Feit 1: bewijsm. 1, 2, 3 en 6. Feit 2: bewijsm. 4, 5 en 6. Feit 3: bewijsm. 6, 7 en 9.
HR, 03-07-2012, nr. 10/05374
ECLI:NL:HR:2012:BW9968
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-07-2012
- Zaaknummer
10/05374
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BW9968
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BW9968, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑07‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BW9968
ECLI:NL:HR:2012:BW9968, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑07‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW9968
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BW9968
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑10‑2011
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2012/294
Conclusie 03‑07‑2012
Mr. Vellinga
Partij(en)
Nr. 10/05374
Mr. Vellinga
Zitting: 10 april 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te 's-Gravenhage wegens 1. primair en 2. primair "Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd", 3. primair "Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak" en 4. meer subsidiair, 5. meer subsidiair, 6. meer subsidiair, 7. meer subsidiair en 8. meer subsidiair "Medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd, een en ander op de wijze als weergegeven in het arrest.
2.
Namens verdachte heeft mr. J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, vier middelen van cassatie voorgesteld.
3.
Het eerste middel richt zich tegen de bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3 (auto-inbraken). Het middel klaagt dat telkens het bewezenverklaarde onderdeel "te weten door met een hard voorwerp een ruit van die auto in te slaan" niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
4.
Het Hof heeft ten laste van verdachte bewezenverklaard dat:
"1.
primair: hij op 09 juni te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een personenauto (Audi-A4, zwart, [AA-00-BB], geparkeerd staand op de Sourystraat) heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk Audi), toebehorende aan [betrokkene 1], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, te weten door met een hard voorwerp een ruit van die auto in te slaan.
2.
primair: hij op 09 juni 2009 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-ëigening uit een (personen)auto (Audi A3, grijs [CC-00-DD], geparkeerd staand op de Nolenstraat) heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk Audi), toebehorende aan [betrokkene 2], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, te weten door met een hard voorwerp een ruit van die auto in te slaan.
3.
primair: hij in de periode van 28 mei 2009 tot en met 29 mei 2009 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een (personen)auto (Opel, geparkeerd staand op de Van der Meydestraat) heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk TomTom, type GO) en een mobiele telefoon (merk Nokia, type 6310), toebehorende aan Politie Rotterdam-Rijnmond, waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, te weten door met een hard voorwerp een ruit van die auto in te slaan."
5.
Het gaat hier om de bewezenverklaring van (het medeplegen van) diefstal van navigatiesystemen uit twee Audi's en uit een lokauto van de politie. Uit de op deze feiten betrekking hebbende door het Hof gebezigde bewijsmiddelen (bewijsm. 1 t/m 7 en 9)1. kan weliswaar worden afgeleid dat de ruiten van de betreffende voertuigen zijn gebroken of verbroken. Hieruit, noch uit de andere bewijsmiddelen, volgt evenwel dat die ruiten telkens "met een hard voorwerp zijn ingeslagen". De bewezenverklaring van genoemde feiten is derhalve onvoldoende met redenen omkleed.
6.
Het middel slaagt.
7.
Het tweede middel richt zich tegen de motivering van de bewezenverklaring van de feiten 4 t/m 8 (opzetheling) en bevat de klacht dat 's Hof oordeel dat sprake is van een kennelijk leugenachtige verklaring van de verdachte, ontoereikend is gemotiveerd.
8.
Het Hof heeft ten laste van verdachte bewezenverklaard dat:
"4.
meer subsidiair: hij in de periode van 05 juni 2009 tot en met 9 juni 2009 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een navigatiesysteem (afkomstig uit een auto, Mazda, geparkeerd staand op de Burgemeester van Haarenlaan), voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dat navigatiesysteem wisten dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
5.
meer subsidiair: hij in de periode van 06 juni 2009 tot en met 9 juni 2009 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een radio/dvd-speler met navigatiesysteem (afkomstig uit een Volkswagen Passat, kenteken [EE-00-FF], geparkeerd staand op de Oudedijkse Schiekade), voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die een radio/dvd-speler met navigatiesysteem wisten dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
6.
meer subsidiair: hij in de periode van 05 juni 2009 tot en met 9 juni 2009 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander een navigatiesysteem (merk Pioneer) (afkomstig uit een Nissan, Qashqai+, [GG-00-HH], zwart, geparkeerd staand in de Bourbonstraat) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat navigatiesysteem, wisten dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
7.
meer subsidiair: hij in de periode van 01 juni 2009 tot en met 9 juni 2009 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander een navigatiesysteem (merk Volkswagen) (afkomstig uit een Volkswagen Touareg, geparkeerd staand in de Lohengrinstraat) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dat navigatiesysteem wisten dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
8.
meer subsidiair: hij in de periode van 05 juni 2009 tot en met 9 juni 2009 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een navigatiesysteem (merk Volkswagen) (afkomstig uit een Volkswagen Passat, kenteken [II-00-JJ], geparkeerd staand op de Rembrandtlaan), voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dat navigatiesysteem wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
9.
Deze bewezenverklaringen heeft het Hof onder meer doen steunen op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 17 september 2009, welke door het Hof als bewijsmiddel 8 is gebezigd, voor zover inhoudende:
"Mij worden de aangiften behorend bij de feiten 4 tot en met 8 voorgehouden. Mijn vriend [betrokkene 3] en ik verbleven in de avond/nacht van 5 op 6 juni 2009 in Schiedam. De gestolen spullen die in de blokhut zijn aangetroffen waren van een vriend."
10.
Het middel heeft het oog op de in de aanvulling met bewijsmiddelen als bedoeld in art. 365, tweede lid, Sv opgenomen nadere bewijsoverweging, inhoudende:
"Uit de bovenstaande bewijsmiddelen blijkt het volgende. Op 9 juni 2009 werd een doorzoeking ter inbeslagneming verricht in de trekkershut nummer 15 gelegen op [B] aan de [c-straat] te Rotterdam. Deze trekkershut was door de verdachte op naam van zijn medeverdachte [betrokkene 3] gehuurd. Tijdens deze doorzoeking werd in twee dichte sporttassen de onder de feit en 4 tot en met 8 benoemde (gestolen) navigatieapparatuur en een radio/dvd speler aangetroffen.
Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afgelegd, dat de in de blokhut aangetroffen tassen, waaronder de twee tassen met daarin de gestolen goederen, van "een derde persoon" waren. Nadat de verdachte eerder ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat de gestolen spullen die in de blokhut zijn aangetroffen van "een vriend" waren, hetgeen het wederrechtelijk voorhanden hebben van die goederen door de verdachte en/of [betrokkene 3] niet uitsluit wijzigt hij die verklaring wederom, zonder ook nu verdere openheid van zaken te geven omtrent de identiteit van deze derde persoon, noch omtrent de herkomst van die tassen.
Dat in de blokhut in de tenlastegelegde periode nog iemand anders heeft verbleven danwel een derde de desbetreffende tassen (door tussenkomst van de verdachte en/of [betrokkene 3]) in de blokhut heeft achtergelaten, is niet gebleken. Daarbij komt dat zijn medeverdachte [betrokkene 3] heeft verklaard dat hij alleen met de verdachte en met niemand anders op [B] verbleef, dat hij samen met de verdachte in Nederland overal naartoe is gereden, dat de tassen van de verdachte waren, dat de navigatiesystemen vanuit de kofferbak van de auto waarin beiden reden in de hut terecht zijn gekomen en dat hij, [betrokkene 3], die tassen mogelijk wel eens van de kofferbak van de auto naar de blokhut heeft gedragen. Gelet hierop, alsmede op de omstandigheid dat de verdachte geen enkele redelijke verklaring heeft willen geven omtrent herkomst van de onderhavige tassen, is het hof van oordeel dat de verklaring van de verdachte dat de tassen niet van hem maar van een ander waren kennelijk leugenachtig is.
Op basis van de uiterlijke verschijningsvorm van de door de verdachte en zijn medeverdachte [betrokkene 3] verrichte handelingen en waarnemingen, blijkens voormelde verklaring van [betrokkene 3] en verdachtes verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de bewezenverklaarde zin schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 4 tot en met 8 tenlastegelegde feiten."
11.
