HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, NJ 2006/393, m.nt. Buruma.
HR, 03-03-2015, nr. 13/03954
ECLI:NL:HR:2015:508
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-03-2015
- Zaaknummer
13/03954
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:508, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑03‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:141, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:141, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑01‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:508, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0111
Uitspraak 03‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht medeplegen diefstal van elektriciteit.
Partij(en)
3 maart 2015
Strafkamer
nr. S 13/03954
EC/AGE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 oktober 2012, nummer 22/004985-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.N. Slijters, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
3.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 november 2007 tot en met 9 april 2008 te Zevenhuizen, gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in pand [a-straat]) heeft weggenomen een grote hoeveelheid, elektriciteit, toebehorende aan N.V. Continuon Netbeheer."
3.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"6. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2008 van de politie Hollands Midden Korpsrecherche Forensische Opsporing Verdovende Middelen met kenmerk FO-VM-76-2008. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
(...)
Diefstal elektriciteit
Door de fraudespecialist van het Energiebedrijf Eneco werd geconstateerd dat de stroom voor de kwekerij op illegale wijze werd verkregen.
(...)
8. Een geschrift, zijnde een Antwoordkaart van Continuon d.d. 1 mei 2007, opgemaakt en ondertekend door [betrokkene 1]. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven –
(blz. 642):
Naam: [betrokkene 1]
Leveringadres: [a-straat] te Zevenhuizen
Energieleverancier: Eneco
Datum sleuteloverdracht: 1 april 2007.
(...)
10. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 22 april 2008 van de politie Hollands Midden District Gouwe IJssel met nr. PL1600/08-052390. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
Als verklaring van [betrokkene 2] (blz. 609-611):
U heeft mij uitgenodigd voor een nader verhoor naar aanleiding van de aangetroffen hennepkwekerij in het pand aan de [a-straat] te Zevenhuizen. De huurder is via de makelaar [A] aan het pand gekomen. U vraagt mij hoe en waar de ontmoeting met de huurder is gegaan. Bij de ontmoeting met [betrokkene 1] in maart 2007 waren drie andere mannen. Ze gingen vrij gemakkelijk akkoord met de voorwaarden die ik stelde. Het pand werd snel bekeken en er kwamen geen vragen. Per 1 april 2007 had [betrokkene 1] toegang tot het pand.
11. Een geschrift, zijnde een aangifte van Nuon d.d. 16 april 2008, opgemaakt en ondertekend door [betrokkene 3], administratief medewerker en verbalisant [verbalisant 1]. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 387-389):
Adres: [a-straat] te Zevenhuizen
Incident: Diefstal energie na verbreking van verzegeling
Namens N.V. Continuon Netbeheer ben ik, [betrokkene 3], in dienstbetrekking als administratief medewerker bij N.V. Nuon Monitoring, afdeling Energiefraude, uit hoofde van mijn functie bevoegd om aangifte te doen bij de politie.
N.V. Continuon Netbeheer heeft vanaf 11 juli 2007 met [betrokkene 1] een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar bovengenoemd perceel.
Op verzoek van [betrokkene 4] te Hollands Midden is op 9 april 2008 door een fraudespecialist van Eneco, [betrokkene 5], een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting in bovengenoemd perceel. De fraudespecialist zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken. Nadat hij het deksel van de aansluitkast had verwijderd, zag hij dat aan de bovenzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Deze aansluiting liep buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage en voorzag deze van elektriciteit.
De hoofdbeveiliging was verzwaard van 3x 25 A naar 3x 63 A. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
Uit het door Nuon ingestelde onderzoek is gebleken dat er een hennepplantage was ingericht in de periode van oktober 2007 tot 9 april 2008.
Het totaalbedrag dat de contractant hierdoor aan N.V. Continuon Netbeheer verschuldigd is, bedraagt € 25.676,94 inclusief BTW. Niemand had het recht of de toestemming van N.V. Continuon Netbeheer om het zegel te verbreken of wijziging in de bedrading aan te brengen."
3.2.3.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt, voor zover hier van belang, in:
"Niet blijkt dat cliënt wetenschap had van de diefstal van electriciteit, dat hij enige rol heeft gespeeld bij het omleggen van de meter, verbreken van zegels etc. Hij heeft niet de electiciteitsrekening betaald (waardoor hij kon weten dat die te laag was o.i.d.), geen verklaringen, sporen o.i.d. die op medeplegen / medeplichtigheid wijzen. De aanwezigheid in de voorruimte van de loods en betaling van de huur is daartoe onvoldoende; dat zegt immers niets over de diefstal van electriciteit."
