Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, 4e druk, p. 621.
HR, 18-01-2005, nr. 00835/04
ECLI:NL:HR:2005:AR6616
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18-01-2005
- Zaaknummer
00835/04
- Conclusie
Mr Machielse
- LJN
AR6616
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2005:AR6616, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑01‑2005
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2005:AR6616
ECLI:NL:HR:2005:AR6616, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑01‑2005; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AR6616
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AR6616
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AR6616
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2005/58
Conclusie 18‑01‑2005
Mr Machielse
Partij(en)
Nr. 00835/04
Mr Machielse
Zitting 23 november 2004
Conclusie inzake:
[verdachte]
1.
Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft op 1 augustus 2003 het vonnis van de politierechter te 's-Hertogenbosch van 24 september 2002 bevestigd behalve voor wat betreft de bewijsvoering en de beslissing met betrekking tot het beslag alsmede met betrekking tot de motivering van de opgelegde gevangenisstraf. De politierechter had verdachte voor opzetheling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van drie maanden.
2.
Mr. B.G.J. de Rooij, advocaat te Eindhoven, heeft cassatie ingesteld en een schriftuur ingediend houdende één middel van cassatie. Het middel klaagt over de bewijsconstructie.
3.1.
Het bewijs van de opzetheling heeft het hof, behalve op de verklaringen van [getuige] als vertegenwoordiger van de benadeelde firma Alpha Motorhomes N.V. (bewijsmiddelen 2 en 3), en op het proces-verbaal van technisch onderzoek (bewijsmiddel 1), ook gebaseerd op twee verklaringen van verdachte die het hof kennelijk leugenachtig heeft geoordeeld (bewijsmiddelen 4 en 5).
De aanvulling op het verkort arrest houdt dienaangaande het volgende in:
"4.
Een proces-verbaal van verhoor van de politie Brabant-Zuid-Oost/Afd. ETO/Eindhoven, dossierparagraaf 2.1.4., d.d. 3 augustus 2001 nr. PL 2208/01-056339, (pagina 21-23 van het doorgenummerde proces-verbaal), op ambtseed opgemaakt door P.F.H.J. Schmitz, brigadier van politie, welk proces-verbaal deel uitmaakt van het dossiernummer: PL2208/01-004699, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt:
- -
als verklaring van de verdachte aan de desbetreffende verbalisant:
Ik ben de eigenaar van de inbeslaggenomen camper. Het betreft een Mercedes Sprinter 312 met een Rimor superbrig 729 opbouw. Ik heb de auto omstreeks mei 2000 gekocht in België. Ongeveer twee weken voordat ik de camper kocht in België was ik bij een persoon die een frietzaak had in [plaats], België. De onbekende persoon bleek te zijn genaamd [betrokkene] of zoiets. Op het terrein van deze [betrokkene] stond toen een Mercedes Sprinter, zeg maar een chassis-cabine en deze had een klein beetje brandschade aan de binnenzijde bij het dashboard. Ik heb gevraagd of hij deze wilde verkopen. [Betrokkene] wilde dit niet want hij ging er zelf een camper van bouwen. Als de camper klaar was wilde hij hem eventueel wel verkopen. Ik heb toen gezegd dat ik over een paar weken zou komen kijken hoe ver hij was. Ongeveer twee a drie weken later ben ik weer naar [betrokkene] toegegaan. De camper stond toen compleet klaar bij [betrokkene] op het terrein. Er was een Rimor opbouw opgezet. Hij was als nieuw en de brandschade was gerepareerd. Zover als ik weet was het chassis-cabine hetzelfde als het chassis-cabine wat ik enkele weken eerder had gezien met brandschade.
5.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep voor zover deze -zakelijk weergegeven- het volgende inhoudt:
Ter terechtzitting in eerste aanleg en bij de politie heb ik verklaard dat ik omstreeks mei 2000 een camper heb gekocht. Ik bedoelde daarmee aan te geven dat dit niet alleen eind mei kan zijn geweest maar ook begin juni. Ik ben begin juli 2000 op vakantie gegaan. Vlak voordat ik op vakantie ging had ik de camper gekocht. Dit is dan toch begin juni 2000 geweest. Daar weer drie weken voor, had ik de camper al te koop zien staan.
