Met weglating van de voetnoten.
HR, 07-09-2021, nr. 20/01321
ECLI:NL:HR:2021:1225
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
07-09-2021
- Zaaknummer
20/01321
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:1225, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑09‑2021; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2020:1251
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:571
ECLI:NL:PHR:2021:571, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 08‑06‑2021
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2021:1225
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2021-0267
Uitspraak 07‑09‑2021
Inhoudsindicatie
Medeplegen grootschalige en bedrijfsmatige hennepteelt in ondergrondse bunker op perceel van verdachte dat door hem deels is verhuurd (art. 3.B jo. 11.3 en 11.5 Opiumwet) en diefstal van elektriciteit t.b.v. hennepkwekerij (art. 310 Sr). 1. Bewijsklacht medeplegen hennepteelt. Kan uit bewijsvoering worden afgeleid dat verdachte zodanig nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen dat sprake is van medeplegen van hennepteelt? 2. Bewijsklacht plegen diefstal van elektriciteit. Kan uit bewijsvoering worden afgeleid dat verdachte zelf elektriciteit heeft weggenomen? Ad 1. Hof heeft in zijn bewijsvoering gemotiveerd op grond waarvan naar zijn oordeel het tlgd. medeplegen bewezen is. ’s Hofs oordeel dat de door hem in aanmerking genomen f&o in hun onderling verband en samenhang voldoende zijn om te kunnen spreken van een voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking van verdachte met zijn mededaders, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Ad. 2. Hof heeft vastgesteld dat verdachte “zelf geen uitvoeringshandelingen heeft verricht met betrekking tot (...) de diefstal van stroom”, terwijl uit bewijsvoering ook niet anderszins kan volgen dat verdachte zelf elektriciteit heeft weggenomen. Bewezenverklaring van diefstal van elektriciteit is daarom onvoldoende gemotiveerd. Volgt (partiële) vernietiging t.a.v. feit 2 en strafoplegging en terugwijzing. Samenhang met 20/01318 P.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/01321
Datum 7 september 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 2 april 2020, nummer 20-002172-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De procureur-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat de beslissingen ter zake van het onder 2 ten laste gelegde en de strafoplegging betreft, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel komt op tegen de bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij:
“1. in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 8 oktober 2013 te [plaats], tezamen en in vereniging met (een) ander(en) in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk een grote hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, heeft geteeld;
2. in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 8 oktober 2013 te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis B.V., heeft weggenomen.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsvoering die is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 6. De overwegingen van het hof over de betrokkenheid van de verdachte bij de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten houden onder meer het volgende in:
“Ten aanzien van feit 1:
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of na het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit de hiervoor weergegeven feiten en de gevolgtrekkingen daaruit door het hof volgt dat verdachte zelf geen uitvoeringshandelingen heeft verricht met betrekking tot de hennepteelt en de diefstal van stroom.
Anderzijds volgt uit die feiten en omstandigheden en de gevolgtrekkingen die het hof daaruit heeft afgeleid dat verdachte volledig eigenaar is gebleven van het niet verhuurde deel van het perceel ( [001] ) met daarop de kas en de ondergrondse betonnen bunker met hennepkwekerij en daarover dus exclusief kon beschikken en dat exclusief kon gebruiken. Verdachte was bij die stand van zaken niet alleen exclusief bevoegd om op dat deel van het perceel ingrijpende bouwwerkzaamheden uit te laten voeren ter verwezenlijking van een betonnen bunker en een hennepkwekerij, maar daarvoor ook ten volle verantwoordelijk. Vaststaat dat verdachte in ieder geval een essentiële bijdrage daaraan heeft geleverd doordat hij het beton voor de bunker, een schaarheftafel die als lift in de hennepkwekerij diende en een stroomaggregaat heeft besteld, betaald en bij zich thuis of op het bedoelde perceeldeel heeft laten bezorgen/afleveren. Niet is vastgesteld kunnen worden dat de betrokkenheid van verdachte zich ook uitstrekte tot de bestelling en/of betaling en/of levering van de overige kweekmaterialen die in de hennepkwekerij zijn aangetroffen. Evenmin is vastgesteld kunnen worden dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de exploitatie van de ondergrondse kwekerij. Dit betekent dat een ander of anderen daarbij betrokken zijn geweest. Het kan echter niet anders zijn dan dat verdachte in zijn hiervoor genoemde hoedanigheid van eigenaar daarvan op de hoogte is geweest en daarvoor aan die ander of anderen toestemming en instructies heeft gegeven. Aanwijzingen daarvoor vindt het hof ook in de vaststellingen dat verdachte na het sluiten van de huurovereenkomst betreffende de bedrijfswoning en het bijgebouw nog meermalen op het perceel is geweest en daar heeft gesproken met personen die de actieve teelthandelingen in de kwekerij hebben verricht, zijnde personen van Oekraïense dan wel Russische oorsprong. Verder zijn op de dag van de inval van de politie op 8 oktober 2013 twee mannen van Oekraïense afkomst aangetroffen in de ondergrondse hennepkwekerij en een derde man van Oekraïense afkomst in de nabijheid daarvan. Ook daaruit leidt het hof af dat er meerdere personen betrokken zijn geweest bij het opzettelijk telen van een grote hoeveelheid hennepplanten.
Het hof heeft ook de overtuiging dat verdachte tot aankoop van het perceel is overgegaan met het enkele doel om daarop een hennepkwekerij te vestigen en te exploiteren. Daarop duidt niet alleen de bijzondere financieringsconstructie die zwaar verliesgevend voor verdachte is geweest maar ook het feit dat zeer snel na aankoop materialen ten behoeve van de kwekerij door hem worden aangekocht en op 20 november 2012 reeds de eerste "betonwerkzaamheden" waarbij 35,5 m3 beton is verpompt zijn verricht. Het hof heeft daarbij sterk de indruk dat [betrokkene 3] , de huurster, als een soort katvangster door verdachte is gebruikt om het perceel een bewoond aanzien te geven mede gelet op haar mededeling dat zij op verzoek van verdachte de buren op de koffie had uitgenodigd. Dragend is voorts dat verdachte in weerwil van het belang van de snelle verkoop van zijn eigen woning hiertoe niet is overgegaan, dit terwijl de aankoop van de [a-straat 1] te [plaats] reeds op 2 oktober 2012 en de inval van de politie iets meer dan een jaar later op 8 oktober 2013 plaatsvond.
Gelet op dit alles is het hof met de rechtbank van oordeel dat verdachte als initiator en brein achter de aangetroffen ondergrondse bunker met daarin de hennepkwekerij dient te worden aangemerkt en dat zijn materiële en/of intellectuele bijdrage aan de hennepteelt van zodanig gewicht is dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen van opzettelijke hennepteelt als onder 1 ten laste gelegd.
(...)
Ten aanzien van feit 2:
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en de gevolgtrekkingen daaruit door het hof volgt ten aanzien van de diefstal van stroom dat de stroomvoorziening voor deze kwekerij werd verkregen door een illegale aansluiting. Vanuit de achterzijde van de loods waar beide kweekruimtes waren ingericht liep een elektriciteitskabel naar de voorzijde van de loods, waarin de meterkast was geïnstalleerd. De stroomvoorziening was buiten de meter om aangelegd. Nu zowel de meterkast als de loods niet stonden op/in het verhuurde deel van het perceel, was verdachte daarvoor als eigenaar verantwoordelijk en was hij als enige bevoegd om deze stroomvoorziening op deze wijze te laten aanleggen. Het hof is van oordeel dat gelet hierop het niet anders kan zijn dan dat verdachte als “brein”/“initiator” van de diefstal van elektriciteit moet worden gezien en het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.”
2.3.1
Het cassatiemiddel klaagt in de eerste plaats dat de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde ‘medeplegen’ niet uit de bewijsvoering van het hof kan worden afgeleid.
