De steller van het middel heeft het kennelijk abusievelijk steeds over het aanwezig hebben van hennepplanten, terwijl is bewezenverklaard dat verdachte de hennepplanten heeft geteeld.
HR, 22-11-2011, nr. 10/03901
ECLI:NL:HR:2011:BT6448
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22-11-2011
- Zaaknummer
10/03901
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BT6448
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BT6448, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑11‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BT6448
ECLI:NL:PHR:2011:BT6448, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑09‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BT6448
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑11‑2011
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht. De bewezenverklaring, voor zover behelzende dat verdachte opzettelijk hennepplanten heeft geteeld en elektriciteit heeft weggenomen, kan niet zonder meer worden afgeleid uit de inhoud van ’s Hofs bewijsvoering.
22 november 2011
Strafkamer
nr. 10/03901
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 mei 2010, nummer 20/002076-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.F.P.M. Brogtrop, advocaat te Bergen op Zoom, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. hij in de periode van 24 april 2008 tot en met 27 mei 2008 te Bergen op Zoom opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [a-straat 1] een hoeveelheid van 260 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2. hij in de periode van 24 april 2008 tot en met 27 mei 2008 te Bergen op Zoom met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een pand aan [a-straat 1] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Essent BV, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het ambtsedig proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, District Bergen op Zoom, Team Roosendaal, nr. PL201D/08-007486A, d.d. 14 augustus 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie (p. 3-6 van het proces-verbaal met dossiernr. PL201D/08-007486A), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als relaas van eigen waarneming(en) en/of bevinding(en) van desbetreffende verbalisanten en/of één van hen:
Op 24 april 2008 kreeg de afdeling Courage van de politie Midden en West Brabant een anonieme melding met betrekking tot de [a-straat 1] te Bergen op Zoom. Het huis is geblindeerd en er is stankoverlast.
Op 10 mei 2008 zag een buurtbewoner fel licht van de bovenverdieping komen en de ventilatoren waren duidelijk te horen.
Op 27 mei 2008 omstreeks 10:30 uur traden de verbalisanten van [verbalisant 1 en 2], voorzien van een machtiging binnentreden woning, binnen op de [a-straat 1] te Bergen op Zoom.
Op de eerste verdieping van de woning werden twee slaapkamers aangetroffen die waren ingericht als een hennepkwekerij.
In de eerste ruimte stonden 142 planten en in de tweede ruimte 118 planten. In totaal 260 hennepplanten.
Alle goederen van de kwekerij en alle goederen die zorgen voor de instandhouding of verzorging daarvan zijn in beslag genomen.
2. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een fotokopie van de schriftelijke aangifte door Essent, d.d. 2 juni 2008, opgemaakt door [verbalisant 3], medewerker fraudebestrijding (p. 24-26 van het proces-verbaal met dossiernr. PL201D/08-007486A), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Ik ben als medewerker fraudebestrijding werkzaam bij Essent Netwerk BV en als zodanig bevoegd tot het doen van aangifte. Op 27 mei 2008 is een technisch medewerker van Essent Netwerk BV gegaan naar het perceel [a-straat 1] te Bergen op Zoom om daar de gas- en elektriciteitsinstallatie te controleren. In dit perceel werden onregelmatigheden aan de installatie van Essent Netwerk BV aangetroffen.
Ik doe aangifte van diefstal van energie door middel van braak/verbreking. Het weggenomen goed behoort geheel in eigendom toe aan Essent Netwerk BV. Niemand had het recht of de toestemming energie middels braak/verbreking weg te nemen met het oogmerk het zich zonderbetaling toe te eigenen.
Onze medewerker constateerde verboden handelingen aan de elektriciteit- en of gasinstallatie en trof het volgende aan.
De verzegeling van de Essent-installatie was afwezig. De kabel was rechtstreeks aangesloten voor de meter en achter de hoofdzekering(en) van Essent.
3. Het ambtsedig proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, District Bergen op Zoom, Team Roosendaal, nr. PL201D/08-111069, d.d. 3 juni 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van politie (p. 27-28 van het proces-verbaal met dossiernr. PL201D/08-007486A), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als relaas van eigen waarneming(en) en/of bevinding(en) van desbetreffende verbalisant:
Op 03 juni 2008 werd door mij, verbalisant, een onderzoek ingesteld in verband met vermoedelijke overtreding van de Opiumwet.
De aangeboden partij verdovende middelen was inbeslaggenomen tijdens een onderzoek ingevolge de Opiumwet op het adres [a-straat 1] te Bergen op Zoom.
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
- 260 planten met een lengte van ongeveer 45 cm.
De genoemde planten, waaraan de hars niet was onttrokken, werden door mij, verbalisant herkend als materiaal van het geslacht Cannabis, beter bekend als hennep.
Uit de aangetroffen hoeveelheid materiaal werden door mij, verbalisant, 2 representatieve monsters genomen, welke werden gewaarmerkt zoals in de sporenlijst is vermeld. De monsters werden getest conform het gestelde in de "Forensisch technische norm 120.02", waarbij gebruik werd gemaakt van de M.M.C. Cannabistestbuisjes. De tests gaven een POSITIEVE reactie, indicatief voor marihuana of THC, zijnde de werkzame stof in hennep.
