Vgl. HR 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1099, rov. 2.4.
HR, 21-03-2017, nr. 15/04110
ECLI:NL:HR:2017:467, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21-03-2017
- Zaaknummer
15/04110
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:467, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑03‑2017; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2015:2289, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:157, Contrair
ECLI:NL:PHR:2017:157, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑01‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:467, Contrair
- Wetingang
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2017-0162
NbSr 2017/148
Uitspraak 21‑03‑2017
Inhoudsindicatie
Gewapende woningoverval waarbij de restauranthouder wordt meer geschoten en zijn hond wordt doodgeschoten. 1. Strafverzwarende omstandigheid ex art. 43a Sr. 2. Gebruik leugenachtige verklaring getuige. 3. Gebruik kennelijk leugenachtige verklaring vte. Ad 1. Slagende klacht, omdat de bewezenverklaarde strafverzwarende omstandigheid niet kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen, behoeft niet tot cassatie te leiden, nu het gewraakte onderdeel kan worden afgeleid uit het ttz aan de vte voorgehouden Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende vte. Ad 2. Aan een leugenachtige verklaring van een getuige kan geen redengevende kracht worden toegekend (vgl. HR 14 september 1992, ECLI:NL:HR:1992:AC3716, NJ 1993/54). Slagende klacht hoeft niet tot cassatie te leiden, nu dit onderdeel van de bewijsvoering slechts van ondergeschikt belang is. Ad 3. Opvatting dat de feitenrechter bij zijn oordeel omtrent de kennelijke leugenachtigheid van de verklaring van de verdachte gehouden is aan te geven in welk(e) specifieke bewijsmiddel(en) dat oordeel zijn grondslag vindt, stelt een eis die het recht niet kent, ook al komt een dergelijke werkwijze op zichzelf de inzichtelijkheid van de bewijsvoering wel ten goede. Slagende klacht hoeft i.c. niet tot cassatie te leiden nu de bewijsvoering ook met weglating van dit onderdeel toereikend is gemotiveerd. CAG anders. Samenhang met 16/01580.
Partij(en)
21 maart 2017
Strafkamer
nr. S 15/04110
SG/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 24 augustus 2015, nummer 22/002475-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op of omstreeks 28 augustus 2012 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen in een woning met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee smartphones te weten een IPhone en een Samsung Galaxy en een laptop en een geldbedrag van ongeveer 1.500 euro toebehorende aan [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- neerschieten van de hond van [slachtoffer 2] en
- tegen de grond duwen en het met kracht pakken bij de keel van [slachtoffer 1] en
- het meermalen met een vuurwapen schieten in de richting van het bovenlichaam van [slachtoffer 2] en
- het richten van een vuurwapen op het hoofd van [slachtoffer 2] ,
terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan."
2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal aangifte van de politie Haaglanden d.d. 29 augustus 2012, met proces-verbaalnummer PL15J2 2012183402-1 (dossierpagina 60 e.v.), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op (het hof begrijpt) 29 augustus 2012 afgelegde verklaring van [slachtoffer 2] , adres [a-straat 1] Zoetermeer:
A: Ik doe aangifte van een overval in mijn woning te Zoetermeer op 28 augustus 2012. Ik ben eigenaar van restaurant [A] in Zoetermeer. Gisteren heb ik gewerkt. Rond 22.50 uur ben ik vertrokken naar huis. Rond 23.45 uur zat ik thuis voor mijn computer en toen gebeurde het.
V: Wat gebeurde er toen?
A: Ik hoorde mijn zoon roepen: "he wat doe je nou". Ik keek op dat moment in de richting van mijn zoon en zag dat er een hand door de achteruitgang zichtbaar was. Ik zag dat in deze hand een pistool zat. Ik hoorde ook een schot. Mijn hond lag achter de achteruitgang. Dit is de ingang waar het zich allemaal afspeelde.
V: Wat heeft u toen gedaan?
A: Ik stond direct op en rende richting deze uitgang. Ik zag dat mijn zoon ook direct naar de achteruitgang liep. Ik zag op dat moment drie personen in mijn tuin staan. Ik zag dat mijn zoon via de achteruitgang naar buiten liep en richting deze persoon bleef lopen. Ik ben hier vervolgens achteraan gegaan en ben ook mijn tuin ingestapt.
V: Wat gebeurde er vervolgens?
A: Ik zag dat mijn zoon een van de mannen, dader 1, beetpakte. Ik zag dat mijn zoon vervolgens met hem in worsteling kwam. Dit was eerst staand en later op de grond.
V: Welke richting keek u op dat moment op?
A: Ik keek in de richting van dader 2 en ik zag dat hij ook in mijn richting keek.
V: Wat deed dader 2 toen?
A: Ik hoorde een schot en voelde dat ik geraakt werd in mijn rechterborst. Ik zag dat er een kleine vlam uit de loop van het pistool kwam.
V: Wat deed u toen u voor de eerste keer werd geraakt?
A: Voordat ik het wist schoot dader 2 nog een keer en werd ik wederom in mijn rechterborst/oksel geraakt
V: En toen?
A: Toen viel ik op de grond.
V: Wat deden ze toen u op de grond was gevallen?
A: Ik zag dat dader 2 en 3 naar de achteruitgang liepen en tijdens het passeren riepen ze beiden dat ik moest blijven liggen en dat ik anders zou worden doodgeschoten. Ik zag dat dader 2 het pistool daarbij op mijn hoofd richtte.
V: Wat deed dader 3 toen hij naar binnen ging?
A: Ik zag dat hij ook een pistool in zijn rechterhand had en tegen mij riep dat ik moest blijven liggen en niet de politie moest bellen.
V: Kon u zien wat zij vervolgens in de woning hebben gedaan?
A: Ik zag dat ze heen en weer liepen en riepen: "Waar is de kluis, waar is de kluis?"
V: Hoe ging het toen verder?
A: Ik zag op dat moment dat dader 1 naar mij toe liep en in mijn broekzakken begon te voelen. Ik zag dat hij mijn geld pakte en dit wegnam. Dit was ongeveer € 1.500,-.
V: Wat gebeurde er toen?
A: Dader 1 is toen weer naar binnen gegaan en even later kwamen ze naar buiten en zijn ze via de tuin via de looppoortdeur weggelopen.
V: Heeft u ook meer gegevens van de telefoons en de laptop?
A: Mijn zoon heeft een iPhone en ik had sinds 3 weken een nieuwe Samsung Galaxy 3.
2. Een proces-verbaal verhoor getuige van de politie Haaglanden d.d. 29 augustus 2012, met proces-verbaalnummer PL1551 2012183402-8 (dossierpagina 53 e.v.), opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 29 augustus 2012 afgelegde verklaring van [slachtoffer 2] :
Bij de woningoverval op 28 augustus 2012 is mijn telefoon, een Samsung Galaxy 3, weggenomen.
3. Een proces-verbaal van verhoor aangever van de politie Haaglanden d.d. 1 september 2012, met proces-verbaalnummer 15BRE12170 (dossierpagina 42 e.v.), opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 1 september 2012 afgelegde verklaring van [slachtoffer 1] :
A: Ik wil aangifte doen van een woningoverval op 28 augustus 2012. Ik had de avond van 28 augustus 2012, tot 22.25 uur, gewerkt en ik ben toen naar huis gegaan. Ik kwam daar omstreeks 22.30 uur aan. Ik denk dat mijn vader na 20 a 30 minuten thuiskwam.
V: Woon jij op het adres [a-straat 1] ?
A: Ik woon daar tijdelijk.
V: Wat gebeurde er vervolgens?
A: Ik zag een persoon via het raam welke buiten in de tuin liep. Op dat moment zag ik een persoon staan voor het raam van de achterdeur en ik zag dat deze persoon gelijk de achterdeur open trok. Ik besefte het eerst niet, maar 1 seconde later zag ik dat de man in de deuropening stond en zijn arm in de richting van de hond bracht. Ik zag dat de man een pistool in zijn hand had en hoorde vervolgens dat hij een schot loste op de hond. Ik hoorde de hond gelijk piepen en naar buiten rennen.
V: Op welk moment zag je nog meer mensen?
A: Vrijwel direct na het schot zag ik nog een tweede man en enkele seconden later zag ik ook de derde man in de deuropening staan.
V: Wat heb je toen gedaan?
A: Ik ben toen op ze afgerend. Toen ik buiten kwam had ik man, dader 2, beet en raakte daarmee in worsteling.
V: Kon je zien wat er met je vader gebeurde?
A: Ik heb hier niet op kunnen letten, want ik was natuurlijk in worsteling met dader 2. Ik hoorde dader 1 constant roepen: "waar is de kluis, waar is de kluis". Ik hoorde dat mijn vader riep dat hij geen kluis had en dat ze rustig moesten doen.
V: Wat heb je toen gedaan?
A: Toen ik om me heen keek zag ik dat dader 1 het pistool op mijn vader richtte en ik realiseerde me dat ik me beter kon overgeven om zodoende het leven van mijn vader en mezelf te redden. Het was op dat moment goed mogelijk dat dader 1 op een van ons zou gaan schieten.
V: Wat gebeurde er vervolgens toen je je had overgegeven?
A: Dader 2 drukte mij toen tegen de grond en hield zijn hand krachtig om mijn keel. Ik kon nog wel ademen, maar hij hield me hiermee op de grond. Ik hoorde dat hij tegen me zei: "niet vechten". Ik zag vervolgens dat dader 1 op me af kwam en aan mij vroeg waar de kluis was. Hij hield daarbij het pistool op mij gericht. Ik antwoordde dat we geen kluis hadden en ik zag dat hij toen het huis binnen liep via de geopende achterdeuren.
V: En wat deed je toen?
A: Dader 2 riep toen tegen mij dat ik op moest staan en mee moest komen naar binnen. Ik ben toen opgestaan en ben naar binnen gelopen en ik stopte achter dader 1.
V: Wat deed dader 1 op dat moment?
A: Ik zag dat dader 1 de laptop in zijn hand had en de iPhone welke naast mij op de bank lag oppakte en zich toe-eigende. Ik zag dat dader 3 bij de computer stond en daar met zijn handen aan het zoeken was.
V: Wat deden de daders vervolgens?
A: Het leek erop dat het klaar was voor de daders en ik zag dat ze hierop weer naar buiten liepen en direct naar de carportdeur liepen.
V: Zou je mij een omschrijving kunnen geven van de goederen die jouw eigendom waren en door de drie daders zijn weggenomen?
A: Een mobiele telefoon van het merk iPhone en een laptop.
4. Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden d.d. 29 augustus 2012, met proces-verbaalnummer PL15A2 2012183402-7 (dossierpagina 29 e.v.), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van die opsporingsambtenaren:
Wij werden gestuurd naar perceel [a-straat 1] te Zoetermeer. Ter plaatse zagen wij dat in de achtertuin een hond van het ras Duitse Herder op zijn zij lag. Wij zagen dat deze hond nauwelijks reageerde op ons en dat er urine en bloed op de grond naast de hond lag. Hierop hebben wij deze hond opgetild en naar de straat gebracht alwaar de dierenambulance de hond kon ophalen en hem naar een dierenarts cq. dierenziekenhuis kon brengen. Nadat wij de hond hadden neergelegd op het gras naast de straat zagen wij dat ter hoogte van de linkerschouder een klein bloedend gaatje zat. Wij hebben het vermoeden dat dit gaatje een schotwond was. Wij hoorden dat de hond, die later bleek genaamd te zijn Lexie, moeizaam en schokkend ademde. Nadat de dierenambulance ter plaatse kwam hebben wij Lexie op de brancard en in de dierenambulance getild. Op het moment dat Lexie in de dierenambulance was geplaatst zag ik, verbalisant [verbalisant 1] , dat Lexie niet meer ademde en nergens meer op reageerde. Lexie was op dat moment vermoedelijk overleden. Korte tijd later werd aan het politiebureau Zoetermeer aan ons bevestigd dat Lexie dood was.
5. Een proces-verbaal bevindingen van de politie Haaglanden d.d. 31 augustus 2012, met proces-verbaalnummer 15BRE12170 (dossierpagina 190 e.v.), opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van die opsporingsambtenaar:
Tijdens een gewapende overval op dinsdag 28 augustus omstreeks 23:40 uur te Zoetermeer, werd een mobiele telefoon, merk Samsung, type Galaxy SIII, weggenomen. Op het Imei-nummer van de telefoon, [001] , is een tap gezet. Op vrijdag 31 augustus 2012 keek ik naar deze tap. Ik zag dat er gebeld was met het weggenomen toestel. Ik zag dat er gebeld was naar het telefoonnummer 06- [002] . Ik zag dat het eerste zichtbare gesprek van dit nummer op het Imei-nummer [001] op vrijdag 31 augustus 2012 om 00:41:54 uur had plaatsgevonden. Ik zag dat vanaf dat moment het telefoonnummer 06- [002] gebruik maakte van het voornoemde Imei-nummer van de gestolen Samsung. Bij onderzoek naar het telefoonnummer 06- [002] in het Integrale Bevragingssysteem komt de volgende persoon naar voren:
[betrokkene 1]
Geboren [geboortedatum] -1988 te [geboorteplaats]
Geslacht: man
6. Een proces-verbaal bevindingen van de politie Haaglanden d.d. 31 augustus 2012, met proces-verbaalnummer 15BRE12170 (dossierpagina 192 e.v.), opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van die opsporingsambtenaar:
Tijdens een gewapende overval op dinsdag 28 augustus omstreeks 23:40 uur te Zoetermeer, werd een mobiele telefoon, merk iPhone, weggenomen. Op het Imei-nummer van de telefoon, [003] , is een tap gezet. Via de tap bleek dat het telefoonnummer 06- [004] belde met deze telefoon. De gesprekken die met dit nummer werden gevoerd waren voor een groot deel gevoerd in de Ghanese taal. Ik keek in de vertaling van de gesprekken die de tolk uit het Ghanees had vertaald. Ik zag dat het telefoonnummer 06- [004] op woensdag 29 augustus 2012, tussen 15.40.09 uur en 15.42.13 uur, uitbelde naar het telefoonnummer 06- [002] . Ik zag in de vertaling dat de man die belde met het telefoonnummer 06- [004] zich ' [betrokkene 1] ' noemde. Ik had in andere gesprekken ook gezien dat ene ' [betrokkene 1] ' gebruik maakte van dit nummer. Hierop heb ik het ontvangende telefoonnummer, 06- [002] , ingevoerd in het Integrale Bevragingssysteem. Ik zag dat bij dit telefoonnummer de volgende persoon op mijn scherm verscheen:
[betrokkene 1]
Geboren [geboortedatum] -1988 te [geboorteplaats]
Geslacht: man
7. Een proces-verbaal van de politie Haaglanden d.d. 5 september 2012 (dossierpagina 568), opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van die opsporingsambtenaar:
Op dinsdag 28 augustus 2012 vond er een gewapende overval plaats op de bewoners van perceel [a-straat 1] te Zoetermeer. De daders van de overval namen een aantal goederen mee, waaronder 2 mobiele telefoons.