2.3.2
Het hof heeft in zijn bewijsvoering gemotiveerd op grond waarvan naar zijn oordeel het onder 1 tenlastegelegde medeplegen bewezen is. Het oordeel van het hof dat de door hem in aanmerking genomen feiten en omstandigheden in hun onderling verband en samenhang voldoende zijn om te kunnen spreken van een voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking van de verdachte met zijn mededaders, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
2.3.3
Het cassatiemiddel faalt in zoverre.
2.4.1
Het cassatiemiddel klaagt verder dat de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde “plegen” van diefstal van elektriciteit niet uit de gebruikte bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.4.2
Deze klacht slaagt. Het hof heeft immers vastgesteld dat de verdachte “zelf geen uitvoeringshandelingen heeft verricht met betrekking tot (...) de diefstal van stroom”, terwijl uit de onder 2.2.2 weergegeven bewijsvoering ook niet anderszins kan volgen dat de verdachte zelf elektriciteit heeft weggenomen. De bewezenverklaring onder 2 is daarom onvoldoende gemotiveerd.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2021.
Conclusie 08‑06‑2021
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Medeplegen van in uitoefening van beroep of bedrijf telen van grote hoeveelheid hennep (art. 3.B jo. 11.3 en 11.5 Opiumwet) en diefstal van elektriciteit t.b.v. die kwekerij (art. 310 Sr). Bewijsklacht t.a.v. diefstal van elektriciteit. De conclusie strekt tot gedeeltelijke vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 20/01318 (niet gepubliceerd).
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer20/01321
Zitting 8 juni 2021
CONCLUSIE
F.W. Bleichrodt
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte.
Het cassatieberoep
Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft de verdachte bij arrest van 2 april 2020 wegens 1 “medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel” en 2 “diefstal”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De zaak hangt samen met de ontnemingszaak tegen de verdachte met zaaknummer 20/01318, waarin ik vandaag ook zal concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
4. Het middel bevat de klacht dat het bewezen verklaarde medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel (feit 1), niet uit de bewijsvoering van het hof kan worden afgeleid. Ten aanzien van feit 2 behelst het middel, mede gelet op de toelichting, de klacht dat het plegen van diefstal evenmin uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
5. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij:
“1. in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 8 oktober 2013 te [plaats] , tezamen en in vereniging met (een) ander(en) in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk een grote hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, heeft geteeld;
2. in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 8 oktober 2013 te [plaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis B.V., heeft weggenomen.”
6. Het hof heeft ten aanzien van het bewijs, voor zover relevant voor de beoordeling van het middel, het volgende in het arrest opgenomen:1.
“A Feiten
Op 2 oktober 2013 werd een proces-verbaal van de Criminele Inlichtingen Eenheid ter beschikking gesteld aan de politie Oost-Brabant met de navolgende informatie: Op het perceel, behorende bij [a-straat 1] in [plaats] , zit een hele grote hennepkwekerij. Deze hennepkwekerij zit goed verstopt.
(…)
Blijkens gegevens uit het kadaster waren de percelen [plaats] [A] [001] , [plaats] [A] [002] , [plaats] [A] [003] , [plaats] [A] [004] en [plaats] [A] [005] met ingang van 9 november 2012 eigendom van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] , en [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] , beiden met elkaar gehuwd en ieder voor de helft eigenaar, beiden wonende aan de [b-straat 1] te [plaats] . De percelen met de verschillende kadasternummers grenzen aan elkaar, zodat het perceel als een geheel kan worden gezien.
(…)
Op 8 oktober 2013 werd het perceel [a-straat 1] te [plaats] , door de politie betreden en is de op het perceel staande woning door de politie binnengetreden. In de kelder van het bijgebouw van de woning werd een kweekruimte aangetroffen voor het opkweken van hennepplanten. Deze kelderruimte was te bereiken middels een luik in de hal van het bijgebouw. De zolder van het bijgebouw was ingericht als droogruimte voor het drogen van henneptoppen. Er lag in totaal 10,2 kilogram gedroogde hennep.
Op 8 oktober 2013, omstreeks 13.30 uur, nam verbalisant [verbalisant 1] telefonisch contact op met de oude eigenaar van het perceel [a-straat 1] , [betrokkene 2] . De verbalisant deelde hem mede dat de politie bezig was met een onderzoek op zijn oude perceel en vroeg hem, [betrokkene 2] , of hem iets bekend was van bouwwerkzaamheden in de oude kas. [betrokkene 2] deelde de verbalisant mede dat bij hem niets daarvan bekend was.
Op 8 oktober 2013, omstreeks 14.00 uur, verscheen [verdachte] (hof: de verdachte) voornoemd op het perceel [a-straat 1] te [plaats] . Verbalisant [verbalisant 1] stelde de identiteit van [verdachte] vast. [verdachte] overhandigde aan verbalisant [verbalisant 1] een huurovereenkomst tussen hem en [betrokkene 3] met betrekking tot het pand [a-straat 1] . Verbalisant [verbalisant 1] nam dit huurcontract in beslag.
In de tuin van het perceel [a-straat 1] zagen de verbalisanten in de nabijheid van een grote kas een object in de tuin staan. Dit object was aan de voorzijde gecamoufleerd met bomen en sparren en vervolgens was er een groen zeil zichtbaar. Het bleek te gaan om een betonnen c.q. stenen bunker. De gehele bunker bleek te zijn afgedekt met plastic. Vervolgens was hier zand overheen gegooid. Nadat het zeil terzijde was geschoven werd een schuimrubber deur zichtbaar waarachter zich een voorportaal bevond met in de hoek een grote ventilator voor het afzuigen van vieze lucht door een tunnel. Nadat nog een schuimrubber deur was verwijderd werd een groot dieselaggregaat, ook wel dieselgenerator genoemd, aangetroffen. Eveneens werd een grote IBC-container van 1.000 liter aangetroffen, gedeeltelijk gevuld met diesel. In de muur aan de achterzijde was een opening om verse lucht naar binnen te krijgen voor de generator.
In de hoek van de kas was een betonnen tunnelingang gemaakt die was afgedekt met zwart plastic. Deze tunnel liep vanuit de kas over een lengte van 10 à 15 meter naar de aggregaatruimte. Vanuit de aggregaatruimte werd de verbruikte lucht in de kas geblazen. Bij onderzoek in de kas werd een tuinhuis aangetroffen. Dit tuinhuis stond midden in de kas en vlakbij de buitenwand aan de zijde van het woonhuis. Aan de zijde van het woonhuis was de inkijk in het tuinhuis afgeschermd door middel van doeken die aan de binnenkant van de kas hingen. Buiten het tuinhuis stonden enkele volle emmers met mapito c.q. steenwolvlokken. De verbalisanten zagen en voelden dat deze mapito nat was en dat er wortelresten van hennepplanten tussen zaten. Verder stonden in de hoek van de kas enkele grote bouwafvalzakken, die eveneens gevuld waren met mapito met wortelresten. Er liep een kruiwagenspoor vanaf het tuinhuis naar de plaats waar de bouwafvalzakken stonden. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat verdachte [betrokkene 4] (het hof begrijpt: [betrokkene 4] , geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats]) bezig was met het vullen van de afvalzakken met mapito. In de kas waren betonnen platen gelegd voor looppaden. Aan de buitenzijde van de kas werd een elektriciteitskabel die vanuit de aggregaatruimte liep, opgegraven waarna werd gezien dat deze ondergronds de kas inliep nabij de tunnel.
Gezien de hele situatie ter plaatse leek het de verbalisanten waarschijnlijk dat er een ondergrondse ruimte was in de kas en dat de ingang waarschijnlijk in de buurt van het tuinhuis was. Met behulp van een graafmachine werd de elektriciteitskabel van het aggregaat in de kas gevolgd. Deze liep over een lengte van ongeveer 20 meter in de richting van het tuinhuis in het midden van de kas. Vervolgens werd gezien dat ongeveer 25 centimeter onder de grond een betonnen ruimte was gebouwd.