4. De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van de politierechter in de Rechtbank Breda 5 november 2008, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Het klopt dat er hennep in mijn huis aanwezig was. De planten zijn ongeveer drie weken in mijn huis aanwezig geweest.
5. De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van dit gerechtshof van 4 mei 2010, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Het klopt dat op 27 mei 2008 in mijn woning aan de [a-straat 1] te Bergen op Zoom een hennepkwekerij is aangetroffen. Het klopt dat ik het pand aan de [a-straat] had gehuurd. Toen de politie op 27 mei 2008 naar mijn woning kwam, wist ik dat er een hennepkwekerij in het pand aanwezig was.
Het klopt dat ik heb gezien dat er hennepplanten in mijn woning stonden en dat er lampen hingen. Ik heb ook gezien dat er een extra elektriciteitskabel was aangebracht.
Er liep een dikke elektriciteitskabel door het huis.
(...)
6. De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van dit gerechtshof van 4 mei 2010, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
U deelt mij mede dat uit nader uitgevoerd onderzoek is gebleken dat de door mij genoemde [betrokkene 1] in werkelijkheid [betrokkene 1] blijkt te heten. Dat is mij bekend. Ik weet dat [betrokkene 1] bij de politie en later door de politierechter als getuige is gehoord en dat hij iedere betrokkenheid bij de hennepkwekerij heeft ontkend.
7. De verklaring van de getuige [betrokkene 1], zoals afgelegd ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Breda van 5 juni 2009, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Ik heb niets met de hennepkwekerij te maken. U houdt mij voor dat verdachte [verdachte] heeft verklaard dat ik betrokken ben bij de hennepkwekerij op [a-straat]. Ik ken verdachte niet. Ik heb niets te maken met de hennep.
8. Het ambtsedig proces-verbaal aanvulling van politie Midden en West Brabant, District Bergen op Zoom, Team Roosendaal, nr. PL201D/08-111069, d.d. 22 maart 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van politie, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven- als relaas van eigen waarneming(en) en/of bevinding(en) van desbetreffende verbalisant:
Naar aanleiding van het verzoek d.d. 16 februari 2009, van de officier van justitie Mr. Gudde van de Arrondissementsrechtbank te Breda, parketnummer 02-628497-08 verklaar ik het navolgende:
Een dezerzijds ingesteld onderzoek naar de identiteit van [betrokkene 2] en [betrokkene 3] heeft geen resultaat opgeleverd."
2.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts onder meer het volgende overwogen:
"A. Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat hij van beide ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij opzettelijk deze feiten heeft begaan.
Daartoe is aangevoerd -zakelijk weergegeven- dat:
- de onderhavige hennepkwekerij is opgezet en geëxploiteerd door drie personen die de verdachte in goed vertrouwen tot zijn woning had toegelaten en aan wie hij de sleutel van het pand ter beschikking had gesteld;
- hij eerst na een periode van afwezigheid erachter kwam dat zich een hennepkwekerij in zijn huis bevond;
- hij vervolgens niets met deze kwekerij te maken wilde hebben en meerdere keren de daarin aanwezige hennepplanten heeft vergiftigd;
- die drie personen zijn genaamd: [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3].
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
B. Uit het verhandelde ter terechtzitting is kunnen worden vastgesteld dat voornoemde "[betrokkene 1]" in werkelijkheid is genaamd: [betrokkene 1]. Als getuige ter terechtzitting in eerste aanleg gehoord heeft deze [betrokkene 1] met redenen omkleed iedere betrokkenheid met betrekking tot de hennepkwekerij ontkend. De juiste identiteit van de personen genaamd "[betrokkene 2]" en "[betrokkene 3]" is niet kunnen worden vastgesteld.
Het hof trekt uit dit één en ander het gevolg dat het door en namens de verdachte geschilderde scenario niet aannemelijk is geworden en houdt hem dan ook verantwoordelijk voor de in zijn woning aangetroffen hennepkwekerij, alsmede voor de diefstal van elektriciteit ten behoeve van die kwekerij.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen."
2.3. Aangezien de bewezenverklaring, voor zover behelzende dat de verdachte opzettelijk hennepplanten heeft geteeld en elektriciteit heeft weggenomen, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van 's Hofs bewijsvoering, is de uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren M.A. Loth en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 22 november 2011.
Conclusie 27‑09‑2011
Mr. Machielse
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch heeft bij arrest van 18 mei 2010 verdachte ter zake van 1. primair ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod’ en 2. primair ‘diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking’ veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren.
2.
Mr. M.F.P.M. Brogtrop, advocaat te Bergen op Zoom, heeft beroep in cassatie ingesteld en heeft een schriftuur ingediend, houdende één middel van cassatie.
3.1
Ik lees het middel aldus dat het klaagt dat het hof in strijd met art. 359, tweede lid, Sv niet voldoende heeft gerespondeerd op het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de onder 1. en 2. tenlastegelegde feiten opzettelijk heeft begaan, zulks terwijl het verweer niet in de bewijsmiddelen wordt weerlegd, zodat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed.
