HR 18 januari 2005, zaaknr. 00835/04, LJN: AR6616; HR 19 maart 2002, NJ 2002, 567; zie voorts omtrent het gebruik van een kennelijk leugenachtige verklaring voor het bewijs Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, 4e druk, p. 620/621.
HR, 24-05-2005, nr. 02104/04A
ECLI:NL:HR:2005:AT2897
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24-05-2005
- Zaaknummer
02104/04A
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
AT2897
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2005:AT2897, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑05‑2005
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2005:AT2897
ECLI:NL:HR:2005:AT2897, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑05‑2005; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AT2897
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AT2897
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AT2897
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2005/218
Conclusie 24‑05‑2005
Mr. Machielse
Partij(en)
Nr. 02104/04 A
Mr. Machielse
Zitting 29 maart 2005
Conclusie inzake:
[verdachte]
1.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba heeft bij vonnis van 25 mei 2004 verdachte veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf wegens "opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid onder A van de Opiumlandsverordening 1960".
2.
Namens verdachte heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend houdende een middel van cassatie.
3.
Het middel klaagt over 's Hofs motivering van zijn oordeel dat sprake is van een kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte.
4.
Het Hof heeft met betrekking tot de kennelijke leugenachtigheid van de verklaring van verdachte in zijn vonnis het volgende overwogen:
"Het Hof baseert zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan niet alleen op de door de eerste rechter gehanteerde bewijsmiddelen, maar ook op de leugenachtige verklaring van verdachte zelf.
In haar op 23 mei 2003 tegenover de politie afgelegde verklaring (V 01/01) verklaart verdachte, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
- a.
ik liep al lang rond met het idee om een paar dagen naar Nederland te gaan voor vakantie;
- b.
op zondag 18 mei 2003 kocht ik een ticket in Punda;
- c.
op mijn werk heb ik het zodanig geregeld dat ik twee weken vrij van dienst kon krijgen.
De juistheid van deze verklaringen van verdachte wordt weerlegd door na te melden verklaringen of ambtsberichten:
Ad a
a.1. [Getuige 1] (V 02/02), die verklaart dat de verdachte tegen hem gezegd heeft dat ze met een zieke schoonzus naar Nederland ging;
a.2. [Getuige 2] (bij RC), die verklaart van de directe chef van de verdachte begrepen te hebben dat de verdachte iemand naar Nederland moest begeleiden;
Ad b
b.1. het feit van algemene bekendheid dat het kantoor van DCA in Punda op zondag gesloten is;
b.2. de verklaring van verdachte (V 01/01) inhoudende dat [zij] zich op 23 mei 2003 niet meer herinnerde hoeveel ze op 18 mei 2003 voor het ticket betaald heeft;
Ad c
c.1. het als bijlage bij het proces-verbaal opgenomen geschrift, zijnde een kopie van het ticket van de verdachte, waarop als retourdatum is vermeld 20 juni 2003.
Voor de onjuistheden in haar verklaringen is, mede gelet op de overige bewijsmiddelen, geen andere reden aan te wijzen dan dat verdachte kennelijk de waarheid heeft willen bemantelen. Een waarheid die inhoudt, dat verdachte niet voor vakantie of begeleiding van een ziek persoon, maar voor een drugstransport naar Nederland ging."
5.
Het Hof heeft voorts in de bijlage bij het vonnis onder de bewijsmiddelen nog het volgende overwogen:
"5.
De kennelijk leugenachtige verklaringen van de verdachte:
Een ambtsedig proces-verbaal van de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen, no. 0782/2003, (V01/01), opgemaakt en op 23 mei 2003 gesloten en getekend door R.J. Hooi, hoofdkommies der belastingen, standplaats Curaçao, buitengewoon agent van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte -zakelijk weergegeven-:
Ik liep al lang met het idee rond om een paar dagen naar Nederland te gaan voor vakantie (a). Op zondag 18 mei 2003 kocht ik een ticket in Punda (b). Op mijn werk heb ik het zodanig geregeld dat ik twee weken vrij van dienst kon krijgen (c).
Het Hof leidt de leugenachtigheid af uit het feit dat deze verklaringen worden weerlegd door de inhoud van na te melden bewijsmiddelen alsmede het in het vonnis opgenomen feit van algemene bekendheid dat het kantoor van DCA in Punda op zondag is gesloten.