Het plafond van de betonnen ruimte was afgedekt met betonnen kanaalplaatvloeren. Nadat deze waren weggehaald werd een ondergrondse ruimte aangetroffen die was ingericht als hennepkwekerij. Nadat de ruimte door middel van een ladder was betreden werden twee personen aangetroffen welke zich in deze hennepkwekerij bevonden, die werden aangehouden. Het ging hier om [betrokkene 5] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, en [betrokkene 6] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973. In de ondergrondse ruimte was een soort liftkamer ingericht waarin een enkelvoudige schaartafel was geplaatst van het merk BD-lift. Bovenop deze schaartafel was een betonnen kanaalplaatvloer gelegd die door middel van een elektrische bedieningspeer naadloos aansloot op de vloer van het tuinhuis. In de liftkamer was een tv-monitor aanwezig, die op het moment van de politie-inval in werking was. Tegen één van de spanten in het dak van de kas bleek een mini-camera te hangen die de beelden uit de kas draadloos overbracht naar de tv-monitor beneden.
De ondergrondse ruimte bleek verdeeld te zijn in 4 ruimtes: de liftkamer, de verzorgingsruimte en twee identiek ingerichte kweekruimtes. In de verzorgingsruimte kwam de elektriciteit binnen ten behoeve van de kwekerij. In de schakelkast bevond zich een instructie in de Oekraïense taal voor de bediening van de schakelkast. Verder lagen er aantekeningen in de Oekraïense taal voor de kweek van hennep. Voorts stonden in deze ruimte de watervaten met voedingsmiddelen ten behoeve van beide kweekruimtes. Ook hingen hier de airconditioners voor de aan- en afvoer van lucht. Ook de bediening van de diverse apparaten ten behoeve van de kwekerij bevond zich in deze ruimte. De hoogte van de lampen in de kweekruimtes was vanuit de verzorgingsruimte elektrisch bedienbaar.
In kweekruimte 1 hingen 5 frames. Aan deze elektrisch in hoogte verstelbare frames waren elk 17 assimilatielampen met voorschakelapparaten c.q. transformatoren opgehangen. De voorschakelapparaten waren verstelbaar in sterkte van 600 tot 1.150 Watt. In elke lichtarmatuur hing een assimilatielamp van 1.000 Watt. De schakelkast voor deze kweekruimte 1 bleek zich in de verzorgingsruimte te bevinden. Door deze schakelkast met tijdklok werd de elektrische apparatuur in- en uitgeschakeld. Op de achterwand in kweekruimte 1 hingen 4 koolstoffilters, die waren aangesloten op een boxventilator. Middels aangesloten flexibele buizen werd gezorgd voor de aanvoer van verse lucht en de afvoer van vuile lucht. De ventilatoren waren in werking. De vloer van kweekruimte 1 was één grote kweekruimte. De vloer was bedekt met zwarte vijverfolie. Het zwarte zeil was bedekt met mapito, die deels was vermengd met potaarde. Door deze kweekruimte liep van voor naar achter een irrigatiesysteem voor de watervoorziening. Verder waren er van voor naar achter drie looppaden gemaakt door middel van houten planken. Het kweekoppervlakte in kweekruimte 1 was 59,40 m2. Er stonden 520 hennepplanten met een geschatte leeftijd van 1 week oud.
In kweekruimte 2 hingen 5 frames. Aan deze elektrisch in hoogte verstelbare frames waren elk 17 assimilatielampen met voorschakelapparaten c.q. transformatoren opgehangen. De voorschakelapparaten waren verstelbaar in sterkte van 600 tot 1.150 Watt. In elke lichtarmatuur hing een assimilatielamp van 1.000 Watt. De schakelkast voor deze kweekruimte 1 (het hof begrijpt: kweekruimte 2) bleek zich in de verzorgingsruimte te bevinden. Door deze schakelkast met tijdklok werd de elektrische apparatuur in- en uitgeschakeld. Op de achterwand in kweekruimte 1 (het hof begrijpt: kweekruimte 2) hingen 4 koolstoffilters, die waren aangesloten op een boxventilator. Middels aangesloten flexibele buizen werd gezorgd voor de aanvoer van verse lucht en de afvoer van vuile lucht. De ventilatoren waren in werking. De vloer van kweekruimte 1 (het hof begrijpt: kweekruimte 2) was één grote kweekruimte. De vloer was bedekt met zwarte vijverfolie. Het zwarte zeil was bedekt met mapito, die deels was vermengd met potaarde. Door deze kweekruimte liep van voor naar achter een irrigatiesysteem voor de watervoorziening. Verder waren er van voor naar achter drie looppaden gemaakt door middel van houten planken. Het kweekoppervlak in kweekruimte 2 was 61,17 m2. Men was bezig de kweekbodem bestaande uit mapito en deels vermengd mét potaarde te verversen. Een deel van de kweekbodem was al uitgeruimd en er stonden nog enkele volle emmers gevuld met natte mapito en wortelresten klaar om naar boven getransporteerd te worden.
Gezien de hele inrichting kon hier gesproken worden van een professionele hennepkwekerij. De verbalisanten zagen dat:
• de belichting werd geregeld middels kunstlicht op tijdklokken;
• de kweekruimtes helemaal afgeschermd waren van daglicht en geïsoleerd met betrekking tot de temperatuur;
• er ventilatorkasten waren aangebracht en er afzuiging naar buiten was;
• de verwarming thermostaat gestuurd werd;
• de energie buiten de meter om getrokken werd;
• de kweekruimtes zodanig geschakeld waren dat één kweekruimte tegelijkertijd in werking was.
De stroomvoorziening voor deze kwekerij werd verkregen door een illegale aansluiting. Vanuit de achterzijde van de loods waar beide kweekruimtes waren ingericht liep een elektriciteitskabel naar de voorzijde van de loods, waar de meterkast was geïnstalleerd. De stroomvoorziening was buiten de meter om aangelegd. Alle apparatuur ten behoeve van de kwekerij was op deze kabel aangesloten. Omdat de elektriciteitskabel was aangesloten voor de bestaande elektriciteitsmeter van Enexis registreerde de elektriciteitsmeter niet de hoeveelheid elektriciteit die werd gebruikt in de hennepkwekerij.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben op de plaats van het delict een onderzoek ingesteld naar de aard van het inbeslaggenomen plantenmateriaal. De verbalisanten zagen en roken dat het plantenmateriaal hun bekend voorkwam als hennep c.q. hennepdelen, een stof als bedoeld op lijst II van de Opiumwet. De verbalisanten herkenden het plantenmateriaal aan zijn specifieke geur en aan zijn specifieke uiterlijke kenmerken als hennep. Beide verbalisanten zijn aangesteld als taakaccenthouders hennep en hebben een ruime ervaring met het ontmantelen van hennepkwekerijen en het herkennen van hennep.
Op 8 oktober 2013 werd door een fraude-inspecteur van Enexis in aanwezigheid van verbalisant [verbalisant 1] een onderzoek ingesteld. Aan de hand van de aangetroffen situatie kon worden gesteld dat sprake was van diefstal van elektrische energie.
Aangifte Enexis B. V.:
Namens Enexis B.V. werd aangifte gedaan van energiediefstal op het perceel [a-straat 1] te [plaats] , [plaats] gepleegd in de periode van 5 november 2012 tot en met 8 oktober 2013. De fraude-inspecteur constateerde op 8 oktober 2013 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Het deksel van de aansluitkast is ongeoorloofd open geweest. De fraude-inspecteur zag dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was. Contractueel hoor er 3 x 35A in te zitten. Hij zag dat er nu zekeringen met een waarde van 3 x 63A geplaatst waren. Door de manipulatie werd afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
Bevindingen met betrekking tot [betrokkene 4] :
Ten aanzien van [betrokkene 4] , geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] , die bezig was met het vullen van afvalzakken met mapito hebben de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] gerelateerd dat zij hem na zijn aanhouding hebben overgebracht naar het bureau van politie te Boxmeer. Beide verbalisanten zagen dat [betrokkene 4] een donkerkleurige broek aan had met daarop meerdere groene vlekken en dat [betrokkene 4] rook naar de voor verbalisanten bekende geur van hennep.