Vooropgesteld moet worden dat een verklaring van de verdachte die naar het oordeel van de rechter kennelijk leugenachtig is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen bij de bewijsvoering kan worden gebruikt. Zodanig oordeel zal dan wel zijn grondslag moeten vinden in andere bewijsmiddelen dan de verklaring(en) van de verdachte.2. Voorts geldt dat de weigering van de verdachte om een verklaring af te leggen niet mede ten grondslag kan worden gelegd aan het oordeel dat een eerdere verklaring kennelijk leugenachtig is.3.
12.
Voor zover in de toelichting op het middel de opvatting wordt gehuldigd dat de kennelijke leugenachtigheid van de verklaring van de verdachte (ook) niet afgeleid mag worden uit de verklaring van de medeverdachte - kort gezegd vanwege de inherente onbetrouwbaarheid van zo'n verklaring - vindt het m.i. geen steun in het recht. In voorliggende gevallen is het aan de rechter voorbehouden om een oordeel te vormen over de betrouwbaarheid van de van de verdachte afwijkende verklaring van de medeverdachte.
13.
Het Hof heeft de verklaring van de verdachte dat de in de blokhut aangetroffen tassen niet van hem maar van een ander waren kennelijk aldus opgevat dat deze is afgelegd ter bemanteling van de waarheid. De voor het bewijs gebezigde leugenachtigheid heeft het Hof - blijkens de in de aanvulling op het verkorte arrest opgenomen nadere bewijsoverweging - onder meer gebaseerd op diens eigen verklaring, alsmede op de weigering van de verdachte om op dit punt verdere openheid van zaken te geven. Dat is gelet op hetgeen hiervoor onder 11 is vooropgesteld niet geoorloofd. Het middel klaagt hierover terecht.
- 13.1.
Tot slot klaagt het middel over de begrijpelijkheid van 's Hofs oordeel. Het Hof overweegt dat de verdachte in eerste aanleg verklaard heeft dat de tassen met daarin de gestolen goederen van "een vriend" waren en in hoger beroep dat de tassen van "een derde" waren. Voor zover het Hof hieraan de conclusie verbindt dat de verdachte zijn verklaring na de verklaring op het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg wederom heeft gewijzigd, is dat niet zonder meer begrijpelijk. Indien al gesproken kan worden van een gewijzigde verklaring - ik zou dat overigens niet durven stellen; een vriend kan immers ook een derde zijn - geeft 's Hofs motivering hoogstens blijk van één wijziging van de verklaring van de verdachte.
14.
Het voorgaande brengt mij tot de conclusie dat 's Hofs oordeel dat sprake is van een kennelijk leugenachtige verklaring van de verdachte ontoereikend is gemotiveerd.
15.
Het middel slaagt.
16.
Het derde middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring van de feiten 4 t/m 8 en valt in drie klachten uiteen.
17.
Het Hof heeft zijn oordeel dat de verdachte de onder 4 tot en met 8 tenlastegelegde feiten heeft begaan gemotiveerd met de in de aanvulling met bewijsmiddelen opgenomen nadere bewijsoverweging, zoals onder 10 is weergegeven, alsmede met de in het verkorte arrest opgenomen "Bewijsoverweging". De laatste houdt in:
"Ten aanzien van de tenlastegelegde feiten 4 tot en met 8 is op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het volgende komen vast te staan. De beide verdachten [verdachte] en [betrokkene 3] zijn op heterdaad aangehouden in de directe omgeving van twee eveneens tenlastegelegde plaatsen delict. Zij reden in die periode samen in een BMW, welke stond geparkeerd bij een blokhut die op naam van de (mede)verdachte [betrokkene 3] was gehuurd. In de blokhut, waarin de beide verdachten verbleven, zijn in twee oranje tassen de gestolen, in de feiten 4 tot en met 8 nader benoemde navigatieapparatuur en voorts een gestolen radio/dvd speler aangetroffen. De medeverdachte [betrokkene 3] heeft verklaard dat één van die tassen van hem is en de andere tas van de verdachte [verdachte] is. Tevens verklaarde hij dat de tas met navigatiesystemen via de achterbak van de BMW naar de blokhut is gegaan. Het hof stelt voorts vast dat de verdachte en zijn mededader [betrokkene 3] geen enkele (plausibele) verklaring hebben gegeven voor de aanwezigheid noch voor de herkomst c.q. het voorhanden krijgen van de gestolen goederen. Gelet op deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de verdachte en zijn mededader ten tijde van het bewezenverklaarde voorhanden krijgen van de desbetreffende gestolen navigatieapparatuur en de radio/dvd speler bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat het hier door misdrijf verkregen goederen betrof."
18.
Het middel klaagt ten eerste dat beide bewijsoverwegingen met betrekking tot hetgeen de medeverdachte heeft verklaard over de eigendom van de twee tassen waarin de gestolen navigatieapparatuur is aangetroffen tegenstrijdig zijn. Die klacht treft mijns inziens doel. Het Hof overweegt immers in de bewijsoverweging in zijn verkorte arrest dat de medeverdachte [betrokkene 3] heeft verklaard dat één van de twee tassen met navigatieapparatuur van hemzelf was en de andere tas van de verdachte, terwijl die [betrokkene 3] blijkens de bewijsoverweging zoals opgenomen in de aanvulling op het arrest zou hebben verklaard dat de tassen van de verdachte waren. Die twee vaststellingen zijn niet met elkaar te verenigen.
19.
Voorts wordt in de toelichting op het middel terecht gesteld dat het Hof heeft verzuimd aan te geven aan welke verklaring van de medeverdachte het heeft ontleend dat één van de tassen met de gestolen goederen van de medeverdachte zelf was en de andere tas van de verdachte. Het Hof geeft ook niet aan, aan welk ander bewijsmiddel het deze omstandigheid heeft ontleend.4. Bewijsmiddel 32 kan dat niet zijn. Dat bewijsmiddel houdt als bij de politie afgelegde verklaring van de medeverdachte immers in dat er in totaal vier oranje tassen in de blokhut waren. Daarvan waren twee tassen gevuld met de gestolen navigatieapparatuur die volgens de medeverdachte toebehoorden aan de verdachte. Van de andere twee tassen was er één tas met kleding van de verdachte en één tas van hemzelf.
20.
Voor het zover het middel klaagt dat het Hof gebruik heeft gemaakt van verschillende verklaringen van de medeverdachte, terwijl deze verklaringen onderling tegenstrijdig zijn, behoeft het middel, gelet op hetgeen hiervoor is uiteengezet, geen bespreking.
21.
Het middel slaagt.
22.
Het vierde middel klaagt dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte (en zijn mededader) ten tijde van het voorhanden krijgen van de in de bewezenverklaring (feiten 4 t/m 8) bedoelde elektronische apparatuur telkens wisten dat het een door diefstal/misdrijf verkregen goed betrof.
23.
De door het Hof gebezigde bewijsmiddelen houden inderdaad niets in dat wetenschap behelst van de verdachte (en zijn medeverdachte) van de criminele herkomst van de gestolen navigatieapparatuur. In zijn nadere bewijsoverweging, zoals hierboven onder 17 weergegeven, heeft het Hof een aantal feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd aan zijn oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachte bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de gestolen navigatiesystemen ten tijde van het voorhanden krijgen door misdrijf verkregen goederen betroffen. Daarvan lijken mij voor wat betreft verdachte slechts van belang dat de verdachten op heterdaad zijn aangehouden in de directe omgeving van de tenlastegelegde - en bewezenverklaarde - plaatsen alwaar de opengebroken auto's stonden geparkeerd en dat de verdachte geen enkele (plausibele) verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid, de herkomst en het voorhanden krijgen van de gestolen goederen. Bij gebreke van een nadere motivering, die ontbreekt, valt echter niet in te zien hoe uit genoemde feiten valt af te leiden dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat de in de tassen aangetroffen navigatieapparatuur door misdrijf verkregen apparatuur was. De door het Hof genoemde omstandigheden geven eerder aanknopingspunt voor het bewijsvermoeden dat de verdachte ervan op de hoogte moet zijn geweest dat de apparatuur van misdrijf afkomstig was. Dat overweegt het Hof echter niet.
24.
Het middel slaagt.
25.
Ambtshalve vraag ik aandacht voor het volgende. Verdachte, die gedetineerd is, heeft op 7 december 2010 beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad zal uitspraak doen nadat sedertdien meer dan zestien maanden zijn verstreken. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden, hetgeen dient te leiden tot strafvermindering. Dit punt kan echter onbesproken blijven indien de Hoge Raad met mij van oordeel is dat het arrest om andere redenen niet in stand kan blijven en de zaak dient te worden teruggewezen of verwezen.