De weggenomen telefoons betroffen een Samsung Galaxy S3 met IMEI-nummer [001] en een iPhone 4S met IMEI-nummer [003] . Op 30 augustus 2012 werd [betrokkene 2] aangehouden en hij was op dat moment in het bezit van de bovengenoemde iPhone met het bijbehorende IMEI-nummer. Op 1 september 2012 werd [betrokkene 1] aangehouden en hij was op dat moment in het bezit van de bovengenoemde Samsung Galaxy S3 met het bijbehorende IMEI-nummer.
8. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Haaglanden d.d. 2 september 2012, met proces-verbaalnummer 2012183402 en documentcode 15BRE12170 (dossierpagina 472 e.v.), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 2 september 2012 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
A: Buiten kwam ik een jongen tegen die ik ken uit de buurt. Hij heeft een donkere huidskleur. Hij is kaalgeschoren. Hij is Surinaams of Antilliaans. Hij kwam naar mij toe en hij vertelde mij dat hij een probleem had met zijn auto en dat hij geld nodig had. Hij vroeg aan mij of ik zijn telefoon wilde kopen. Hij bood mij een Samsung aan. Toen heb ik uiteindelijk tweehonderd euro betaald voor die telefoon. Ik heb dat geld gepind bij Ganzenhoef.
V: Wat voor telefoon was dat?
A: Een Samsung Galaxy, de nieuwste.
V: Was je toen alleen met het pinnen?
A: Nee, ik was met die jongen die mij de telefoon verkocht. Hij was met zijn auto, een VW Golf 5. Die auto is een driedeur, zilvergrijs.
V: Was die jongen alleen?
A: Nee, hij was met een brede jongen. Zijn afkomst weet ik niet. Ik vermoed Surinaams/Antilliaans. Die jongen waar ik de telefoon van kocht zat achter het stuur.
V: Ken jij een Ghanese man genaamd [betrokkene 2] ? [...] Hij heeft verklaard jou die woensdag te hebben gesproken.
A: Ik weet niet hoe die man heet maar ik heb die dag ook nog een iPhone telefoon gekregen van die man van wie ik die Samsung heb gekocht en ik heb deze telefoon aan die man bij de garage gegeven. [...] Hij had mij al eerder gevraagd of ik iemand ken die een iPhone had die hem wilde verkopen. Ik moest toen aan [betrokkene 2] denken en ben naar de garage gegaan en heb die iPhone aan [betrokkene 2] laten zien en hem gezegd dat hij deze kon kopen. Ik heb toen mijn telefoon iPhone met abonnement aan [betrokkene 2] gegeven en hem gezegd dat hij met de onbekende jongen kon bellen om te onderhandelen over de prijs.
V: Wat gebeurde er toen hij had opgehangen?
A: hij heeft mij toen 2 briefjes van 100 euro en een briefje van 20 euro gegeven.
V: En wat is er toen gebeurd met de iPhone?
A: Die heb ik toen aan [betrokkene 2] gegeven
V: Wanneer heb je die onbekende jongen weer gezien?
A: Dezelfde dag heb ik hem dit geld gegeven
V: Waar had je met hem afgesproken?
A: Toen ik terugging naar huis heb ik die onbekende jongen gebeld en met hem afgesproken bij mijn flat. Hij was toen beneden bij mijn flat en stond op mij te wachten in de grijze Golf 5 en was in gezelschap van die brede vriend. Ik gaf hem dat geld en die brede jongen zei nog tegen mij dat het maar goed was dat ik het geld betaalde anders had hij mij in de kofferbak gezet.
9. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Haaglanden d.d. 12 september 2012, met proces-verbaalnummer 15BRE12170 (dossierpagina 511 e.v.), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 12 september 2012 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
V: We waren gebleven bij wie er in de auto zaten. Waar zat wie precies?
A: De dunne jongen was de bestuurder en de brede jongen was de bijrijder.
V: Waar heb jij plaatsgenomen?
A: Achter de bestuurder. Het is een driedeurs auto dus de bestuurder moest de bestuurdersstoel inklappen zodat ik kon instappen. Toen ik instapte zat die brede jongen al op de bijrijdersstoel.
V: Wie zaten er nog meer in de auto?
A: Alleen die twee jongens. Toen vroeg die dunne jongen of ik die telefoon wilde kopen. Hij wilde eerst 300 euro voor een telefoon, dat wilde ik niet. Uiteindelijk wilde ik wel 200 euro betalen. Toen moest ik nog pinnen en zei hij "stap maar in de auto". Toen zijn we naar de auto gelopen. Toen ging ik pinnen voor hem. Hij vroeg of ik nog iemand wist die een iPhone wilde kopen. Toen zei ik dat ik een monteur wist die een iPhone wilde.
V: Toen kwam je bij de pinautomaat aan. Wie zijn er toen allemaal uitgestapt?
A: Die dunne jongen stapte uit zodat ik kon instappen. Hij stapte gelijk weer in. Ik ging toen pinnen. Daarna heb ik hem het geld gegeven. Vervolgens heb ik die iPhone verkocht aan die monteur. Toen heb ik 220 euro genomen van die monteur. Toen heb ik dat weer aan de jongen gebracht (de onbekende jongen). Ik heb hem toen gebeld en toen kwam hij het geld halen.
V: Hoe zag die auto eruit?
A: Het is een Volkswagen Golf 5, zilveren kleur met die aparte velgen die ik eerder heb laten zien aan jullie.
V: Als ik een foto van die Volkswagen Golf aan jou zou laten zien. Zou jij die dan herkennen?
A: Ja.
V: Waaraan zou je hem herkennen?
A: Aan die velg, en het is een 1-deur. En in de Bijlmer heb ik die velgen nog nooit gezien terwijl er daar wel veel Golfjes zijn.
O: We tonen de verdachte foto 1 (opmerking hof: achter het onderhavige proces-verbaal is op pagina 517 een foto met het opschrift "foto 1" gevoegd, waarop een grijskleurige Volkswagen Golf met kenteken [AA-00-BB] is afgebeeld).
V: Herken je deze auto?
A: Dat is de Golf.
10. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 13 mei 2013, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 13 mei 2013 afgelegde verklaring van de verdachte:
De Golf was van mij. Hij stond niet op mijn naam. Hij stond op naam van [betrokkene 3] . [betrokkene 4] had het kentekenbewijs. Dat had ik aan [betrokkene 4] gegeven. Ik kan niet autorijden. Iemand rijdt met mij mee als ik die auto gebruik.
De dag na de overval zag ik een Afrikaanse jongen praten met [medeverdachte] terwijl hij in de auto zat. Ik zag dat die jongen ging pinnen en geld aan [medeverdachte] gaf. Hij stond daar al met [medeverdachte] te praten. Ik ben toen op de bijrijdersstoel gaan zitten. [medeverdachte] zat ook al in de auto. Ze stonden bij de auto te praten.
11. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Haaglanden d.d. 10 september 2012, met proces-verbaalnummer 15BRE12170 (dossierpagina 298 e.v.), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 10 september 2012 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
Ik ben achter de naam gekomen van de man die mij de twee telefoons heeft geleverd. De man heet [medeverdachte] .
12. Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden d.d. 3 september 2012, met proces-verbaalnummer 2012183402 en documentcode 15BRE12170 (dossierpagina 204), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van die opsporingsambtenaren:
Op 3 september 2012 hebben wij aan de aangever [slachtoffer 1] de veilig gestelde beveiligingsbeelden van de camera's getoond. Bij het zien van de beelden verklaarde hij aan ons, verbalisanten:
De personen die over het hek springen, herkent hij als de daders van de overval. De 1e persoon herkent hij als dader 3, genoemd in zijn eerdere aangifte. Die dader was in het bezit van een vuurwapen.
13. Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden d.d. 3 september 2012, met proces-verbaalnummer 2012183402 en documentcode 15BRE12170 (dossierpagina 205), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
als relaas van die opsporingsambtenaren:
Op 3 september 2012 hebben wij aan de aangever [slachtoffer 2] de veilig gestelde beveiligingsbeelden van de camera's getoond. Bij het zien van de beelden verklaarde hij aan ons, verbalisanten:
De personen die over het hek springen komen qua postuur overeen met de daders van de overval. De 1e persoon herkent hij als de dader die aan het worstelen was met zijn zoon [slachtoffer 1] .
14. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Haaglanden d.d. 26 oktober 2012, met proces-verbaalnummer 2012183402 en documentcode 15BRE12170 (dossierpagina 1796 e.v.), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 26 oktober 2012 afgelegde verklaring van [betrokkene 5] :
P: Wij verbalisanten tonen de beelden van de beveiligingscamera's van de Antigoneschouw te Zoetermeer.
A: De man die op de beelden als eerste voorbij komt lopen kan [medeverdachte] (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) zijn, dus de [medeverdachte] de zoon van [betrokkene 6] . Hij heeft dezelfde manier van lopen. Ik heb [medeverdachte] vaker zo zien lopen. Ik zag een heel specifiek kenmerk van deze man dat [medeverdachte] ook heeft. Dat was namelijk dat je heel kort zag hoe de man zijn broek optrok nadat hij over dat hek was gesprongen en tussen de auto's stond. Ik zag dat de man met zijn handen de broek aan de achterzijde aan de broekband omhoog trok. Ik heb die manier van een broek omhoog trekken vaker bij [medeverdachte] gezien. Dat is typisch een specifiek kenmerk van [medeverdachte] .
15. Een proces-verbaal aangifte van de politie Haaglanden d.d. 3 september 2012, met proces-verbaalnummer PL1551 2012188034-1 (dossierpagina 235 e.v.), opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 3 september 2012 afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
Ik ben eigenaar van de grijze personenauto merk Volkswagen Golf voorzien van kenteken [AA-00-BB] . Op 4 augustus 2012 had ik mijn auto uitgeleend aan een vriend van mij, [verdachte] . Ik had aan [verdachte] gevraagd om mijn auto dezelfde avond weer terug te brengen. Tot op heden heeft [verdachte] de auto nog niet teruggebracht.
16. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Haaglanden d.d. 14 september 2012, met proces-verbaalnummer 2012183402 met documentcode 15BRE12170 (dossierpagina 1083 e.v.), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 14 september 2012 afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
V: Waarom rij jij hem (het hof begrijpt: de verdachte) overal naar toe?
A: Ik had tenslotte een auto van hem gekregen en kon daarom eigenlijk geen "nee" zeggen. Ik had ook vakantie in die tijd. Hij bepaalde het ook gewoon. Soms maakte mij dan een beetje bang. Op de manier, hoe hij dat vroeg en tegen mij sprak. Hij was dominant. Hij heeft mij nooit gedwongen of geslagen, als ik niet voor hem wilde rijden. Maar hij maakte mij wel duidelijk, dat ik gewoon moest doen, wat hij wilde.
V: Wie had er in de praktijk het kentekenbewijs van de Volkswagen Golf, [AA-00-BB] ?
A: Hij, [verdachte] .
17. Een proces-verbaal ARS-camera Zwaardslootseweg van de politie Haaglanden d.d. 20 september 2012, met proces-verbaalnummer 2012183402 en documentcode 15BRE12170 (dossierpagina 253 e.v.), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van die opsporingsambtenaren:
Op woensdag 19 september 2012 ontvingen wij een overzicht van de gevorderde ARS-gegevens. Uit deze gegevens bleek dat het kenteken [AA-00-BB] , op naam gesteld van de verdachte [betrokkene 3] , op dinsdag 28 augustus 2012 te 22.00.28 uur en op dinsdag 28 augustus 2012 te 23.04.45 uur was waargenomen op de locatie PZH-014-A. Op de door hen bijgevoegde kaartgegevens blijkt de locatie PZH-014-A locatie Herman Gorterhove nabij de Zwaardslootseweg te Zoetermeer te zijn. Op woensdag 19 september 2012 te 14.00 uur hebben wij verbalisanten een onderzoek ingesteld op de locatie Zwaardslootseweg ter hoogte van de Herman Gorterhove te Zoetermeer. Ter plaatse constateerden wij verbalisanten dat de exacte locatie van deze "ARS-paal" moet zijn: Zwaardslootseweg ter hoogte van de Herman Gorterhove en wel aan de rechterzijde van deze weg. Dit betreffen een tweetal camera's die zijn opgesteld in de richting Stompwijk, dus tevens richting plaats delict, [a-straat 1] te Zoetermeer. Voorts blijkt uit de aangeleverde gegevens dat deze personenauto op de navolgende data en tijdstippen eveneens op deze locatie is waargenomen.
22 augustus 2012 te 21:37:11 uur en 22:03:25 uur.
24 augustus 2012 te 21:09:25 uur.
25 augustus 2012 te 19:57:15 uur en 23:08:53 uur en
26 augustus 2012 te 21:58:30 uur.
18. Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden d.d. 8 september 2012, met proces-verbaalnummer 2012 183402 (dossierpagina 262 e.v.), opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van die opsporingsambtenaar:
Na onderzoek in het bedrijfsprocessensysteem van het regiokorps Haaglanden, blijkt dat de Volkswagen Golf, kleur grijs, op vrijdag 31 augustus 2012, omstreeks 15.00 uur, rijdend door geüniformeerde agenten van het Korps Landelijke Politie Diensten, wordt waargenomen op de Rijksweg A12, richting 's-Gravenhage. Nadat de bestuurder van de bedoelde Volkswagen Golf een stopteken krijgt, blijkt dat de bestuurder, naar lijkt blijkt een man genaamd: [betrokkene 7] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, dit stopteken negeert. Door meerdere politie-eenheden wordt de achtervolging op de bewuste auto en zijn inzittenden ingesteld. Uiteindelijk lukt het de bewuste auto en zijn inzittenden tot stoppen te dwingen in de openbare parkeergarage aan de Lutherse Burgwal te 's-Gravenhage.
Daarop bleken buiten [betrokkene 7] de volgende personen zich in de Volkswagen Golf zich te bevinden:
[verdachte] (bijnaam [verdachte] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, [betrokkene 4] (roepnaam [betrokkene 4] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989 en [betrokkene 8] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.
Na controle blijkt dat [betrokkene 8] verdachte handelingen verrichtte ten opzichte van zijn kleding. Na een heftige vechtpartij tussen [betrokkene 8] en de geüniformeerde agenten blijkt dat [betrokkene 8] in zijn onderbroek een klein model, zwartkleurig vuurwapen heeft verstopt. Het vuurwapen betreft een vuurwapen van de fabrikant Bruni, type Bbm 315 Auto, kleur zwart.
19. Een proces-verbaal van de politie Haaglanden d.d. 31 augustus 2012, met WEM-nummer 442/2012, opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van die opsporingsambtenaar:
Op vrijdag 31 augustus 2012, werd mij een wapen overhandigd. Op verzoek van personeel van het KLPD heb ik, verbalisant, een onderzoek ingesteld inzake overtreding van de Wet wapens en munitie. Het wapen is aangetroffen tijdens een aanhouding. Het wapen bevond zich onder de kleding van de verdachte.