Onderzoek Kadaster, verhuur bedrijfswoning met bijgebouw en overige bevindingen:
Bij onderzoek in het Kadaster bleek dat de navolgende kadastrale objecten gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] (NB) eigendom waren van de verdachte en zijn echtgenote met ingang van 9 november 2012:
Kadastraal object: [plaats] [001] , omschrijving wonen en terrein (akkerbouw)
Kadastraal object: [plaats] [002] , omschrijving terrein (akkerbouw)
Kadastraal object: [plaats] [003] , omschrijving terrein (grasland)
Kadastraal object: [plaats] [004] , omschrijving erf-tuin
Kadastraal object: [plaats] [005] , omschrijving terrein (akkerbouw).
Tevens bleek daaruit dat de bedrijfswoning/hoofdgebouw en het bijgebouw met nummer [a-straat 1] (dus) waren gelegen op perceel met nummer [plaats] [001] .
De grootte van het perceel [plaats] [001] is 46,63 are. Uit een uittreksel Kadastrale Kaart blijkt dat de oppervlakte van de ondergrond van het woonhuis met bijgebouw een klein onderdeel uitmaakt van de oppervlakte van het gehele perceel [plaats] [001] . Verdachte verhuurde de bedrijfswoning met bijgebouw aan de [a-straat 1] te [plaats] met ingang van 6 november 2012 voor onbepaalde tijd aan [betrokkene 3] , tegen een bij vooruitbetaling vóór op de eerste dag van de periode waarop de betaling betrekking heeft te betalen maandelijkse huursom van € 1.500,- en tegen betaling van een eenmalige waarborgsom van € 1.500,-. (…) Verdachte verpachtte per 1 maart 2013 een deel van het perceel [a-straat 1] te [plaats] aan V.O.F. [B] voor een jaarlijkse pachtprijs van € 1.200,- (hof: omgerekend derhalve een bedrag van € 100,-per maand). Het betrof de perceelnummers: [003] , [002] , [004] en [005] , met een totale oppervlakte van 1 hectare 47 are en 49 centiare.
Uit een proces-verbaal van bevindingen met daarbij gevoegde foto’s en schetsen van de aangetroffen situaties boven en onder de grond, gemaakt naar aanleiding van de ontdekte hennepkwekerij, bleek dat separaat van de bedrijfswoning met bijgebouw genummerd [a-straat 1] de tuinkas was gelegen met daarin het tuinhuisje met de ingang naar de ondergrondse betonnen ruimte met daarin de hennepkwekerij. Naast de kas bevond zich de ondergrondse gecamoufleerde aggregaatruimte met een ondergrondse tunnel naar de kas.
De financiering en in dat verband verstrekte hypotheken:
Ter financiering van de aankoop had verdachte bij [betrokkene 7] , wonende te [plaats] , [c-straat 1] , op 9 november 2012 een hypotheek met een hoofdsom van € 250.000,- afgesloten. (…) Verdachte had daarnaast bij [betrokkene 8] , wonende te [plaats] , [d-straat 1] , op dezelfde datum een hypotheek met een hoofdsom van € 230.000,- afgesloten tegen een rente van 9% per jaar en de bijzondere voorwaarde dat op 5 november 2014 het gehele bedrag moest zijn afgelost, tenzij de looptijd zou worden verlengd. (…) Getuige [betrokkene 7] heeft verklaard dat het volledige hypotheekbedrag in november 2014 afgelost zou worden. In antwoord op de vraag waarom het zo'n kort lopende lening was, heeft de getuige geantwoord dat dat in ieder geval niet van hem, [betrokkene 7] , af kwam en dat hij denkt dat het van hem (het hof begrijpt: de verdachte) af kwam, dat hij niet langer dan twee jaar nodig had.
Levering beton en inzet betonpompwagen:
Bij nader onderzoek naar de geleverde materialen ten behoeve van de bouw en exploitatie van de hennepkwekerij in de ondergrondse betonnen bunker werd vastgesteld dat op 20 november 2012 beton was geleverd door een [betrokkene 7] bedrijf genaamd [C] . Op 20 en 27 november 2012 werd meerdere keren in- en uitgebeld door dat bedrijf met het mobiele telefoonnummer op naam van verdachte. Op 20 november 2012 waren dit vijf uitgaande en drie inkomende gesprekken, waarvan één inkomend gesprek om 12.53 uur op het mobiele telefoonnummer van verdachte en op 27 november 2012 waren dit twee uitgaande en twee inkomende gesprekken. Ook daarna zijn er nog diverse telefonische contacten geweest tussen het telefoonnummer van de verdachte en [C] . In 2012 waren dit vier gesprekken op 10 december 2012, twee gesprekken op 11 december 2012 en vier gesprekken op 27 december 2012. Verder bleek dat voor het storten van het beton een betonpompwagen van het bedrijf [D] B.V. te Beuningen was ingezet. Op 20 en 27 november 2012 vonden meerdere gesprekken plaats tussen het mobiele telefoonnummer van verdachte en het telefoonnummer van het bedrijf [D] B.V.. Op 20 november 2012 om 12.57 uur was er een inkomend gesprek op het mobiele telefoonnummer van verdachte en op 27 november 2012 ging het om drie inkomende gesprekken en één uitgaand gesprek. Uit een factuur van [C] bleek dat op 20 november 2012 een betonpomp was geleverd en ingezet op het adres [a-straat] te [plaats] (het hof begrijpt: [a-straat 1] te [plaats]), van 13.00 uur tot 1.8.15 uur, in opdracht van [C] uit Duitsland. Blijkens de factuur is er toen 35,5 m3 verpompt.
Getuige [betrokkene 9] , werkzaam voor het bedrijf [C] , is op 17 februari 2014 gehoord door de politie. Zij is de partner van [betrokkene 10] , eigenaar van het bedrijf. Zij heeft verklaard dat zij onder meer de administratie doet en dat [verdachte] (hof: de verdachte) voor [plaats] op 20 november 2012 heeft besteld en betaald. Het bestelde beton werd afgeleverd in een betonmixer. Als betonpompleverancier werd vaak gebruik gemaakt van het bedrijf [D] . De getuige weet dat [verdachte] na de levering van het beton contant heeft betaald aan de chauffeur van de betonmixer. Getuige heeft van te voren uitgerekend wat het huren van de betonpomp kostte. Als de betonpomp geleverd gaat worden bellen zij (het hof begrijpt: het bedrijf [C]) de opdrachtgever op, zodat hij weet hoe laat zij op het project zijn en de betonpomp er ook is, omdat de beton verwerkt moet worden. Getuige [betrokkene 9] is op 17 mei 2018 gehoord door de raadsheer-commissaris in de strafzaak tegen de verdachte. Zij heeft toen verklaard dat zij voorafgaande aan haar verhoor door de politie zelf nog in de administratie van het bedrijf [C] heeft gekeken of de naam [verdachte] in de administratie voorkwam en dat was inderdaad zo. Ze weet nog dat [verdachte] meerdere leveringen beton heeft ontvangen; ze denkt in totaal ongeveer zes keer. De levering van beton moet van tevoren worden ingepland, omdat het beton vloeibaar wordt aangeleverd. Nadat het beton gestort is, moet dit direct worden verwerkt omdat beton droogt. In zijn algemeenheid heeft beton 5 à 6 uur nodig om hard te worden.