3.2
Ter terechtzitting van het hof van 4 mei 2010 heeft de raadsman van verdachte het woord tot verdediging gevoerd overeenkomstig de inhoud van de door hem overgelegde en aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. De pleitnota houdt — voor zover hier van belang — het volgende in:
‘(…)
Verdachte heeft verklaard dat de woning aan [a-straat 1] te Bergen op Zoom door hem werd gehuurd. Tevens heeft hij verklaard dat hij ermee bekend was geworden, dat er in de woning een hennepkwekerij was opgebouwd.
Kernpunten hier zijn:
- 1.
Is er sprake geweest van opzet van de verdachte?
- 2.
Is er een strafuitsluitingsgrond?
Verdachte heeft ontkend betrokken geweest te zijn bij de kwekerij. Hij heeft zelfs bij herhaling de aangetroffen planten vernietigd. Degenen die de kwekerij hadden opgezet hebben vervolgens gedreigd de verdachte en zijn vriendin wat aan te doen, als hij nogmaals de planten zou vernietigen.
De Politierechter achtte in eerste aanleg de stellingen van de verdachte niet aannemelijk om de volgende redenen:
- —
Een door verdachte aangeduide persoon, [betrokkene 1], heeft als getuige ter zitting de betrokkenheid bij de kwekerij ontkend.
- —
Kentekens die verdachte heeft opgegeven van wagens waarin hij degenen die de kwekerij hebben opgezet zijn door de politie geverifieerd en de verschillende eigenaren hebben verklaard van niets te weten.
- —
De verklaring van verdachte dat hij direct na ontdekking van de eerste plantjes in mei 2008 bij de Boerenbond gif heeft gekocht om deze te vernietigen laat zich niet verenigen met de overlegde verkoopbon.
De politierechter achtte ook geen strafuitsluitingsgrond aanwezig.
Op de eerste zittingsdag 5 november 2008 is geconstateerd:
- —
De OvJ verwijt verdachte dat hij eerst op de zitting melding maakt van bedreigingen. Ten onrechte: Verdachte had al tijdens verhoor bij de politie hiervan melding gemaakt.
- —
Verdachte heeft de bon van aankoop bestrijdingsmiddel bij Boerenbond overlegd.
- —
De door de verdachte opgegeven data komen niet overeen met de data die verdachte heeft afgelegd bij de politie: De OvJ vraagt aanhouding om meer over de verdachte te weten te komen.
- —
De verdediging heeft aangegeven dat verdachte problemen heeft om data in het juiste verband te plaatsen: Als de verdachte gevraagd wordt om de maanden van het jaar in de juiste volgorde te plaatsen lukt hem dat niet.
- —
De politierechter beveelt alsdan de oproeping van een tolk Turks voor de voortzetting.
Op de tweede zittingsdag op 16 februari 2009 is geconstateerd:
- —
De OvJ vraagt om een aanhouding om de inmiddels door de politie gehoorde getuige [betrokkene 1] ter zitting te horen.
- —
De politierechter constateert, dat de verdachte de Nederlandse taal voldoende beheerst en dat de bijstand van de tolk niet nodig is geweest.
- —
De OvJ wordt verzocht er zorg voor te dragen dat de politie twee andere getuigen [betrokkene 2 en 3] gaat horen.
Op de derde zittingsdag op 5 juni 2009 is geconstateerd:
- —
Volgens de OvJ: De verdachte verklaart verschillend: De ene keer komt hij [betrokkene 1] tegen op de bruiloft later bij het voetballen. Nee: Hij is [betrokkene 1] op de bruiloft in januari 2008 tegen gekomen, de jongens ([betrokkene 2 en 3]) heeft hij bij het voetballen kennen geleerd.
- —
Bij de politie verklaart hij dat hij anderhalve week weg was geweest, dat hij niet naar boven mocht en dat anderen de planten verzorgden. Ter zitting verklaart hij dat hij zijn huis niet meer in mocht. Hij heeft de woning na de tweede vernietiging heimelijk bezocht.
- —
De getuigen [betrokkene 2 en 3] zijn niet gehoord: Hun personalia zijn niet traceerbaar door politie.
- —
Getuige [betrokkene 1] verklaart ontkennend onder ede: Wel geeft hij aan de verdachte van gezicht te kennen. Tevens geeft hij aan een [betrokkene 2] te kennen. Hij heeft een grijze Opel Astra, hij studeert. Dit zijn de feiten waarbij de verklaring van verdachte aansluit bij de getuigenverklaring.
Wat zijn de feiten voor de verdachte?:
- 1.
Verdachte is [betrokkene 1] op een bruiloft in januari 2008 tegengekomen.
- 2.
Bij het voetballen heeft hij de vrienden van [betrokkene 1] ontmoet.
- 3.
Eerst heeft hij een paar weken later [betrokkene 1] incidenteel de sleutel van zijn huis gegeven, om in zijn huis een Nederlandse vriendin te ontmoeten. [betrokkene 1] betaald verdachte begin april € 300 voor de verleende gastvrijheid. Later, begin april heeft hij de sleutel afgegeven.
- 4.
ln de periode februari-maart, waarin door [betrokkene 1] bij gelegenheid de sleutel krijgt, worden geen vreemde zaken in de woning geconstateerd.