Omschrijving wapen
Soort wapen Vuurwapen (pistool)
Fabrikant Bruni
Merk BBM
Model 315 auto
Kaliber 6.35
Dit wapen een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie. Het vuurwapen is voorzien van SIN: AAE06546NL.
Bij bovengenoemd vuurwapen werd munitie aangetroffen.
Omschrijving munitie
Soort Scherpe patronen
Merk CBC Companhia Brasileira de Cartuchos
Kaliber 6,35 mm
Aantal 7 stuks
De aangetroffen patronen is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie. De munitie is voorzien van SIN nummer: AAE06545NL.
20. Een proces-verbaal forensisch technisch onderzoek van de politie Haaglanden d.d. 22 april 2013, met BVH-nummer 2012183402, opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven -:
als relaas van die opsporingsambtenaren:
Op woensdag 29 augustus 2012 om 00.50 uur hebben wij het perceel aan de [a-straat 1] te Zoetermeer betreden voor een forensisch technisch onderzoek. Wij zagen dat op de grond van het terras onder de tafel een huls lag (SIN AADY2649NL).
Op woensdag 29 augustus 2012 te 10.00 uur hebben wij een forensisch technisch sporenonderzoek verricht op de [a-straat 1] te Zoetermeer. Wij zagen dat onder de roze handdoek op de deurmat in de woning ter hoogte van de achterdeur een kogelpunt lag (SIN AADY2726NL).
Op woensdag 29 augustus 2012 omstreeks 12.00 uur heeft met behulp van een speurhond een onderzoek plaatsgevonden waarbij in een perkje op het terras in de achtertuin, ter hoogte van de achterdeur, een messingkleurige huls is aangetroffen (AADY2651NL).
21. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 2 november 2012 met zaaknummer 2012.08.29.061, 'Munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Zoetermeer op 28 augustus 2012', opgemaakt en ondertekend door deskundige ing. P. Pieper, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van die deskundige:
Vooronderzoek
Hulzen [AADY2649NL en -51NL]
Deze twee hulzen zijn voorzien van het bodemstempel '25 AUTO CBC'. Gezien dit bodemstempel en de afmetingen zijn de hulzen van het kaliber 6,35 mm Browning. De aanduiding '25 AUTO' is hiervan een synoniem. De letters 'CEC' duiden op het munitiemerk Magtech. In de hulzen bevinden zich sporen die veroorzaakt zijn tijdens het verschieten uit een vuurwapen. Zo zijn er sporen te zien van een slagpin, een stootbodem, een patroontrekkerhaak en de kamer van een loop. In een deel van deze sporen bevinden zich kraslijnen en/of oneffenheden.
Kogel [AADY2726NL]
Deze koperkleurige volmantelkogel heeft een massa van 3,2 gram. Gezien deze massa en de uiterlijke kenmerken past de kogel het best bij het kaliber 6,35 mm Browning. De kogel is licht vervormd en beschadigd. Gezien de uiterlijke kenmerken past de kogel bij patronen van het merk Magtech. In de omtrek van de kogel bevinden zich zes naar links gerichte groeven. De groeven hebben geen duidelijk afgebakende breedte. Deze groeven zijn veroorzaakt door de velden van een loop. Dit betekent dat het betreffende vuurwapen is voorzien van een loop met zes naar links draaiende trekken en velden en met een onbekende breedte.
In de groeven van de kogel bevinden zich kraslijnen die tijdens het afvuren zijn ontstaan.
Vraag 1
Voor de twee hulzen [AADY2649NL en -51NL] zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen.
Hypothese 2: De hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is, dan wanneer hypothese 2 juist is.
Vraag 2
De hulzen [AADY2649NL en -51NL] zijn vermoedelijk verschoten met een semiautomatisch, ongebouwd gas-/alarmpistool van het kaliber 6,35 mm Browning. De afvuursporen in de kogel [AADY2726NL] passen eveneens bij dergelijke vuurwapens.
22. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 12 december 2012 met zaaknummer 2012.12.04.149, 'Wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een vuurwapen in Den Haag op 3 september 2012', opgemaakt en ondertekend door deskundige B. Jacobs, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van die deskundige:
Tabel 1 Overzicht te onderzoeken materiaal
SIN | Omschrijving SVO's zoals op aanvraag |
AAFG7991NL | Vuurwapen BBM 315 auto 6.35mm + 7 patronen |
AAFG7992NL | 3 hulzen + 1 kogelpunt (afkomstig van proefschoten) |
Toelichting: Het vuurwapen [AAFG7991NL] wordt in de verdere rapportage aangeduid als pistool. |
Hulzen
Voor de twee hulzen [AADY2649NL en -51NL], kaliber 6,35 mm Browning, en pistool [AAFG7991NL] zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De hulzen zijn verschoten met het pistool.
Hypothese 2: De hulzen zijn verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het pistool.
De bevindingen van het vergelijkend huisonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is, dan wanneer hypothese 2 juist is.
Kogel
Voor de kogel [AAFY2726NL], die het best past bij het kaliber 6,35 mm Browning, en pistool [AAFG7991NL] zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 3: De kogel is afgevuurd uit de loop van het pistool.
Hypothese 4: De kogel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als de loop van het pistool.
De bevindingen van het vergelijkend kogelonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 3 juist is, dan wanneer hypothese 4 juist is."
23. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Haaglanden d.d. 9 oktober 2012, met proces-verbaalnummer 2012183402 en documentcode 15BRE12170 (dossierpagina 1091 e.v.), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 9 oktober 2012 afgelegde verklaring van [betrokkene 3] :
V: Uit jouw sms'jes bleek dat jij op woensdag 29 augustus 2012 vanaf 23.52.15 uur diverse keren contact had met jouw vriendin [betrokkene 9] had. Je schreef onder andere: Ik maak me gewoon zorgen." [betrokkene 9] antwoordde: "Over wat?" Daarop antwoordde jij: "M'n baas is gister overvallen in z'n huis." [...] Waar maakte je je zorgen over?
A: Zeg maar omdat [verdachte] ook mijn auto had. (...) Ik hoorde op het nieuws, dat mijn vroegere baas was overvallen. Ik wist natuurlijk dat [verdachte] soortgelijke plannen had. Ik wist dat [verdachte] op een keer van plan was, om mijn baas te overvallen. Want hij had mij eerder gevraagd, of ik ten tijde van die overval als chauffeur wilde fungeren.
24. Een proces-verbaal verhoor getuige van de politie Haaglanden d.d. 24 januari 2013, met proces-verbaalnummer PL15J2 2012183402-174 (dossierpagina 947 e.v.), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 24 januari 2013 afgelegde verklaring van [betrokkene 10] :
[verdachte] is de bijnaam van [verdachte] . In de maand juli 2012 was mijn vader op vakantie. [betrokkene 11] en [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) hebben toen 14 dagen bij mij in huis gewoond. Ik heb [betrokkene 11] en [verdachte] bij mij thuis horen praten over de overval op de eigenaar van [A] . Ik hoorde dat zij er met elkaar over spraken dat hij veel geld moest hebben en dat zij een keer bij hem langs moesten gaan. Hiermee bedoelden zij dat zij die man wilden overvallen. In dat zelfde gesprek hoorde ik dat zij tegen elkaar zeiden dat zij van te voren eerst wilden gaan kijken. [verdachte] en [betrokkene 11] maakten in die tijd gebruik van een blauwe of grijze Volkswagen Golf GTI.
25. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Haaglanden d.d. 13 september 2012, met proces-verbaalnummer 15BRE12170 (dossierpagina 960 e.v.), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 13 september 2012 afgelegde verklaring van [betrokkene 4] :
V: Jij hebt een relatie met [verdachte] ?
A: Ja.
(...)
V: En nog een dag daarvoor? 28 augustus?
A: Hij (het hof begrijpt: de verdachte) ging rond 18 uur weg. Vanaf 20 uur probeerde ik hem te bellen maar hij nam alsmaar niet op. Ik heb hem ongeveer 50 keer gebeld denk ik. De telefoon ging gelijk naar voicemail elke keer. 's Nachts rond 01:30 uur belde hij me terug.
26. Een proces-verbaal van verhoor getuige van de politie Haaglanden d.d. 13 februari 2013, met proces-verbaalnummer 2012183402 en documentcode 15BRE12170 (dossierpagina 1694 e.v.), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 12 februari 2013 afgelegde verklaring van [betrokkene 12] :
Op 28 augustus 2012 te 23:11:06 uur een sms-bericht naar het nummer [005] . Ik zal [medeverdachte] (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) wel een sms-bericht hebben gestuurd. Op 28 augustus 2012 te 23:42:22 uur heb ik weer een sms-bericht verstuurd naar nummer [005] . Ik neem aan dat ik dat bericht naar [medeverdachte] heb verstuurd. Op 28 augustus 2012 te 23.50.10 uur wordt er met mijn nummer naar het nummer van [betrokkene 5] (het hof begrijpt: [betrokkene 5] ) gebeld (06- [006] ). Het is aannemelijk dat ik [betrokkene 5] gebeld heb. Als [betrokkene 5] heeft verklaard dat ik in dat gesprek aan hem heb gevraagd waar [medeverdachte] was, dan zou dat best kunnen. Ik belde hem wel vaker op met de vraag waar [medeverdachte] was.
27. Een proces-verbaal van de politie Haaglanden d.d. 18 december 2012, met proces-verbaalnummer 2012183402 en documentcode 15BRE12170 (dossierpagina 1197 e.v.), opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van die opsporingsambtenaar:
28 en 29 augustus 2012, tijdstip: | Bron telecomgegevens: | In of uit: | Bijzonderheden: |
23:11:09 | 06- [005] ( [medeverdachte] ) | In | - Ontvangt sms van 06- [007] ( [betrokkene 12] ) - PD valt binnen zendmastrichting |
23:42:25 | 06- [005] ( [medeverdachte] ) | In | - Ontvangt sms van 06- [007] ( [betrokkene 12] ) - PD valt binnen zendmastinrichting |
23:50:10 | 06- [007] ( [betrokkene 12] ) | Uit | 06- [006] ( [betrokkene 5] ) (48 sec.) |
23:51:59 | 06- [006] ( [betrokkene 5] ) | Uit | 06- [005] ( [medeverdachte] ) (2 sec.) |
23:52:28 | 06- [006] ( [betrokkene 5] ) | Uit | 06-[011] ( [verdachte] ) (4 sec.) |
23:56:39 | 06- [007] ( [betrokkene 12] ) | Uit | 06- [006] ( [betrokkene 5] ) (41 sec.) |
28. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Haaglanden d.d. 24 oktober 2012, met proces-verbaalnummer 2012183402 met documentcode 5BRE12170 (dossierpagina 1793 e.v.), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 24 oktober 2012 afgelegde verklaring van [betrokkene 5] :
Op bladzijde 843 staat vermeld dat ik op 28 augustus 2012 te 23:50:10 uur ben gebeld door het nummer [007] . Dat is het telefoonnummer van [betrokkene 12] . Zij vroeg mij of ik wist waar [medeverdachte] (het hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte] ), haar vriend, was. Ik belde volgens mij [medeverdachte] op zijn nummer dat eindigt op 41. Hij nam niet op. Hierna heb ik [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) gebeld en aan hem gevraagd of hij samen was met [medeverdachte] . Hij zei mij dat hij samen was met [medeverdachte] . Ik hoorde dat zij in een auto reden. [verdachte] was kortaf maar zei wel dat zij onderweg waren en er zo zouden zijn. Een paar minuten later belde [betrokkene 12] mij weer. In de stukken heb ik gelezen dat dat om 23:56:39 uur is geweest. In dat gesprek heb ik haar medegedeeld dat ik [verdachte] had gesproken en dat zij onderweg waren.
29. Een proces-verbaal van verhoor getuigen bij de raadsheer-commissaris d.d. 15 december 2014, opgemaakt en ondertekend door de raadsheer-commissaris en de griffier, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 15 december 2014 afgelegde verklaring van [betrokkene 12] :
[medeverdachte] (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) had geen huissleutel. Ik heb de deur voor hem opengedaan. Ik moest de deur voor hem openen, hij heeft geen sleutels.
30. Een proces-verbaal verhoor getuige van de politie Haaglanden d.d. 12 oktober 2012, met proces-verbaalnummer 2012183402 (dossierpagina 1009 e.v.), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 12 oktober 2012 afgelegde verklaring van [betrokkene 12] :
Toen ik aangifte had gedaan had ik de sleutel van hem (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) weggenomen.
31. Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden d.d. 7 december 2012, met proces-verbaalnummer 15BRE12070 (dossierpagina 1750 e.v.), opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van die opsporingsambtenaar:
Het telefoonnummer [005] , dat in gebruik is bij [medeverdachte] , heeft op 28 augustus 2012 onder andere de navolgende telefonische contacten:
- het telefoonnummer [005] ontvangt, te 23:11:09 uur, een sms-bericht van het telefoonnummer [007] . Hierbij maakt het telefoonnummer [005] gebruik van de zendmast Italiëlaan 33 te Zoetermeer;
- het telefoonnummer [005] ontvangt, te 23:42:25 uur, een sms-bericht van het telefoonnummer [007] . Hierbij maakt het telefoonnummer [005] gebruik van de zendmast Kadelaan 6 te Zoetermeer.
De zendmasten gelegen aan de Italiëlaan 33 en de Kadelaan 6 te Zoetermeer hebben de woning gelegen aan de [a-straat 1] te Zoetermeer (het hof begrijpt: de woning waar de overval heeft plaatsgevonden) onder hun bereik.
32. Een proces-verbaal theoretisch onderzoek reistijd van de politie Haaglanden d.d. 4 februari 2014 met documentcode 15BRE12170, opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van die opsporingsambtenaar:
Uitgaande van de 'reconstructieroute' kan het traject van 54 kilometer berekend op basis van de maximumsnelheden op 28 en 29 augustus 2012, worden afgelegd in 33 minuten en 42 seconden.
Eindconclusie theoretische reconstructie
Op basis van het bovenstaande (het hof begrijpt: de in dit proces-verbaal vermelde berekeningen) is het zeer aannemelijk dat de dader(s) op 28 en 29 augustus 2012 in circa 35 minuten van de Antigoneschouw, te Zoetermeer, naar de Martin Luther Kinglaan, te Diemen, is/zijn gereden. De eerder gestelde hypothese (de daders zijn in een tijdbestek van maximaal 35 minuten gereisd van de Antigoneschouw, te Zoetermeer, naar de Martin Luther Kinglaan, te Diemen) lijkt op basis van de bovenstaande theoretische berekeningen te worden bevestigd.