26.
Voor de goede orde merk ik nog op dat, nu het appel onbeperkt is ingesteld, aan de door feit 1 benadeelde partij ten onrechte is medegedeeld5. dat haar vordering in hoger beroep niet meer aan de orde kan komen en door een justitiële autoriteit bij haar dus de onjuiste indruk zal zijn gewekt dat zij zich niet opnieuw in hoger beroep kon voegen (vgl. art. 421 lid 3 Sv). Ook dit punt kan onbesproken blijven indien de Hoge Raad met mij van oordeel is dat het arrest om andere redenen niet in stand kan blijven en de zaak dient te worden teruggewezen of verwezen. Mocht dit anders zijn dan dient het arrest van het Hof in zoverre te worden vernietigd dat de benadeelde partij alsnog in de gelegenheid wordt gesteld zich in hoger beroep te voegen.
27.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
28.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 03‑07‑2012
HR 24 mei 2005, NJ 2005, 396, HR 13 december 2011, LJN BQ3992, NJ 2012, 7.
HR 19 maart 1996, LJN ZD0413, NJ 1996, 540.
Vgl. HR 1 juni 2010, LJN BL6692, HR 15 december 2009, LJN BK0679 en HR 23 oktober 2007, LJN BA5851, NJ 2008, 69.
Brief van het ressortsparket van 11 maart 2010.
Uitspraak 03‑07‑2012
Inhoudsindicatie
1. Ongegronde bewijsklacht. 2. Kennelijk leugenachtige verklaring. De HR herhaalt de toepasselijke overwegingen uit HR LJN ZD0413, AD8873 en AT2897. Voor zover het Hof zijn oordeel dat verdachte leugenachtig heeft verklaard heeft gegrond op de verklaring van de medeverdachte geldt dat deze verklaring geen steun vindt in ander bewijsmateriaal zodat niet zonder meer begrijpelijk is dat die verklaring voldoende grondslag biedt voor het oordeel over de kennelijke leugenachtigheid. Dat verdachte zelf geen verklaring heeft willen geven kan in dit verband geen rol spelen. De bewezenverklaring is ontoereikend gemotiveerd.
Partij(en)
3 juli 2012
Strafkamer
nr. S 10/05374
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 november 2010, nummer 22/005160-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit andere hoofden gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Vught, locatie Nieuw Vosseveld" te Vught.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1.
primair: hij op 09 juni te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een personenauto (Audi-A4, zwart, [AA-00-BB], geparkeerd staand op de Sourystraat) heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk Audi), toebehorende aan [betrokkene 1], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, te weten door met een hard voorwerp een ruit van die auto in te slaan.
2.
primair: hij op 09 juni 2009 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een (personen)auto (Audi A3, grijs [CC-00-DD], geparkeerd staand op de Nolensstraat) heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk Audi), toebehorende aan [betrokkene 2], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, te weten door met een hard voorwerp een ruit van die auto in te slaan.
3. primair: hij in de periode van 28 mei 2009 tot en met 29 mei 2009 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een (personen)auto (Opel, geparkeerd staand op de Van der Meydestraat) heeft weggenomen een navigatiesysteem (merk TomTom, type GO) en een mobiele telefoon (merk Nokia, type 6310), toebehorende aan Politie Rotterdam-Rijnmond, waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, te weten door met een hard voorwerp een ruit van die auto in te slaan.
4. meer subsidiair: hij in de periode van 05 juni 2009 tot en met 9 juni 2009 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een navigatiesysteem (afkomstig uit een auto, Mazda, geparkeerd staand op de Burgemeester van Haarenlaan), voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dat navigatiesysteem wisten dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
5. meer subsidiair: hij in de periode van 06 juni 2009 tot en met 9 juni 2009 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een radio/dvd-speler met navigatiesysteem (afkomstig uit een Volkswagen Passat, kenteken [EE-00-FF], geparkeerd staand op de Oudedijkse Schiekade), voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die een radio/dvd-speler met navigatiesysteem wisten dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
6. meer subsidiair: hij in de periode van 05 juni 2009 tot en met 9 juni 2009 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander een navigatiesysteem (merk Pioneer) (afkomstig uit een Nissan, Qashqai+, [GG-00-HH], zwart, geparkeerd staand in de Bourbonstraat) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat navigatiesysteem, wisten dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
7. meer subsidiair: hij in de periode van 01 juni 2009 tot en met 9 juni 2009 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander een navigatiesysteem (merk Volkswagen) (afkomstig uit een Volkswagen Touareg, geparkeerd staand in de Lohengrinstraat) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dat navigatiesysteem wisten dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
8. meer subsidiair: hij in de periode van 05 juni 2009 tot en met 9 juni 2009 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een navigatiesysteem (merk Volkswagen) (afkomstig uit een Volkswagen Passat, kenteken [II-00-JJ], geparkeerd staand op de Rembrandtlaan), voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van dat navigatiesysteem wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
- 2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1.
Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009195880-7 d.d. 9 juni 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van deze opsporingsambtenaren:
Op 9 juni 2009 omstreeks 04:26 uur werden wij door de Meldkamer politie van het Korps Rotterdam-Rijnmond gestuurd naar de Sourystraat te Rotterdam. Hier zou ter hoogte van pandnummer 34 ingebroken worden in een zwarte personenauto van het merk Audi. Een van de mannen zou op de uitkijk staan en een ander zou het rechter voorruitje hebben ingetikt. Een signalement zou zijn 175 cm, blank, donker kort haar, rond 25 jaar oud en spijkerbroek. Ter plaatse hoorden wij omstreeks 04:37 uur dat andere politiemedewerkers werden gestuurd naar de Van Houtenstraat te Rotterdam. Hier zou wederom in een Audi worden ingebroken. De daders zouden weglopen in de richting van de Stadhoudersweg. Wij zagen twee jongens lopen uit de richting Bijlwerfstraat/Van Nideckstraat. Zij voldeden aan het signalement van twee blanke jongens van ongeveer 175 cm lengte in de leeftijd van 25 jaar, kort zwart haar, beiden gekleed in een kort zwart jack en een in een spijkerbroek. Wij hielden de beide mannen staande en vroegen naar hun identiteit. De mannen bleken genaamd te zijn [betrokkene 3] en [verdachte].
Ik zag dat het jack van [verdachte] glinsterde. Ik zag dat dit kleine glassplinters waren.
2.
Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009195880-28 d.d. 10 juni 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 10 juni 2009 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 4]:
Ik woon op [a-straat 1] te Rotterdam. Op 9 juni 2009 omstreeks 04.20 uur werd ik uit mijn slaap gewekt door een autoalarm. Ik keek uit mijn slaapkamerraam en zag ongeveer 7 meter vanaf mijn raam dat er bij een zwarte Audi een autoalarm afging. Ik zag dat het raam aan de bijrijderskant kapot was en zag dat er iemand door het kapotte raam in de auto gebogen stond. Ik zag dat deze persoon een spijkerbroek aan had. Even verderop stond een blanke man van ongeveer 25 jaar. Hij was ongeveer 1.70 meter lang, had kort zwart haar, gekleed in een zwart jack en spijkerbroek. Deze man stond kennelijk op de uitkijk.
3.
Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009195880-1 d.d. 9 juni 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 9 juni 2009 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Ik doe aangifte van diefstal door middel van braak uit mijn auto, een zwarte Audi A4, kenteken [AA-00-BB], tussen 8 juni 2009 te 23:05 uur en 9 juni 2009 te 04:30 uur op de Sourystraat ter hoogte van nummer 30 ter Rotterdam. Op 8 juni 2009 te 23:05 uur parkeerde ik mijn auto op de Sourystraat te Rotterdam. Mijn auto was deugdelijk afgesloten en in goede orde achtergelaten. Op 9 juni 2009 te 04:30 uur kwam ik weer terug bij mijn auto. Ik zag dat een ruit aan de voorzijde van de rechterkant van mijn auto ingeslagen was. Uit mijn auto is weggenomen een navigatiesysteem. Dit bevond zich ingebouwd in dashboard. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
4.
Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009195880-10 d.d. 10 juni 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 9 juni 2009 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 5]:
Ik woon [b-straat 1] te Rotterdam en heb uitzicht vanuit mijn woonkamer op de Van Houtenstraat en de kruising met de Nolenstraat. Op 9 juni 2009 omstreeks 04:35 uur zat ik op de bank. Ik hoorde een klap/tik, een geluid dat ik herkende als dat er een portierruit van een auto werd ingeslagen. Direct hierop hoorde ik een autoalarm afgaan. Ik keek uit het raam. Ik zag dat schuin tegenover mijn woning een zilvergrijze Audi A3 kenteken [CC-00-DD], geparkeerd stond. Ik zag dat de lichten knipperden, kennelijk door het autoalarm. Ik zag dat door het ruitje van de bijrijder een man gebogen stond. Ik zag dat verderop een andere man stond. Ik zag dat dit een blanke man van ongeveer 25 jaar was, gekleed in een zwart jack en een spijkerbroek. De man had kort zwart haar. Ik zag dat de man rondkeek en concludeerde dat hij op de uitkijk stond. Ik zag dat de andere man uit de auto kwam. Ik zag dat dit ook een blanke man van ongeveer 25 jaar was, gekleed in een zwart jack, spijkerbroek en kort zwart haar.
5.
Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009195880-24 d.d. 9 juni 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 9 juni 2009 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Ik ben namens de benadeelde Lease Plan BV te Almere gerechtigd tot het doen van aangifte van diefstal door middel van braak uit een personenauto tussen 8 juni 2009 te 20:00 uur en 9 juni 2009 te 04:45 uur op de Nolensstraat ter hoogte van nummer 76 ter Rotterdam. Ik lease een personenauto, een grijze Audi A3, kenteken [CC-00-DD]. Op 8 juni 2009 te 20:00 uur heb ik de auto rondom afgesloten en onbeschadigd geparkeerd op de Nolensstraat te Rotterdam. Ik heb het autoalarm in werking gesteld. Op 9 juni 2009 te 04:45 uur zag ik dat de rechterruit van het voorportier was ingeslagen cq verbroken. Ik zag dat de navigatiesysteem van het merk Audi uit het dashboard was weggenomen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
6.
Het proces-verbaal van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 12 juni 2009 nadat aan de verdachte de vordering tot inbewaringstelling met parketnummer 10/650121-09 is voorgehouden. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 12 juni 2009 tegenover deze rechter-commissaris afgelegde verklaring van de verdachte:
- U.
houdt mij de feiten voor waarvan ik word verdacht en vraagt mij of de beschuldigingen kloppen. Ja, ik heb die feiten gepleegd. Op uw vraag of het om twee Audi's in dezelfde nacht ging en om een lokauto van de politie zeg ik "ja".
7.
De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 10 november 2010 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Ik heb in de nacht van 28 op 29 mei 2009 te Rotterdam ingebroken in een lokauto van de politie.
8.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 17 september 2009 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Mij worden de aangiften behorend bij de feiten 4 tot en met 8 voorgehouden. Mijn vriend [betrokkene 3] en ik verbleven in de avond/nacht van 5 op 6 juni 2009 in Schiedam. De gestolen spullen die in de blokhut zijn aangetroffen waren van een vriend.
9. Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009182599-1 d.d. 8 juni 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 8 juni 2009 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 6] (aangever):
Op 28 mei 2009 werd een personenauto van het merk Opel, in het bezit van de politie, door politiemensen geparkeerd op de Van der Meydestraat te Rotterdam. Op 29 mei 2009 werd door politiepersoneel vastgesteld dat in het voertuig was ingebroken. Hierbij is de ruit van het rechter voorportier verbroken. Verder bleek dat een navigatiesysteem van het merk TomTom, type Go, en een mobiele telefoon van het merk Nokia, type 6310, uit het voertuig waren weggenomen. De weggenomen goederen zijn geheel eigendom van de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond. Er is aan niemand toestemming gegeven zich de toegang tot het voertuig te verschaffen en zich daarin bevindende goederen weg te nemen met het oogmerk deze zich toe te eigenen.
10. Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009195880-13 d.d. 9 juni 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van deze opsporingsambtenaren:
Van de aangehouden verdachten [verdachte] en [betrokkene 3] is ambtshalve bekend dat zij gebruik zouden kunnen maken van een personenauto van het merk BMW, type 320, kleur blauw, en voorzien van het Engelse kenteken [KK-00-LL]. Wij zagen dat deze auto bij [B], gevestigd op de [c-straat 1] te Rotterdam, stond geparkeerd. De eigenaresse van [B] deelde mede dat op 8 juni 2009 twee Litouwse mannen aan de receptie kwamen die voor één nacht een blokhut boekten en dat zij hun de sleutel van blokhut nummer 15 heeft overhandigd. Tevens overhandigde de eigenaresse een kopie waar de identiteitsbewijzen van deze twee mannen, genaamd [verdachte] en [betrokkene 3], op stonden. De gegevens op deze kopie kwamen overeen met de mededeling van de wachtcommandant dat de aangehouden verdachten waren genaamd:
[verdachte], geboren op [geboortedatum]-1979 te [geboorteplaats] en [betrokkene 3], geboren op [geboortedatum]-1978 te [geboorteplaats].
11. Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009195880 d.d. 9 juni 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Op 9 juni 2009 werd door de rechter-commissaris binnengetreden in een trekkershut, nummer 15, aan de [c-straat 1] te Rotterdam. Tijdens de doorzoeking werd onder andere, in een sporttas welke onder het bed stond:
- -
een Hide-away unit van het merk Pioneer, type AVIC-X3II,
- -
navigatie-units van het merk Volkswagen en Pioneer,
- -
een autoradio navigatie unit met geïntegreerd beeldscherm van het merk Pioneer,
- -
radio-cd spelers van het merk Pioneer,
aangetroffen en inbeslaggenomen.
12. Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009192592-1 d.d. 6 juni 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 6 juni 2009 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 7] (aangever):
Op 5 juni 2009 parkeerde ik mijn auto, merk Mazda - eigendom van schildersbedrijf [B], gevestigd [d-straat 1] te [plaats] - op de Burgemeester van Haarenlaan te Schiedam. De auto was deugdelijk afgesloten en in goede orde achtergelaten. Op 6 juni 2009 kwam ik terug bij de auto en ik zag dat het dashboardkastje was doorzocht. Uit de auto is onder andere een navigatiesysteem van het merk Pioneer weggenomen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
13. Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009195880-26 d.d. 10 juni 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Op 9 juni 2009 is onder andere inbeslaggenomen een navigatiesysteem van het merk Pioneer, type Avic-D3 met serienummer [001].
14. Het proces-verbaal van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), nummer V2009.01507 d.d. 30 juni 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Op verzoek van de hoofdagent van politie werkzaam bij de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond werd een nader onderzoek ingesteld naar de mogelijke herkomst of diefstal van een navigatiesysteem van het merk Pioneer, type Avic D3 met serienummer [001]. In het systeem was als huisadres [d-straat 1] te [plaats] afleesbaar.
15. Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009193908-1 d.d. 7 juni 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 7 juni 2009 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 8] (aangever):
Op 6 juni 2009 parkeerde ik de Volkwagen Passat CC, kleur zwart, met kenteken [MM-00-NN] eigendom van [C] Beheer BV, op de [e-straat] te Rotterdam. De auto was deugdelijk afgesloten en in goede orde achtergelaten. Op 7 juni 2009 kwam ik terug bij de auto en zag ik dat een ruit aan de voorzijde van de linkerkant van de auto was ingeslagen. Uit de auto is een door Volkswagen ingebouwde autoradio weggenomen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Bijlage goederen:
"Gestolen goed.
Object: Radio (auto)
Bijzonderheden: navigatiesysteem + dvd + tv + tuner + telefoon bluetooth."
16. Het proces-verbaal van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), nummer V2009.001501 d.d. 6 juli 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Op verzoek van de hoofdagent van politie werkzaam bij de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond werd een nader onderzoek ingesteld naar de mogelijke herkomst of diefstal van een navigatiesysteem van het merk Volkswagen, type Continental. Uit verstekte informatie afkomstig van Volkswagen AG te Duitsland bleek dat dit navigatiesysteem oorspronkelijk is ingebouwd in een Volkswagen Passat CC Sport TDI, kleur Deep Black Perleffect. Uit registers van het RDW bleek dat dit voertuig sinds 16 april 2009 met het kenteken [MM-00-NN] in het kentekenregister was ingeschreven.
17. Een geschrift, te weten een fotoblad (als bijlage gevoegd bij het hiervoor genoemd proces-verbaal van het KLPD) waarop als registratienummer van het navigatiesysteem staat vermeld: [002].
18. Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009195880-26 d.d. 10 juni 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Op 9 juni 2009 is onder andere inbeslaggenomen een navigatiesysteem van het merk Volkswagen met registratienummer: [002].
19. Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009192679-1 d.d. 6 juni 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 6 juni 2009 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 9] (aangever):
Op 5 juni 2009 parkeerde ik de Nissan Qashqai+, kleur zwart, met kenteken [GG-00-HH], eigendom van [D] B.V., op de [f-straat] ter hoogte van nummer 35 te Schiedam. De auto was deugdelijk afgesloten en in goede orde achtergelaten. Op 6 juni 2009 keerde ik terug bij de auto en ik zag dat een ruit aan de voorzijde van de rechterkant van de auto was ingeslagen en dat het slot van het linker voorportier was geforceerd. Uit de auto is onder andere een ingebouwd navigatiesysteem van het merk Pioneer, kleur zwart, weggenomen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
20. Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009195880-26 d.d. 10 juni 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Op 9 juni 2009 is onder andere inbeslaggenomen een navigatiesysteem van het merk Pioneer, type Avic-F900bt met serienummer [003].
21. Het proces-verbaal van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), nummer V2009.01506 d.d. 30 juni 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Op verzoek van de hoofdagent van politie werkzaam bij de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond werd een nader onderzoek ingesteld naar de mogelijke herkomst of diefstal van een navigatiesysteem van het merk Pioneer, type Avic F900BT met serienummer [003]. In het systeem was als huisadres [f-straat 1] te Schiedam afleesbaar.
22. Het proces-verbaal van de politie Haaglanden, nummer PL15K0/2009/11447-5 d.d. 6 juli 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 6 juli 2009 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 10] (aangever):
Op 1 juni 2009 heb ik de Volkswagen Touareg, kleur zwart, met kenteken [PP-00-QQ] en chassisnummer [004], eigendom van [E] BV te 's-Gravenhage, geparkeerd op de Lohengrinstraat ter hoogte van perceel 25 te 's-Gravenhage. Ik liet de auto onbeschadigd en in goede orde achter. Op 2 juni 2009 kwam ik terug bij de auto en ik zag dat het raam van het rechter voorportier was verbroken. Toen ik in de auto keek zag ik dat het vaste geïntegreerde navigatiesysteem in zijn geheel uit de auto was weggenomen. Aan niemand werd toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
23. Het proces-verbaal van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), nummer V2009.001503 d.d. 6 juli 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Op verzoek van de hoofdagent van politie werkzaam bij de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond werd een nader onderzoek ingesteld naar de mogelijke herkomst of diefstal van een navigatiesysteem van het merk Volkswagen, type Continental. Uit verstekte informatie afkomstig van Volkswagen AG te Duitsland bleek dat dit navigatiesysteem oorspronkelijk was ingebouwd in een Volkswagen Touareg, kleur Black Magic Pearlescent, met V.I.N. [004]. Uit registers van het RDW bleek dat dit voertuig sinds 19 maart 2009 met het kenteken [PP-00-QQ] in het kentekenregister was ingeschreven.
24. Een geschrift, te weten een fotoblad (als bijlage gevoegd bij het hiervoor genoemd proces-verbaal van het KLPD) waarop als registratienummer van het navigatiesysteem staat vermeld: [005].
25. Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009195880-26 d.d. 10 juni 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Op 9 juni 2009 is onder andere inbeslaggenomen een navigatiesysteem van het merk Volkswagen met registratienummer: [005].
26. Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009200598-1 d.d. 12 juni 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 6 juli 2009 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 11] (aangever):
Tussen 5 juni 2009 en 6 juni 2009 werd op de [g-straat 1] te Schiedam onder andere, vermoedelijk door het inslaan van een ruit, een navigatiesysteem weggenomen uit mijn Volkswagen Passat, kleur zwart, met kenteken [II-00-JJ]. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
27. Het proces-verbaal van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), nummer V2009.001500 d.d. 6 juli 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Op verzoek van de hoofdagent van politie werkzaam bij de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond werd een nader onderzoek ingesteld naar de mogelijke herkomst of diefstal van een navigatiesysteem van het merk Volkswagen, type Continental. Uit verstekte informatie afkomstig van Volkswagen AG te Duitsland bleek dat dit navigatiesysteem oorspronkelijk was ingebouwd in een Volkswagen Passat Variant Highline TDI, kleur Deep Black Perleffect. Uit registers van het RDW bleek dat dit voertuig sinds 8 april 2009 met het kenteken [II-00-JJ] in het kentekenregister was ingeschreven.
28. Een geschrift, te weten een fotoblad (als bijlage gevoegd bij het hiervoor genoemd proces-verbaal van het KLPD) waarop als registratienummer van het navigatiesysteem staat vermeld: [006].
29. Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009195880-26 d.d. 10 juni 2009 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
op 9 juni 2009 is onder andere inbeslaggenomen een navigatiesysteem van het merk Volkswagen met registratienummer: [006].
30. Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009195880-15 d.d. 9 juni 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
Als de op 9 juni 2009 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [betrokkene 3]:
Ik ben met mijn vriend [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte [verdachte]) naar Nederland gekomen. Mijn vriend [verdachte] heeft blokhut 15 gehuurd aan de [c-straat 1] te Rotterdam. Hij heeft de blokhut op mijn naam gehuurd.
31. Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009195880-25 d.d. 10 juni 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
Als de op 10 juni 2009 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [betrokkene 3]:
Ik verbleef op [B] aan de [c-straat] te Rotterdam met [verdachte] en niet met iemand anders. Ik en [verdachte] wilden een ruimte voor ons zelf om onze spullen daar neer te kunnen zetten.
32. Het proces-verbaal van de politie Rotterdam-Rijnmond, nummer 2009195880-43 d.d. 30 juni 2009, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 30 juni 2009 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [betrokkene 3]:
Toen ik in Nederland was ben [ik] met mijn vriend [verdachte] overal naar toegereden. Ik had een tas met kleding in de blokhut staan. In de blokhut waren vier dezelfde oranje tassen, inclusief mijn tas. Mijn vriend [verdachte] heeft ook een grote oranje tas met daarin kleding. U houdt mij voor dat in de andere twee tassen navigatiesystemen zaten. De navigatiesystemen zijn uit de kofferbak van de auto in de blokhut terechtgekomen. Het is mogelijk dat ik die tassen wel eens heb gedragen van de kofferbak naar de blokhut. Deze tassen waren van mijn vriend [verdachte]."
- 2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts het volgende overwogen:
"Uit de bovenstaande bewijsmiddelen blijkt het volgende. Op 9 juni 2009 werd een doorzoeking ter inbeslagneming verricht in de trekkershut nummer 15 gelegen op [B] aan de [c-straat] te Rotterdam. Deze trekkershut was door de verdachte op naam van zijn medeverdachte [betrokkene 3] gehuurd. Tijdens deze doorzoeking werd in twee dichte sporttassen de onder de feiten 4 tot en met 8 benoemde (gestolen) navigatieapparatuur en een radio/dvd speler aangetroffen.
Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afgelegd, dat de in de blokhut aangetroffen tassen, waaronder de twee tassen met daarin de gestolen goederen, van "een derde persoon" waren. Nadat de verdachte eerder ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat de gestolen spullen die in de blokhut zijn aangetroffen van "een vriend" waren, hetgeen het wederrechtelijk voorhanden hebben van die goederen door de verdachte en/of [betrokkene 3] niet uitsluit, wijzigt hij die verklaring wederom, zonder ook nu verdere openheid van zaken te geven omtrent de identiteit van deze derde persoon, noch omtrent de herkomst van die tassen.
Dat in de blokhut in de tenlastegelegde periode nog iemand anders heeft verbleven danwel een derde de desbetreffende tassen (door tussenkomst van de verdachte en/of [betrokkene 3]) in de blokhut heeft achtergelaten, is niet gebleken. Daarbij komt dat zijn medeverdachte [betrokkene 3] heeft verklaard dat hij alleen met de verdachte en met niemand anders op [B] verbleef, dat hij samen met de verdachte in Nederland overal naartoe is gereden, dat de tassen van de verdachte waren, dat de navigatiesystemen vanuit de kofferbak van de auto waarin beiden reden in de hut terecht zijn gekomen en dat hij, [betrokkene 3], die tassen mogelijk wel eens van de kofferbak van de auto naar de blokhut heeft gedragen. Gelet hierop, alsmede op de omstandigheid dat de verdachte geen enkele redelijke verklaring heeft willen geven omtrent herkomst van de onderhavige tassen, is het hof van oordeel dat de verklaring van de verdachte dat de tassen niet van hem maar van een ander waren kennelijk leugenachtig is.