- 5.
Niet de eerste week van mei, maar in de eerste week van april constateert hij de hennepkwekerij, de planten waren toen ca. 25 cm hoog. Op de zitting van 5 november 2008 en 16 februari 2009 heeft verdachte dienovereenkomstig verklaard.
- 6.
Op 17 april heeft hij het gif (Top Gun) bij de Boerenbond gekocht, de hennepplanten besproeid en met de huisvuilcontainer op de eerstvolgende maandag (21 april) afgevoerd.
- 7.
Nadat deze waren afgevoerd heeft hij [betrokkene 1] gebeld.
- 8.
De kwekers kwamen daarna met nieuwe planten. Ook deze heeft hij besproeid en vervolgens op maandag 28 april per grijze container afgevoerd met huisvuil.
- 9.
Nadat de kwekers hebben geconstateerd, dat de planten waren verdwenen, hebben ze weer nieuwe planten geplaatst en tevens verdachte met zijn vriendin bedreigd.
- 10.
Daarna is hij nog heimelijk in het huis geweest, gezien dat er weer planten waren. Hij constateert dat er een grotere hoeveelheid harddrugs in zijn huis is opgeslagen. Hij trekt de elektrische bedrading van de lampen los en meldt de kwekers dat het op moet houden. Met name de aanwezigheid van de harddrugs maakt hem bang, hij beseft dat het hier niet om kleine criminelen gaat. De bedreigingen neemt hij daarom zeer serieus: Hij is te bang om de politie te informeren.
- 11.
Niet eind april maar 10–12 mei is verdachte met zijn vriendin naar Naarden op bezoek bij haar familie geweest. Zijn vriendin en haar familie kunnen verklaren dat hij met moederdag/Pinksteren in Naarden op bezoek is geweest.
- 12.
Op 27 mei wordt de kwekerij ontmanteld. De planten zijn dan ongeveer een halve meter hoog conform de foto's in het dossier.
Over de bedreigingen:
- a.
Hoofdagent [verbalisant 1] heeft tegenover verdachte in het bijzijn van zijn vriendin verklaard, dat hij de dreigbrieven aan de trap heeft zien hangen bij het binnentreden. In het dossier wordt hiervan geen melding gemaakt.
- b.
Verdachte is telefonisch bedreigd op 28 januari door de persoon [betrokkene 2]. Dit is kort na het politieverhoor van [betrokkene 1]. Hij heeft hiervan bij de politie melding gedaan. Ook na de zitting in juni 2009 is hij bedreigd.
- c.
Ook op 20 april 2010 is hij 's avonds telefonisch bedreigd.
- d.
Verdachte heeft buurtbewoners verzocht vrijwillig een verklaring af te leggen.
Zij doen dit niet uit angst. De politie heeft geen buurtonderzoek gedaan.
Documentatie:
Geen drugsdelicten in de afgelopen periode van 5 jaar.
Het reclasseringsrapport:
Hij lijkt zijn leven goed op orde te hebben. Van mei 2006 tot juni 2007 heeft hij zich vrijwillig laten opnemen ivm drugsverslaving. Aansluitend verbleef hij in een verpleeghuis op het terrein van de GGZ instelling.
Verdachte zit in de WSNP tot september 2010. Na scheiding (2002) vervallen in drugsgebruik.
Hij is nu clean en er is geen terugval geconstateerd.
Verdachte zal onder begeleiding van de GGZ blijven.
Denkpatronen gedrag en vaardigheden:
Betrokkene beoordeelt situaties niet altijd goed. Hij is eenvoudig door anderen te beïnvloeden (afhankelijkheidsstoornis in behandeling GGZ).
Strafuitsluitingsgronden:
Verdachte beroept zich op een psychische overmacht. Hiervoor heeft te gelden dat aannemelijk moet zijn dat de verdachte onder zodanige druk stond dat daaraan door de verdachte geen weerstand kon noch behoefde te worden geboden. Het gaat daarbij over de persoon van de verdachte: Mocht van deze verdachte verwacht worden, dat hij wel of niet weerstand kon bieden aan de bedreigingen? De aard van de bedreigingen, die zelfs nu nog voortduren, als mede de rapportage van de reclassering, het emotioneel welzijn, de afhankelijkheidsstoornis, zijn denkpatronen, gedrag en vaardigheden, naïviteit maken het dat juist bij de persoon van deze verdachte wel sprake is geweest van een psychische overmacht.
Conclusie:
Bij de beslissing van de Politierechter is onvoldoende aandacht gegeven aan het probleem dat de verdachte heeft om data goed geplaatst te krijgen. Hij blijkt niet in staat om de maanden van het jaar in de goede volgorde geplaatst te krijgen. Al ter eerste zitting wordt door de officier verzocht om aanhouding om meer te weten te komen van de verdachte. Dit wordt middels het reclasseringsrapport gedaan. Naar de data ‘dislectie’ van verdachte wordt geen nader onderzoek gedaan. De politierechter ter zitting van 5 november 2008 acht het gewenst dat verdachte wordt bijgestaan door een tolk, in de tweede zittingsdag wordt door een andere rechter geoordeeld dat een tolk niet nodig is.