33. Een proces-verbaal praktijkonderzoek reistijd van de politie Haaglanden d.d. 20 maart 2014 met documentcode 15BRE12170, opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van die opsporingsambtenaren:
Op dinsdag 18 maart 2014 stelden wij een onderzoek in naar de daadwerkelijke reistijd van de Antigoneschouw, te Zoetermeer, naar de Martin Luther Kinglaan 24, te Diemen. Op dinsdag 18 maart 2014 te 23:43 uur startten wij het traject vanaf de Antigoneschouw te Zoetermeer. Op woensdag 19 maart 2014 te 0:18 uur na precies
34 minuten en 57 seconden arriveerden we op de Martin Luther Kinglaan te Diemen, ter hoogte van nummer 24.
34. Een proces-verbaal van de politie Haaglanden d.d. 9 april 2014, opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als relaas van die opsporingsambtenaar:
Daarnaar gevraagd verstrekte het onderzoekteam van 13Malia de opvraagde historische telecomgegevens van de telefoonnummers, welke in gebruik waren bij [betrokkene 13] (het hof begrijpt [betrokkene 13] ):
- [008]
- [009]
- [010]
Na ontvangst vanuit TGO 13 Malia analyseerde ik de historische telecomgegevens van de telefoonnummers [008] , [010] en [009] . Hierbij werd slechts onderzoek gedaan naar de contacten op 28 en 29 augustus 2012.
Bijlage 1 toont de contacten van het telefoonnummer [008] op 28 en 29 augustus 2012. Uit deze gegevens kan worden geconcludeerd:
- dat het telefoonnummer tussen 14:06 en 14:33 uur zendmasten aanstraalde in Zaandam;
- dat de gebruiker van het toestel kennelijk in de directe nabijheid van het toestel was omdat hiermee ook uitgaande contacten plaatsvonden;
- dat het telefoonnummer op 28 en 29 augustus 2012 verder GEEN contacten had, dus ook niet kort voor, tijdens of na de overval.
Bijlage 2 toont de contacten van het telefoonnummer [009] op 28 en 29 augustus 2012, tot 10:00 uur. Uit deze gegevens kan worden geconcludeerd:
- dat het telefoonnummer op 28 augustus 2012 tussen 13:07 uur en 17:46 uur alleen zendmasten aanstraalde in Zaandam;
- dat het telefoonnummer op 28 augustus 2012 tussen 18:07 uur en 18:54 uur alleen zendmasten aanstraalde in Amsterdam;
- dat het telefoonnummer op 28 augustus 2012 tussen 19:03 uur en 20:43 uur alleen zendmasten aanstraalde in Amsterdam Zuidoost;
- dat het telefoonnummer op 28 augustus 2012 te 20:54 een zendmast aanstraalde in Amsterdam;
- dat het telefoonnummer op 28 augustus 2012 tussen 21:07 uur en 21:11 uur alleen zendmasten aanstraalde in Amstelveen;
- dat het telefoonnummer op 28 augustus 2012 tussen 22:15 uur en 23:19 uur alleen zendmasten aanstraalde in Rotterdam;
- dat het telefoonnummer op 29 augustus 2012, te 9:52 uur een zendmast aanstraalde in Rotterdam.
- dat de gebruiker van het telefoonnummer zich ten tijde van de overval, welke circa 23:30 uur plaatsvond, dus vermoedelijk in Rotterdam bevond aangezien de telefoon om 23.19 uur nog een zendmast in Rotterdam aanstraalde. Met het telefoonnummer [010] vonden op 28 en 29 augustus 2012 GEEN contacten plaats.
35. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Haaglanden d.d. 10 oktober 2012, met Proces-verbaalnummer 2012183402 met documentcode 15BRE12170 (dossierpagina 1000 e.v.), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 10 oktober 2012 afgelegde verklaring van [medeverdachte] :
V: Welke telefoonnummers heb je in gebruik?
A: [...] 06- [005]
V: Heb je die avond nog gebeld met dat nummer tijdens de overval?
A: Nee helemaal niemand.
V: Heb je die avond nog [...] een sms'je gestuurd? Want op 28/8/2012 om 23.11 uur is er een sms hebt gestuurd van jouw nummer eindigend op 3500 naar het nummer eindigend op 1341. Wat stond er in die SMS?
A: Ik heb [verdachte] een sms gestuurd: "waar ben jij?".
V: Het sms'je is van het nummer eindigend op 3500 verzonden naar het nummer eindigend op 1341. Jij hebt naar je eigen nummer ge-sms't?
A: Ik heb naar hun ge-sms't en hun hebben mij teruggebeld. Hun zeiden we komen er zo aan. Mijn telefoon eindigend op 1341 lag in de Volkswagen Golf waar [verdachte] , [betrokkene 14] en [betrokkene 15] mee op pad waren.
V: Wat had je met ze afgesproken?
A: Ik was thuis, dat ze de auto konden brengen. Ik had hun ge-sms't want ik wilde gaan slapen en ik zou de volgende dag met mijn vrouwtje op pad gaan.
V: Om 23.11 uur stuur je een sms en op 23.42 uur weer een sms, waarom?
A: Ik zei ik ga slapen, als je komt klop maar aan.
36. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Haaglanden d.d. 11 maart 2013, met proces-verbaalnummer 2012183402 met documentcode 15BRE12170 (dossierpagina 1652 e.v.), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 21 februari 2013 afgelegde verklaring van [medeverdachte] :
V: Waarom wil ik die jongens sms'en? [...] Ja, hun hebben die auto, ik heb de volgende dag de auto nodig.
R: Maar als je dat wil regelen met ze, hoe weet je dan dat ze die sms'jes gaan lezen?
V: Ja, omdat ik ze had gebeld, ik had ze gebeld. [...] Ik heb ze gebeld met m'n vrouw d'r telefoon. [...] Dezelfde dag heb ik ze gebeld.
R: Hoe laat?
V: ... ik denk voor twaalf uur. [...] Tien voor, kwart voor twaalf ofzo. Ja. Kwart voor twaalf heb ik ze gebeld. [...] Ik heb ze eerst ge-sms't "Waar zijn jullie. Hoe ver zijn jullie". [...] Dan heb ik gebeld.
37. Een proces-verbaal van verhoor getuigen bij de rechter-commissaris d.d. 23 januari 2014, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 23 januari 2014 afgelegde verklaring van [betrokkene 5] :
Dat [betrokkene 12] mij die avond heeft gebeld, dat klopt. Ze vroeg of haar vriend bij mij was, zoals altijd eigenlijk. Volgens mij heb ik met [medeverdachte] gebeld, maar kreeg ik hem niet te pakken. Daarna heb ik zeker met [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) telefonisch contact gehad.
38. De verklaring van de verdachte en de waarneming van het hof ter terechtzitting in hoger beroep van 10 augustus 2015 zoals gerelateerd in het proces-verbaal van de terechtzitting:
U vraagt mij hoe ik mijzelf qua postuur zou omschrijven. Dat kunt u zelf beter beoordelen, dan ik. U deelt mij als waarneming van het hof mede dat ik een stevig postuur heb.
39. De waarneming van het hof ter terechtzitting in hoger beroep van 10 augustus 2015 zoals gerelateerd in het proces-verbaal ter terechtzitting naar aanleiding van de getoonde camerabeelden:
Dat op de camerabeelden (zoals beschreven in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 september 2012 met proces-verbaalnummer 2012183402; dossierpagina 199 e.v.)
- twee personen in beeld verschijnen;
- de weergave van de persoon die als tweede in beeld verschijnt vaag/onduidelijk is en dat het beeld op dat punt van slechte kwaliteit is;
- wellicht een derde persoon in beeld verschijnt, waarvan zeer vaag een silhouet te zien is in de rechterbovenhoek van het beeld, op het moment dat deze als een schim naar links door het licht loopt.
40. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Haaglanden d.d. 2 oktober 2012, met proces-verbaalnummer 2012183402 met documentcode 15BRE12170 (dossierpagina 1632 e.v.), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 2 oktober 2012 afgelegde verklaring van [medeverdachte] :
Ik zag op televisie bij mij thuis op RTV dingen we zaten te kijken ik zie in een keer een overval in Zoetermeer dat er een hond dood was en toen zei [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) dat hij het gedaan heeft.
41. De verklaring van verdachte ter zitting in hoger beroep d.d. 10 augustus 2015:
Op het tijdstip van de overval was ik niet in Zoetermeer.
Op 28 augustus vanaf 20.30 uur tot ongeveer 00.45 uur ben ik bezig is geweest met wiet knippen in Amsterdam Noord. Ik ben Amsterdam niet uit geweest. Rond 00.45 uur ben ik teruggebracht en afgezet door mijn neef [betrokkene 13] , bijgenaamd [betrokkene 13] , met wie ik die avond ook samen was. Met [medeverdachte] was ik in die periode niet samen."
2.3.
Het Hof heeft in het bestreden arrest ten aanzien van de bewijsvoering voorts het volgende overwogen:
"Alternatief scenario
De verdachte heeft ter zitting d.d. 13 mei 2013 in eerste aanleg, onder handhaving daarvan in hoger beroep, een alternatief scenario/alibi aangevoerd inhoudende - zakelijk weergegeven - dat hij ten tijde van de overval niet te Zoetermeer was, maar op 28 augustus vanaf 20.30 uur tot ongeveer 00.45 uur bezig is geweest met wiet knippen in Amsterdam Noord. Hij is naar zijn zeggen Amsterdam niet uit geweest. Rond 00.45 uur zou hij weer zijn teruggebracht door zijn neef [betrokkene 13] , bijgenaamd [betrokkene 13] , met wie hij die avond ook samen was. Met [medeverdachte] was hij in die periode niet samen.
Bij de raadsheer-commissaris geeft hij als getuige op 15 december 2014 aan dat hij die dag met zijn neef [betrokkene 13] was, in de vroege avonduren door hem is opgehaald en samen naar Amsterdam Noord is gegaan waar zij wiet hebben geknipt. Deze verklaring maakt, met instemming van de verdediging en de advocaat-generaal, ook deel uit van het dossier van de verdachte.
Daarnaast voert de verdediging aan dat de overvallers om 23.44 uur nog in Zoetermeer waren. De telefoon van verdachte straalt om 00.18 uur 'rond Amsterdam' een zendmast in de omgeving Diemen (Martin Luther Kinglaan) aan. Men kan in deze 34 minuten niet van Zoetermeer naar trajectcontrole. [betrokkene 13] was ten tijde van de overval niet samen met [medeverdachte] , maar met [betrokkene 13] . [medeverdachte] heeft verdachte wel in Amsterdam afgezet, maar is vervolgens met de Volkswagen Golf weggereden. Wat [medeverdachte] met die auto ging doen weet [betrokkene 13] niet.
De verdediging wijst tevens naar de verklaring van [medeverdachte] die ontkent betrokken te zijn geweest bij de overval te Zoetermeer en aangeeft dat hij ten tijde van de overval niet samen was met [betrokkene 13] , maar die avond met zijn vriendin [betrokkene 12] thuis in Amsterdam verbleef.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie inderdaad als alternatief scenario/alibi, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat hij ten tijde van de overval in de avond van 28 augustus 2012 thuis was met zijn vriendin [betrokkene 12] . Dat zijn mobiele telefoon rond het tijdstip van de overval in de directe omgeving waar die overval plaatsvond zendmasten aanstraalt, komt naar zijn zeggen omdat hij die telefoon in de Volkswagen Golf, waar hij [betrokkene 13] in rijdt, die dag heeft laten liggen. Hij is het geweest die op die avond heeft gebeld met de mobiele telefoon van zijn vriendin [betrokkene 12] en om 23.11 uur en 23.42 uur sms'jes heeft gestuurd naar zijn eigen telefoon.
Ten aanzien van dit betoog van de medeverdachte/getuige [medeverdachte] overweegt het hof als volgt.
De twee hiervoor genoemde sms'jes verzonden via de telefoon van [betrokkene 12] , de vriendin van de medeverdachte, hebben respectievelijk als inhoud: "Waar ben je?" en "Ik ga slapen, als je komt klop maar aan".
Het versturen van de boodschap "Waar ben je?" naar je eigen telefoon die je hebt laten liggen in de auto komt het hof niet logisch voor. Immers, in het algemeen ligt het meer voor de hand die telefoon te bellen in de hoop dat een persoon het overgaan van die telefoon hoort en dan opneemt. Als je weet waar je de telefoon hebt laten liggen en het een auto betreft waar [betrokkene 13] in gereden wordt, ligt het eerder voor de hand naar die telefoon van [betrokkene 13] een sms'je te sturen.
Ook het versturen van de boodschap "Ik ga slapen, als je komt klop maar aan" is ook niet bepaald een voor de hand liggende boodschap naar je eigen telefoon die je in een auto hebt laten liggen. Daarbij komt dat als deze boodschap bestemd is voor een andere persoon het ook hier meer voor de hand ligt om naar de telefoon van die betreffende persoon een boodschap te sturen.
[betrokkene 12] heeft bij de politie aangegeven dat het mogelijk is dat zij die avond [betrokkene 5] heeft gebeld om te vragen of hij wist waar [medeverdachte] was en dat zij de eerdergenoemde sms'jes heeft verstuurd.
In dit verband is nog van belang dat [betrokkene 12] bij de raadsheer-commissaris ook als getuige in de zaak [betrokkene 13] , onder meer verklaart dat [medeverdachte] toentertijd geen sleutel had van de woning en zij altijd voor hem open moest doen.
Deze verklaringen passen ook bij de door haar aan [medeverdachte] verstuurde sms'jes "Waar ben jij?" en "Ik ga slapen, als je komt klop maar aan" dan dat het [medeverdachte] zou zijn geweest die dergelijke berichten vanuit de woning te Amsterdam, waar hij met [betrokkene 12] was, via de telefoon van [betrokkene 12] naar zijn eigen telefoon zou hebben verstuurd. Daarbij is voorts nog van belang dat [betrokkene 5] in dit verband heeft verklaard dat hij op de bewuste avond door [betrokkene 12] is gebeld met de vraag of hij wist waar [medeverdachte] was en dat hij in verband daarmee [betrokkene 13] daarover heeft gebeld. Hoewel [betrokkene 5] zijn verklaring later bijstelt, handhaaft hij daarbij in ieder geval zijn verklaring dat het [betrokkene 12] is geweest die hem die bewuste avond gebeld heeft met de vraag of hij weet waar [medeverdachte] is en dat hij in verband daarmee [betrokkene 13] heeft gebeld.
[betrokkene 5] is dus consistent in zijn verklaring dat [betrokkene 12] het is geweest die hem op die bewuste avond van 28 augustus 2012 heeft gebeld met de vraag of hij wist waar [medeverdachte] was en in verband daarmee [betrokkene 13] heeft gebeld.
Daarbij weegt het hof mee dat [medeverdachte] zijn alternatieve scenario/alibi nog al eens bijstelt. Als de politie hem voorhoudt dat het niet logisch is een sms'je naar je eigen telefoon te sturen, verklaart hij op dat moment pas dat hij daarvoor heeft gebeld. Die verklaring wordt niet ondersteund door de historische telefoonverkeergegevens. Daarmee geconfronteerd geeft [medeverdachte] in dit verband aan dat hij met de huistelefoon van [betrokkene 12] heeft gebeld, terwijl er uit de historische telefoonverkeergegevens blijkt dat er met dit nummer in die periode niet is gebeld.