Ad. a
• Een ambtsedig proces-verbaal van de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen, no. 0782/2003 V(02/02), opgemaakt en op 12 juni 2003 gesloten door P.E. Elizabeth en mr. S.P. Claessen, beiden werkzaam bij de afdeling Douane Recherchedienst te Curaçao als buitengewoon agent van politie en door mr. S.P. Claessen ondertekend, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 1] -zakelijk weergegeven-:
Mijn moeder heeft gezegd dat zij met een zieke schoonzus naar Nederland ging.
•Een proces-verbaal van verhoor d.d. 27 oktober 2003, opgemaakt door mr. C.H. Hato-Willems, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit Gerecht voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 2], -zakelijk weergegeven-:
Ik ben interim directeur GOG. Ik heb van de directe chef van [verdachte] begrepen dat [verdachte] het verzoek om vrije dagen op het laatste moment heeft ingediend en dat zij iemand naar Nederland moest begeleiden.
Ad. b
• Een ambtsedig proces-verbaal van de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen, no. 0782/2003 (V01/01), opgemaakt en op 23 mei 2003 gesloten en getekend door R.J. Hooi, hoofdkommies der belastingen, standplaats Curaçao, buitengewoon agent van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte -zakelijk weergegeven-:
Op zondag 18 mei 2003 kocht ik een ticket in Punda. Ik herinner mij niet hoeveel ik ervoor betaald heb.
Ad. c
• Een geschrift, te weten een retourticket Curaçao-Amsterdam van KLM, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Curaçao - Amsterdam KL 78522 May
Amsterdam - Curaçao KL 73520 Juni
Het verklaren van onjuistheden door verdachte was er, mede gelet op de overige bewijsmiddelen, kennelijk op gericht om te verhullen dat verdachte de reis naar Nederland ging maken met het doel om drugs naar Nederland te transporteren."
6.
In de toelichting op het middel wordt ten aanzien van de verklaring van verdachte onder a aangevoerd dat haar mededelingen dat zij met een zieke schoonzus naar Nederland ging dan wel dat zij iemand naar Nederland moest begeleiden niet uitsluit dat verdachte met het idee rondliep om een paar dagen naar Nederland te gaan voor vakantie.
7.
Voorts wordt met betrekking tot de verklaring van verdachte onder c aangevoerd dat de omstandigheid dat verdachte op haar werk had geregeld dat zij twee weken vrij van dienst kon krijgen niet in de weg hoeft te staan aan een retourticket op 20 juni 2003, aangezien er altijd nog de mogelijkheid van onbetaald verlof is.
8.
Het oordeel van de rechter dat een verklaring van de verdachte kennelijk leugenachtig is en afgelegd om de waarheid te bemantelen, moet zijn grondslag vinden in een of meer andere voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen.1. Behoedzaamheid bij het kwalificeren van verklaringen van verdachte als kennelijk leugenachtig en bij de daaraan te verbinden consequenties is echter ook dan geboden in die zin dat die leugenachtigheid voor een redelijk mens buiten kijf moet staan evenals de betekenis die eraan wordt toegekend.
9.
Voor wat betreft de reden van het vertrek van verdachte naar Nederland acht ik 's Hofs oordeel omtrent de leugenachtigheid van de verklaring van verdachte daaromtrent onvoldoende gemotiveerd. De leugenachtigheid van de verklaring van verdachte, voor zover inhoudende dat zij al lang met het idee rondliep om een paar dagen naar Nederland te gaan voor vakantie wordt in wezen opgehangen aan twee verklaringen die verdachte eveneens heeft afgelegd, maar dan tegenover een derde. De Hoge Raad heeft eerder beslist dat de leugenachtigheid van de ene verklaring van verdachte niet kan worden gebaseerd op een andere verklaring van dezelfde verdachte.2. In die zaak bestempelde het hof de verklaring van verdachte tegenover de politie afgelegd als leugenachtig, gelet op de verklaring die verdachte in eerste aanleg had afgelegd. Dat vond geen genade in de ogen van de Hoge Raad. Ik zie evenwel geen verschil met de situatie waarin formeel verklaringen van derden worden gebruikt om een verklaring van verdachte als leugenachtig aan te kunnen merken, maar waarin het materieel gezien toch telkens gaat om verklaringen van verdachte zelf.