Kennelijk leugenachtige verklaringen
Het hof is van oordeel dat de hiervoor onder 4 en 5 van de bewijsmiddelen opgenomen verklaringen van de verdachte kennelijk leugenachtig zijn, bedoeld om de waarheid te bemantelen dat hij ten tijde van het voorhanden krijgen van het motorvoertuig (type camper, merk Mercedes) wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Uit de hiervoor onder 1 en 2 opgenomen bewijsmiddelen leidt het hof af dat de camper is gestolen op 2 juni 2000. De verdachte kan derhalve de camper niet, zoals hij verklaart, voor die datum in mei 2000 hebben gezien."
3.2.
De steller van het middel vecht aan dat de verklaringen van verdachte leugenachtig zouden zijn. Met betrekking tot de tijdsaanduiding "omstreeks mei 2000" geeft de steller van het middel een uitleg die evenwel niet relevant is voor de betwiste overwegingen. Het hof heeft in zijn overwegingen immers niet ontkend dat verdachte de camper kan hebben gekocht begin juni 2000, dus nadat de diefstal was gepleegd, maar dat de verdachte die camper enige weken voor de aankoop, en dat moet dus voor de diefstal zijn geweest, in België op het terrein van [betrokkene] kan hebben gezien.
3.3.
Een kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte is geen bewijsmiddel in de zin van art. 341 Sv. Zo een verklaring draagt bij tot het bewijs via de band via een bewijsredenering waarin de rechter de conclusie trekt dat de verdachte de waarheid niet spreekt om de waarheid toe te dekken.1. Dat een verklaring van de verdachte voor leugenachtig moet worden gehouden en alleen dient ter bemanteling van de waarheid, moet voldoende grondslag kunnen vinden in de vastgestelde feiten en omstandigheden, vervat in de overige voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen.2. Het is m.a.w. een afhankelijk verschijnsel dat geen bestaan van zichzelf heeft in het bewijsrecht. Maar ook in ander opzicht staat de leugenachtige verklaring niet op gelijke voet met andere bewijsmiddelen. Het lijkt mij bijvoorbeeld uitgesloten dat een verdachte wordt veroordeeld voor verkrachting op basis van enkel een aangifte en daarnaast een ontkenning die met de aangifte in strijd is en daarom als leugenachtig wordt beschouwd.
In de meeste gevallen zal een 'leugenachtige verklaring' van een verdachte enkel de waarde hebben van een versterking van het toch al bestaande bewijs à charge. Of zij strekt ertoe de afstand tussen de overige bewijsmiddelen en de bewezenverklaring te dichten. Zij heeft dan een zekere gelijkenis met de verwijzing naar het zwijgen van verdachte als er omstandigheden zijn 'that call for an explanation' van de kant van de verdachte. Bij gebreke van zo een verklaring kan de rechter zelf een hiaat invullen door een voor de hand liggende conclusie te trekken. Als verdachte een leugenachtige verklaring aflegt zal de rechter nog eerder geneigd en gerechtigd zijn voor verdachte ongunstige conclusies te trekken. De verdachte maakt in zo een geval geen gebruik van zijn zwijgrecht maar tracht doelbewust justitie op een verkeerd spoor te zetten.
Wel zal naar mijn mening de rechter steeds de afhankelijke en zwakke positie van de leugenachtige verklaring in het oog moeten houden en eraan slechts consequenties dienen te verbinden indien geen redelijk mens ook maar enige twijfel zou hebben over de leugenachtigheid van de verklaring en de betekenis die aan haar toekomt. En die voorzichtigheid is hier naar mijn mening door het hof niet voldoende betracht.
3.4.