In samenhang met al hetgeen hiervoor is overwogen hecht het hof dan ook geen geloof aan het door [medeverdachte] geschetste scenario en acht het hof dit aangevoerde alternatieve scenario ook niet aannemelijk geworden.
Bij de beoordeling/weging van het alternatieve scenario/alibi van verdachte [betrokkene 13] en zijn daarover afgelegde verklaringen is voor het hof mede van belang dat verdachte dit scenario in een vrij laat stadium voor het eerst naar voren brengt, terwijl hij daarvoor zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen als hij met de resultaten van het onderzoek wordt geconfronteerd. Voorts bleek de neef [betrokkene 13] inmiddels overleden.
Voorts is van belang dat in opdracht van de advocaat-generaal de verbalisant [verbalisant 2] onderzoek heeft gedaan naar de telefoons van deze [betrokkene 13] . Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat twee van de drie telefoons van die neef actief waren op 28 en 29 augustus 2012. Het nummer eindigend op 6360 was op 28 augustus 2012 rond 14.00 uur in Zaandam. Daarna blijken er geen contacten op dit nummer te zijn. De telefoon met het nummer eindigend op 6190 was op 28 augustus 2012 om 13.07 uur en 17.47 uur in Zaandam, daarna in Amsterdam en is vanaf 22.15 uur in Rotterdam. Ook op 29 augustus 2012 is deze telefoon in Rotterdam.
In opdracht van de rechter-commissaris heeft de politie nader onderzoek gedaan omtrent de vraag of je in de periode van 23.44 uur tot 00.18 uur, van Zoetermeer naar de Martin Luther Kinglaan in Diemen kan rijden. Theoretisch blijkt dat dit kan in ongeveer 35 minuten. Echter, daarnaast is de route door de onderzoekers gereden en bleek dat deze route in praktijk in 33 minuten en 42 seconden is af te leggen. Ten aanzien van de auto met het kenteken [AA-00-BB] zijn er op 28 en 29 augustus 2012 geen verkeersovertredingen geregistreerd.
Daarbij is voorts nog van belang de hiervoor reeds gememoreerde verklaring van [betrokkene 5] waar hij heeft verklaard dat hij op de bewuste avond door [betrokkene 12] , de vriendin van de medeverdachte [medeverdachte] , is gebeld met de vraag of hij wist waar [medeverdachte] was en dat hij in verband daarmee [betrokkene 13] daarover heeft gebeld. [betrokkene 13] zou daarbij tijdens het gesprek met [betrokkene 5] hebben aangegeven dat hij met [medeverdachte] is.
Bij de rechter-commissaris d.d. 23 januari 2014 stelt [betrokkene 5] zijn verklaring bij in die zin dat hij na het telefoontje van [betrokkene 12] , [betrokkene 13] heeft gebeld omdat hij dacht dat [medeverdachte] bij hem zou zijn maar dat dit niet zo bleek te zijn. [betrokkene 13] zou tegen hem hebben gezegd dat hij met zijn neefje, [betrokkene 13] , was. Daarna heeft hij wellicht tegen [betrokkene 12] gezegd dat [medeverdachte] bij [betrokkene 13] was, maar dit was om haar gerust te stellen. Hij zou daar tegenover [betrokkene 12] in voorkomende gevallen altijd over hebben gelogen, zo begrijpt het hof.
[betrokkene 13] , zo verklaart hij voorts, zou [betrokkene 13] bij [betrokkene 5] thuis hebben opgehaald en hem ook weer hebben teruggebracht. [betrokkene 13] zou daarna alleen naar boven zijn gekomen. Het was iets na 00.00 uur. Dat weet [betrokkene 5] omdat 'je bij ons na twaalf uur 's nachts met je rug naar binnen moet gaan en dat deed [betrokkene 13] ook'.
Voor de beoordeling/weging van deze door de verdediging aangevoerde verklaringen is van belang dat [betrokkene 5] terugkomt op zijn eerder bij de politie afgelegde verklaring, maar dat hij naar het oordeel van het hof er geen goede en overtuigende verklaring voor kan geven dat hij thans anders dan bij de politie verklaart.
De verdediging voert daarbij weliswaar ook nog aan dat [betrokkene 12] , de vriendin van [medeverdachte] , de verklaring [betrokkene 5] over het telefoongesprek met haar niet ondersteunt. Echter, dit deel van haar verklaring acht het hof niet geloofwaardig. Daarbij verwijst het hof naar hetgeen hiervoor daarover is overwogen bij de bespreking van het alternatieve scenario van [medeverdachte] .
Daarnaast is nog van belang, dat indien het hof de gedachte van de verdediging zou volgen dat [betrokkene 5] om 00.21 uur het bewuste gesprek heeft gehad met verdachte naar aanleiding van het telefoontje van [betrokkene 12] en 'waarbij de telefoon van verdachte in Amsterdam uitstraalde' - een en ander ter bevestiging van het samen zijn met [betrokkene 13] - het opvalt dat rond dat tijdstip in ieder geval geen van de drie telefoons van [betrokkene 13] getraceerd worden in die omgeving, zoals blijkt uit het eerdergenoemd onderzoek van [verbalisant 2] .
Uit dit onderzoek komt immers naar voren - zoals hiervoor reeds is overwogen - dat het nummer eindigend op 6360 op 28 augustus 2012 rond 14.00 uur in Zaandam was. Daarna blijken er geen contacten op dit nummer te zijn. De telefoon met het nummer eindigend op 6190 was op 28 augustus 2012 om 13.07 uur en 17.47 uur in Zaandam, daarna in Amsterdam en is vanaf 22.15 uur in Rotterdam. Ook op 29 augustus 2012 is deze telefoon in Rotterdam.
Het hof acht gelet op al hetgeen hiervoor - dus met inbegrip van de overwegingen ten aanzien van het alternatieve scenario van [medeverdachte] - is overwogen de door de verdediging aangehaalde verklaring [betrokkene 5] bij de rechter-commissaris d.d. 23 januari 2014 ter ondersteuning van het scenario van [betrokkene 13] , dan ook niet geloofwaardig en houdt [betrokkene 5] aan de verklaring dat hij op de bewuste avond door [betrokkene 12] is gebeld met de vraag of hij wist waar [medeverdachte] was en dat hij in verband daarmee [betrokkene 13] daarover heeft gebeld en [betrokkene 13] daarbij zou hebben aangegeven dat hij met [medeverdachte] is.
In samenhang met al hetgeen hiervoor - dus met inbegrip van de overwegingen ten aanzien van het alternatieve scenario van [medeverdachte] - is overwogen en hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, komt het hof voorts tot het oordeel dat het ook geen geloof hecht aan het door verdachte geschetste scenario en acht dit aangevoerde alternatieve scenario ook niet aannemelijk geworden.
Dit geldt met name ook voor de verklaring van [betrokkene 13] voor zover hij aangeeft dat hij die avond niet met [medeverdachte] was, niet de verdachte maar [medeverdachte] die bewuste avond van de overval de beschikking had over de Volkswagen Golf en [medeverdachte] deze auto had meegenomen en hij, [betrokkene 13] , niet wist wat [medeverdachte] met die auto ging doen.
De door de verdediging aangevoerde omstandigheid dat [betrokkene 13] vaker deze auto uitleende heeft het hof niet overtuigd en kan daar dan ook niet aan afdoen.
Dit geldt eveneens voor de stelling dat uit ARS gegevens zou blijken dat de Volkswagen Golf eerder op die bewuste avond in Wassenaar en Den Haag is op het moment dat de telefoon van [betrokkene 13] nog zendmasten in of rond Amsterdam aanstraalt.
Deze omstandigheid biedt naar het oordeel van het hof, gelet op al het hiervoor overwogene, onvoldoende overtuigende steun voor het door verdachte en de raadsman opgevoerde alternatieve scenario/alibi. Immers, het sluit aldus niet uit dat [betrokkene 13] ten tijde van de overval samen met [medeverdachte] te Zoetermeer was.
Hetgeen de raadsman voorts nog heeft aangevoerd kan aan hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen en geoordeeld, niet afdoen."
2.4.
Het Hof heeft in de aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv voorts - voor zover voor de beoordeling van de middelen van belang - het volgende overwogen:
"Gelet op het in deze gebezigde overige bewijs en hetgeen het hof in het arrest op dit punt heeft overwogen merkt het hof deze hiervoor onder 35 weergegeven verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] aan als een kennelijk leugenachtige verklaring om de waarheid te bemantelen dat [medeverdachte] tezamen met anderen de bewezenverklaarde diefstal met geweld en bedreiging met geweld heeft gepleegd.
Daarbij weegt het hof mee dat [medeverdachte] zijn alternatieve scenario/alibi nog al eens bijstelt. Als de politie hem voorhoudt dat het niet logisch is een sms'je naar je eigen telefoon te sturen, verklaart hij op dat moment pas dat hij daarvoor heeft gebeld. Die verklaring wordt niet ondersteund door de historische telefoonverkeergegevens. Daar mee geconfronteerd geeft [medeverdachte] in dit verband aan dat hij met de huistelefoon van [betrokkene 12] heeft gebeld, terwijl er uit de historische telefoonverkeergegevens blijkt dat er met dit nummer in die periode niet is gebeld.
(...)
Gelet op het in deze gebezigde overige bewijs en hetgeen het hof in het arrest op dit punt heeft overwogen merkt het hof deze hiervoor onder 41 weergegeven verklaring van de verdachte aan als een kennelijk leugenachtige verklaring om de waarheid te bemantelen dat verdachte tezamen met anderen de bewezenverklaarde diefstal met geweld en bedreiging met geweld heeft gepleegd."
3. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het tweede middel
4.1.
Het middel klaagt dat de tenlastegelegde en bewezenverklaarde strafverzwarende omstandigheid van art. 43a Sr niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
4.2.
Het Hof heeft het bewezenverklaarde, zoals weergegeven onder 2.1, gekwalificeerd als "diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan" en heeft de verdachte ter zake van dit feit veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren.
4.3.
In art. 43a Sr is bepaald dat - voor zover hier van belang - de op een misdrijf gestelde vrijheidsstraf met een derde kan worden verhoogd indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.Art. 43a Sr kan dus niet worden toegepast na een vroegere veroordeling tot een andere straf dan gevangenisstraf, zoals jeugddetentie. Voorts kan de in art. 43a Sr voorziene grond voor strafverzwaring bij de strafoplegging slechts in aanmerking worden genomen indien zij – zonodig alsnog op de voet van art. 312 Sv – aan de verdachte is tenlastegelegd en door middel van wettige bewijsmiddelen is bewezen1..
4.4.
Aangezien de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat "tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan", niet kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen, is de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Het middel is dus terecht voorgesteld.
4.5.
Dit behoeft evenwel niet tot cassatie te leiden wegens gebrek aan voldoende rechtens te respecteren belang. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat een hernieuwde behandeling van de zaak niet tot een andere uitkomst ten aanzien van de bewezenverklaring zal leiden, nu het gewraakte onderdeel van de bewezenverklaring kan worden afgeleid uit het ter terechtzitting van 10 augustus 2015 aan de verdachte voorgehouden Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 20 juli 2015, zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 10.5.2.
5. Beoordeling van het derde middel
5.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte als bewijsmiddel 35 een leugenachtige verklaring van een getuige, medeverdachte [medeverdachte] , tot het bewijs heeft gebezigd.
5.2.
Vooropgesteld moet worden dat aan een leugenachtige verklaring van een getuige geen redengevende kracht kan worden toegekend2.. Dat is niet anders indien die getuige een medeverdachte is.
5.3.
Het Hof heeft als bewijsmiddel 35 een verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] voor het bewijs gebruikt die het evenwel blijkens de nadere bewijsoverweging in de aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv uitdrukkelijk als kennelijk leugenachtig heeft aangemerkt. Gelet op hetgeen onder 5.2 is vooropgesteld heeft het Hof dat ten onrechte gedaan. Het middel klaagt daarover terecht.
5.4.
Dit behoeft evenwel niet tot cassatie te leiden, nu dit onderdeel van de bewijsvoering slechts van ondergeschikte betekenis is, mede in aanmerking genomen dat de betrokkenheid van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] bij de gewapende overval in Zoetermeer kan worden afgeleid uit de overige bewijsmiddelen, in het bijzonder de bewijsmiddelen 14, 28, 31 en 40.
6. Beoordeling van het vierde middel
6.1.
Het middel klaagt dat 's Hofs oordeel dat de als bewijsmiddel 41 gebezigde verklaring van de verdachte als kennelijk leugenachtig dient te worden aangemerkt, onvoldoende met redenen is omkleed.
6.2.
Een verklaring van de verdachte die naar het oordeel van de rechter kennelijk leugenachtig is en afgelegd om de waarheid te bemantelen, mag tot het bewijs worden gebezigd. Zodanig oordeel zal dan wel voldoende grondslag moeten vinden in vastgestelde feiten en omstandigheden, vervat in een of meer andere voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen3.. Tot bedoelde andere bewijsmiddelen kunnen in ieder geval niet worden gerekend bewijsmiddelen, inhoudende verklaringen van de verdachte zelf4.of van andere personen die slechts behelzen hetgeen de verdachte hun heeft meegedeeld5.. Ook de omstandigheid dat de verdachte heeft geweigerd omtrent het desbetreffende punt een verklaring te geven, kan niet mede ten grondslag worden gelegd aan het oordeel dat de tot het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte kennelijk leugenachtig is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen6..
6.3.
Voor zover aan het middel de opvatting ten grondslag ligt dat de feitenrechter bij zijn oordeel omtrent de kennelijke leugenachtigheid van de verklaring van de verdachte gehouden is aan te geven in welk(e) specifieke bewijsmiddel(en) dat oordeel zijn grondslag vindt, stelt het een eis die het recht niet kent, ook al komt een dergelijke werkwijze op zichzelf de inzichtelijkheid van de bewijsvoering wel ten goede.
6.4.
In het onderhavige geval heeft het Hof zijn oordeel dat de als bewijsmiddel 41 gebezigde verklaring van de verdachte leugenachtig is, gegrond op "het in deze gebezigde overige bewijs en hetgeen het hof in het arrest op dit punt heeft overwogen". Dat oordeel is, gelet op de gebezigde bewijsvoering en hetgeen onder 6.2 en 6.3 is vooropgesteld, niet zonder meer begrijpelijk. Het middel klaagt daarover terecht.
6.5.
Dit behoeft evenwel niet tot cassatie te leiden wegens gebrek aan voldoende rechtens te respecteren belang. Gelet op de gebezigde bewijsvoering is de bewezenverklaring wat betreft het (mede)daderschap van de verdachte, ook met weglating van dit onderdeel van de bewijsvoering, toereikend gemotiveerd.
