RvdW 2022/51:Onttrekken van een auto aan civielrechtelijk beslag, art. 198 lid 1 Sr. Is beslag gelegd ‘krachtens de wet’ a.b.i. art. 198 lid 1 Sr? Met woorden ‘krachtens de wet’ wordt tot uitdrukking gebracht dat beslag op de in de wet voorgeschreven wijze moet zijn gelegd. Hof heeft vastgesteld dat voorzieningenrechter verlof heeft verleend voor de beslaglegging, dat deurwaarder aan A en verdachte heeft gezegd dat hij beslag kwam leggen op de inboedel en de auto van A, en dat deurwaarder vervolgens deze auto heeft waargenomen in de parkeergarage. Nu hof geen nadere vaststellingen heeft gedaan m.b.t. de wijze en het moment waarop de beslaglegging heeft plaatsgevonden, is ’s hofs kennelijke oordeel dat die omstandigheden al meebrengen dat sprake was van een ‘krachtens de wet gelegd beslag’ op die auto a.b.i. art. 198 lid 1 Sr — in het licht van de wettelijke bepalingen omtrent het leggen van conservatoir beslag (art. 45 lid 1, 46 lid 1, 46 lid 3, 440 lid 1, 700 lid 1 en 702 Rv) — ontoereikend gemotiveerd. Volgt vernietiging en terugwijzing.