Het hof heeft gemeend dat er voldoende grond is om de verklaring van verdachte dat hij, voorafgaande aan de beslissing tot koop, de camper de eerste maal als kale cabine, dus zonder opbouw, heeft gezien, tot leugenachtig te bestempelen. Dat verdachte in mei een cabine zonder opbouw te zien heeft gekregen met een klein beetje brandschade bij het dashboard, wordt in de andere bewijsmiddelen evenwel niet weerlegd. En dat is toch wat de verdachte onder 4 heeft verklaard.
Wat wel zou worden weerlegd door de andere bewijsmiddelen is dat verdachte de complete camper reeds in mei 2000 heeft gezien. Maar dat heeft verdachte in bewijsmiddel 4 nu juist niet verklaard. Evenmin heeft verdachte stellig verklaard dat de camper die hij heeft gekocht in juni hetzelfde chassis had dat hij in mei daarvoor al had gezien. In de verklaring van verdachte, als bewijsmiddel 4 opgenomen, heeft verdachte te kennen gegeven ervan uit te zijn gegaan dat het eerder geziene chassis later is opgebouwd. Dat is ook de teneur geweest van de verklaring die verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd. De voorzitter heeft het standpunt van verdachte toen aldus weergegeven dat volgens verdachte van twee campers een nieuwe camper is gemaakt doordat de nieuwe opbouw is geplaatst op het eerder door verdachte geziene chassis. Wat verdachte in ieder geval niet heeft gezegd is dat de bij hem aangetroffen camper exact dezelfde is als welke hij in mei 2000 eerder had gezien. En alleen zo een uitlating zou uitdrukkelijk worden weersproken door de andere bewijsmiddelen.
Ik acht de overwegingen van het hof over de leugenachtige aard van de onder 4 en 5 opgenomen verklaringen dan ook niet begrijpelijk.
4.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof om opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 18‑01‑2005
Corstens, ibidem, HR NJ 1996, 540, m.nt. Sch., r.o. 4.4; HR NJ 1998, 555; HR 10 oktober 2000, NJB 2000, blz. 1971, nr. 137.
Uitspraak 18‑01‑2005
Inhoudsindicatie
HR: Het oordeel van de rechter dat een verklaring van de verdachte kennelijk leugenachtig is en afgelegd om de waarheid te bemantelen, moet zijn grondslag vinden in een of meer andere voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen. 's Hofs oordeel dat de verklaringen van verdachte kennelijk leugenachtig zijn omdat de camper op 2 juni 2000 is gestolen zodat verdachte die camper niet - zoals hij zelf verklaart - in mei 2000 kan hebben gezien, is niet zonder meer begrijpelijk in aanmerking genomen dat een van die verklaringen van verdachte inhoudt dat hij in mei 2000 een chassiscabine zonder camperopbouw heeft gezien. Conclusie A-G met algemene overwegingen over bewijsrechtelijke betekenis kennelijk leugenachtige verklaring.
Partij(en)
18 januari 2005
Strafkamer
nr. 00835/04
EC/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 1 augustus 2003, nummer 20/000439-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - behalve ten aanzien van de bewijsvoering, de beslissing met betrekking tot het beslag en de strafmotivering - bevestigd een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 24 september 2002, waarbij de verdachte ter zake van "opzetheling" is veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.G.J. de Rooij, advocaat te Eindhoven, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar een aangrenzend Gerechtshof, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1.
Het middel strekt onder meer ten betoge dat het Hof ten onrechte de door de verdachte afgelegde verklaringen als kennelijk leugenachtig heeft aangemerkt en voor het bewijs heeft gebezigd.
3.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op enig tijdstip omstreeks de periode van 01 juni 2000 tot en met 07 juni 2001, te Eindhoven een motorvoertuig (type camper merk Mercedes) voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat motorvoertuig wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
3.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
- 1.