Op dezelfde grond kan de verklaring van verdachte, dat zij op zondag 18 mei 2003 een ticket heeft gekocht in Punda en dat zij zich niet herinnert hoeveel zij ervoor heeft betaald, niet eraan meewerken om de verklaring van verdachte dat zij op zondag 18 mei 2003 een ticket in Punda heeft gekocht te logenstraffen.
Ik wijs er nog op dat het Hof in de overweging die onderdeel uitmaakt van de bewijsmotivering in het arrest, als kennelijk leugenachtig aanmerkt niet alleen dat verdachte voor vakantie naar Nederland zou gaan maar ook dat zij ter begeleiding van een ziek persoon naar Nederland zou vertrekken. Maar de leugenachtigheid van de verklaring van verdachte, voor zover inhoudende dat zij voor vakantie naar Nederland zou gaan, kan naar mijn oordeel niet worden aangetoond met andere verklaringen die volgens het Hof evenzeer leugenachtig zijn, te weten de verklaringen inhoudende dat zij een ziek persoon naar Nederland zou begeleiden.
Tot slot vermag ik evenmin in te zien waarom onderdeel c van verdachte's verklaring, inhoudende dat zij op haar werk het zodanig heeft geregeld dat zij twee weken vrij van dienst kon krijgen, leugenachtig zou zijn op basis van het retourticket Curaçao-Amsterdam dat als terugreisdatum 20 juni (2003) vermeldt. Als bewijsmiddel 4 heeft het hof immers voor het bewijs gebruikt een verklaring van verdachte, ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegd, die inhoudt dat zij op haar werk van dienst moest ruilen om op 23 mei 2003 naar Nederland te kunnen reizen, en dat zij reeds vakantie had gepland van 2 tot en met 26 juni 2003. Die verklaring heeft het hof niet als leugenachtig aangemerkt. Ik kan de inhoud van bewijsmiddel 4 niet anders begrijpen dan dat verdachte daarin uitlegt dat zij om op 23 mei 2003 naar Nederland te kunnen vertrekken nog extra bijna twee weken vrij moest organiseren, maar dat zij in ieder geval daarna tot minstens 20 juni 2003 vakantie had.
10.
Naar mijn oordeel is de bewezenverklaring gelet op hetgeen ik hiervoor heb opgemerkt ontoereikend met redenen omkleed. Dat zal ertoe dienen te leiden dat het bestreden vonnis wordt vernietigd en dat de strafzaak wordt teruggewezen naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 24‑05‑2005
HR 19 maart 2002, LJN: AD8873.
Uitspraak 24‑05‑2005
Inhoudsindicatie
Een verklaring van de verdachte die naar het oordeel van de rechter kennelijk leugenachtig is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen kan bij de bewijsvoering worden gebruikt. Zodanig oordeel zal dan wel zijn grondslag moeten vinden in andere bewijsmiddelen dan de verklaring(en) van de verdachte (HR NJ 2002, 567). Tot bedoelde andere bewijsmiddelen kunnen niet, zoals het hof i.c. heeft gedaan, worden gerekend bewijsmiddelen, inhoudende verklaringen van personen omtrent hetgeen de verdachte aan hen heeft medegedeeld. Verder is het oordeel van het hof i.c. niet zonder meer begrijpelijk.
Partij(en)
24 mei 2005
Strafkamer
nr. 02104/04 A
PB/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 25 mei 2004, nummer HAR: 20/2004, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren op Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] 1950, wonende op Curaçao.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 4 december 2003 - de verdachte ter zake van "opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid onder A, van de Opiumlandsverordening 1960" veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1.
Het middel strekt ten betoge dat het Hof zijn oordeel dat sprake is van een kennelijk leugenachtige verklaring van de verdachte, ontoereikend heeft gemotiveerd.
3.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard:
"dat zij op 22 mei 2003 op het eiland Curaçao opzettelijk heeft uitgevoerd in de zin van artikel 1 lid 3 van de Opiumlandsverordening 1960, ongeveer 3060 gram cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960."
3.2.2.
