediend, evenmin mochten pleiten. Nog in 1999 achtte A-G Bakels in een uitgebreide analyse van de stand van zaken deze regeling niet in strijd met art. 6 EVRM en de Hoge Raad liet dat in het midden.5 Het jaar daarop ging A-G Bakels om en in navolging van hem oordeelde de Hoge Raad toen dat deze regeling voor de appellant in strijd is met art. 6 EVRM.6 Het Hof heeft dat ook aangenomen voor de geïntimeerde.7j Rv 2005 is in art. 277 deze beperking geschrapt. Indien een partij geen memorie heeft ingediend of te laat een memorie heeft ingediend, mag de partij toch pleiten.
De vraag wat bij pleidooi nog mag worden aangevoerd, komt in het volgende hoofdstuk aan de orde.