een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren J.H. Hamers, J.F.W. Spit en J.M.C. Coppens, voorzover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"ALGEMEEN
Op donderdag 7 juni 2001 omstreeks 14.30 uur begaven wij, verbalisanten Hamers en Spit, beiden medewerker Technische Ondersteuning van de afdeling Executieve Ondersteuning van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, ons naar het keuringsstation van de Rijksdienst voor het Wegverkeer te Veldhoven, De Run 4412. In het kader van bestrijding van voertuigcriminaliteit volgens het "Nieuwegein-model" verzocht een keurmeester van dat station om assistentie. Ter plaatse bleek dat de keurmeester twijfelde aan de juiste identiteit van een aan hem ter keuring aangeboden voertuig. Het voertuig, een kampeerauto, zou volgens de begeleidende Duitse voertuigpapieren in januari 1998 in gebruik zijn genomen, terwijl de productiedata van diverse onderdelen 1999 was. Bij het onderzoek ter plaatse bleek ons, verbalisanten Hamers en Spit, inderdaad van genoemde verschillen in data. Naar aanleiding hiervan hebben wij het voertuig voor onderzoek uit het verkeer genomen en over laten brengen naar het regiobureau van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Mathildelaan 4 te Eindhoven.
De persoon die de kampeerauto ter keuring aanbood en ook verklaarde eigenaar van de kampeerauto te zijn, gaf op te zijn: [verdachte], wonende te [woonplaats], [a-straat 1]. Van hem werd de kampeerauto na afgifte van een bewijs van ontvangst voor onderzoek uit het verkeer genomen.
ONDERZOEK
Op vrijdag 8 juni 2001 omstreeks 13.00 uur hebben wij, verbalisanten Hamers en Coppens, eveneens medewerker Technische Ondersteuning van de afdeling Executieve Ondersteuning van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost een onderzoek aan het voertuig ingesteld.
Omschrijving voertuig:
Soort voertuig: kampeerauto.
Merk: Rimor/Mercedes Benz
Type: Superbrig729
V.I.N.: [001], vals
Motornummer: niet aanwezig
Kleur: crème en blauw.
Het kampeergedeelte van het voertuig was opgebouwd op het chassis van een Mercedes Benz 312 D. Dit voertuig werd in verband met invoer vanuit Duitsland ter keuring aangeboden, ter verkrijging van een Nederlands kenteken. Er was derhalve geen kenteken voor afgegeven.
ETS- EN IDENTITEITSONDERZOEK
Bij voertuigen van dit merk en type behoort het V.I.N. te zijn ingeslagen in een plaatdeel boven de rechter chassisbalk, ter hoogte van het rechter voorwiel. Het plaatdeel was voorzien van een coating waarin de plaats van het ingeslagen V.I.N. uitgespaard was. Op deze plaats was bovengenoemd V.I.N. zichtbaar. De plaats werd behandeld met verfafbijtmiddel, omdat er duidelijk verschil is tussen het reageren daarop van fabrieksmatig aangebrachte verf en naderhand aangebrachte verf. Later aangebrachte verf lost direct op in contact met een verfafbijtmiddel. Ik, Hamers, zag dat de verf op de plaats van het ingeslagen V.I.N. direct op het afbijtmiddel reageerde. Veelal duidt dat op het feit dat er wijzigingen in het ingeslagen chassisnummer zijn aangebracht. Ik, Hamers, heb daarop op de plaats van het ingeslagen chassisnummer de verf verwijderd. De plaats werd daarna behandeld met een daartoe geëigende etsvloeistof. Hierbij zag ik, Hamers, structuurverschil in het metaal ter hoogte van de plaats waar de voorloop van het V.I.N. ingeslagen was en de plaats waar het unieke gedeelte van het V.I.N. (de laatste 6 cijfers) ingeslagen was. Ik, Hamers, zag dat het unieke gedeelte van het V.I.N. niet fabrieksmatig ingeslagen was. Ik, Hamers, zag dat tegen het frame onder de bestuurdersstoel een typeplaatje aangebracht was. Bij informatie bij de voertuigidentificatiedeskundige van het Nederlands Forensisch Instituut bleek dat zo'n typeplaatje van fabriekswege niet in zijn geheel verwijderd kon worden. Ik, Hamers, zag en voelde dat het typeplaatje op eenvoudige wijze in zijn geheel van het frame verwijderd kon worden. Ik zag dat het typeplaatje maar gedeeltelijk vastgelijmd was. Uit bovenstaande bleek mij, Hamers, dat het hier een vals typeplaatje betrof. Ik, verbalisant Coppens, zag dat de door de fabrikant aangebrachte serienummers waren verwijderd dan wel vervalst.