In de bestreden uitspraak heeft het Hof onder het hoofd "Bewijsmotivering" het volgende overwogen:
"Het Hof baseert zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan niet alleen op de door de eerste rechter gehanteerde bewijsmiddelen, maar ook op de leugenachtige verklaring van verdachte zelf.
In haar op 23 mei 2003 tegenover de politie afgelegde verklaring (V 01/01) verklaart verdachte, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
- a.
ik liep al lang rond met het idee om een paar dagen naar Nederland te gaan voor vakantie;
- b.
op zondag 18 mei 2003 kocht ik een ticket in Punda;
- c.
op mijn werk heb ik het zodanig geregeld dat ik twee weken vrij van dienst kon krijgen.
De juistheid van deze verklaringen van verdachte wordt weerlegd door na te melden verklaringen of ambtsberichten:
Ad a
a.1. [Getuige 1] (V 02/02), die verklaart dat de verdachte tegen hem gezegd heeft dat ze met een zieke schoonzus naar Nederland ging;
a.2. [Getuige 2] (bij RC), die verklaart van de directe chef van de verdachte begrepen te hebben dat de verdachte iemand naar Nederland moest begeleiden;
Ad b
b.1. het feit van algemene bekendheid dat het kantoor van DCA in Punda op zondag gesloten is;
b.2. de verklaring van verdachte (V 01/01) inhoudende dat [zij] zich op 23 mei 2003 niet meer herinnerde hoeveel ze op 18 mei 2003 voor het ticket betaald heeft;
Ad c
c.1. het als bijlage bij het proces-verbaal opgenomen geschrift, zijnde een kopie van het ticket van de verdachte, waarop als retourdatum is vermeld 20 juni 2003.
Voor de onjuistheden in haar verklaringen is, mede gelet op de overige bewijsmiddelen, geen andere reden aan te wijzen dan dat verdachte kennelijk de waarheid heeft willen bemantelen. Een waarheid die inhoudt, dat verdachte niet voor vakantie of begeleiding van een ziek persoon, maar voor een drugstransport naar Nederland ging."
3.2.3.
De onder 3.2.1 weergegeven bewezenverklaring steunt voorts op de volgende bewijsmiddelen en nadere
bewijsoverweging:
"1.
Een ambtsedig proces-verbaal van de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen, no. 261/2003, opgemaakt en op 24 mei 2003 gesloten en getekend door J.A. Coelho, kommies tweede klasse der belastingen, standplaats Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant -zakelijk weergegeven-:
Op 22 mei 2003 heb ik als verdacht van overtreding van de Opiumlandsverordening 1960, zoals gewijzigd, aangehouden een vrouw die opgaf te zijn:
[verdachte], geboren te Curaçao op [geboortedatum] 1950.
Tijdens de uitvoervisitatie van bagage van de KLM-vlucht met bestemming Amsterdam reageerde de narcoticahond Seena op een zwarte reistas voorzien van het bagage-etiket genummerd [001]. Ik begaf me naar het kantoor van de KLM alwaar ik werd ingelicht dat een vrouwelijke passagier, genaamd [verdachte], bagage had ingecheckt voorzien van voornoemd bagage-etiket. [Verdachte] werd door douanerechercheurs van boord gehaald en aan mij overgedragen. Zij overhandigde mij haar bescheiden. Aan de kaft van haar passagebijet had zij twee stuks reclame-bagage etiketten vastgeplakt, waaronder een etiket genummerd [001]. In de KLM bagagesorteerruimte identificeerde [verdachte] de reistas voorzien van bagage-etiket genummerd [001] als de hare. De reistas werd door [verdachte] met een sleutel geopend. Tijdens de visitatie constateerde ik dat de bodem een abnormale dikte had. De bodem werd opengesneden, waarna er een pak omwikkeld met plakband te voorschijn kwam. Bij het inkepen van dit pak kwam er een wit poeder gelijkend op een verdovend middel te voorschijn. De reistas en het pak met inhoud werd overgedragen aan de Douanerecherchedienst voor verder onderzoek.
2.
