Einde inhoudsopgave
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/2.14
2.14 De memorie van grieven
Mr. G.C.C. Lewin, datum 08-01-2010
- Datum
08-01-2010
- Auteur
Mr. G.C.C. Lewin
- JCDI
JCDI:ADS449984:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Immink 1900, p. 504-509.
Bondam 1933, p. 633, meent dat de appelprocedure in de kolonie Curaçao in wezen niet belangrijk verschilt van die in Nederland.
HR 11 maart 1966 (Nederlandse Antillen/Exploitatie Maatschappij), NJ 1966, 330, m.nt. GJS (M), bij de beoordeling van het eerste middel. Ook lijkt dit over het hoofd gezien in HR 14 maart 2008 (Korten/Alico), LiN BC4065 (C), rov. 4.1.
Van Mierlo 1999, p. 31.
Zittingsjaar 2002-2003 - E/473, bijlage C.
Aantekening voor Hoog Gerechtshof van Nederlands-Indië 20 november 1873, Ind. W. 555; Monte 1954, p. 135.
GHvJNAA 6 oktober 1987 (VirginiafG&V), TAR-Justicia 1989, nr. 1, p. 54-55.
HR 19 mei 1989 (CCJEmilia), NJ 1989, 648 (C), rov. 3.2.
In Nederlands-Indië bestond geen verplichting om een memorie van grieven in te dienen. Immink gebruikt de term grief (of middel) in het geheel niet en maakt bij zijn bespreking van de memories in hoger beroep geen onderscheid tussen de appellant en de geïntimeerde. Hij meent dat de memories in hoger beroep slechts een nadere toelichting mogen bevatten op hetgeen reeds in de eerste aanleg is aangevoerd.1
Toen in 1919 de Nederlands-Indische procesvoering werd overgenomen in de kolonie Curaao, was in Nederland het grievenstelsel nog niet of nog maar zeer gedeeltelijk tot ontwikkeling gekomen.2 In de Nederlandse Antillen en Aruba is het Nederlandse grievenstelsel nooit aanvaard. Misschien was dat bij de Hoge Raad nog niet bekend toen hij voor het eerst na de invoering van de Cassatieregeling een Antilliaanse zaak beoordeelde.3 Ook bij de invoering van Rv 2005 is het Nederlandse grievenstelsel niet overgenomen, ook al is dat wel bepleit door Van Mierlo4 en door de Orde van Advocaten van Aruba.5
Sommigen brengen dit kenmerk van het Antilliaanse/Arubaanse procesrecht in verband met het ontbreken van de verplichte procesvertegenwoordiging. De appelrechter wil soms een onhandige appellant te hulp schieten. Ook wordt verband gelegd met een zwakke eerste rechter (bijvoorbeeld vroeger op de eilanden buiten Curaçao en voordien de residentierechters). Zo haalt Monte een bron aan, volgens welke de zaak in eerste aanleg soms zo onvolledig of verkeerd was behandeld of zo verward onderzocht dat de appelrechter er weinig of niets van begreep.6 Bij een minder goede behandeling van de zaak in eerste aanleg bestaat er meer behoefte bij de appelrechter om ambtshalve in te grijpen.
De appellant is niet verplicht een memorie van grieven in te dienen. Deze regel komt in art. 271 tot uitdrukking in het woord 'bevoegd'. Evenmin is hij verplicht in de memorie daadwerkelijk grieven te formuleren of een conclusie (petitum) op te nemen en ook overigens wordt aan de inhoud van de memorie van grieven geen enkele eis gesteld.7 Gebruikelijk is echter dat de appellant een memorie van grieven indient, die grieven bevat, met toelichtingen daarop en een conclusie.
In de praktijk komt het niet veel voor dat de appellant geen behoefte heeft aan indiening van een memorie van grieven, maar het kan toch voorkomen dat het niet gebeurt, bijvoorbeeld vanwege problemen tussen de appellant en zijn gemachtigde. Verder worden memories van grieven heel vaak op de laatste dag van de daarvoor geldende termijn ingediend en ook regelmatig te laat.
De appellant is ook niet verplicht om in enig ander stadium grieven aan te voeren. Het facultatieve karakter van het aanvoeren van grieven heeft belangrijke gevolgen voor de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep (zie hoofdstuk 3).
Geen rechtsregel verzet zich tegen het acht slaan op een op de juiste wijze en binnen de daarvoor gestelde termijn ingediende grief, op de enkele grond dat die grief in een afzonderlijke memorie wordt aangevoerd, ingediend na de oorspronkelijke memorie van grieven, maar voor het verstrijken van de termijn voor de memorie van grieven. De regels van een goede procesorde zouden zich alleen dan daartegen verzetten, indien de aanvullende memorie van grieven het karakter van een repliek op de memorie van antwoord zou hebben, dan wel de wederpartij door deze gang van zaken in haar verdediging zou zijn geschaad of het geding onredelijk zou zijn vertraagd.8In zoverre is de twee-conclusie-regel afgezwakt. Deze regel houdt in dat er slechts één memoriewisseling plaats heeft. In de Nederlandse Antillen en Aruba ontbreekt een bepaling als art. 347 lid 1 RvNL, maar kan de regel worden afgeleid uit het wettelijke stelsel van art. 271-277.