RESULTAAT ONDERZOEK
Uit bovenstaand onderzoek bleek ons, verbalisanten, dat de identiteit van het onderzochte voertuig was vervalst en wel zodanig dat hieruit geen identificatie van het oorspronkelijke voertuig kon volgen.
VERVOLGONDERZOEK
Bij het raadplegen van het NSIS-opsporingssysteem bleek dat er drie kampeerauto's als gestolen gesignaleerd stonden, die voorzien waren van dezelfde voorloop van het V.I.N. als het door ons onderzochte voertuig. Twee daarvan waren in Italië ontvreemd en een in België. Bij informatie bleek dat de Rimor-importeur voor de Benelux in België gevestigd was, te weten Alpha Temse, Kapelanielaan 13A Rijksweg Temse-St. Niklaas 9140 Temse.
Met dit bedrijf, in de persoon van [getuige], werd telefonisch contact opgenomen. Hij deelde ons desgevraagd mede dat in de nacht van 1 op 2 juni 2000 van hun bedrijfsterrein drie kampeerauto's waren ontvreemd. Eén van die kampeerauto's was een: Rimor Superbrig 729, kleur beige en blauw, bouwjaar 1999, voorzien van een Mercedes Benz 312 D onderbouw, kenteken [AAA-000] en V.I.N.: [002]. Voor zover bij hem bekend was dit het enige voertuig in de Benelux dat was ontvreemd en voldeed aan de omschrijving. Deze kampeerauto was eigendom van Alpha Temse en was bij hen als huurkampeerauto ingezet. De door hen ingezette huurkampeerauto's worden voorzien van een standaardpakket. Door [getuige] werden de reservesleutels van de ontvreemde Rimor kampeerauto ter beschikking gesteld. Hierbij zagen wij, Hamers en Coppens, dat de nummers van twee sleutels overeenkwamen met de nummers van de sloten in het woongedeelte van de kampeerauto.
Wij zagen dat met deze sleutels de sloten van het woongedeelte van de kampeerauto geopend konden worden.
SAMENVATTING BEVINDINGEN
Uit het ingestelde onderzoek en de daarbij gedane waarnemingen kan worden afgeleid, dat:
a: de hierboven omschreven kampeerauto met het V.I.N. [001] was voorzien van een valse identiteit;
b: het door ons ingestelde identiteitsonderzoek niet leidde tot identificatie van het oorspronkelijke voertuig;
c: het vervolgonderzoek leidde tot identificatie van de Rimor kampeerauto voorzien van het V.I.N. [002];
d: dit voertuig in NSIS stond gesignaleerd voor België sinds 2 juni 2000."
- 2.
een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van [getuige]:
"Ik ben afgevaardigd bestuurder van de firma ALPHA Motorhomes N.V., gevestigd in Temse, België, Kapelanielaan 13A. Op 2 juni 2000 zijn bij de firma drie motorhome's gestolen door middel van braak. De diefstal betrof twee campers van het merk RIMOR met een Mercedeschassis en één camper van het merk MIRAGE, eveneens met een Mecedeschassis. Van de RIMOR-campers was er één die bij ons in de verhuur liep. Dit betrof de RIMOR-camper met het Mercedeschassis, type 312D, die al twee keer door ons verhuurd was geweest. Bij de Rimor-camper met het Mercedes 312D chassis, die bij ons in de verhuur heeft gelopen, hoort een setje van drie sleutels. Van dit setje hebben wij ook een reservesetje sleutels met dezelfde sleutelnummers als de originele sleutels. Dit reservesetje wordt in het bedrijf bewaard en de originele sleutels zitten in een veiligheidskastje aan de camper en dit kastje kan alleen door medewerkers van ons bedrijf worden geopend.