Schaarheftafel: In de ondergrondse hennepkwekerij was een schaarheftafel ingebouwd, met elektrische en hydraulische elementen van het merk BD Lift. Deze heftafel was de enige ingang naar de kwekerij en werd gebruikt voor het vervoer van personen en goederen naar de oppervlakte. In Nederland zit een leverancier, namelijk [E] B.V. te 's-Heerenberg. Blijkens controle van de ondernemersrekening van [verdachte] bleek dat er op 21 december 2012 een bedrag van € 6.652,58 was overgemaakt naar [E] B.V., met vermelding van debiteurnummer D l 01505. Middels een vordering verstrekking historische gegevens werden bij [E] B.V. te ’s-Heerenberg de gegevens gevorderd met betrekking tot de opdracht en transactie voor de lift/schaarheftafel. Door [E] B.V. werd een opdrachtbevestiging verstrekt voor een Flexitac schaarheftafel, type Megaheffer, totaalprijs € 6.652,58. De factuur met debiteurnummer D101505 was gericht aan [verdachte] , [b-straat 1] te [plaats] (het hof begrijpt: het huisadres van de verdachte). Verder verstrekte [E] B.V. een kopie van een afschrift van hun eigen bankrekening, waaruit bleek dat het volledige bedrag op 21 december 2012 was betaald. Verder werd namens [E] B.V. medegedeeld dat de tafel meteen na betaling van het bedrag was afgeleverd op het huisadres van [verdachte] , [b-straat 1] te [plaats] . Voorts is uit onderzoek gebleken dat het bedrijfstelefoonnummer van [E] B.V. diverse malen voorkomt op de printlijst van het mobiele telefoonnummer van verdachte. Op 21 december 2012 is er 8 maal telefonisch contact geweest tussen de telefoonnummers van verdachte en genoemd bedrijf. Daaraan voorafgaand hebben er in totaal drie telefonische contacten tussen de beide telefoonnummers plaatsgevonden, te weten op 27 november 2012, 10 december 2012 en 17 december 2012.
Dieselaggregaat: In de tuin bij de hennepkwekerij werd een verborgen gecamoufleerde bunker ontdekt, waarin een aggregaat, ook wel dieselgenerator, was geplaatst van het merk Olympian, type GEP 200-4, product identiteitsnummer [006] . Gezien de waarde en het gewicht van de aggregaat werd de herkomst van dit apparaat onderzocht. Uit onderzoek naar de herkomst van het bij de betonnen bunker aangetroffen dieselaggregaat bleek dat deze door een onbekende koper was betaald en op 19 februari 2013 was afgeleverd op het huisadres van verdachte, [b-straat 1] te [plaats] . Aan leverancier [F] B.V. werd contant een bedrag van € 23.250,00 betaald. Voor het transport van een dergelijk aggregaat van ongeveer 3.000 kilo moet een transportbedrijf worden ingeschakeld en een afleveradres worden opgegeven.
Verklaring [betrokkene 3] :
De huurster van de bedrijfswoning en het bijgebouw, [betrokkene 3] , is op 17 mei 2018 als getuige door de raadsheer-commissaris gehoord. Zij heeft verklaard dat verdachte haar had aangeboden om dit pand te bewonen. De verdachte kwam vaker langs. In de omgeving van de [a-straat 1] waren er vaak ook andere mannen aanwezig waren - Oekraïners of Russische mannen - die zij niet kende. Verdachte sprak wel met die mannen, waarbij hij met hen in een hoek van het perceel ging staan. Verder heeft huurster op verzoek van verdachte de buren uitgenodigd voor koffie met gebak.
Verklaringen verdachte:
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij weet dat het aggregaat dat op de [a-straat] is aangetroffen bij hen op de [b-straat] is gelost (het hof begrijpt: [b-straat 1] te [plaats]). Ook de schaarheftafel is bij verdachte in een koude periode van het jaar bij verdachte op de [b-straat] afgeleverd en door verdachte naar de [a-straat] gebracht. Verdachte heeft de tafel betaald.
Verdachte heeft ten overstaan van de rechtbank verklaard dat hij en zijn echtgenote eigenaar zijn van het perceel [a-straat 1] te [plaats] . Het klopt volgens verdachte dat de huidige woning (het hof begrijpt: [b-straat 1] te [plaats]) binnen twee jaar verkocht moest worden. De echtgenote van verdachte is nooit in de woning aan de [a-straat 1] geweest. Het pand verhuurde verdachte voor € 1.500,- per maand aan [betrokkene 3] . Het klopt dat verdachte het beton zelf bij [C] heeft betaald en dat hij ook de schaarheftafel heeft geregeld en betaald. Het klopt dat het aggregaat op het huisadres van de verdachte is afgeleverd.
Verdachte heeft in hoger beroep op 20 februari 2020 verklaard dat hij ten tijde van de inval van de politie op 8 oktober 2013 zijn eigen woning aan de [b-straat 1] te [plaats] nog niet te koop had gezet. Verdachte heeft voorts verklaard dat het klopt dat de aflossingen (bedoeld zal zijn: rentebetalingen, hof) voor de beide hypotheken hoger waren dan het bedrag dat hij aan huurinkomsten ontving, waardoor verdachte verlies leed.
B.
Overwegingen en gevolgtrekkingen van het hof naar aanleiding van de feiten:
Het hof leidt uit het vorenstaande af dat verdachte op 9 november 2012 in eigendom heeft verkregen het perceel [a-straat 1] bestaande uit meerdere perceelnummers (kadastrale objecten), na dit op 2 oktober 2012 te hebben aangekocht. Per 6 november 2012 heeft verdachte daarvan de bedrijfswoning en het bijgebouw - deel uitmakend van perceelnummer [001] - verhuurd aan [betrokkene 3] . Per 1 maart 2013 heeft verdachte de andere percelen - behoudens perceelnummer [001] - verpacht aan een derde.
Verder leidt het hof uit voormelde feiten af dat de door verdachte reeds voor het verwerven van het eigendom van genoemd perceel aangegane huurovereenkomst met [betrokkene 3] voor verdachte zwaar verliesgevend was. Zoals hiervoor vastgesteld bedroegen de hypotheekrentes in totaal € 3.808,33 per maand, ofwel (afgerond) € 45.700,- per jaar; dit is -/- 9,52 % van de totale hoofdsom van de hypothecaire leningen (zijnde € 480.000,-).
Uitgaande van het huurcontract en de pachtovereenkomst begroot het hof het jaarlijkse huur- en pacht rendement op (12 x (€ 1.500,- + € 100,-))/€ 480.000,- -4%, zodat het jaarlijkse verlies per saldo (-/- 9,52% + 4% =) -/- 5,52% van de waarde van de onroerende zaak - inclusief extra investeringen daarin, kosten koper en rente – ad € 480,000,- bedroeg. In een getal uitgedrukt bedroeg het jaarlijkse verlies (€ 45.700,- -/-€ 19.200,-) = € 26.500,-. Nu verdachte tijdens zijn eerste verhoor bij de politie op 21 oktober 2013 verklaarde dat hij met de huurster van de woning en het bijgebouw had afgesproken dat de huurperiode ongeveer vijf jaar zou zijn (doss. pag. 321), volgt daaruit dat dit verlies in totaal zou kunnen oplopen tot (5 x € 26.500,- =) € 132.500,- in totaal.
Ook leidt het hof uit vorenstaande feiten af dat [betrokkene 3] buiten (de ondergrond van) de bedrijfswoning en het vrijwel direct daarnaast gelegen bijgebouw geen enkel deel van perceel [001] met de kas en ondergrondse bunker huurde, terwijl noch zij noch een derde enig ander deel van perceel [001] van verdachte pachtte. Het hof leidt hieruit af dat verdachte ten tijde van het aanleggen en in stand houden van de hennepkwekerij het (alleen met twee hypotheken bezwaarde maar overigens) geheel onbezwaarde eigendom had van perceel [001] met daarop de kas met ondergrondse betonnen bunker met daarin de hennepkwekerij.