3.3.
Aangezien de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde, voor zover behelzende dat de verdachte "tezamen en in vereniging met een ander of anderen" elektriciteit heeft weggenomen, niet zonder meer uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, is de uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.4.
Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het vierde middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 maart 2015.
Conclusie 27‑01‑2015
Inhoudsindicatie
Slagende bewijsklacht medeplegen diefstal van elektriciteit.
Nr. 13/03954 Zitting: 27 januari 2015 | Mr. Bleichrodt Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage heeft bij arrest van 8 oktober 2012 de verdachte wegens 1 primair “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod”, 2 primair “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod” en 3 primair “diefstal door twee of meer verenigde personen” veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. A.N. Slijters, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur vier middelen van cassatie voorgesteld. De zaak hangt samen met de ontnemingsprocedure met nummer 13/03832.
3. Het eerste middel behelst de klacht dat het hof niet, althans onvoldoende begrijpelijk, heeft gerespondeerd op een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, inhoudende dat de verklaring van de getuige [getuige] onvoldoende betrouwbaar is om tot het bewijs te bezigen.
4. Uit de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnotities van de raadsvrouwe van de verdachte blijkt dat zij aldaar het volgende heeft aangevoerd:
“[getuige] heeft op enig moment verklaard dat zij 2,5 week voor aanhouding met de twee mannen van de aanhouding en “opa” heeft gesproken over de mogelijkheid om te komen werken, knippen (p. 176). Die verklaring is niet betrouwbaar. Immers, aanvankelijk verklaarde zij die beide mannen nooit eerder te hebben gezien. Zij is gehoord in het Nederlands, zonder tolk, waarbij wordt opgemerkt dat zij eenvoudige zinnen wel begrijpt. Vervolgens komt er een lange verklaring in volzinnen, waarvan (zeer) de vraag is of zij heeft bedoeld te zeggen wat daar staat (en of zij dat heeft kunnen controleren).”
5. Het hof heeft de verklaring van de getuige [getuige] voor het bewijs gebruikt zonder daaraan een nadere overweging te wijden (bewijsmiddel 17).
6. Het uitgangspunt in cassatie is dat de selectie en waardering van het bewijsmateriaal is voorbehouden aan de feitenrechter en dat zulks geen nadere motivering behoeft. Dit kan anders zijn indien sprake is van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt als bedoeld in art. 359, tweede lid, tweede volzin, Sv. Wil het ingenomen standpunt de verplichting tot beantwoording scheppen, zal dat duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van de feitenrechter naar voren moeten worden gebracht.1.
7. Het door de raadsvrouwe aangevoerde, zoals hiervoor weergegeven, heeft het hof kennelijk en niet onbegrijpelijk niet als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de hiervoor bedoelde zin aangemerkt. De raadsvrouwe heeft weliswaar gesteld dat een (deel van de) getuigenverklaring niet betrouwbaar is, maar heeft daaraan slechts toegevoegd dat de getuige eerst anders heeft verklaard en daaraan de vragen verbonden of de getuige heeft bedoeld te zeggen wat in de verklaring staat en of zij dat heeft kunnen controleren. Het hof behoefde het aangevoerde niet aan te merken als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van art. 359, tweede lid, tweede volzin, Sv, alleen al omdat het standpunt niet is voorzien van een ondubbelzinnige conclusie. Het hof was dan ook niet gehouden het gebruik van de getuigenverklaring voor het bewijs nader te motiveren.
8. Het middel faalt.
9. Het tweede middel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Uit de toelichting volgt dat het middel in het bijzonder de klacht behelst dat het opzet op het in vereniging telen en aanwezig hebben van de bewezen verklaarde hennepplanten niet, althans onvoldoende, uit de gebezigde bewijsconstructie kan worden afgeleid.
10. Ten laste van de verdachte is onder primair 1 en primair 2 bewezen verklaard dat:
“1. hij in de periode van 1 november 2007 tot 9 april 2008 te Zevenhuizen, gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [a-straat]) een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
2. hij op 9 april 2008 te Zevenhuizen, gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad 1121 hennepplanten en 27.860 hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II”.