Enkele dagen voor de diefstal bleek een van de sleutels, waarmee het veiligheidskastje kon worden geopend, te zijn verdwenen. De sleutels van het woongedeelte van de camper zijn twee verschillende sleutels. Een sleutel, merk Thetford, nummer 9006 is van het toiletdeurtje en de andere sleutel, merkloos, nummer 2008 is voor de toegangsdeur en de bagageluiken. Bij het Mercedeschassis hoort een originele Mercedes sleutel, type YMOS. Bij campers die wij in de verhuur doen, treffen wij een aantal voorzieningen die wij zelf aanbrengen. Dit zijn de volgende voorzieningen:
- 1e)
Achter op de camper wordt een fietsenrek, merk OMNIBIKE, voor het vervoer van vier fietsen gemonteerd;
- 2e)
Aan de rechterzijkant monteren wij een zonne-luifel, merk OMNISTOR, type 5000, kleur Curaçao, lengte 4 meter;
- 3e)
Op de linkerraamstijl wordt een stijlantenne gebouwd, dit is een goedkope antenne en niet origineel Mercedes;
- 4e)
In de camper leggen we twee gele wielkeggen en voorts twee blanke plastic flessen, waarvan één met een inhoud van een liter, gevuld met motorolie en de andere, met een inhoud van ongeveer 0,25 liter, gevuld met insectenreiniger.
- 5e)
Voorts leggen wij in de camper een zogenaamde safety-kabel, dit betreft een samengestelde stalen kabel met drie haken en een katrol. De stalen kabel is voorzien van een rode plastic mantel. De kabel wordt gebruikt om de toegangsdeuren van binnenuit tegen inbraak te beveiligen.
Ik zie dat de camper die U mij toont, dezelfde is als de RIMOR-camper met het Mercedes 312D chassis die bij ons in de verhuur liep en bij ons is gestolen. Van de reservesleutels van de gestolen camper, die ik nu bij mij heb, past de Thetford-sleutel, nummer 9006, op het deurtje van de toiletruimte en past de merkloze sleutel, nummer 2008, op de toegangsdeur en alle luiken van de bagageruimtes. Achter op de camper zit een soortgelijk fietsenrek als wij ook monteren, in de camper ligt de safety-kabel van hetzelfde type als wij er in leggen en ook de gele wielkeggen en de plastic flessen met motorolie en insectenreiniger zijn precies gelijk aan de wielkeggen en flessen die wij in onze huurcampers leggen. Aan de rechterzijkant is eveneens een zonneluifel gemonteerd van het merk OMNISTOR, type 5000, lengte 4 m en kleur curaçao. Ik weet zeker dat dit de RIMOR-camper is die op 2 juni 2000 bij ons van het bedrijfsterrein is gestolen. Ik kan dat ook zien aan de gehele opbouw. Het samenstellen van de opbouw met het Mercedeschassis is origineel RIMOR. Hieraan is niets gewijzigd en derden kunnen dit niet onopvallend wijzigen. Als onder de opbouw een ander Mercedeschassis zou zijn gemonteerd, zou dat aan allerlei dingen zichtbaar zijn, zoals kit-naden, aansluiting en wijzigingen aan de cabine, alsmede sporen van losgehaalde en weer aangebrachte binnenbekleding. Dit is bij deze camper niet het geval. Alles wat ik zie is origineel, af fabriek zo gemonteerd en afgewerkt. Ook de antenne op de linker voorruitstijl herken ik als de goedkope antenne die wij op onze huurcampers monteren. Op de stoel zit ook een typeplaatje dat niet origineel is. Bij de RIMORS, die wij op een Mercedeschassis binnen krijgen, zijn deze typeplaatjes allemaal zwart van kleur."
- 3.
een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar P.F.H.J. Schmitz, voorzover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op maandag 11 juni 2001 werd de getuige [getuige] door personeel van de afdeling Technische Ondersteuning voornoemd in het hoofdburo van politie te Eindhoven terzake gehoord. [getuige] werd gehoord in verband met zijn functie als afgevaardigd bestuurder van de benadeelde firma Alpha Motorhomes N.V. gevestigd in Temse België. [Getuige] werd de kampeerauto getoond welke uit het verkeer genomen was. [getuige] verklaarde vervolgens dat hij zeker wist dat de getoonde kampeerauto de Rimor-Camper betrof die op 2 juni 2000 bij zijn bedrijf van het terrein gestolen was."