Verdachte heeft verklaard over de geconstateerde aanwezigheid van harddrugs in zijn woning na de tweede vernietigingsronde. Hij doet in verhoor bij de politie. Welke reden zou hij daarvoor hebben als hij zichzelf zou willen vrijpleiten?
De ter zitting gehoorde getuige [betrokkene 1] heeft ontkennend verklaard:
Er zijn wel degelijk een aantal raakvlakken met de verklaringen van verdachte.
Hij is student, kent een [betrokkene 2], heeft een grijze Opel Astra en hij verklaart onder ede dat hij verdachte wel van gezicht herkent uit de stad.
In het kader van de waarheidsvinding is de verdachte vooral op zijn eigen initiatieven aangewezen geweest. Er is nauwelijks onderzoek gedaan naar de feitelijke eigenaren van de kwekerij. Er is geen verder onderzoek gedaan naar de bestuurders (niet de eigenaren) van de auto's waarin verdachte de drie mannen heeft zien rijden. Daarmee wordt de inzet van verdachte enkel tegen hem gericht: hij beschuldigt onschuldige burgers.
Verdachte heeft geconstateerd dat er buiten zijn wil en zonder zijn toestemming om een hennepkwekerij is aangelegd in zijn woning. Hij wordt niet tot zijn woning toegelaten. Als hij de kwekerij ontdekt gaat hij over tot vernietiging (tot twee maal toe). Een bewuste actie: Hij koopt er speciaal bij de Boerenbond gif voor. Hij spreekt de kwekers er op aan. Na de tweede keer vernietiging wordt hij cq zijn vriendin bedreigd. Hij constateert de aanwezigheid van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs in de woning en realiseert zich dat hij niet met kwajongens van doen heeft. Hij is bang, bang voor zichzelf, voor zijn vriendin, voor de gevolgen die het op zijn leven heeft dat hij nu weer goed op de rails heeft staan.
Zijn inconsistente data in zijn verklaringen wordt hem in eerste aanleg tegengeworpen. De bedreigingen waarover hij heeft verklaard worden lijkt het wel niet serieus genomen: Niet tijdens de kwekerij in de woning: Agent [verbalisant 1] zegt tegen verdachte en zijn vriendin dat hij de schriftelijke bedreigingen op de trap heeft zien hangen. In het PV wordt hierover niets gelezen.Verdachte wordt ook na mei vorig jaar bij herhaling bedreigd: Telefonisch na het verhoor van [betrokkene 1], na de zitting in juni en onlangs voorafgaand aan deze zitting. Hij heeft daarvan melding gemaakt bij de politie.
Van opzet zijdens de verdachte bij de twee ten laste gelegde feiten is geen sprake geweest. Dat verdachte niet naar de politie is gestapt is daarbij begrijpelijk: Hij heeft twee maal ingegrepen en na de tweede keer is hij bedreigd, bedreigingen die hij zeer serieus heeft moeten nemen.
Ook is er geen sprake geweest van medeplegen van de twee feiten. De twee vernietigingen van de planten laten zich niet verenigen met een gelegenheid geven. Van een ontstane ruzie tussen de betrokkenen inclusief verdachte zoals gesteld door de OvJ in eerste aanleg is niets gebleken. Van een betaling voor het onderbrengen van de kwekerij (de € 300, die verdachte van [betrokkene 1] zegt te hebben ontvangen) kan geen sprake zijn. In ieder geval werd dat bedrag betaald in april. Ik acht het niet geloofwaardig dat zulks zou hebben plaatsgevonden bij vooruitbetaling! leder bewijs van de betaling voor de kwekerij ontbreekt ook overigens.
Voor zover het ten laste gelegde door u toch als overtuigend bewezen wordt verklaard acht ik een strafuitsluitingsgrond aanwezig. Door de bedreigingen kon cliënt zeker na de tweede vernietiging van de planten niet meer anders doen dan zich gegijzeld voelen in zijn positie. De constatering op enig moment dat er harddrugs in de woning werden bewaard maakt de bedreigingen alleen maar geloofwaardiger. Dat de bedreigingen ook na mei 2008 zijn doorgegaan tot zelfs nog geen twee weken geleden, maakt het ernstige karakter ervan enkel groter en de overmachtpositie in april/mei 2008 van deze verdachte duidelijker.
Primair acht ik dan ook dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu geen opzet aanwezig was. Subsidiair in het geval u het ten laste gelegde wel bewezen acht is een strafuitsluitingsgrond aanwezig op grond waarvan tot een ontslag van alle rechtsvervolging dient te worden beslist.’
In aanvulling op pagina 2 van zijn pleitnota heeft de raadsman van verdachte blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 4 mei 2010 voorts als volgt verklaard:
‘In plaats van mei 2008 dient te worden gelezen: april 2008. Dat is ook de reden waarom ik zo heb doorgevraagd over die data.’
3.3
Het hof heeft ten aanzien van het onder 1. primair en 2. primair tenlastegelegde bewezenverklaard dat:
- ‘1.
hij in de periode van 24 april 2008 tot en met 27 mei 2008 te Bergen op Zoom opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [a-straat 1] een hoeveelheid van 260 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
- 2.
hij in de periode van 24 april 2008 tot en met 27 mei 2008 te Bergen op Zoom met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een pand aan [a-straat 1] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Essent BV, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.’