Op basis van de uiterlijke verschijningsvorm van de door de verdachte en zijn medeverdachte [betrokkene 3] verrichte handelingen en waarnemingen, blijkens voormelde verklaring van [betrokkene 3] en verdachtes verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de bewezenverklaarde zin schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 4 tot en met 8 tenlastegelegde feiten."
- 2.4.
Voorts bevat 's Hofs arrest nog de volgende bewijsoverweging:
"Ten aanzien van de tenlastegelegde feiten 4 tot en met 8 is op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het volgende komen vast te staan. De beide verdachten [verdachte] en [betrokkene 3] zijn op heterdaad aangehouden in de directe omgeving van twee eveneens tenlastegelegde plaatsen delict. Zij reden in die periode samen in een BMW, welke stond geparkeerd bij een blokhut die op naam van de (mede)verdachte [betrokkene 3] was gehuurd. In de blokhut, waarin de beide verdachten verbleven, zijn in twee oranje tassen de gestolen, in de feiten 4 tot en met 8 nader benoemde navigatieapparatuur en voorts een gestolen radio/dvd speler aangetroffen. De medeverdachte [betrokkene 3] heeft verklaard dat één van die tassen van hem is en de andere tas van de verdachte [verdachte] is. Tevens verklaarde hij dat de tas met navigatiesystemen via de achterbak van de BMW naar de blokhut is gegaan. Het hof stelt voorts vast dat de verdachte en zijn mededader [betrokkene 3] geen enkele (plausibele) verklaring hebben gegeven voor de aanwezigheid noch voor de herkomst c.q. het voorhanden krijgen van de gestolen goederen. Gelet op deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de verdachte en zijn mededader ten tijde van het bewezenverklaarde voorhanden krijgen van de desbetreffende gestolen navigatieapparatuur en de radio/dvd speler bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat het hier door misdrijf verkregen goederen betrof."
- 3.
Beoordeling van het eerste middel
- 3.1.
Het middel komt op tegen de motivering van de bewezenverklaringen van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten. Het behelst de klacht dat uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte en zijn mededader telkens "door met een hard voorwerp een ruit van die auto in te slaan" het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
- 3.2.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vloeit met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3 voort dat de ruiten van de in de bewezenverklaring van die feiten genoemde auto's steeds zijn ingeslagen of verbroken en dat de verdachte kort na de melding bij de politie van een autokraak bij zijn staandehouding kleine glassplinters op zijn jack had. Mede gelet hierop vindt 's Hofs oordeel dat de verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed telkens onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak "door met een hard voorwerp een ruit van die auto in te slaan" voldoende steun in de gebezigde bewijsmiddelen, waarbij de Hoge Raad in aanmerking neemt dat het een feit van algemene bekendheid is dat een autoruit niet met een zacht voorwerp kan worden ingeslagen of verbroken.
- 3.3.
Het middel faalt.
- 4.
Beoordeling van het tweede middel
- 4.1.
Het middel komt op tegen de motivering van de bewezenverklaring van de feiten 4 tot en met 8 (telkens betreffende, kort gezegd, opzetheling) en behelst de klacht dat 's Hofs oordeel dat de onder 8 tot het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende dat "de gestolen spullen die in de blokhut zijn aangetroffen (...) van een vriend [waren] als "kennelijk leugenachtig" dient te worden aangemerkt, ontoereikend is gemotiveerd.
- 4.2.
Een verklaring van de verdachte die naar het oordeel van de rechter kennelijk leugenachtig is en afgelegd om de waarheid te bemantelen, mag volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad tot het bewijs worden gebezigd. Zodanig oordeel zal dan wel voldoende grondslag moeten vinden in vastgestelde feiten en omstandigheden, vervat in een of meer andere voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen (vgl. HR 19 maart 1996, LJN ZD0413, NJ 1996/540, rov. 4.4). Tot bedoelde andere bewijsmiddelen kunnen in ieder geval niet worden gerekend bewijsmiddelen, inhoudende verklaringen van de verdachte zelf (vgl. HR 19 maart 2002, LJN AD8873, NJ 2002/567) of van andere personen die slechts behelzen hetgeen de verdachte hen heeft meegedeeld (vgl. HR 24 mei 2005, LJN AT2897, NJ 2005/396). De omstandigheid dat de verdachte heeft geweigerd omtrent het desbetreffende punt een verklaring te geven, kan niet mede ten grondslag worden gelegd aan het oordeel dat de tot het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte kennelijk leugenachtig is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen (vgl. HR 19 maart 1996, LJN ZD0413, NJ 1996/540, rov. 4.5).
- 4.3.
Het Hof heeft in zijn hiervoor in 2.3 weergegeven overwegingen klaarblijkelijk geoordeeld dat de onder 8 tot het bewijs van de onder 4 tot en met 8 tenlastegelegde feiten gebezigde verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende dat "de gestolen spullen die in de blokhut zijn aangetroffen (...) van een vriend [waren]", kennelijke leugenachtig is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen. Voor zover het Hof dat oordeel blijkens zijn overwegingen heeft gegrond op de verklaring van de medeverdachte omtrent de herkomst van de tassen, geldt dat deze verklaring geen steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat niet zonder meer begrijpelijk is dat die verklaring voldoende grondslag biedt voor het oordeel over de kennelijk leugenachtigheid. De door het Hof genoemde omstandigheid dat de verdachte zelf omtrent die herkomst geen verklaring heeft willen geven kan in dit verband, gelet op hetgeen in 4.2 is vooropgesteld, immers geen rol spelen. Door desalniettemin de bedoelde verklaring van de verdachte als kennelijk leugenachtig tot het bewijs te bezigen, is de bewezenverklaring van de feiten 4 tot en met 8 niet naar behoren gemotiveerd.
- 4.4.
Het middel slaagt.
- 5.
Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de overige middelen geen bespreking behoeven, en als volgt moet worden beslist.
- 6.
Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, W.F. Groos, J. Wortel en N. Jörg, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 3 juli 2012.
Beroepschrift 18‑10‑2011
CASSATIESCHRIFTUUR
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
(strafzaken)
's‑Gravenhage, 18 oktober 2011
Geeft eerbiedig te kennen:
[rekwirant], geboren [geboortedatum] 1979, thans verblijvende in de PI Vught te Vught;
dat rekwirant van cassatie van een hem betreffend arrest van het gerechtshof te 's‑Gravenhage, uitgesproken op 24 november 2010 de volgende middelen van cassatie voordraagt:
Middel I
Het recht is geschonden en / of er zijn vormen verzuimd waarvan de niet-naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder zijn de artikelen 350, 351, 358, 359 en 415 Sv geschonden doordat het hof onder 1, 2 en 3 bewezen heeft verklaard dat rekwirant het weg te nemen goed / de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, te weten door met een hard voorwerp een ruit van die auto in te slaan, terwijl dit deel van de bewezenverklaring door geen enkel bewijsmiddel wordt geschraagd en evenmin door enige (aanvullende) bewijsoverweging wordt gedragen.
Toelichting
Ten laste van rekwirant is bewezen verklaard dat hij in de nacht van 8 op 9 juni 2009 (feiten 1 en 2) en in de nacht van 28 op 29 mei 2009 (feit 3) in 3 auto's heeft ingebroken.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen (1 tot en met 7 en 9) kan (steeds) worden afgeleid dat de betreffende voertuigen in goede orde zijn achtergelaten en dat later een ruitje ge- of verbroken bleek te zijn en goederen uit de auto bleken te zijn weggenomen. In 2 gevallen (bewijsmiddelen 2 en 4) ziet een getuige dat iemand in de auto hangt en dat er iemand op de uitkijk staat. Tevens (bewijsmiddel 6) heeft het hof gebruik gemaakt van de verklaring die rekwirant heeft afgelegd tegenover de rechter-commissaris waarin hij aangeeft ‘die feiten’ gepleegd te hebben.
Uit geen van deze bewijsmiddelen kan worden afgeleid hoe de autoruiten ge- of verbroken zijn.