Een ambtsedig proces-verbaal met bijgevoegde verklaring van de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen, afdeling Douanerecherchedienst, no. 0782/2003, opgemaakt en op 23 mei 2003 gesloten en getekend door R.J. Hooi, hoofdkommies der belastingen, standplaats Curaçao, buitengewoon agent van politie, voor zover inhoudende als relaas/verklaring van de verbalisant -zakelijk weergegeven-:
Op 23 mei 2003 heb ik, verbalisant, een pak inhoudende een witachtig poeder gelijkend op een verdovend middel gewogen op het kantoor van de Douane Recherche Dienst. Het brutogewicht van het pak met inhoud werd vastgesteld op 3060 gram. Op 23 mei 2003 heb ik een monster van het witachtig poeder genomen. Dit monster is voorzien van het opschrift nummer 755 code II-B-1. Het monster zal worden overgebracht naar het Analytisch Diagnostisch Centrum N.V. met het verzoek te onderzoeken of de aanwezigheid van een van de verdovende middelen, zoals bedoeld in de Opiumlandsverordening 1960, kan worden vastgesteld.
Verdachte: [verdachte]
3.
Een rapport van de het Analytisch Diagnostisch Centrum N.V te Willemstad, Curaçao, d.d. 12 augustus 2003, op ambtseed opgemaakt en ondertekend door de apotheker [betrokkene 1], voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
onderwerp: 755/II-B-1 d.d. 23 mei 2003
De ondergetekende verklaart het bij bovenvermelde brief aangeboden materiaal te hebben ontvangen. Het materiaal bestond uit een plastic potje voorzien van het opschrift no. 755 code II-B-1, inhoudende een witachtig poeder, gelijkend op een verdovend middel. Bij een gaschromatografisch en gaschromatografisch-massaspectometrisch onderzoek werd aangetoond dat het materiaal cocaïne bevat in de zin van de Opiumlandsverordening 1960.
4.
De verklaring van de verdachte op 21 november 2003 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Op 22 mei 2003 was ik van plan om met een vlucht van de KLM naar Nederland te reizen. Ik ben die dag naar Hato gegaan en heb twee stuks bagage ingecheckt, waaronder een reistas. Die reistas heb ik, voordat deze werd ingepakt, 'leeg' in handen gehad. Ik heb de tas niet gecontroleerd.
Om op 23 mei 2003 naar Nederland te reizen moest ik op mijn werk mijn diensten ruilen. Ik had reeds vakantie gepland van 2 tot en met 26 juni 2003. Ik heb mijn reis naar Nederland niet tot die datum uitgesteld.
- 5.
De kennelijk leugenachtige verklaringen van de verdachte:
Een ambtsedig proces-verbaal van de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen, no. 0782/2003, (V01/01), opgemaakt en op 23 mei 2003 gesloten en getekend door R.J. Hooi, hoofdkommies der belastingen, standplaats Curaçao, buitengewoon agent van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte -zakelijk weergegeven-:
Ik liep al lang met het idee rond om een paar dagen naar Nederland te gaan voor vakantie (a). Op zondag 18 mei 2003 kocht ik een ticket in Punda (b). Op mijn werk heb ik het zodanig geregeld dat ik twee weken vrij van dienst kon krijgen (c).
Het Hof leidt de leugenachtigheid af uit het feit dat deze verklaringen worden weerlegd door de inhoud van na te melden bewijsmiddelen alsmede het in het vonnis opgenomen feit van algemene bekendheid dat het kantoor van DCA in Punda op zondag is gesloten.
Ad. a
• Een ambtsedig proces-verbaal van de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen, no. 0782/2003 V(02/02), opgemaakt en op 12 juni 2003 gesloten door P.E. Elizabeth en mr. S.P. Claessen, beiden werkzaam bij de afdeling Douane Recherchedienst te Curaçao als buitengewoon agent van politie en door mr. S.P. Claessen ondertekend, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 1] -zakelijk weergegeven-:
Mijn moeder heeft gezegd dat zij met een zieke schoonzus naar Nederland ging.
• Een proces-verbaal van verhoor d.d. 27 oktober 2003, opgemaakt door mr. C.H. Hato-Willems, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit Gerecht voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 2], -zakelijk weergegeven-:
Ik ben interim directeur GOG. Ik heb van de directe chef van [verdachte] begrepen dat [verdachte] het verzoek om vrije dagen op het laatste moment heeft ingediend en dat zij iemand naar Nederland moest begeleiden.