11. Het hof heeft het bewijs dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tezamen en in vereniging opzettelijk telen van een groot aantal hennepplanten en aan het tezamen en in vereniging opzettelijk aanwezig hebben van 1121 hennepplanten en 27.860 hennepstekken doen steunen op een negentiental bewijsmiddelen. Daarnaast heeft het hof in het verkorte arrest de volgende bewijsoverwegingen opgenomen:
“BewijsoverwegingenTer terechtzitting in hoger beroep van 24 september 2012 heeft de raadsvrouw - kort gezegd - aangevoerd dat niet is vast te stellen vanaf welk moment de stekkerij operationeel was en vanaf wanneer de verdachte daarmee in verband is te brengen, en voorts dat er geen sprake is van medeplegen van de drie ten laste gelegde feiten.
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 19 maart 2008 is bij de Dienst Informatie Hollands Midden een anonieme melding binnen gekomen dat in een loods aan de [a-straat] te Zevenhuizen onder de dekmantel van een matrassengroothandel een hennepkwekerij is gevestigd (blz. 8 e.v. van het door bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte proces-verbaal PL1620/08- 004867). Uit onderzoek blijkt dat het om het bedrijfspand [a-straat] moet gaan, waarvan [betrokkene 2] eigenaar is, en dat bij de Kamer van Koophandel op de [a-straat] te Zevenhuizen geen matrassengroothandel staat ingeschreven.
De verbalisant [verbalisant 2], die vlakbij genoemd pand woont, heeft begin maart 2008 in de omgeving van het pand een sterke henneplucht geroken (idem blz. 437). Op 26 maart 2008 is samen met de fraudespecialist van het energiebedrijf Eneco met behulp van een warmtescan een warmtemeting uitgevoerd op genoemde loods, waarbij op het dak een verhoogde warmte-uitstraling is gezien hetgeen, gelet op het feit dat het pand vermoedelijk niet in gebruik is, opmerkelijk is (idem blz. 439).
Op 9 april 2008 is het pand, na een voorverkenning, betreden en zijn vier personen aangehouden, waaronder de verdachte. Daarbij is een in werking zijnde hennepstekkenkwekerij aangetroffen met 1.121 moederplanten en 27.860 hennepstekjes, en is geconstateerd dat de voor de kwekerij benodigde elektriciteit buiten de meter om werd afgenomen (idem blz. 442-458).
De medeverdachte [betrokkene 1] geeft 1 april 2007 aan energieleverancier Continuon op als datum van sleuteloverdracht van het pand aan de [a-straat] te Zevenhuizen (idem blz. 642), hetgeen bevestiging vindt in het huurcontract waaruit blijkt dat [betrokkene 2] dit pand vanaf 1 april 2007 heeft verhuurd aan [betrokkene 1] (idem blz. 609-611, blz. 624-628). Volgens de aangifte van Nuon heeft [betrokkene 1] vanaf 11 juli 2007 een overeenkomst met Continuon betreffende de aansluiting en transport van elektriciteit naar dit perceel (idem blz. 387-389).
Door een achterbuurvrouw van het pand aan de [a-straat] te Zevenhuizen is verklaard dat haar man eind november 2007 heeft waargenomen dat de muur van de vluchtdeur van genoemd pand vochtig werd (idem blz. 664). Voorts is door de medeverdachte [betrokkene 6] verklaard dat hij in november of december 2007 voor het eerst bij de hennepstekkenkwekerij aan de [a-straat] was en dat hij daar hennepstekken kocht, variërend van 200 tot 500 stekken per keer, die hij aan growshops heeft verkocht. Voorts is door [betrokkene 6] verklaard dat de in zijn fouillering aangetroffen analyserapporten over de grondsamenstelling gingen en dat hij contacten had met growshops over de grondsamenstelling en wat hij moest doen als er iets aan de hand was. "Dan werd verteld wat we qua voeding of medicijn moesten geven aan de planten." De laatste keer kocht hij elke dag stekken. Hij kent de verdachte en heeft hem wel eens gezien in dat pand (idem blz. 306- 311).