3.4
Het hof heeft de volgende bewijsmiddelen tot het bewijs gebezigd:
- 1.
Het ambtsedig proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, District Bergen op Zoom, Team Roosendaal, nr. PL201D/08-007486A, d.d. 14 augustus 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent vanpolitie (p. 3–6 van het proces-verbaal met dossiernr. PL201D/08-007486A), voor zover inhoudende —zakelijk weergegeven— als relaas van eigen waarneming(en) en/of bevinding(en) van desbetreffende verbalisanten en/of één van hen:
‘Op 24 april 2008 kreeg de afdeling Courage van de politie Midden en West Brabant een anonieme melding met betrekking tot de [a-straat 1] te Bergen op Zoom. Het huis is geblindeerd en er is stankoverlast.
Op 10 mei 2008 zag een buurtbewoner fel licht van de bovenverdieping komen en de ventilatoren waren duidelijk te horen.
Op 27 mei 2008 omstreeks 10:30 uur traden de verbalisanten van Broekhoven en Gelauf, voorzien van een machtiging binnentreden woning, binnen op de [a-straat 1] te Bergen op Zoom.
Op de eerste verdieping van de woning werden twee slaapkamers aangetroffen die waren ingericht als een hennepkwekerij.
In de eerste ruimte stonden 142 planten en in de tweede ruimte 118 planten. In totaal 260 hennepplanten.
Alle goederen van de kwekerij en alle goederen die zorgen voor de instandhouding of verzorging daarvan zijn in beslag genomen.’
- 2.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344,eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een fotokopie van de schriftelijke aangifte door Essent, d.d. 2 juni 2008, opgemaakt door [verbalisant 3], medewerker fraudebestrijding (p. 24–26 van het proces-verbaal met dosiernr. PL201D/08-007486A),voor zover inhoudende —zakelijk weergegeven—:
‘Ik ben als medewerker fraudebestrijding werkzaam bij Essent Netwerk BV en als zodanig bevoegd tot het doen van aangifte. Op 27 mei 2008 is een technisch medewerker van Essent Netwerk BV gegaan naar het perceel [a-straat 1] te Bergen op Zoom om daar de gas- en elektriciteitsinstallatie te controleren. In dit perceel werden onregelmatigheden aan de installatie van Essent Netwerk BV aangetroffen.
Ik doe aangifte van diefstal van energie door middel van braak/verbreking. Het weggenomen goed behoort geheel in eigendom toe aan Essent Netwerk BV. Niemand had het recht of de toestemming energie middels braak/verbreking weg te nemen met het oogmerk het zich zonder betaling toe te eigenen.
Onze medewerker constateerde verboden handelingen aan de elektriciteit- en of gasinstallatie en trof het volgende aan.
De verzegeling van de Essent-installatie was afwezig.
De kabel was rechtstreeks aangesloten voor de meter en achter de hoofdzekering(en) van Essent.’
- 3.
Het ambtsedig proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, District Bergen op Zoom, Team Roosendaal, nr. PL201D/08-111069, d.d. 3 juni 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van politie (p. 27–28 van het proces-verbaal met dossiernr. PL201D/08-007486A), voor zover inhoudende —zakelijk weergegeven— als relaas van eigen waarneming(en) en/of bevinding(en) van desbetreffende verbalisant:
‘Op 03 juni 2008 werd door mij, verbalisant, een onderzoek ingesteld in verband met vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. De aangeboden partij verdovende middelen was inbeslaggenomen tijdens een onderzoek ingevolge de Opiumwet op het adres [a-straat 1] te Bergen op Zoom.
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
- —
260 planten met een lengte van ongeveer 45 cm.
De genoemde planten, waaraan de hars niet was onttrokken, werden door mij, verbalisant herkend als materiaal van het geslacht Cannabis, beter bekend als hennep.
Uit de aangetroffen hoeveelheid materiaal werden door mij, verbalisant, 2 representatieve monsters genomen, welke werden gewaarmerkt zoals in de sporenlijst is vermeld. De monsters werden getest conform het gestelde in de ‘Forensisch technische norm 120.02’, waarbij gebruik werd gemaakt van de M.M.C. Cannabistestbuisjes. De tests gaven een POSITIEVE reactie, indicatief voor marihuana of THC, zijnde de werkzame stof in hennep.’
- 4.
De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Breda 5 november 2008, voor zover inhoudende —zakelijk weergegeven—:
‘Het klopt dat er hennep in mijn huis aanwezig was. De planten zijn ongeveer drie weken in mijn huis aanwezig geweest.’
- 5.
De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van dit gerechtshof van 4 mei 2010, voor zover inhoudende —zakelijk weergegeven—:
‘Het klopt dat op 27 mei 2008 in mijn woning aan de [a-straat 1] te Bergen op Zoom een hennepkwekerij is aangetroffen. Het klopt dat ik het pand aan de [a-straat] had gehuurd. Toen de politie op 27 mei 2008 naar mijn woning kwam, wist ik dat er een hennepkwekerij in het pand aanwezig was.