Belastend is verder dat verdachte vrijwel direct nadat hij het eigendom van perceel [a-straat 1] had verworven betrokken was bij het bestellen en/of afleveren en/of betalen van zowel het beton (eerst) op 20 november 2012 en de betonpompwagen op 20 november 2012, als de schaarheftafel op 21 december 2012 en het dieselaggregaat op 19 februari 2013.
Het hof wijst op de volgende feiten en omstandigheden, zoals die uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijken:
- Getuige [betrokkene 9] , werkzaam voor het bedrijf [C] , heeft verklaard dat verdachte op 20 november 2012 beton heeft besteld en betaald, dat werd afgeleverd in een betonmixer. Als betonpompleverancier werd vaak gebruik gemaakt van het bedrijf [D] . Als de betonpomp geleverd gaat worden bellen zij (het hof begrijpt: het bedrijf [C]) de opdrachtgever op. zodat hij weet hoe laat de leverancier op het project is en de betonpomp er ook is, omdat het beton verwerkt moet worden.
- Getuige [betrokkene 9] heeft verklaard dat [verdachte] ongeveer zes keer leveringen beton heeft ontvangen. De levering van beton moet van tevoren worden ingepland, omdat het beton vloeibaar wordt aangeleverd. Nadat het beton gestort is, moet dit direct worden verwerkt omdat beton droogt. In zijn algemeenheid heeft beton 5 à 6 uur nodig om hard te worden.
- Er is op 20 november 2012 om 12.53 uur door het bedrijf [C] ingebeld op het telefoonnummer van de verdachte.
- Er is op 20 november 2012 om 12.57 uur door het bedrijf [D] B.V. ingebeld op het telefoonnummer van de verdachte.
- De betonpomp van het bedrijf [D] is op 20 november 2012 geleverd en ingezet op het adres [a-straat] te [plaats] (het hof begrijpt: [a-straat 1] te [plaats]), van 13.00 uur tot 18.15 uur, in opdracht van [C] uit Duitsland. Er is toen 35,5 m3 verpompt.
- De door verdachte op 21 december 2012 betaalde schaarheftafel, geleverd door [E] , was ingebouwd in de ondergrondse hennepkwekerij. Deze heftafel was de enige toegang tot de kwekerij en werd gebruikt voor het vervoer van personen en goederen naar de oppervlakte.
- De diverse (overige) telefonische contacten tussen het telefoonnummer van de verdachte en dat van de bedrijven [C] , [D] en [E] .
- Het dieselaggregaat met een gewicht van ongeveer 3.000 kilo, dat werd aangetroffen in de tuin bij de hennepkwekerij in een gecamoufleerde bunker, werd op 19 februari 2013 afgeleverd op het woonadres van de verdachte, onder contante betaling van een bedrag van € 23.250,00.
Verdachte is na aankoop meermalen op het perceel [a-straat 1] te [plaats] , geweest. In de omgeving van de [a-straat 1] waren vaak ook andere mannen aanwezig, Oekraïners of Russische mannen. Verdachte sprak wel met die mannen, waarbij hij met hen in een hoek van het perceel ging staan.
Ten tijde van de inval door de politie op 8 oktober 2013 werden in de ondergrondse hennepkwekerij twee mannen, [betrokkene 5] en [betrokkene 6] aangetroffen. In de nabijheid daarvan werd [betrokkene 4] aangetroffen, die doende was met het vullen van afvalzakken met mapito en die naar hennep rook. Alle drie de mannen zijn van Oekraïense afkomst. (…)
Ten aanzien van feit 1:
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of na het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit de hiervoor weergegeven feiten en de gevolgtrekkingen daaruit door het hof volgt dat verdachte zelf geen uitvoeringshandelingen heeft verricht met betrekking tot de hennepteelt en de diefstal van stroom.
Anderzijds volgt uit die feiten en omstandigheden en de gevolgtrekkingen die het hof daaruit heeft afgeleid dat verdachte volledig eigenaar is gebleven van het niet verhuurde deel van het perceel ( [001] ) met daarop de kas en de ondergrondse betonnen bunker met hennepkwekerij en daarover dus exclusief kon beschikken en dat exclusief kon gebruiken.
Verdachte was bij die stand van zaken niet alleen exclusief bevoegd om op dat deel van het perceel ingrijpende bouwwerkzaamheden uit te laten voeren ter verwezenlijking van een betonnen bunker en een hennepkwekerij, maar daarvoor ook ten volle verantwoordelijk.
Vaststaat dat verdachte in ieder geval een essentiële bijdrage daaraan heeft geleverd doordat hij het beton voor de bunker, een schaarheftafel die als lift in de hennepkwekerij diende en een stroomaggregaat heeft besteld, betaald en bij zich thuis of op het bedoelde perceeldeel heeft laten bezorgen/afleveren. Niet is vastgesteld kunnen worden dat de betrokkenheid van verdachte zich ook uitstrekte tot de bestelling en/of betaling en/of levering van de overige kweekmaterialen die in de hennepkwekerij zijn aangetroffen. Evenmin is vastgesteld kunnen worden dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de exploitatie van de ondergrondse kwekerij. Dit betekent dat een ander of anderen daarbij betrokken zijn geweest. Het kan echter niet anders zijn dan dat verdachte in zijn hiervoor genoemde hoedanigheid van eigenaar daarvan op de hoogte is geweest en daarvoor aan die ander of anderen toestemming en instructies heeft gegeven. Aanwijzingen daarvoor vindt het hof ook in de vaststellingen dat verdachte na het sluiten van de huurovereenkomst betreffende de bedrijfswoning en het bijgebouw nog meermalen op het perceel is geweest en daar heeft gesproken met personen die de actieve teelthandelingen in de kwekerij hebben verricht, zijnde personen van Oekraïense dan wel Russische oorsprong. Verder zijn op de dag van de inval van de politie op 8 oktober 2013 twee mannen van Oekraïense afkomst aangetroffen in de ondergrondse hennepkwekerij en een derde man van Oekraïense afkomst in de nabijheid daarvan. Ook daaruit leidt het hof dat er meerdere personen betrokken zijn geweest bij het opzettelijk telen van een grote hoeveelheid hennepplanten.
Het hof heeft ook de overtuiging dat verdachte tot aankoop van het perceel is overgegaan met het enkele doel om daarop een hennepkwekerij te vestigen en te exploiteren. Daarop duidt niet alleen de bijzondere financieringsconstructie die zwaar verliesgevend voor verdachte is geweest maar ook het feit dat zeer snel na aankoop materialen ten behoeve van de kwekerij door hem worden aangekocht en op 20 november 2012 reeds de eerste "betonwerkzaamheden" waarbij 35,5 m3 beton is verpompt zijn verricht. Het hof heeft daarbij sterk de indruk dat [betrokkene 3] , de huurster, als een soort katvangster door verdachte is gebruikt om het perceel een bewoond aanzien te geven mede gelet op haar mededeling dat zij op verzoek van verdachte de buren op de koffie had uitgenodigd. Dragend is voorts dat verdachte in weerwil van het belang van de snelle verkoop van eigen woning hiertoe niet is overgegaan, dit terwijl de aankoop van de [a-straat 1] te [plaats] reeds op 2 oktober 2012 en de inval van de politie iets meer dan een jaar later op 8 oktober 2013 plaatsvond.
Gelet op dit alles is het hof met de rechtbank van oordeel dat verdachte als initiator en brein achter de aangetroffen ondergrondse bunker met daarin de hennepkwekerij dient te worden aangemerkt en dat zijn materiële en/of intellectuele bijdrage aan de hennepteelt van zodanig gewicht is dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen van opzettelijke hennepteelt als onder 1 ten laste gelegd.