Ad. b
• Een ambtsedig proces-verbaal van de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen, no. 0782/2003 (V01/01), opgemaakt en op 23 mei 2003 gesloten en getekend door R.J. Hooi, hoofdkommies der belastingen, standplaats Curaçao, buitengewoon agent van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte -zakelijk weergegeven-:
Op zondag 18 mei 2003 kocht ik een ticket in Punda. Ik herinner mij niet hoeveel ik ervoor betaald heb.
Ad. c
• Een geschrift, te weten een retourticket Curaçao-Amsterdam van KLM, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Curaçao - Amsterdam KL 785 22 May
Amsterdam - Curaçao KL 735 20 Juni
Het verklaren van onjuistheden door verdachte was er, mede gelet op de overige bewijsmiddelen, kennelijk op gericht om te verhullen dat verdachte de reis naar Nederland ging maken met het doel om drugs naar Nederland te transporteren."
- 3.3.
Het Hof heeft geoordeeld dat de sub 5 weergegeven verklaring van de verdachte, inhoudende:
"Ik liep al lang met het idee rond om een paar dagen naar Nederland te gaan voor vakantie (a). Op zondag 18 mei 2003 kocht ik een ticket in Punda (b). Op mijn werk heb ik het zodanig geregeld dat ik twee weken vrij van dienst kon krijgen"
kennelijk leugenachtig is en bedoeld om de waarheid te bemantelen. Dit oordeel heeft het Hof gegrond op (i) het feit van algemene bekendheid dat het kantoor van DCA in Punda op zondag gesloten is en (ii) op een aantal bewijsmiddelen die, kort samengevat, inhouden (a) dat de verdachte aan haar zoon en haar directe chef heeft medegedeeld dat zij "een zieke schoonzus" onderscheidenlijk "iemand" naar Nederland moest begeleiden, welke mededelingen het Hof kennelijk voor onjuist heeft gehouden, (b) dat zij zich op 23 mei 2003 niet meer herinnerde hoeveel zij had betaald voor het op 18 mei 2003 gekochte ticket en (c) dat de retourdatum op het ticket niet overeenstemt met hetgeen de verdachte heeft verklaard omtrent de duur van haar vakantie.
- 3.4.
Een verklaring van de verdachte die naar het oordeel van de rechter kennelijk leugenachtig is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen kan bij de bewijsvoering worden gebruikt. Zodanig oordeel zal dan wel zijn grondslag moeten vinden in andere bewijsmiddelen dan de verklaring(en) van de verdachte (vgl. HR 19 maart 2002, NJ 2002, 567). Tot bedoelde andere bewijsmiddelen kunnen niet worden gerekend bewijsmiddelen, inhoudende verklaringen van personen omtrent hetgeen de verdachte aan hen heeft medegedeeld. In dit geval heeft het Hof in de bewijsmotivering voor wat betreft zijn oordeel dat de in zijn arrest onder 5 weergegeven verklaring van de verdachte tegenover de politie kennelijk leugenachtig was, onder meer verwezen naar door getuigen tegenover de politie afgelegde verklaringen die neerkomen op een weergave van door de verdachte aan hen gedane mededelingen omtrent de aanleiding voor haar reis.
- 3.5.
Verder is het oordeel van het Hof niet zonder meer begrijpelijk. De leugenachtige geoordeelde verklaring van de verdachte dat zij twee weken vrij van dienst kon krijgen, is in het licht van haar sub 4 tot het bewijs gebezigde verklaring voorzover inhoudende dat zij reeds vakantie had gepland van 2 tot en met 26 juni 2003, niet zonder meer in strijd met data vermeld op het ticket van de verdachte, nu zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet valt uit te sluiten dat de verdachte heeft bedoeld dat zij naast haar reeds geplande vakantie twee weken vrij van dienst kon krijgen. De enkele omstandigheid dat de verklaring van de verdachte omtrent de datum of de plaats van de aankoop van het ticket onjuist is en dat zij zich niet herinnert welk bedrag zij daarvoor heeft betaald, kan voorts niet zonder meer de conclusie dragen dat sprake is van een kennelijk leugenachtige verklaring die is bedoeld om de waarheid te bemantelen.
Gelet op het vorenstaande is de bewezenverklaring niet naar behoren met redenen omkleed.
- 3.6.
Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
4.
Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 24 mei 2005.