Het klopt dat ik heb gezien dat er hennepplanten in mijn woning stonden en dat er lampen hingen. Ik heb ook gezien dat er een extra elektriciteitskabel was aangebracht. Er liep een dikke elektriciteitskabel door het huis.’
Met betrekking tot 's‑hofs Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs, kolom B
- 6.
De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van dit gerechtshof van 4 mei 2010, voor zover inhoudende —zakelijk weergegeven—:
‘U deelt mij mede dat uit nader uitgevoerd onderzoek is gebleken dat de door mij genoemde [betrokkene 1] in werkelijkheid [betrokkene 1] blijkt te heten. Dat is mij bekend. Ik weet dat [betrokkene 1] bij de politie en later door de politierechter als getuige is gehoord en dat hij iedere betrokkenheid bij de hennepkwekerij heeft ontkend.’
- 7.
De verklaring van de getuige [betrokkene 1], zoals afgelegd ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Breda van 5 juni 2009, voor zover inhoudende —zakelijk weergegeven—:
‘Ik heb niets met de hennepkwekerij te maken. U houdt mij voor dat verdachte [verdachte] heeft verklaard dat ik betrokken ben bij de hennepkwekerij op [a-straat]. Ik ken verdachte niet. Ik heb niets te maken met de hennep.’
- 8.
Het ambtsedig proces-verbaal aanvulling van politie Midden en West Brabant, District Bergen op Zoom, Team Roosendaal, nr. PL201D/08-111069, d.d. 22 maart 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van politie, voor zover inhoudende —zakelijk weergegeven— als relaas van eigen waarneming(en) en/of bevinding(en) van desbetreffende verbalisant:
‘Naar aanleiding van het verzoek d.d. 16 februari 2009, van de officier van justitie Mr. Gudde van de Arrondissementsrechtbank te Breda, parketnummer 02-628497-08 verklaar ik het navolgende: Een dezerzijds ingesteld onderzoek naar de identiteit van [betrokkene 2] en [betrokkene 3] heeft geen resultaat opgeleverd.’
3.5
Het hof heeft met betrekking tot het bewijs het volgende overwogen:
‘Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
- A.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat hij van beide ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij opzettelijk deze feiten heeft begaan.
Daartoe is aangevoerd —zakelijk weergegeven— dat:
- —
de onderhavige hennepkwekerij is opgezet en geëxploiteerd door drie personen die de verdachte in goed vertrouwen tot zijn woning had toegelaten en aan wie hij de sleutel van het pand ter beschikking had gesteld;
- —
hij eerst na een periode van afwezigheid erachter kwam dat zich een hennepkwekerij in zijn huis bevond;
- —
hij vervolgens niets met deze kwekerij te maken wilde hebben en meerdere keren de daarin aanwezige hennepplanten heeft vergiftigd;
- —
die drie personen zijn genaamd: [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3].
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
- B.
Uit het verhandelde ter terechtzitting is kunnen worden vastgesteld dat voornoemde ‘[betrokkene 1]’ in werkelijkheid is genaamd: [betrokkene 1]. Als getuige ter terechtzitting in eerste aanleg gehoord heeft deze [betrokkene 1] met redenen omkleed iedere betrokkenheid met betrekking tot de hennepkwekerij ontkend. De juiste identiteit van de personen genaamd ‘[betrokkene 2]’ en ‘[betrokkene 3]’ is niet kunnen worden vastgesteld.
Het hof trekt uit dit één en ander het gevolg dat het door en namens de verdachte geschilderde scenario niet aannemelijk is geworden en houdt hem dan ook verantwoordelijk voor de in zijn woning aangetroffen hennepkwekerij, alsmede voor de diefstal van electriciteit ten behoeve van die kwekerij.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen.
- C.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
- D.
Elk bewijsmiddel wordt — ook in zijn onderdelen — slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.’
3.6
In hoger beroep is door de verdediging aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de onder 1. en 2. tenlastegelegde feiten opzettelijk heeft begaan. Het hof, dat van dit uitdrukkelijk onderbouwde standpunt is afgeweken, heeft hierop in zijn bewijsoverwegingen niet voldoende gereageerd, zulks terwijl het verweer niet in de bewijsmiddelen wordt weerlegd, zodat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed, aldus de steller van het middel, die daaraan toevoegt dat 's hofs bewijsoverwegingen ontoereikend zijn nu het hof, in aanmerking genomen hetgeen door de verdediging in hoger beroep naar voren is gebracht, geen aandacht heeft besteed aan bepaalde onderdelen van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt.
3.7
De verdediging heeft in hoger beroep het verweer gevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzet heeft gehad op het telen van hennepplanten1. en de diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij. Daartoe is aangevoerd dat de hennepkwekerij is opgezet en geëxploiteerd door drie personen, [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3], die de verdachte in goed vertrouwen tot zijn woning had toegelaten en aan wie hij de sleutel van het pand ter beschikking had gesteld. Eerst na een periode van afwezigheid kwam verdachte erachter dat zich een hennepkwekerij in zijn huis bevond. Verdachte wilde niets met deze hennepkwekerij te maken hebben en heeft meerdere keren de daarin aanwezige hennepplanten vergiftigd. Ook is aangevoerd dat getuige [betrokkene 1] een ontkennende verklaring heeft afgelegd, maar dat er wel degelijk een aantal raakvlakken is met de verklaringen van verdachte: [betrokkene 1] heeft verklaard een [betrokkene 2] te kennen, student te zijn, een Opel Astra te hebben en verdachte van gezicht te kennen. Het hof is van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt afgeweken.