7. Beoordeling van het vijfde middel
7.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
7.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twaalf jaren.
8. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
9. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze elf jaren en negen maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 maart 2017.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 21‑03‑2017
Vgl. HR 14 september 1992, ECLI:NL:HR:1992:AC3716, NJ 1993/54.
Vgl. HR 19 maart 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0413, NJ 1996/540, rov. 4.4.
Vgl. HR 19 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD8873, NJ 2002/567.
Vgl. HR 24 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT2897, NJ 2005/396.
Vgl. HR 19 maart 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0413, NJ 1996/540, rov. 4.5.
Conclusie 17‑01‑2017
Inhoudsindicatie
Gewapende woningoverval waarbij de restauranthouder wordt meer geschoten en zijn hond wordt doodgeschoten. 1. Strafverzwarende omstandigheid ex art. 43a Sr. 2. Gebruik leugenachtige verklaring getuige. 3. Gebruik kennelijk leugenachtige verklaring vte. Ad 1. Slagende klacht, omdat de bewezenverklaarde strafverzwarende omstandigheid niet kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen, behoeft niet tot cassatie te leiden, nu het gewraakte onderdeel kan worden afgeleid uit het ttz aan de vte voorgehouden Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende vte. Ad 2. Aan een leugenachtige verklaring van een getuige kan geen redengevende kracht worden toegekend (vgl. HR 14 september 1992, ECLI:NL:HR:1992:AC3716, NJ 1993/54). Slagende klacht hoeft niet tot cassatie te leiden, nu dit onderdeel van de bewijsvoering slechts van ondergeschikt belang is. Ad 3. Opvatting dat de feitenrechter bij zijn oordeel omtrent de kennelijke leugenachtigheid van de verklaring van de verdachte gehouden is aan te geven in welk(e) specifieke bewijsmiddel(en) dat oordeel zijn grondslag vindt, stelt een eis die het recht niet kent, ook al komt een dergelijke werkwijze op zichzelf de inzichtelijkheid van de bewijsvoering wel ten goede. Slagende klacht hoeft i.c. niet tot cassatie te leiden nu de bewijsvoering ook met weglating van dit onderdeel toereikend is gemotiveerd. CAG anders. Samenhang met 16/01580.
Nr. 15/04110 Zitting: 17 januari 2017 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 24 augustus 2015 door het gerechtshof Den Haag vrijgesproken van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde en veroordeeld wegens 1 subsidiair “diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan” tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts heeft het hof de vorderingen van twee benadeelde partijen toegewezen en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, één en ander zoals in het arrest vermeld.
Er bestaat samenhang met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (nr. 16/01580), waarin ik vandaag ook zal concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft vijf middelen van cassatie voorgesteld.
Het gaat in deze zaak om een overval gepleegd door drie personen op een woning in Zoetermeer op de late avond (rond 23.45 uur) van 28 augustus 2012, waarbij één van de bewoners is neergeschoten. Het hof heeft bewezen geacht dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] twee van de drie overvallers zijn geweest. Het hof is in een uitvoerige bewijsoverweging ingegaan op de door de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] geschetste alternatieve scenario’s die erop neerkomen dat zij, ieder voor zich, een alibi hebben. De middelen 1, 3 en 4 hebben betrekking op de verwerping van deze alternatieve scenario’s. Het eerste middel klaagt dat het hof op de verdachte de bewijslast heeft gelegd om de juistheid van zijn scenario aan te tonen en het derde en het vierde middel klagen over het gebruik voor het bewijs van kennelijk leugenachtige verklaringen van respectievelijk de medeverdachte [medeverdachte] en de verdachte. Middel 2 klaagt over de bewezenverklaring van de strafverzwarende omstandigheid van art. 43a Sr en middel 5 over de overschrijding van de redelijke termijn.
Voordat ik overga tot de bespreking van de middelen, geef ik hieronder de bewezenverklaring en, voor zover van belang, de bewijsoverwegingen en bewijsmiddelen weer.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“hij op of omstreeks 28 augustus 2012 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen in een woning met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee smartphones te weten een IPhone en een Samsung Galaxy en een laptop en een geldbedrag van ongeveer 1.500 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- neerschieten van de hond van [slachtoffer 2] en
- tegen de grond duwen en het met kracht pakken bij de keel van [slachtoffer 1] en
- het meermalen met een vuurwapen schieten in de richting van het bovenlichaam van [slachtoffer 2] en
- het richten van een vuurwapen op het hoofd van [slachtoffer 2] ,
terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.”
7. Het hof heeft in het bestreden arrest onder “Bewijsvoering” onder meer het volgende overwogen:
“Alternatief scenario
De verdachte heeft ter zitting d.d. 13 mei 2013 in eerste aanleg, onder handhaving daarvan in hoger beroep, een alternatief scenario/alibi aangevoerd inhoudende - zakelijk weergegeven - dat hij ten tijde van de overval niet te Zoetermeer was, maar op 28 augustus vanaf 20.30 uur tot ongeveer 00.45 uur bezig is geweest met wiet knippen in Amsterdam Noord. Hij is naar zijn zeggen Amsterdam niet uit geweest. Rond 00.45 uur zou hij weer zijn teruggebracht door zijn neef [betrokkene 13] , bijgenaamd [betrokkene 13] , met wie hij die avond ook samen was. Met [medeverdachte] was hij in die periode niet samen.
Bij de raadsheer-commissaris geeft hij als getuige op 15 december 2014 aan dat hij die dag met zijn neef [betrokkene 13] was, in de vroege avonduren door hem is opgehaald en samen naar Amsterdam Noord is gegaan waar zij wiet hebben geknipt. Deze verklaring maakt, met instemming van de verdediging en de advocaat-generaal, ook deel uit van het dossier van de verdachte.
Daarnaast voert de verdediging aan dat de overvallers om 23.44 uur nog in Zoetermeer waren. De telefoon van verdachte straalt om 00.18 uur 'rond Amsterdam' een zendmast in de omgeving Diemen (Martin Luther Kinglaan) aan. Men kan in deze 34 minuten niet van Zoetermeer1.naar trajectcontrole. [betrokkene 13] was ten tijde van de overval niet samen met [medeverdachte] , maar met [betrokkene 13] . [medeverdachte] heeft verdachte wel in Amsterdam afgezet, maar is vervolgens met de Volkswagen Golf weggereden. Wat [medeverdachte] met die auto ging doen weet [betrokkene 13] niet.
De verdediging wijst tevens naar de verklaring van [medeverdachte] die ontkent betrokken te zijn geweest bij de overval te Zoetermeer en aangeeft dat hij ten tijde van de overval niet samen was met [betrokkene 13] , maar die avond met zijn vriendin [betrokkene 12] thuis in Amsterdam verbleef.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie inderdaad als alternatief scenario/alibi, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat hij ten tijde van de overval in de avond van 28 augustus 2012 thuis was met zijn vriendin [betrokkene 12] . Dat zijn mobiele telefoon rond het tijdstip van de overval in de directe omgeving waar die overval plaatsvond zendmasten aanstraalt, komt naar zijn zeggen omdat hij die telefoon in de Volkswagen Golf, waar hij [betrokkene 13] in rijdt, die dag heeft laten liggen.
Hij is het geweest die op die avond heeft gebeld met de mobiele telefoon van zijn vriendin [betrokkene 12] en om 23.11 uur en 23.42 uur sms'jes heeft gestuurd naar zijn eigen telefoon.
Ten aanzien van dit betoog van de medeverdachte/getuige [medeverdachte] overweegt het hof als volgt.
De twee hiervoor genoemde sms'jes verzonden via de telefoon van [betrokkene 12] , de vriendin van de medeverdachte, hebben respectievelijk als inhoud: "Waar ben je?" en "Ik ga slapen, als je komt klop maar aan".
Het versturen van de boodschap "Waar ben je?" naar je eigen telefoon die je hebt laten liggen in de auto komt het hof niet logisch voor. Immers, in het algemeen ligt het meer voor de hand die telefoon te bellen in de hoop dat een persoon het overgaan van die telefoon hoort en dan opneemt. Als je weet waar je de telefoon hebt laten liggen en het een auto betreft waar [betrokkene 13] in gereden wordt, ligt het eerder voor de hand naar die telefoon van [betrokkene 13] een sms'je te sturen.
Ook het versturen van de boodschap "Ik ga slapen, als je komt klop maar aan" is ook niet bepaald een voor de hand liggende boodschap naar je eigen telefoon die je in een auto hebt laten liggen. Daarbij komt dat als deze boodschap bestemd is voor een andere persoon het ook hier meer voor de hand ligt om naar de telefoon van die betreffende persoon een boodschap te sturen.
[betrokkene 12] heeft bij de politie aangegeven dat het mogelijk is dat zij die avond [betrokkene 5] heeft gebeld om te vragen of hij wist waar [medeverdachte] was en dat zij de eerdergenoemde sms'jes heeft verstuurd.
In dit verband is nog van belang dat [betrokkene 12] bij de raadsheer-commissaris ook als getuige in de zaak [betrokkene 13] , onder meer verklaart dat [medeverdachte] toentertijd geen sleutel had van de woning en zij altijd voor hem open moest doen.
Deze verklaringen passen ook bij de door haar aan [medeverdachte] verstuurde sms'jes "Waar ben jij?" en "Ik ga slapen, als je komt klop maar aan" dan dat het [medeverdachte] zou zijn geweest die dergelijke berichten vanuit de woning te Amsterdam, waar hij met [betrokkene 12] was, via de telefoon van [betrokkene 12] naar zijn eigen telefoon zou hebben verstuurd.
Daarbij is voorts nog van belang dat [betrokkene 5] in dit verband heeft verklaard dat hij op de bewuste avond door [betrokkene 12] is gebeld met de vraag of hij wist waar [medeverdachte] was en dat hij in verband daarmee [betrokkene 13] daarover heeft gebeld. Hoewel [betrokkene 5] zijn verklaring later bijstelt, handhaaft hij daarbij in ieder geval zijn verklaring dat het [betrokkene 12] is geweest die hem die bewuste avond gebeld heeft met de vraag of hij weet waar [medeverdachte] is en dat hij in verband daarmee [betrokkene 13] heeft gebeld.
[betrokkene 5] is dus consistent in zijn verklaring dat [betrokkene 12] het is geweest die hem op die bewuste avond van 28 augustus 2012 heeft gebeld met de vraag of hij wist waar [medeverdachte] was en in verband daarmee [betrokkene 13] heeft gebeld.
Daarbij weegt het hof mee dat [medeverdachte] zijn alternatieve scenario/alibi nog al eens bijstelt. Als de politie hem voorhoudt dat het niet logisch is een sms'je naar je eigen telefoon te sturen, verklaart hij op dat moment pas dat hij daarvoor heeft gebeld. Die verklaring wordt niet ondersteund door de historische telefoonverkeergegevens. Daar mee geconfronteerd geeft [medeverdachte] in dit verband aan dat hij met de huistelefoon van [betrokkene 12] heeft gebeld, terwijl er uit de historische telefoonverkeergegevens blijkt dat er met dit nummer in die periode niet is gebeld.
In samenhang met al hetgeen hiervoor is overwogen hecht het hof dan ook geen geloof aan het door [medeverdachte] geschetste scenario en acht het hof dit aangevoerde alternatieve scenario ook niet aannemelijk geworden.
Bij de beoordeling/weging van het alternatieve scenario/alibi van verdachte [betrokkene 13] en zijn daarover afgelegde verklaringen is voor het hof mede van belang dat verdachte dit scenario in een vrij laat stadium voor het eerst naar voren brengt, terwijl hij daarvoor zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen als hij met de resultaten van het onderzoek wordt geconfronteerd. Voorts bleek de neef [betrokkene 13] inmiddels overleden.
Voorts is van belang dat in opdracht van de advocaat-generaal de verbalisant [verbalisant 2] onderzoek heeft gedaan naar de telefoons van deze [betrokkene 13] . Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat twee van de drie telefoons van die neef actief waren op 28 en 29 augustus 2012. Het nummer eindigend op 6360 was op 28 augustus 2012 rond 14.00 uur in Zaandam. Daarna blijken er geen contacten op dit nummer te zijn. De telefoon met het nummer eindigend op 6190 was op 28 augustus 2012 om 13.07 uur en 17.47 uur in Zaandam, daarna in Amsterdam en is vanaf 22.15 uur in Rotterdam. Ook op 29 augustus 2012 is deze telefoon in Rotterdam.
In opdracht van de rechter-commissaris heeft de politie nader onderzoek gedaan omtrent de vraag of je in de periode van 23.44 uur tot 00.18 uur, van Zoetermeer naar de Martin Luther Kinglaan in Diemen kan rijden. Theoretisch blijkt dat dit kan in ongeveer 35 minuten. Echter, daarnaast is de route door de onderzoekers gereden en bleek dat deze route in praktijk in 33 minuten en 42 seconden is af te leggen. Ten aanzien van de auto met het kenteken [AA-00-BB] zijn er op 28 en 29 augustus 2012 geen verkeersovertredingen geregistreerd.
Daarbij is voorts nog van belang de hiervoor reeds gememoreerde verklaring van [betrokkene 5] waar hij heeft verklaard dat hij op de bewuste avond door [betrokkene 12] , de vriendin van de medeverdachte [medeverdachte] , is gebeld met de vraag of hij wist waar [medeverdachte] was en dat hij in verband daarmee [betrokkene 13] daarover heeft gebeld. [betrokkene 13] zou daarbij tijdens het gesprek met [betrokkene 5] hebben aangegeven dat hij met [medeverdachte] is.
Bij de rechter-commissaris d.d. 23 januari 2014 stelt [betrokkene 5] zijn verklaring bij in die zin dat hij na het telefoontje van [betrokkene 12] , [betrokkene 13] heeft gebeld omdat hij dacht dat [medeverdachte] bij hem zou zijn maar dat dit niet zo bleek te zijn. [betrokkene 13] zou tegen hem hebben gezegd dat hij met zijn neefje, [betrokkene 13] , was. Daarna heeft hij wellicht tegen [betrokkene 12] gezegd dat [medeverdachte] bij [betrokkene 13] was, maar dit was om haar gerust te stellen. Hij zou daar tegenover [betrokkene 12] in voorkomende gevallen altijd over hebben gelogen, zo begrijpt het hof.
[betrokkene 13] , zo verklaart hij voorts, zou [betrokkene 13] bij [betrokkene 5] thuis hebben opgehaald en hem ook weer hebben teruggebracht. [betrokkene 13] zou daarna alleen naar boven zijn gekomen. Het was iets na 00.00 uur. Dat weet [betrokkene 5] omdat ‘je bij ons na twaalf uur 's nachts met je rug naar binnen moet gaan en dat deed [betrokkene 13] ook’.
Voor de beoordeling/weging van deze door de verdediging aangevoerde verklaringen is van belang dat [betrokkene 5] terugkomt op zijn eerder bij de politie afgelegde verklaring, maar dat hij naar het oordeel van het hof er geen goede en overtuigende verklaring voor kan geven dat hij thans anders dan bij de politie verklaart.