De verdachte heeft tijdens het tweede politieverhoor verklaard dat hij voor een persoon genaamd [...] ongeveer tien keer afval afkomstig van het pand [a-straat] heeft vervoerd en dat hij daarvoor een vergoeding kreeg van € 80,- tot € 100,- per keer (idem blz. 64). Voorts heeft hij verklaard dat hij spullen - naar hij meende bestrijdingsmiddelen - naar genoemd pand heeft gebracht (idem blz. 155-156). De verdachte had de beschikking over de sleutel van het pand voor het geval er niemand in het pand zou zijn (idem blz. 65 en 155) en hij heeft via zijn eigen Postbankrekening zes maal de huur van het pand betaald (idem blz. 158). De verdachte kent [betrokkene 6]; zij komen uit dezelfde geboortestad in [geboorteplaats] (idem blz. 153-154) en hij heeft de twee vrouwen – die tegelijkertijd met hem zijn aangehouden op 9 april 2008 -eerder in het pand gezien (idem blz. 65).
Naar het oordeel van het hof is gelet op het voorafgaande, in onderling verband en samenhang bezien, bewezen dat, mede gelet op de omstandigheid dat enige tijd nodig was voor het opzetten en inrichten van de hennepstekkenkwekerij nadat men de beschikking over de loods had verkregen, deze vanaf 1 november 2007 tot 9 april 2008 in bedrijf is geweest en dat de verdachte daarbij vanaf 1 november 2007 betrokken is geweest.
Het hof acht op grond van het vorenstaande eveneens bewezen dat de rol van de verdachte, anders dan hij stelt, niet beperkt is gebleven tot het ophalen van hennepafval. Het hof is van oordeel dat de verdachte - mede gezien de omstandigheid dat hij meermalen in het pand kwam, over de sleutel van dat pand beschikte en zes keer de huur van dat pand heeft betaald - zich als volwaardige medepleger samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de bewezen verklaarde feiten.”
12. De steller van het middel acht de geciteerde overweging ontoereikend in het licht van de verklaring van de verdachte, onder meer inhoudende dat hij geen wetenschap had van en geen betrokkenheid had bij de in het pand aan de [a-straat] te Zevenhuizen aangetroffen hennepplanten en – stekken.
13. Uit de geciteerde bewijsoverweging wordt echter duidelijk dat het hof in zoverre geen geloof heeft gehecht aan de verklaring van de verdachte. Anders dan de verdachte heeft verklaard, acht het hof bewezen dat diens rol niet beperkt is gebleven tot het ophalen van hennepafval. Gelet op de vrijheid van de feitenrechter in het kader van de selectie en waardering van het bewijsmateriaal, stond het het hof vrij de verklaring van de verdachte in zoverre als niet geloofwaardig ter zijde te stellen.2.
14. Het hof heeft voorts uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden dat het opzet van de verdachte was gericht op het – samen met zijn mededaders - telen van hennep en het aanwezig hebben van de hennepplanten en – stekken. Daarbij wijs ik op het volgende.
15. Uit bewijsmiddel 15 volgt dat de verdachte de sleutel van het pand had. De omstandigheid dat de verdachte met zijn sleutel zonder tussenkomst van anderen het pand kon betreden waarin op grote, bedrijfsmatige schaal hennep werd geteeld, wijst bepaald niet op onwetendheid wat er zich in het pand afspeelt. Ook de omstandigheid dat de verdachte zes keer de huur van het pand heeft betaald, heeft het hof in dit verband redengevend kunnen achten (bewijsmiddel 15). Het hof heeft voorts vastgesteld dat de verdachte meermalen in het pand is geweest en dat het de verdachte was die de deur opende toen de politie zich op 9 april 2008 meldde (bewijsmiddelen 4 en 14). Daaraan voeg ik nog toe dat op 9 april 2008 in het pand waarin de kwekerij was gevestigd twee mannen (de medeverdachte [betrokkene 6] en de verdachte) en twee vrouwen ([betrokkene 7] en [getuige]) zijn aangehouden (bewijsmiddel 4). De twee vrouwen waren (onder meer) belast met het knippen van de hennepplanten (bewijsmiddelen 16 en 17). Zij verklaarden over de twee mannen die waren aangehouden, onder wie dus de verdachte. [betrokkene 7] verklaarde dat één van de twee mannen die dag ook aan het werk was en dat de ander brood voor hen had gehaald. [getuige] verklaarde:
“Ik rijd in een witte Renault Clio. Het kan kloppen dat ik op 3 april 2008 met die auto in Zevenhuizen ben geweest. De man die gisteren ook is aangehouden, de lange man, kwam met een zwarte auto. De andere man, volgens mij heet hij [betrokkene 6] (het hof begrijpt: [betrokkene 6]) heb ik niet met een auto zien komen. Ik ben ongeveer twee en een halve week geleden in Zevenhuizen met deze mensen in contact gekomen. Ik heb de twee mannen die gisteren ook zijn aangehouden samen met een oude man bij die winkel gesproken. De volgende dag kon ik komen werken om de winkel schoon te maken en de plantjes te knippen. Ik mocht een vriendin meenemen. Toen wij daar op een vrijdag kwamen, bleken de plantjes ziek te zijn en hadden ze eerst een pilletje nodig om gezond te worden. Wij moesten na een aantal dagen terugkomen om te vragen hoe het er mee stond. De mannen spraken met ons af dat wij dus regelmatig naar het pand kwamen en vroegen of er werk was.“
16. Ook de verklaringen van de vrouwen, met name die van de getuige [getuige], wijzen aldus niet in de richting van een ondergeschikte, onwetende rol. De verdachte is volgens de verklaring van de getuige [getuige] één van de twee mannen geweest met wie zij afspraken heeft gemaakt over het verrichten van werkzaamheden in de hennepkwekerij, waaronder het knippen van de planten.