Het andersluidende verweer van de verdediging wordt verworpen.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en de gevolgtrekkingen daaruit door het hof volgt eveneens dat verdachte weliswaar eigenaar/verhuurder was van de bedrijfswoning en het bijgebouw maar dat van verdere betrokkenheid van verdachte bij de daarin aangetroffen kweekruimte met daarin hennepplanten en aangetroffen hennepdrogerij met daarin 10,2 kilogram hennep niet is gebleken. Het hof zal verdachte in zoverre ook vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2:
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en de gevolgtrekkingen daaruit door het hof volgt ten aanzien van de diefstal van stroom dat de stroomvoorziening voor deze kwekerij werd verkregen door een illegale aansluiting. Vanuit de achterzijde van de loods waar beide kweekruimtes waren ingericht liep een elektriciteitskabel naar de voorzijde van de loods, waarin de meterkast was geïnstalleerd. De stroomvoorziening was buiten de meter om aangelegd. Nu zowel de meterkast als de loods niet stonden op/in het verhuurde deel van het perceel, was verdachte daarvoor als eigenaar verantwoordelijk en was hij als enige bevoegd om deze stroomvoorziening op deze wijze te laten aanleggen. Het hof is van oordeel dat gelet hierop het niet anders kan zijn dat dat verdachte als “brein”/“initiator” van de diefstal van elektriciteit moet worden gezien en het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Gelet op het vorenstaande wordt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen verworpen.
Het hof heeft onvoldoende bewijs aangetroffen dat sprake is geweest van medeplegen aan de onder 2 tenlastegelegde diefstal. Niet is immers gebleken van voldoende feiten en omstandigheden waaruit kan volgen dat, indien een ander of anderen dan verdachte feitelijke werkzaamheden heeft/hebben uitgevoerd die afname van elektriciteit buiten de meter om mogelijk maakten, deze(n) als medeplegers aan de diefstal van elektriciteit kunnen worden aangemerkt. Verdachte wordt dus vrijgesproken van het medeplegen.
Gelet op het vorenstaande wordt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen verworpen.”
7. Volgens de steller van het middel kan niet zonder meer uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat de verdachte ten aanzien van het telen van hennep in de betonnen bunker zodanig nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen dat van medeplegen van hennepteelt kan worden gesproken. Daartoe wordt aangevoerd dat het oordeel van het hof dat de verdachte het brein achter de hennepteelt was, dat hij het perceel heeft aangekocht met het doel om daarop een hennepkwekerij te vestigen en dat het niet anders kan dan dat hij aan anderen toestemming en instructies ten behoeve van de exploitatie van de hennepkwekerij heeft gegeven, niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen. De bewijsvoering van het hof zou voorts de mogelijkheid openlaten dat de verdachte zijn perceel slechts ter beschikking heeft gesteld, maar met de hennepteelt zelf niets te maken heeft gehad.
8. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is voor de kwalificatie ‘medeplegen’ vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Deze kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bestaat het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, dan rust op de rechter die desondanks oordeelt dat sprake is van een zodanig bewuste en nauwe samenwerking dat van medeplegen kan worden gesproken, de taak in de bewijsvoering dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Als voorbeelden van gedragingen die met medeplichtigheid in verband worden gebracht, noemt de Hoge Raad het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan en helpen bij de vlucht. In zijn oordeelsvorming kan de rechter onder meer rekening houden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. In de regel zal de bijdrage van de medepleger worden geleverd tijdens het begaan van het feit, maar noodzakelijk is dat niet. Zeker in andere, in zekere zin afwijkende of bijzondere, situaties dient in de bewijsvoering aandacht te worden besteed aan de vraag of wel zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, in het bijzonder dat en waarom de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest.2.
9. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht ten aanzien van de hennepteelt. In deze zaak doet zich aldus de situatie voor dat het medeplegen niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Nu het hof niettemin tot bewezenverklaring van medeplegen is gekomen, rustte op het hof de plicht dit oordeel nauwkeurig te motiveren. Het hof heeft zijn oordeel in de hiervoor weergegeven overwegingen uitvoerig gemotiveerd.
10. Het hof heeft in dit verband vastgesteld dat de verdachte – anders dan ten aanzien van de andere verhuurde of verpachte kadastrale objecten op het perceel [a-straat 1] te [plaats] – volledig eigenaar was van het gedeelte waarop de kas en de ondergrondse betonnen bunker met daarin de hennepkwekerij stond. Die enkele omstandigheid is niet voldoende om de verdachte als medepleger aan te merken: de sprong van eigenaarschap naar daderschap is daarvoor te groot.3.Het hof heeft dat niet miskend. Het hof heeft immers meer vaststellingen ten grondslag gelegd aan zijn oordeel dat sprake is van medeplegen. Volgens het hof kan het niet anders zijn dan dat de verdachte in zijn hoedanigheid van eigenaar van de exploitatie van de hennepkwekerij op de hoogte is geweest en daarvoor toestemming heeft gegeven. Voor het oordeel dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking heeft het hof steun gevonden in de omstandigheid dat de verdachte meermaals ter plaatse contact heeft gehad met de drie Oekraïense mannen die in (de nabijheid van) de ondergrondse hennepkwekerij zijn aangetroffen en die de actieve teelthandelingen in de kwekerij hebben verricht.
11. Verder ligt in de bewijsvoering besloten dat de rol van de verdachte in de voorbereiding van het delict het ontbreken van bewijs voor enige uitvoeringshandelingen, voldoende compenseert om van medeplegen te kunnen spreken. In dat verband wijst het hof erop dat de verdachte het in verschillende leveringen gestorte beton voor de bunker heeft besteld en betaald, evenals de schaarheftafel die als lift en enige toegang en voor personen en goederen naar de ondergrondse kwekerij functioneerde. Ook het dieselaggregaat dat bij de bunker is aangetroffen is door de verdachte aangeschaft en op zijn woonadres afgeleverd. Uit de vaststellingen van het hof kan worden afgeleid dat deze materialen onderdeel uitmaakten van de ingrijpende bouwwerkzaamheden die aan en om de kas zijn gedaan ten behoeve van de aanleg van de kwekerij, kort nadat de verdachte eigenaar was geworden van het perceel en waartoe hij aldus exclusief bevoegd was geworden. Het daarop gebaseerde oordeel van het hof dat de verdachte daarmee een essentiële bijdrage heeft geleverd aan de verwezenlijking van de hennepkwekerij acht ik dan ook niet onbegrijpelijk. De omstandigheid dat het hier niet gaat om de aanschaf van ‘evidente kweekmaterialen’ doet daaraan niet af.4.Uit de door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden heeft het hof zonder meer kunnen afleiden dat de rol van de verdachte verder ging dan het ter beschikking stellen van zijn perceel waarop de ondergrondse bunker met daarin de hennepkwekerij is aangetroffen.5.
12. Het hof heeft echter ook overwogen dat niet vastgesteld is kunnen worden dat de verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de exploitatie van de ondergrondse kwekerij. Met deze minder gelukkig gekozen bewoordingen heeft het hof kennelijk tot uitdrukking willen brengen dat niet is vastgesteld dat de verdachte in dat verband uitvoeringshandelingen heeft verricht. Het hof heeft immers tevens overwogen dat de verdachte toestemming en instructies heeft gegeven aan degenen die wel uitvoeringshandelingen hebben verricht. Het hof heeft dit oordeel doen steunen op contacten van de verdachte op het desbetreffende perceel met personen die de actieve teelthandelingen hebben verricht, in samenhang bezien met de omstandigheden die erop duiden dat de verdachte tot de aankoop van het perceel is overgegaan met het enkele doel daarop een hennepkwekerij te vestigen en te exploiteren.
13. Het oordeel dat de materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte van zodanig gewicht is dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen van opzettelijke hennepteelt als onder 1 ten laste gelegd, is in het licht van het voorafgaande naar de eis van de wet voldoende met redenen omkleed. Daaraan doet niet af dat het hof niet heeft vastgesteld dat de verdachte zelf geen uitvoeringshandelingen heeft verricht. In zoverre faalt het middel.