De verdediging voert daarbij weliswaar ook nog aan dat [betrokkene 12] , de vriendin van [medeverdachte] , de verklaring [betrokkene 5] over het telefoongesprek met haar niet ondersteunt. Echter, dit deel van haar verklaring acht het hof niet geloofwaardig. Daarbij verwijst het hof naar hetgeen hiervoor daarover is overwogen bij de bespreking van het alternatieve scenario van [medeverdachte] .
Daarnaast is nog van belang, dat indien het hof de gedachte van de verdediging zou volgen dat [betrokkene 5] om 00.21 uur het bewuste gesprek heeft gehad met verdachte naar aanleiding van het telefoontje van [betrokkene 12] en ‘waarbij de telefoon van verdachte in Amsterdam uitstraalde’ – een en ander ter bevestiging van het samen zijn met [betrokkene 13] – het opvalt dat rond dat tijdstip in ieder geval geen van de drie telefoons van [betrokkene 13] getraceerd worden in die omgeving, zoals blijkt uit het eerdergenoemd onderzoek van [verbalisant 2].
Uit dit onderzoek komt immers naar voren – zoals hiervoor reeds is overwogen – dat het nummer eindigend op 6360 op 28 augustus 2012 rond 14.00 uur in Zaandam was. Daarna blijken er geen contacten op dit nummer te zijn. De telefoon met het nummer eindigend op 6190 was op 28 augustus 2012 om 13.07 uur en 17.47 uur in Zaandam, daarna in Amsterdam en is vanaf 22.15 uur in Rotterdam. Ook op 29 augustus 2012 is deze telefoon in Rotterdam.
Het hof acht gelet op al hetgeen hiervoor – dus met inbegrip van de overwegingen ten aanzien van het alternatieve scenario van [medeverdachte] – is overwogen de door de verdediging aangehaalde verklaring van [betrokkene 5] bij de rechter-commissaris d.d. 23 januari 2014 ter ondersteuning van het scenario van [betrokkene 13] , dan ook niet geloofwaardig en houdt [betrokkene 5] aan de verklaring dat hij op de bewuste avond door [betrokkene 12] is gebeld met de vraag of hij wist waar [medeverdachte] was en dat hij in verband daarmee [betrokkene 13] daarover heeft gebeld en [betrokkene 13] daarbij zou hebben aangegeven dat hij met [medeverdachte] is.
In samenhang met al hetgeen hiervoor – dus met inbegrip van de overwegingen ten aanzien van het alternatieve scenario van [medeverdachte] – is overwogen en hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, komt het hof voorts tot het oordeel dat het ook geen geloof hecht aan het door verdachte geschetste scenario en acht dit aangevoerde alternatieve scenario ook niet aannemelijk geworden.
Dit geldt met name ook voor de verklaring van [betrokkene 13] voor zover hij aangeeft dat hij die avond niet met [medeverdachte] was, niet de verdachte maar [medeverdachte] die bewuste avond van de overval de beschikking had over de Volkswagen Golf en [medeverdachte] deze auto had meegenomen en hij, [betrokkene 13] , niet wist wat [medeverdachte] met die auto ging doen.
De door de verdediging aangevoerde omstandigheid dat [betrokkene 13] vaker deze auto uitleende heeft het hof niet overtuigd en kan daar dan ook niet aan afdoen.
Dit geldt eveneens voor de stelling dat uit ARS gegevens zou blijken dat de Volkswagen Golf eerder op die bewuste avond in Wassenaar en Den Haag is op het moment dat de telefoon van [betrokkene 13] nog zendmasten in of rond Amsterdam aanstraalt.
Deze omstandigheid biedt naar het oordeel van het hof, gelet op al het hiervoor overwogene, onvoldoende overtuigende steun voor het door verdachte en de raadsman opgevoerde alternatieve scenario/alibi. Immers, het sluit aldus niet uit dat [betrokkene 13] ten tijde van de overval samen met [medeverdachte] te Zoetermeer was.
Hetgeen de raadsman voorts nog heeft aangevoerd kan aan hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen en geoordeeld, niet afdoen.”
8. De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv houdt onder meer het volgende in:
“35. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van de politie Haaglanden d.d. 10 oktober 2012, met proces-verbaalnummer 2012183402 met documentcode 15BRE12170 (dossierpagina 1000 e.v.), opgemaakt en ondertekend door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
als de op 10 oktober 2012 afgelegde verklaring van [medeverdachte] :
V: Welke telefoonnummers heb je in gebruik?
A: [...] 06- [005]
V: Heb je die avond nog gebeld met dat nummer tijdens de overval?
A: Nee helemaal niemand.
V: Heb je die avond nog [...] een sms'je gestuurd? Want op 28/8/2012 om 23.11 uur is er een sms hebt gestuurd van jouw nummer eindigend op 3500 naar het nummer eindigend op 1341. Wat stond er in die SMS?
A: Ik heb [verdachte] een sms gestuurd: "waar ben jij?".
V: Het sms'je is van het nummer eindigend op 3500 verzonden naar het nummer eindigend op 1341. Jij hebt naar je eigen nummer ge-sms't?
A: Ik heb naar hun ge-sms't en hun hebben mij teruggebeld. Hun zeiden we komen er zo aan. Mijn telefoon eindigend op 1341 lag in de Volkswagen Golf waar [verdachte] , [betrokkene 14] en [betrokkene 15] mee op pad waren.
V: Wat had je met ze afgesproken?
A: Ik was thuis, dat ze de auto konden brengen. Ik had hun ge-sms't want ik wilde gaan slapen en ik zou de volgende dag met mijn vrouwtje op pad gaan.
V: Om 23.11 uur stuur je een sms en op 23.42 uur weer een sms, waarom?
A: Ik zei ik ga slapen, als je komt klop maar aan.
Nadere bewijsoverweging:
Gelet op het in deze gebezigde overige bewijs en hetgeen het hof in het arrest op dit punt heeft overwogen merkt het hof deze hiervoor onder 35 weergegeven verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] aan als een kennelijk leugenachtige verklaring om de waarheid te bemantelen dat [medeverdachte] tezamen met anderen de bewezenverklaarde diefstal met geweld en bedreiging met geweld heeft gepleegd.
Daarbij weegt het hof mee dat [medeverdachte] zijn alternatieve scenario/alibi nog al eens bijstelt. Als de politie hem voorhoudt dat het niet logisch is een sms'je naar je eigen telefoon te sturen, verklaart hij op dat moment pas dat hij daarvoor heeft gebeld. Die verklaring wordt niet ondersteund door de historische telefoonverkeergegevens. Daar mee geconfronteerd geeft [medeverdachte] in dit verband aan dat hij met de huistelefoon van [betrokkene 12] heeft gebeld, terwijl er uit de historische telefoonverkeergegevens blijkt dat er met dit nummer in die periode niet is gebeld.
(…)
41. De verklaring van verdachte ter zitting in hoger beroep d.d. 10 augustus 2015 :
Op het tijdstip van de overval was ik niet in Zoetermeer. Op 28 augustus vanaf 20.30 uur tot ongeveer 00.45 uur ben ik bezig is geweest met wiet knippen in Amsterdam Noord. Ik ben Amsterdam niet uit geweest. Rond 00.45 uur ben ik teruggebracht en afgezet door mijn neef [betrokkene 13] , bijgenaamd [betrokkene 13] , met wie ik die avond ook samen was. Met [medeverdachte] was ik in die periode niet samen.
Nadere bewijsoverweging:
Gelet op het in deze gebezigde overige bewijs en hetgeen het hof in het arrest op dit punt heeft overwogen merkt het hof deze hiervoor onder 41 weergegeven verklaring van de verdachte aan als een kennelijk leugenachtige verklaring om de waarheid te bemantelen dat verdachte tezamen met anderen de bewezenverklaarde diefstal met geweld en bedreiging met geweld heeft gepleegd.”
9. Het eerste middel behelst de klacht dat het hof op de verdachte de bewijslast heeft gelegd om zijn alternatieve scenario overtuigend aan te tonen en dus bij de weerlegging van dit alternatieve scenario een onjuiste maatstaf heeft aangelegd. De verdachte hoeft de rechter niet te overtuigen van een alternatieve lezing – dat zou in strijd zijn met de presumptie van onschuld – maar dient dit aannemelijk te maken. Toegegeven wordt dat het hof heeft gesteld dat het door de verdediging geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk wordt geacht, maar uit de onderbouwing van dit oordeel kan volgens de steller van het middel worden afgeleid dat het hof eigenlijk als maatstaf heeft gebruikt, dat het door de aangedragen argumenten niet overtuigd is.
9.1.
Het middel doelt op de volgende passages uit de bewijsoverweging van het hof:
- [betrokkene 5] kan er geen goede en overtuigende verklaring voor geven dat hij thans anders dan bij de politie verklaart.
- De door de verdediging aangevoerde omstandigheid dat de verdachte de auto vaker uitleende, heeft het hof niet overtuigd.
- Dit geldt eveneens voor de stelling dat uit ARS-gegevens zou blijken dat de Volkswagen Golf eerder op de bewuste avond in Wassenaar en Den Haag is op het moment dat de telefoon van de verdachte nog zendmasten in of rond Amsterdam aanstraalt. Deze omstandigheid biedt onvoldoende overtuigende steun voor het alternatieve scenario/alibi van de verdediging.
9.2.
Het is juist, zoals ook door de steller van het middel wordt betoogd, dat als de verdachte in zijn verweer komt met een alternatieve lezing van de gebeurtenissen, die een bewezenverklaring in de weg staat, zoals in onderhavige zaak een alibi, de rechter als hij desalniettemin tot een bewezenverklaring komt, het alternatieve scenario dient te weerleggen. Gelet op de vrije selectie en waardering door de rechter van het bewijsmateriaal is het niet nodig om een alternatief scenario door middel van bewijsmiddelen te weerleggen. De rechter kan ook oordelen dat de door de verdachte gestelde alternatieve lezing niet aannemelijk is geworden of als ongeloofwaardig terzijde kan worden gesteld. En tot slot kan het alternatieve scenario zo onwaarschijnlijk zijn, dat de rechter dit niet uitdrukkelijk hoeft te weerleggen.2.
Hieruit kan a-contrario worden afgeleid dat de verdachte een alternatief scenario niet hoeft te bewijzen, maar dat dit scenario ‘slechts’ aannemelijk moet worden. Daaronder wordt in de meeste gevallen begrepen dat de bewijsmiddelen die in het dossier aanwezig zijn ook moeten passen bij de geschetste alternatieve lezing en dat er geen (sterke) contra-indicaties zijn die het alternatieve scenario onwaarschijnlijk maken.3.
9.3.
Dit is precies de toets die het hof in zijn hiervoor onder 7 geciteerde overwegingen uitvoert. Zo acht het hof de lezing van [medeverdachte] dat hij op de bewuste avond van de overval zijn telefoon in de auto heeft laten liggen waarin de verdachte reed en vervolgens zelf met de telefoon van zijn vriendin [betrokkene 12] naar deze telefoon sms-jes heeft gestuurd, ongeloofwaardig en ook niet passen bij de verklaringen die [betrokkene 12] en de getuige [betrokkene 5] daarover hebben afgelegd. Ook de verklaringen van de verdachte dat hij de hele avond samen met [betrokkene 13] in Amsterdam is geweest om wiet te knippen, stroken volgens het hof onder andere niet met het feit dat geen van de drie telefoons van [betrokkene 13] in die omgeving getraceerd is.
Van belang is ook de samenvattende overweging van het hof op pagina 9-10 van het arrest:
“Het hof acht gelet op al hetgeen hiervoor - dus met inbegrip van de overwegingen ten aanzien van het alternatieve scenario van [medeverdachte] - is overwogen de door de verdediging aangehaalde verklaring van [betrokkene 5] bij de rechter-commissaris d.d. 23 januari 2014 ter ondersteuning van het scenario van [betrokkene 13] , dan ook niet geloofwaardig en houdt [betrokkene 5] aan de verklaring dat hij op de bewuste avond door [betrokkene 12] is gebeld met de vraag of hij wist waar [medeverdachte] was en dat hij in verband daarmee [betrokkene 13] daarover heeft gebeld en [betrokkene 13] daarbij zou hebben aangegeven dat hij met [medeverdachte] is.
In samenhang met al hetgeen hiervoor - dus met inbegrip van de overwegingen ten aanzien van het alternatieve scenario van [medeverdachte] - is overwogen en hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, komt het hof voorts tot het oordeel dat het ook geen geloof hecht aan het door verdachte geschetste scenario en acht dit aangevoerde alternatieve scenario ook niet aannemelijk geworden.”
9.4.
Hieruit blijkt dat het hof bij de weerlegging van de alternatieve scenario’s van de verdachte en [medeverdachte] de juiste maatstaf heeft gehanteerd. Dat het hof in zijn uitvoerige bewijsoverwegingen een paar keer de – ook naar mijn mening minder gelukkig gekozen – bewoordingen “overtuigd” of “overtuigend” heeft gebruikt, betekent nog niet dat het hof een verkeerde maatstaf heeft gehanteerd en/of de verdachte de bewijslast heeft opgedragen om de juistheid van zijn alternatieve scenario “overtuigend” aan te tonen, waarbij kennelijk gedoeld wordt op dezelfde maatstaf die geldt voor een bewezenverklaring van een strafbaar feit, namelijk dat de rechter door wettige bewijsmiddelen ervan overtuigd moet zijn, dat de verdachte het strafbare feit heeft begaan. Ik ben van mening dat uit de wijze waarop het hof het alternatieve scenario heeft weerlegd niet kan worden afgeleid dat het hof getoetst heeft aan een verderstrekkend criterium dan de aannemelijkheid c.q. de geloofwaardigheid van het alternatieve scenario. Ik lees de overwegingen van het hof zo, dat het niet van de aannemelijkheid van de door de verdachte geschetste gang van zaken overtuigd is geraakt.
9.5.
Het middel berust naar mijn mening dan ook op een verkeerde lezing van het bestreden arrest.
9.6.
Het middel faalt.
10. Het tweede middel bevat de klacht dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat “tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.”
10.1.
Dit onderdeel van de bewezenverklaring is geënt op art. 43a Sr, dat als volgt luidt:
"De op een misdrijf gestelde tijdelijke gevangenisstraf of hechtenis kan, onverminderd artikel 10, met een derde worden verhoogd indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan. De termijn van vijf jaren wordt verlengd met de tijd waarin de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen."
10.2.
Het middel klaagt terecht dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sinds een vroegere veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde was gegaan.
10.3.