De verklaring van rekwirant bij de rechter-commissaris geeft daarover ook geen uitsluitsel. Rekwirant geeft immers (slechts) aan dat de beschuldigingen kloppen. Die beschuldigingen (weergegeven in de vordering tot in bewaringstelling) houden ten aanzien van de wijze waarop hij de goederen onder zijn bereik heeft gebracht meerdere alternatieven in. De tekst van de vordering luidt ten aanzien van alle drie de feiten immers waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming, te weten met een breek voorwerp, althans een hard voorwerp een ruit heeft ingeslagen / geforceerd. Op dit punt is de bekentenis van rekwirant dus vergelijkbaar met ‘ja’ als antwoord op de vraag ‘wil je koffie of thee?’.
Nu het hof ook niet in een aanvullende bewijsoverweging heeft aangegeven waaraan het heeft ontleend dat rekwirant de ruit steeds met een hard voorwerp heeft ingeslagen, is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet gemotiveerd. 's Hofs arrest kan daarom niet in stand blijven.
Middel II
Het recht is geschonden en / of er zijn vormen verzuimd waarvan de niet-naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder zijn de artikelen 338, 341, 350, 351, 358, 359 en 415 Sv geschonden doordat het hof voor het bewijs (van de feiten 4 – 8) gebruik heeft gemaakt van de door rekwirant op het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring terwijl deze verklaring niet redengevend kan zijn voor de bewezenverklaring nu het hof op ontoereikende gronden deze verklaring als kennelijk leugenachtig heeft aangemerkt, althans zijn daartoe strekkende motivering niet, althans onvoldoende, begrijpelijk is.
Toelichting
Voor het bewijs van de feiten 4 tot en met 8 heeft het hof gebruik gemaakt van de verklaring die rekwirant op het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg heeft afgelegd (bewijsmiddel 8). Die verklaring houdt in dat de gestolen spullen die in de blokhut zijn aangetroffen van een vriend waren.
Het hof heeft deze verklaring aangemerkt als kennelijk leugenachtig.
In de bewijsmotivering die opgenomen is in de bijlage houdende de bewijsmiddelen wordt de kennelijke leugenachtigheid, zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd.
De verklaring van rekwirant tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is niet geloofwaardig omdat hij in eerste aanleg verklaarde dat de tassen van een vriend waren en in hoger beroep dat deze van een derde waren. Hij wijzigt zijn verklaring wederom zonder verdere openheid over deze derde te geven.
Van enige derde is niet gebleken, terwijl de medeverdachte verklaart dat hij geen derde heeft gezien, dat hij steeds in aanwezigheid van rekwirant is geweest en dat de tassen van rekwirant waren. Gelet hierop, alsmede op de omstandigheid dat rekwirant geen redelijke verklaring heeft willen geven over de herkomst van de tassen is het hof van oordeel dat de verklaring van rekwirant dat de tassen van een ander waren kennelijk leugenachtig.
Deze motivering kan naar het oordeel van rekwirant om verschillende redenen het oordeel dat sprake is van een kennelijk leugenachtige verklaring niet dragen.
Allereerst een principieel argument. Dat betreft het gecumuleerd effect van twee omstreden bewijsregels. Het gaat dan om de regel dat het verbod de verklaringen van medeverdachten voor het bewijs te gebruiken niet geldt wanneer de zaken niet gevoegd worden behandeld en om de regel dat de kennelijk leugenachtige verklaring van de verdachte voor het bewijs mag worden gebruikt. Op beide regels bestaat de nodige kritiek.1. De medeverdachte is een slechte getuige omdat zijn verklaring niet zelden bepaald zal worden door zijn eigen belang zich zelf te ontlasten. En het feit dat de verdachte bijvoorbeeld gelogen heeft over waar hij ten tijde van het ten laste gelegde feit was, betekent vanzelfsprekend nog niet dat hij dat feit heeft begaan. Uw Raad heeft beide regels niettemin gefiatteerd. Wanneer de effecten van deze regels cumuleren in die zin dat de kennelijke leugenachtigheid van de verklaring van de verdachte wordt afgeleid uit de verklaring van een medeverdachte wordt de bewijsconstructie wel erg wankel. De feitenrechter is niet geheel vrij in zijn oordeel dat de verklaring van de verdachte leugenachtig is. Dat oordeel mag hij niet baseren op andere verklaringen van de verdachte of juist een later zwijgen door de verdachte.
Evenmin mag dat oordeel gebaseerd worden op de verklaring van een getuige waarin wordt weergegeven wat de verdachte deze getuige heeft verklaard.2. Rekwirant meent dat de kennelijke leugenachtigheid van de verklaring van de verdachte ook niet afgeleid zou moeten mogen worden uit de afwijkende verklaring van een medeverdachte die een eigen belang heeft om afwijkend van de verdachte te verklaren. Wanneer een verdachte en zijn medeverdachte tegenstrijdig verklaren, staat het de rechter vrij de ene verdachte wel en de andere niet te geloven. De verklaringen die hij niet gelooft, kan hij, doorgaans zonder nadere motivering, ter zijde schuiven. De verklaringen van één van beide verdachten als kennelijk leugenachtig aanmerken en voor het bewijs tegen die verdachte gebruiken, gaat echter een stap verder. En naar het oordeel van rekwirant ook een stap te ver. Dit geldt te meer wanneer, zoals in het onderhavige geval, de medeverdachte zelf ook nog eens tegenstrijdig verklaard heeft.3.
Een tweede reden waarom 's hofs motivering zijn oordeel dat de verklaring(en) van rekwirant kennelijk leugenachtig zijn niet kan dragen, is erin gelegen dat dit oordeel, blijkens die motivering, mede is gebaseerd op andere verklaringen van rekwirant, alsmede op zijn weigering openheid van zaken te geven over de identiteit van de derde en de herkomst van de goederen. Hiervoor werd opgemerkt dat het de feitenrechter niet vrijstaat gebruik te maken van andere verklaringen van de verdachte, dan wel een een later zwijgen door de verdachte.
Dit verbod houdt tevens een verbod in mede gebruik te maken van andere verklaringen of een later zwijgen. In HR 19 maart 1996, NJ 1996, 540 overwoog Uw Raad (r.o. 4.5) dat het feit dat de verdachte geweigerd heeft een bepaalde vraag te beantwoorden niet mede ten grondslag mag worden gelegd aan het oordeel dat de eerder afgelegde verklaring (die door een getuige werd tegengesproken) kennelijk leugenachtig is. En in HR 24 mei 2005, NJ 2005, 396 (r.o. 3.4) casseerde Uw Raad omdat het hof in de motivering van zijn oordeel dat de verklaring van de verdachte kennelijk leugenachtig was onder meer verwezen heeft naar de verklaring van een getuige over wat de verdachte die getuige had verteld (en daarmee dus indirect naar de verklaring van de verdachte zelf). Het feit dat het hof dus niet alleen naar de verklaringen van rekwirant of zijn weigering over bepaalde zaken openheid te geven heeft verwezen, brengt dus niet mee dat die verwijzingen niet langer ontoelaatbaar zouden zijn.
De derde reden dat rekwirant zich niet met de motivering van de kennelijke leugenachtigheid kan verenigen, betreft de gronden waarop het hof geoordeeld heeft dat hij zijn verklaring(en) heeft gewijzigd (dus afgezien van het feit dat die wijziging(en) voor dat oordeel helemaal geen grond had(den) mogen zijn). Het hof stelt dat rekwirant in eerste aanleg verklaard heeft dat de tassen van een vriend waren en in hoger beroep dat de tassen van een derde waren. Volgens het hof wijzigt rekwirant zijn verklaring na de verklaring op het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg wederom. Rekwirant meent dat 's hofs oordeel dat hij zijn verklaring heeft gewijzigd zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk is. Dat hij eerst heeft verklaard dat de spullen van een vriend waren en vervolgens dat deze van een derde waren, behoeft elkaar immers niet te bijten. Alhoewel niet iedere ‘derde’ een vriend is, is ‘een vriend’ wel een derde. Dat rekwirant zijn verklaring gewijzigd heeft, kan daar dus niet zonder meer uit worden afgeleid. In ieder geval is dat een minder grote tegenstrijdigheid dan hieronder (in de toelichting op het derde middel) tussen de verschillende verklaringen van de medeverdachte wordt geconstateerd.