14. Ten aanzien van de klacht over de bewezen verklaarde diefstal van een hoeveelheid elektriciteit (feit 2) geldt het volgende. In gevallen als het onderhavige, waarin het aantreffen van een hennepkwekerij gepaard gaat met het aantreffen van aanwijzingen dat de elektriciteit die wordt gebruikt voor die kwekerij, kort gezegd, ‘buiten de meter om’ wordt afgenomen, en de verdachte op die grond (ook) de diefstal van elektriciteit wordt verweten, verdient die diefstal zelfstandige aandacht in de bewijsvoering.6.De bewezenverklaring behelst diefstal en niet diefstal door middel van verbreking. Dat betekent dat niet hoeft te worden bewezen dat de verdachte de stroomvoorziening voor de kwekerij buiten de meter om heeft aangelegd.7.Wel zal uit de bewijsmiddelen moeten kunnen worden afgeleid dat de verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening elektriciteit heeft weggenomen.
15. Onder ‘wegnemen’ als bedoeld in art. 310 Sr moet worden verstaan het zich verschaffen van de feitelijke heerschappij over een goed dan wel het aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrekken van dat goed.8.Elektriciteit wordt eerst weggenomen door het verbruiken ervan door de in het pand aanwezige apparaten en installaties die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet.9.Niet reeds het manipuleren van de meter of het aansluiten van een illegale elektriciteitsvoorziening, maar het verbruiken van de elektriciteit levert dus wegnemen in de zin van art. 310 Sr op.
16. Voor het bewijs van het plegen of het medeplegen van diefstal van elektriciteit ten behoeve van een hennepkwekerij is onvoldoende dat uit de bewijsvoering blijkt dat de verdachte betrokken is geweest bij de hennepteelt. Uit de omstandigheid dat de hennepkwekerij zich bevindt in de woning van de verdachte dan wel in een hem toebehorende of door hem gehuurde bedrijfsruimte, volgt op zichzelf evenmin dat de verdachte de diefstal van elektriciteit zelf moet hebben begaan.10.Ook als op grond van de gebezigde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte zich als pleger heeft schuldig gemaakt aan het telen van hennep, is daarmee niet gezegd dat het plegen van de diefstal van elektriciteit eveneens kan worden bewezen. Iemand die bijvoorbeeld incidenteel de planten knipt of bewatert, maakt zich wel schuldig aan het telen van hennep, maar neemt niet zonder meer ook zelf elektriciteit weg.11.De enkele wetenschap bij de verdachte dat in de hennepkwekerij gebruik wordt gemaakt van een illegale stroomvoorziening is voor een veroordeling ter zake van het plegen van de diefstal onvoldoende. De omstandigheid dat de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat anderen elektriciteit stelen, levert immers nog niet het zelf wegnemen van die elektriciteit op.12.Wel kunnen concrete gedragingen van de verdachte waaruit zijn betrokkenheid bij die teelt blijkt en de omstandigheden waaronder die teelt plaatsvond, meebrengen dat (het niet anders kan zijn dan dat) de verdachte zich ook heeft schuldig gemaakt aan het wegnemen van de daarbij gebruikte elektriciteit.13.
17. In de onderhavige zaak volgt uit de bewijsvoering van het hof dat op het niet-verhuurde of verpachte gedeelte behorende bij [a-straat 1] in [plaats] een ondergrondse hennepkwekerij is aangetroffen met twee kweekruimtes. In de stroomvoorziening voor de apparaten in de ondergrondse hennepkwekerij werd voorzien door een buiten de meter om aangelegde stroomvoorziening. In verband daarmee blijkt dat de deksel van de aansluitkast van de elektriciteitsinstallatie ongeoorloofd open is geweest en dat de ten behoeve van de hennepplantage afgenomen elektriciteit door manipulatie van de hoofdbeveiliging niet correct via de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. Uit de bewijsvoering kan niet worden afgeleid wie deze wijzigingen aan de aansluiting heeft verricht. Evenmin bevat de bewijsvoering vaststellingen ten aanzien van concrete handelingen van de verdachte die als het wegnemen van elektriciteit kunnen worden aangemerkt. Het hof heeft daarentegen zelfs vastgesteld dat de verdachte geen uitvoeringshandelingen ten aanzien van de diefstal van stroom heeft verricht.
18. De bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde betreft het medeplegen van hennepteelt. Uit de bewezenverklaring en de bewijsvoering van het hof blijkt aldus nadrukkelijk dat ook anderen betrokken waren bij de hennepkwekerij, waarvoor de illegale stroomaansluiting werd gebruikt. Daaraan doet niet af dat het hof heeft geoordeeld dat de verdachte als eigenaar van het gedeelte van het perceel waar de kwekerij en de meterkast zich bevonden als enige bevoegd was om deze stroomvoorziening op deze wijze te laten aanleggen.14.Zoals vooropgesteld, volgt uit de omstandigheid dat de hennepkwekerij zich bevindt in de woning van de verdachte dan wel in een hem toebehorende of door hem gehuurde bedrijfsruimte op zichzelf niet dat de verdachte de diefstal van elektriciteit zelf moet hebben begaan. Daarbij roep ik in herinnering dat het onder 2 ten laste gelegde is toegesneden op het plegen van diefstal en niet op het medeplegen daarvan, terwijl het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen uitvoeringshandelingen ten aanzien van de diefstal van stroom heeft verricht.
19. De bewezenverklaring van diefstal van elektriciteit is aldus onvoldoende met redenen omkleed. In zoverre slaagt het middel.
Slotsom
20. Het middel slaagt.
21. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
22. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat de beslissingen ter zake van het onder 2 ten laste gelegde en de strafoplegging betreft, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 08‑06‑2021
Zie o.a. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390, m.nt. Mevis; HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718, NJ 2015/395, m.nt. Mevis; HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, NJ 2016/411, m.nt. Rozemond; en HR 11 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:221, NJ 2020/141, m.nt. Vellinga.
Zie hierover nader N. Seijlhouwer-de Visser, ‘De strafrechtelijke aansprakelijkheid van de eigenaar of huurder van een henneppand. Een verkenning en analyse van de jurisprudentie van de Hoge Raad’, NTS 2020/109, p. 350.
Vgl. het naar binnen brengen van isolatieplaten in de zaak die ten grondslag lag aan HR 9 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:554.
Vgl. mijn conclusie voorafgaand aan HR 18 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:719.
HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:511.
Vgl. mijn conclusie voorafgaand aan HR 9 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:63. Zie ook de conclusie van mijn voormalig ambtgenoot Knigge voorafgaand aan HR 22 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:42.
HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2627, NJ 2013/159, m.nt. Mevis; HR 9 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:20, NJ 2016/118; HR 4 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1422, NJ 2019/269, m.nt. Rozemond.
Vgl. HR 24 november 2-15, ECLI:NL:HR:2015:3361. Vgl. ook de conclusie van mijn ambtgenoot Vegter (ECLI:NL:PHR:2017:392, onder 9) voorafgaand aan HR 6 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1024 (art. 81, eerste lid, RO).
Zie o.a. HR 1 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD0431; HR 22 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT6448; HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:189; HR 3 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:508; HR 3 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3218; HR 22 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:42; en HR 15 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1371.
Vgl. de conclusie van mijn voormalig ambtgenoot Knigge (ECLI:NL:PHR:2018:8, onder 3.7), voorafgaand aan HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:390.
Vgl. HR 22 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT6448 en HR 15 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1371.
Vgl. HR 9 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:554 en HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:511.
Vgl. mijn conclusie voorafgaand aan HR 20 april 2021, ECLI:HR:2021:511 (ECLI:NL:PHR:2020:1124).