De in art. 43a Sr voorziene grond voor strafverzwaring kan bij de strafoplegging slechts in aanmerking worden genomen indien zij aan de verdachte is ten laste gelegd en door middel van wettige bewijsmiddelen is bewezen.4.Zonder deze strafverzwarende omstandigheid wordt de bewezen verklaarde overval door twee of meer verenigde personen bedreigd met een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren (art. 312, tweede lid onder 2°, Sr). Indien de strafverzwarende omstandigheid in aanmerking wordt genomen, bedraagt de maximale gevangenisstraf dus zestien jaren. Hoewel de door het hof opgelegde gevangenisstraf het wettelijk strafmaximum van twaalf jaren niet overschrijdt, moet worden aangenomen dat het hof – dat de strafverzwarende omstandigheid heeft opgenomen in de kwalificatie van het bewezen verklaarde en art. 43a Sr heeft vermeld bij de toepasselijke wettelijke voorschriften – bij de strafoplegging is uitgegaan van een onjuist toepasselijk wettelijk strafmaximum.
10.4.
Nu de bewijsvoering niets inhoudt over een in het kader van art. 43a Sr relevante eerdere veroordeling is de bewezenverklaring onvoldoende met redenen omkleed.
10.5.
Dit hoeft echter mijns inziens op grond van het navolgende niet tot cassatie te leiden.
10.5.1.
De strafmotivering in het bestreden arrest houdt onder meer het volgende in:
“Het hof slaat acht op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 juli 2015, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaande aan dit feit meermalen onherroepelijk is veroordeeld tot (langdurige) gevangenisstraffen wegens het plegen van soortgelijke feiten.”
10.5.2.
Uit deze vaststelling van het hof volgt dat, afgezien van de termijn van vijf jaren, is voldaan aan de voorwaarden van art. 43a Sr.5.Het door het hof genoemde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 juli 2015 bevindt zich bij de stukken van het geding. Hieruit blijkt dat ook is voldaan aan de eis dat het bewezen verklaarde feit is begaan binnen een termijn van vijf jaren na het onherroepelijk worden van een eerdere veroordeling wegens een soortgelijk misdrijf. Het uittreksel vermeldt immers:6.
- Een veroordeling door de rechtbank te Amsterdam van 26 februari 2008 wegens, kort gezegd, het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie (art. 26, eerste lid, WWM) en diefstal in vereniging met geweld (art. 312 Sr) tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, onherroepelijk geworden op 13 maart 2008.
10.6.
In gevallen als het onderhavige waarin niet alle onderdelen van de bewezenverklaring kunnen worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen, kan het verhandelde ter terechtzitting – waaronder begrepen de inhoud van de voorgehouden stukken van het dossier en hetgeen daar naar voren is gebracht – onder omstandigheden aanleiding zijn voor het oordeel dat een hernieuwde behandeling van de zaak niet tot een andere uitkomst ten aanzien van de bewezenverklaring zal leiden. In dergelijke gevallen heeft de verdachte in cassatie niet een voldoende in rechte te respecteren belang bij vernietiging van het arrest vanwege de ontoereikendheid van de bewijsvoering.7.Ik meen dat een dergelijk geval zich hier voordoet. Daarbij speelt mee dat uit pagina 4 van het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 augustus 2015 kan worden afgeleid dat het uittreksel uit de Justitiële Documentatie aan de verdachte is voorgehouden. Daarnaast wijs ik erop dat de verdachte op die terechtzitting heeft verklaard dat hij eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld.8.
10.7.
Het middel hoeft niet tot cassatie te leiden.
11. Het derde middel bevat de klacht dat het hof een als kennelijk leugenachtig aangemerkte verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] tot het bewijs heeft gebezigd.
11.1.
Het hof heeft de in het middel bedoelde verklaring van [medeverdachte] als bewijsmiddel 35 opgenomen in de aanvulling op het verkorte arrest. Daarbij heeft het hof die verklaring aangemerkt als een kennelijk leugenachtige verklaring om de waarheid te bemantelen dat [medeverdachte] tezamen met anderen de bewezen verklaarde diefstal met geweld en bedreiging met geweld heeft gepleegd.
11.2.
De steller van het middel heeft volkomen gelijk dat het gebruik van een door de rechter als leugenachtig aangemerkte getuigenverklaring voor het bewijs niet strookt met het wettelijk bewijsstelsel, waarin ervan wordt uitgegaan dat een getuigenverklaring door de rechter alleen tot het bewijs kan worden gebezigd, wanneer deze naar zijn oordeel betrouwbaar en overeenkomstig de waarheid is afgelegd.9.Aan een leugenachtige verklaring van een ander dan de verdachte – zoals een verklaring van een getuige ter terechtzitting, of een (in dit verband ook als getuigenverklaring aan te merken) verklaring van een ander dan de verdachte in enig schriftelijk bescheid als bedoeld in art. 344 Sv – kan geen redengevende kracht voor de bewijsvoering worden toegekend.
11.3.
Het middel klaagt er dus terecht over dat het hof de als kennelijk leugenachtig bestempelde verklaring van [medeverdachte] voor het bewijs heeft gebruikt. Dit zou niet tot cassatie hoeven te leiden, als dit van ondergeschikte betekenis zou zijn en de bewijsmotivering ook zonder die verklaring toereikend zou zijn.10.Ik ben het echter met de steller van het middel eens dat een dergelijk geval zich hier niet voordoet. Daarbij speelt mee dat het hof niet heeft volstaan met de overweging in het bestreden arrest dat het geen geloof hecht aan het door [medeverdachte] geschetste scenario en dat dit scenario niet aannemelijk is geworden, maar dat het in de aanvulling op het verkorte arrest uitdrukkelijk heeft overwogen en dus kennelijk voor zijn bewijsoordeel in de zaak van de verdachte van belang heeft geacht, dat [medeverdachte] met zijn als kennelijk leugenachtig bestempelde verklaring heeft willen bemantelen dat hij tezamen met anderen de bewezen verklaarde overval heeft gepleegd. Ik merk hierbij op dat het hof ook als bewijsmiddel 36 een verklaring van [medeverdachte] voor het bewijs heeft gebruikt, terwijl uit de bewijsoverweging van het hof volgt dat het ook die verklaring niet geloofwaardig heeft geacht.
11.4.
Het middel slaagt.
12. Het vierde middel richt zich tegen het oordeel van het hof dat de verklaring van de verdachte – inhoudende dat hij op het tijdstip van de overval niet in Zoetermeer was, maar vanaf 20.30 uur tot ongeveer 00.45 uur bezig is geweest met wiet knippen in Amsterdam Noord en dat hij Amsterdam niet uit is geweest – kennelijk leugenachtig is en afgelegd om de waarheid te bemantelen dat hij tezamen met anderen de overval heeft gepleegd.11.
12.1.
Vooropgesteld kan worden dat een verklaring van de verdachte die naar het oordeel van de rechter kennelijk leugenachtig is en afgelegd om de waarheid te bemantelen, tot het bewijs mag worden gebezigd. Een dergelijk oordeel moet wel voldoende grondslag vinden in vastgestelde feiten en omstandigheden, die op hun beurt weer moeten zijn vervat in een of meer andere voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen. Tot slot mogen deze andere bewijsmiddelen niet bestaan uit verklaringen van de verdachte zelf of van andere personen als deze slechts datgene behelzen wat de verdachte hen heeft meegedeeld.12.
12.2.
De in het middel bedoelde verklaring van de verdachte is als bewijsmiddel 41 in de aanvulling op het verkorte arrest opgenomen. Daarbij heeft het hof die verklaring in een nadere bewijsoverweging aangemerkt als een kennelijk leugenachtige verklaring om de waarheid te bemantelen dat de verdachte tezamen met anderen de bewezen verklaarde diefstal met geweld en bedreiging met geweld heeft gepleegd. Als grondslag hiervoor heeft het hof gewezen op “het in deze gebezigde overige bewijs en hetgeen het hof in het arrest op dit punt heeft overwogen”.
12.3.
Het hof heeft niet nader gespecificeerd uit welke bewijsmiddelen in het ‘overige bewijs’ het de kennelijke leugenachtigheid van de verklaring van de verdachte heeft afgeleid. Het zou kunnen zijn dat het hof doelt op de verklaring van [betrokkene 5] dat hij op de bewuste avond door [betrokkene 12] , de vriendin van [medeverdachte] , is gebeld met de vraag of hij wist waar [medeverdachte] was en dat hij in verband daarmee de verdachte heeft gebeld. De verdachte zou tijdens het gesprek met [betrokkene 5] hebben aangegeven dat hij bij [medeverdachte] was, terwijl de verdachte nu juist verklaard heeft dat hij niet bij [medeverdachte] was. Het hof zou ook kunnen duiden op het als bewijsmiddel 28 gebruikte een proces-verbaal van verhoor, inhoudende de bij de politie afgelegde verklaring van [betrokkene 5] :
“Op bladzijde 843 staat vermeld dat ik op 28 augustus 2012 te 23:50:10 uur ben gebeld door het nummer [007] . Dat is het telefoonnummer van [betrokkene 12] . Zij vroeg mij of ik wist waar [medeverdachte] (het hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte] ), haar vriend, was. Ik belde volgens mij [medeverdachte] op zijn nummer dat eindigt op 41. Hij nam niet op. Hierna heb ik [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) gebeld en aan hem gevraagd of hij samen was met [medeverdachte] . Hij zei mij dat hij samen was met [medeverdachte] . Ik hoorde dat zij in een auto reden. [verdachte] was kortaf maar zei wel dat zij onderweg waren en er zo zouden zijn. Een paar minuten later belde [betrokkene 12] mij weer. In de stukken heb ik gelezen dat dat om 23:56:39 uur is geweest. In dat gesprek heb ik haar medegedeeld dat ik [verdachte] had gesproken en dat zij onderweg waren.”
12.4.
Al met al ben ik van mening dat het hof, door te volstaan met een algemene verwijzing naar “het in deze gebezigde overige bewijs en hetgeen het hof in het arrest op dit punt heeft overwogen” onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke bewijsmiddelen de grondslag vormen voor zijn oordeel dat de als bewijsmiddel 41 gebezigde verklaring kennelijk leugenachtig is en afgelegd om de waarheid te bemantelen. Als het hof dit oordeel heeft gebaseerd op de verklaring van [betrokkene 5] dat de verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij, de verdachte, samen was met [medeverdachte] , geeft dit oordeel blijk van miskenning van hetgeen hiervoor onder 12.1 is vooropgesteld. Wat dat aangaat behelst de verklaring van [betrokkene 5] slechts wat de verdachte hem heeft meegedeeld. Mogelijk heeft het hof zijn oordeel ten aanzien van de kennelijke leugenachtigheid gebaseerd op de verklaring van [betrokkene 5] dat hij de verdachte heeft gebeld en toen hoorde dat de verdachte in een auto reed. Dat zou als een eigen waarneming van [betrokkene 5] kunnen worden aangemerkt. Misschien heeft het hof op grond hiervan geoordeeld dat de verklaring van de verdachte dat hij op 28 augustus 2012 vanaf 20.30 uur tot ongeveer 00.45 uur bezig is geweest met wiet knippen in Amsterdam Noord, kennelijk leugenachtig is. Het voert naar mijn mening echter te ver om in cassatie ervan uit te gaan dat dit inderdaad de gedachtegang van het hof is geweest, nog afgezien van de vraag of het oordeel dat de verdachte kennelijk leugenachtig heeft verklaard voldoende grondslag kan vinden in de enkele vaststelling dat de verdachte tijdens het desbetreffende telefoongesprek in een auto reed.13.De bewezenverklaring is daarom ontoereikend gemotiveerd.
12.5.
Het middel slaagt.
13. Het vijfde middel bevat de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.
13.1.
Namens de verdachte is op 24 augustus 2015 beroep in cassatie ingesteld. De stukken zijn op 2 mei 2016 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen, zodat de inzendingstermijn van zes maanden is overschreden.
13.2.
Dit brengt mee dat de redelijke termijn zoals bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM inderdaad is overschreden. Het middel is terecht voorgesteld. Ambtshalve wijs ik erop dat de Hoge Raad ook geen uitspraak zal doen binnen zestien maanden na het instellen van het cassatieberoep.
13.3.
De Hoge Raad kan dit middel echter onbesproken laten als hij met mij van oordeel is dat het derde en het vierde middel slagen. In dat geval kan het tijdsverloop immers bij de nieuwe behandeling van de zaak door het hof aan de orde worden gesteld.14.
14. Samenvattend kom ik tot de conclusie dat het eerste middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering, dat het tweede middel niet tot cassatie hoeft te leiden, dat het derde en het vierde middel slagen en het vijfde middel buiten bespreking kan blijven.
14. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
14. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 17‑01‑2017
Op deze plaats (bij de overgang van pagina 5 naar 6 in het bestreden arrest) loopt de tekst niet goed door, AG.
HR 16 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3359, NJ 2010/314, m.nt. Buruma.
Zie voor een overzicht van literatuur en rechtspraak, met name van de feitenrechter, het ook door de steller van het middel aangehaalde artikel van B. Lettinga, Recht doen aan alternatieve scenario’s, Proces, 2015, aflevering 1.
HR 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1099.
Ik merk hierbij op dat het hof in de strafmotivering spreekt van soortgelijke feiten, terwijl art. 43a Sr een veroordeling wegens een soortgelijk misdrijf vereist. Uit de vaststelling van het hof dat het gaat om veroordelingen tot (langdurige) gevangenisstraffen kan evenwel worden afgeleid dat het bij die soortgelijke feiten om misdrijven gaat.
Pagina’s 3-5.
Zie HR 7 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1005, NJ 2016/430, m.nt. Van Kempen, rov. 2.5.3.
Zie pagina 9 van het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 augustus 2015.
Vgl. HR 14 september 1992, ECLI:NL:HR:1992:AC3716, NJ 1993/54, m.nt. Van Veen; HR 22 september 1992, ECLI:NL:HR:1992:AD1741, NJ 1993/55, m.nt. Van Veen; HR 25 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV6192. Zie ook HR 23 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3902, ten aanzien van een door het hof als ongeloofwaardig aangemerkte getuigenverklaring.
Vgl. HR 22 september 1992, ECLI:NL:HR:1992:AD1741, NJ 1993/55, m.nt. Van Veen; HR 25 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV6192; HR 23 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3902.
Hoewel het ook minder welwillend kan worden gelezen, versta ik het middel zo, dat het ook beoogt te klagen over de grondslag van het oordeel van het hof dat sprake is van een kennelijke leugenachtige verklaring om de waarheid te bemantelen.
Vgl. HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9968. Zie ook HR 24 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT2897 en HR 13 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ3992.
Mijn ambtgenoot Machielse heeft in zijn conclusie voorafgaand aan HR 25 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT2897, erop gewezen dat behoedzaamheid is geboden bij het kwalificeren van verklaringen van een verdachte als kennelijk leugenachtig en bij de daaraan te verbinden consequenties, in die zin dat die leugenachtigheid voor een redelijk mens buiten kijf moet staan evenals de betekenis die eraan wordt toegekend.
HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, NJ 2008/358, m.nt. Mevis, rov. 3.5.3.