4. een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik ben de eigenaar van de inbeslaggenomen camper. Het betreft een Mercedes Sprinter 312 met een Rimor superbrig 729 opbouw. Ik heb de auto omstreeks mei 2000 gekocht in België. Ongeveer twee weken voordat ik de camper kocht in België was ik bij een persoon die een frietzaak had in [plaats], België.
De onbekende persoon bleek te zijn genaamd [betrokkene] of zoiets. Op het terrein van deze [betrokkene] stond toen een Mercedes Sprinter, zeg maar een chassis-cabine en deze had een klein beetje brandschade aan de binnenzijde bij het dashboard. Ik heb gevraagd of hij deze wilde verkopen. [Betrokkene] wilde dit niet want hij ging er zelf een camper van bouwen. Als de camper klaar was wilde hij hem eventueel wel verkopen. Ik heb toen gezegd dat ik over een paar weken zou komen kijken hoe ver hij was.
Ongeveer twee à drie weken later ben ik weer naar [betrokkene] toegegaan. De camper stond toen compleet klaar bij [betrokkene] op het terrein. Er was een Rimor opbouw opgezet. Zover als ik weet was het chassis-cabine hetzelfde als het chassis-cabine wat ik enkele weken eerder had gezien met brandschade."
5. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voorzover inhoudende:
"Ter terechtzitting in eerste aanleg en bij de politie heb ik verklaard dat ik omstreeks mei 2000 een camper heb gekocht. Ik bedoelde daarmee aan te geven dat dit niet alleen eind mei kan zijn geweest maar ook begin juni. Ik ben begin juli 2000 op
vakantie gegaan. Vlak voordat ik op vakantie ging had ik de camper gekocht. Dit is dan toch begin juni 2000 geweest. Daar weer drie weken voor, had ik de camper al te koop zien staan."
- 3.4.
Het Hof heeft in aansluiting op de hiervoor onder 3.3 sub 4 en 5 weergegeven bewijsmiddelen onder het hoofd "kennelijk leugenachtige verklaringen" het volgende overwogen:
"Het hof is van oordeel dat de hiervoor onder 4 en 5 van de bewijsmiddelen opgenomen verklaringen van de verdachte kennelijk leugenachtig zijn, bedoeld om de waarheid te bemantelen dat hij ten tijde van het voorhanden krijgen van het motorvoertuig (type camper, merk Mercedes) wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Uit de hiervoor onder 1 en 2 opgenomen bewijsmiddelen leidt het hof af dat de camper is gestolen op 2 juni 2000. De verdachte kan derhalve de camper niet, zoals hij verklaart, voor die datum in mei 2000 hebben gezien."
- 3.5.
Een verklaring van de verdachte die naar het oordeel van de rechter kennelijk leugenachtig is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen, mag tot het bewijs worden gebezigd. Zodanig oordeel zal dan wel zijn grondslag moeten vinden in feiten en omstandigheden die zijn vervat in een of meer andere voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen.
- 3.6.
Het Hof heeft geoordeeld dat de verklaringen van de verdachte sub 4 en 5 kennelijk leugenachtig zijn en bedoeld om de waarheid te bemantelen op de grond dat uit de bewijsmiddelen sub 1 en 2 kan worden afgeleid dat de onderhavige camper op 2 juni 2000 is gestolen, zodat de verdachte die camper niet - zoals hij zelf verklaart - in mei 2000 kan hebben gezien. Dat oordeel is niet zonder meer begrijpelijk, in aanmerking genomen dat de onder 4 vermelde verklaring van de verdachte inhoudt - voorzover hier van belang - dat hij in mei 2000 een chassis-cabine zonder camperopbouw heeft gezien. Gelet hierop is de bewezenverklaring niet naar behoren met redenen omkleed.
- 3.7.
Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
- 4.
Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5.
Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 18 januari 2005.