Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba
Einde inhoudsopgave
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/2.29:2.29 Geen verstek in hoger beroep
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/2.29
2.29 Geen verstek in hoger beroep
Documentgegevens:
Mr. G.C.C. Lewin, datum 08-01-2010
- Datum
08-01-2010
- Auteur
Mr. G.C.C. Lewin
- JCDI
JCDI:ADS448791:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie ook: Immink 1900, p. 520.
HR 8 mei 1992 (GomesfCosster), NJ 1992, 497 (C), rov. 3.5.
HR 17 januari 1992 (Martina/United Security), NJ 1992, 263 (C), rov. 33, zie ook conclusie A-G Asser onder 2.9; HR 8 mei 1992 (GomesfCosster), NJ 1992, 497 (C), rov. 3.4, zie ook conclusie A-G Leijten onder 27.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Art. 284 bepaalt dat alle vonnissen in hoger beroep beschouwd worden als op tegenspraak te zijn gewezen. De bepaling is overgenomen van art. 993 Rv. Ind.1 Vermoedelijk is ook deze bepaling oorspronkelijk bedoeld om partijen reiskosten te besparen. Zij waren bevoegd, maar niet verplicht de zaak op Curaçao te laten bepleiten door een advocaat en behoefden voor het overige niet te verschijnen, tenzij het Hof op grond van art. 280 anders gelastte.
Indien de appellant na indiening van de akte van appel niet meer verschijnt en niets meer van zich laat horen, kan er geen ontslag van instantie worden verleend. Verschijning van de appellant na correcte indiening van een akte van appel is ook voor zijn ontvankelijkheid in hoger beroep niet nodig.
Indien geïntimeerde niet is verschenen, moet het Hof ambtshalve onderzoeken of de aanzegging en betekening als bedoeld in art. 273 lid 1 correct zijn geschied. Indien het Hof vaststelt dat dit niet (correct) is gebeurd, dient het betekeningsexploot nietig te worden verklaard. Vervolgens dient hernieuwde aanzegging en betekening te geschieden, ditmaal met inachtneming van het verzuimde vormvoorschrift. Art. 273 lid 1 staat er niet aan in de weg dat het bevel tot hernieuwde betekening wordt gegeven door het Hof, in plaats van door de rechter in eerste aanleg, en wel hetzij aanstonds bij het vonnis waarbij de nietigheid wordt uitgesproken, hetzij bij een nadien door het Hof te geven afzonderlijk vonnis. Voor dit laatste is in het bijzonder plaats indien het Hof bij het uitspreken van de nietigheid van het exploot niet beschikt over alle voor een hernieuwde betekening benodigde gegevens. De appellant dient dan in de gelegenheid te worden gesteld zodanige gegevens binnen een door het Hof te stellen termijn te verschaffen. Maakt hij van deze gelegenheid geen gebruik of blijken de door hem verschafte gegevens niet toereikend om de hernieuwde betekening op rechtsgeldige wijze te doen geschieden, dan dient hij alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard in het hoger beroep.2
Indien het Hof vaststelt dat de niet verschenen geïntimeerde wel correct is opgeroepen, mag die vaststelling verstekverlening worden genoemd, maar dan geldt niettemin het vonnis als op tegenspraak gewezen.3 Het is overigens niet gebruikelijk om van verstekverlening te spreken.
Uit het vonnis van het Hof behoeft niet uitdrukkelijk te blijken dat het Hof heeft onderzocht of de aanzegging en betekening als bedoeld in art. 273 lid 1 correct zijn geschied. Indien het Hof vonnis wijst zonder een overweging te wijden aan deze vraag, heeft het Hof de aanzegging en betekening kennelijk correct geacht.
Verzet van een in hoger beroep gewezen vonnis is niet mogelijk.
De rechter kan procedurele gevolgtrekkingen verbinden aan de niet-verschijning van een partij, bijvoorbeeld door te oordelen dat het op de weg van die partij had gelegen een stelling nader te motiveren, te onderbouwen of te betwisten. Niet-verschijning kan niet worden opgevat als het prijsgeven van eerder ingenomen standpunten.
Een eiswijziging tegen een in hoger beroep niet verschenen gedaagde is mogelijk (zie paragraaf 33.2).
Indien de eiser op de voet van art. 262 lid 1 in hoger beroep komt van een verstekvonnis en gedaagde ook in hoger beroep niet verschijnt, kan tegen de gedaagde een vonnis in hoger beroep worden gewezen dat geldt als een vonnis op tegenspraak zonder dat de gedaagde ooit in rechte is verschenen. Hetzelfde geldt ingevolge art. 82 lid 2 indien de eiser in hoger beroep komt van een tegen verschillende gedaagden gewezen vonnis, van wie een niet is verschenen, en die gedaagde ook in hoger beroep niet verschijnt (zie verder paragraaf 5.10).