Daarenboven kan de gegeven motivering 's hofs oordeel dat rekwirant wederom zijn verklaring heeft gewijzigd niet dragen. Voor zover ‘een derde’ iets wezenlijk anders dan ‘een vriend’ is, geeft 's hofs motivering blijk van één wijziging van de verklaring van rekwirant. Het gebruik van het woord wederom geeft aan dat rekwirant volgens het hof zijn verklaring ten minste tweemaal moet hebben gewijzigd. En dat oordeel wordt door de gegeven motivering niet gedragen.
's Hofs oordeel is derhalve onvoldoende gemotiveerd. Zijn arrest kan daarom niet in stand blijven.
Middel III
Het recht is geschonden en / of er zijn vormen verzuimd waarvan de niet-naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder zijn de artikelen 350, 351, 358, 359 en 415 Sv geschonden doordat het hof
- —
de bewezenverklaring van de feiten 4 – 8 in verschillende bewijsoverwegingen (nader) heeft gemotiveerd, terwijl deze bewijsoverwegingen innerlijk tegenstrijdig zijn, althans
- —
voor de bewezenverklaring van de feiten 4 – 8, blijkens een bewijsoverweging, de verklaring van de medeverdachte redengevend heeft geacht, terwijl het niet met de vereiste nauwkeurigheid heeft aangegeven waaraan de redengevende feiten en omstandigheden zijn ontleend, althans
- —
voor de bewezenverklaring van de feiten 4 – 8 (kennelijk) gebruik heeft gemaakt van verschillende verklaringen van de medeverdachte, terwijl deze verklaringen onderling tegenstrijdig zijn.
Toelichting
Het hof heeft zijn oordeel dat rekwirant de onder 4 tot en met 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan twee keer gemotiveerd, 1 keer in zijn arrest en 1 keer in de bijlage houdende de bewijsmiddelen.
In de bewijsoverweging in zijn arrest stelt het hof dat de medeverdachte van rekwirant heeft verklaard dat één van de twee tassen waarin gestolen apparatuur zat van hemzelf is en de andere van rekwirant. Op welk moment en tegenover welke toehoorder de medeverdachte deze verklaring heeft afgelegd, geeft het hof daarbij niet aan. In de bijlage houdende de bewijsmiddelen is die verklaring niet terug te vinden.
In de bewijsmotivering onderaan de bijlage houdende de bewijsmiddelen merkt het hof op dat de medeverdachte heeft verklaard dat de tassen van rekwirant waren. Die constatering ontleent het hof aan bewijsmiddel 32, de verklaring die de medeverdachte op 29 juni 2009 tegenover de politie heeft afgelegd.
De beide bewijsoverwegingen zijn tegenstrijdig omdat het niet mogelijk is dat de tassen zowel allebei van rekwirant waren als dat er één van rekwirant was en één van de medeverdachte. 's Hofs arrest is daarom onvoldoende gemotiveerd.
Voor zover dat niet reeds tot nietigheid moet leiden, volgt die nietigheid wel uit het feit dat het hof verzuimd heeft met voldoende nauwkeurigheid aan te duiden waaraan het de redengevende feiten en omstandigheden heeft ontleend.
Doordat het hof in zijn arrest niet heeft aangegeven aan welke verklaring van de medeverdachte het ontleend heeft dat één van de tassen van rekwirant was en de ander van de medeverdachte zelf en de bijlage houdende bewijsmiddelen geen verklaring van de medeverdachte bevat met een dergelijke inhoud heeft het hof niet met voldoende nauwkeurigheid aangegeven aan welk bewijsmiddel het dit redengevende feit of deze redengevende omstandigheid heeft ontleend. 's Hofs arrest is daarom onvoldoende gemotiveerd.
Voor zover voldoende duidelijk is in welke verklaring de medeverdachte aangegeven heeft dat één van beide tassen van hem was en de ander van rekwirant heeft het hof in ieder geval gebruik gemaakt van tegenstrijdige bewijsmiddelen. De tegenstrijdigheid is ook niet zonder betekenis voor de bewezenverklaring. Wanneer beide tassen van rekwirant waren, is niet zonder meer begrijpelijk dat sprake was van medeplegen door de medeverdachte (het enkele feit dat de medeverdachte een keer die tassen heeft gedragen, maakt nog niet dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering waarbij ook de medeverdachte opzet had op het ten laste gelegde). En wanneer slechts één van beide tassen van rekwirant was, is niet zonder meer begrijpelijk dat hij de ten laste gelegde feiten tevens medegepleegd heeft ten aanzien van de inhoud van de tas die aan de medeverdachte toebehoorde, 's Hofs arrest is ook daarom onvoldoende gemotiveerd. Het kan daarom niet in stand blijven.
Middel IV
Het recht is geschonden en / of er zijn vormen verzuimd waarvan de niet-naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder zijn de artikelen 350, 358, 359 en 415 Sv geschonden doordat het hof onder 4 – 8 bewezen verklaard heeft dat rekwirant en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van de in de bewezenverklaringen bedoelde elektronische apparatuur wisten dat het een door diefstal verkregen goed betrof, terwijl dit onderdeel door geen enkel bewijsmiddel wordt geschraagd en evenmin wordt gedragen door enige (nadere) bewijsoverweging.
Toelichting
Het hof heeft onder 4 – 8 bewezen verklaard dat rekwirant ten tijde van het voorhanden krijgen van de daar bedoelde goederen wist dat het door diefstal / misdrijf verkregen goederen betrof.
Dit deel van de bewezenverklaringen wordt niet door de inhoud van enig bewijsmiddel geschraagd. In de bewijsoverweging in het arrest heeft het hof overwogen dat de in die overweging genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, tot het oordeel leiden dat rekwirant en zijn medeverdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de apparatuur wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De bedoelde feiten en omstandigheden zijn: de apparatuur is aangetroffen in 2 oranje tassen die stonden in de blokhut die op naam van de medeverdachte was gehuurd, de medeverdachte heeft verklaard dat één van die tassen van hemzelf en de ander van rekwirant is, de tassen zijn van de BMW waarin rekwirant en zijn medeverdachte reden naar de blokhut gegaan en rekwirant en zijn medeverdachte hebben geen plausibele verklaring gegeven voor de aanwezigheid, de herkomst en het voorhanden krijgen van de gestolen goederen.
Van de genoemde feiten en omstandigheden kan hooguit de laatste van belang zijn voor de vaststelling van de wetenschap of kansaanvaarding ten tijde van het voorhanden krijgen. De overige feiten en omstandigheden geven slechts aan dat rekwirant de goederen voorhanden heeft gekregen en wat er daarna met de goederen is gebeurd.
Dat rekwirant geen bevredigende verklaring over het voorhanden krijgen heeft afgelegd, is op zich onvoldoende voor het bewijs dat hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat de goederen van misdrijf afkomstig waren.4.
In de aanvullende bewijsoverweging in de bijlage houdende bewijsmiddelen heeft het hof geen aparte aandacht besteed aan het bestanddeel terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door diefstal / misdrijf verkregen goed betrof. Het heeft, afgezien van de door de middelen II en III aangevallen overwegingen, slechts opgemerkt dat het de feiten 4–8 bewezen acht op basis van de uiterlijke verschijningsvorm van de door rekwirant en zijn medeverdachte verrichte handelingen en waarnemingen. Ook daaruit kan niet worden afgeleid dat rekwirant en zijn medeverdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de apparatuur wisten dat door diefstal / misdrijf verkregen goederen betrof. 's Hofs bewezenverklaring is daarom niet naar de eis der wet gemotiveerd. Zijn arrest kan derhalve niet in stand blijven.
Op bovengenoemde gronden verzoekt rekwirant Uw Raad het bestreden arrest te vernietigen.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. J.M. Lintz, advocaat te 's‑Gravenhage, kantoorhoudende aan de Adelheidstraat 84 (2595 EE), die bij dezen verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door rekwirant van cassatie.
J.M. Lintz
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 18‑10‑2011
G.J.M. Corstens, het Nederlands strafprocesrecht, 7e druk, bewerkt door M.J. Borgers, Kluwer, Deventer, 2011, p. 687 (verklaringen medeverdachte) en p. 689, 690 (kennelijk leugenachtige verklaring).
HR 19 maart 1996, NJ 1996, 540, HR 19 maart 2002, NJ 2002, 567 en HR 24 mei 2005, NJ 2005, 396.
Waarover de toelichting bij middel III.
Vgl. HR 4 maart 2008, LJN: BC3667 en HR 13 december 2005, LJN: AU5804.