3.8
Mijns inziens geldt dat het hof met de hierboven onder 3.5 weergegeven motivering in samenhang met de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen niet voldoende gemotiveerd heeft gerespondeerd op het verweer. Uit de bewijsoverwegingen blijkt dat het hof het verweer heeft verworpen en daartoe heeft overwogen dat [betrokkene 1] ter terechtzitting in eerste aanleg is gehoord en hij met redenen omkleed iedere betrokkenheid met betrekking tot de hennepkwekerij heeft ontkend en dat de juiste identiteit van de personen [betrokkene 2] en [betrokkene 3] niet is kunnen worden vastgesteld. Gelet daarop heeft het hof het door en namens verdachte geschilderde scenario niet aannemelijk geacht en houdt het hof verdachte dan ook verantwoordelijk voor de in zijn woning aangetroffen hennepkwekerij, alsmede voor de diefstal van elektriciteit ten behoeve van die kwekerij. Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat in de huurwoning van verdachte een hennepkwekerij is aangetroffen (bewijsmiddelen 1, 4 en 5) ten behoeve waarvan tevens elektriciteit werd afgetapt (bewijsmiddel 2), dat verdachte heeft verklaard dat de hennepplanten ongeveer drie weken in zijn huis aanwezig zijn geweest (bewijsmiddel 4) en dat hij heeft gezien dat er een dikke, extra elektriciteitskabel was aangebracht en door het huis liep (bewijsmiddel 5). Uit 's hofs enkele vaststelling dat en waarom het het door en namens verdachte geschilderde scenario niet aannemelijk acht en in aanmerking genomen hetgeen uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, kan niet zonder meer volgen dat verdachte opzettelijk hennepplanten heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen. Geen van de bewijsmiddelen biedt een aanknopingspunt voor de aanname dat verdachte betrokken is geweest bij het planten en verzorgen van de hennepplanten. De aangetroffen situatie en de verklaringen die zijn afgelegd laten ook de mogelijkheid open dat verdachte enkel gelegenheid heeft gegeven, naar eigen zeggen onder dwang, aan anderen om in zijn woning hennep te telen. Aldus is de bewezenverklaring van de onder 1. primair en 2. primair tenlastegelegde feiten niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
In zoverre slaagt het middel.
3.9
De toelichting op het middel houdt voorts in dat het hof zich niet heeft uitgesproken over hetgeen door de verdediging in hoger beroep is aangevoerd met betrekking tot de raakvlakken van de verklaring van getuige [betrokkene 1] met de verklaringen van verdachte en over de — door de verdediging met stukken onderbouwde — verklaring van verdachte inhoudende dat hij bij herhaling de door hem in zijn woning aangetroffen hennepplanten heeft vernietigd. Beide verklaringen onderschrijven het standpunt van de verdediging dat het opzet bij verdachte heeft ontbroken, aldus de steller van het middel.2. Voor zover wordt gesteld dat 's hofs bewijsoverwegingen ontoereikend zijn nu het hof, in aanmerking genomen hetgeen door de verdediging in hoger beroep naar voren is gebracht, ten onrechte geen aandacht heeft besteed aan bepaalde onderdelen van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt, wijs ik op het volgende. De motiveringsplicht van art. 359, tweede lid, Sv gaat niet zo ver dat bij de niet-aanvaarding van zo een standpunt op ieder detail van de argumentatie moet worden ingegaan.3.
4.
Het voorgestelde middel slaagt. Gronden waarop uw Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
5.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 27‑09‑2011
Kennelijk abusievelijk is in het middel aangevoerd dat het hof ten onrechte is voorbijgegaan aan de uitspraken van verdachte met betrekking tot het bij herhaling vernietigen van de aangetroffen hennepplanten aangezien uit zulk een handelen van de verdachte een ‘opzettelijk gelegenheid verschaffen’ niet zonder meer kan worden afgeleid. Ik ga ervan uit dat de steller van het middel heeft bedoeld dat uit zulk een handelen van de verdachte het ‘opzettelijk plegen’ van het telen van hennepplanten en diefstal door middel van verbreking niet zonder meer kan worden afgeleid, nu het hof het onder 1. primair en 2. primair tenlastegelegde heeft bewezenverklaard en niet de onder 1. subsidiair en 2. subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid.
Vgl. HR 11 april 2006, NJ 2006, 393, rov. 3.8.4. onder d, m.nt. Y. Buruma en HR 23 maart 2010, NJ 2010, 315 m.nt. Y. Buruma. Dit geldt overigens ook voor de door de steller van het middel in de toelichting terloops geponeerde soortgelijke klacht met betrekking tot 's hofs verwerping van het door de verdediging gevoerde verweer dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat er sprake was van een situatie van psychische overmacht.