17. Gelet op het voorafgaande heeft het hof uit de bewijsmiddelen, bezien in onderlinge samenhang en in het licht van de nadere bewijsoverweging, kunnen afleiden dat de verdachte niet zo onwetend was als hij heeft doen voorkomen en dat hij opzettelijk en in bewuste en nauwe samenwerking met anderen hennepplanten heeft geteeld en hennepplanten en –stekken aanwezig heeft gehad.
18. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
19. Het derde middel houdt in dat het bewezen verklaarde medeplegen van de diefstal van elektriciteit niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
20. Onder 3 primair is ten laste van de verdachte bewezen verklaard dat:
“hij in de periode van 1 november 2007 tot en met 9 april 2008 te Zevenhuizen, gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in pand [a-straat]) heeft weggenomen een grote hoeveelheid, elektriciteit, toebehorende aan N.V. Continuon Netbeheer.”
21. Bij de bespreking van het tweede middel is ingegaan op de bewijsvoering ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde. De volgende (onderdelen van de) bewijsmiddelen zijn toegesneden op het bewijs van de onder 3 primair ten laste gelegde diefstal van elektriciteit:
“6. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2008 van de politie Hollands Midden Korpsrecherche Forensische Opsporing Verdovende Middelen met kenmerk FO-VM-76-2008. Dit proces-verbaal houdt onder meer in –zakelijk weergegeven-:
(…)Diefstal elektriciteitDoor de fraudespecialist van het Energiebedrijf Eneco werd geconstateerd dat de stroom voor de kwekerij op illegale wijze werd verkregen.”
8. Een geschrift, zijnde een Antwoordkaart van Continuon d.d. 1 mei 2007, opgemaakt en ondertekend door [betrokkene 1]. Het houdt onder meer in –zakelijk weergegeven- (blz. 642):
Naam: [betrokkene 1]Leveringadres: [a-straat] te ZevenhuizenEnergieleverancier: EnecoDatum sleuteloverdracht: 1 april 2007.
10. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 22 april 2008 van de politie Hollands Midden District Gouwe IJssel met nr. PL1600/08-052390. Dit proces-verbaal houdt onder meer in –zakelijk weergegeven-:
Als verklaring van [betrokkene 2] (blz. 609-611):
U heeft mij uitgenodigd voor een nader verhoor naar aanleiding van de aangetroffen hennepkwekerij in het pand aan de [a-straat] te Zevenhuizen. De huurder is via de makelaar [A] aan het pand gekomen. U vraagt mij hoe en waar de ontmoeting met de huurder is gegaan. Bij de ontmoeting met [betrokkene 1] in maart 2007 waren drie andere mannen. Ze gingen vrij gemakkelijk akkoord met de voorwaarden die ik stelde. Het pand werd snel bekeken en er kwamen geen vragen. Per 1 april 2007 had [betrokkene 1] toegang tot het pand.”
11. Een geschrift , zijnde een aangifte van Nuon d.d. 16 april 2008, opgemaakt en ondertekend door [betrokkene 3], administratief medewerker en verbalisant [verbalisant 1]. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 387-389):
Adres: [a-straat] IA te ZevenhuizenIncident: Diefstal energie na verbreking van verzegeling
Namens N.V. Continuon Netbeheer ben ik , [betrokkene 3], in dienstbetrekking als administratief medewerker bij N.V. Nuon Monitoring, afdeling Energiefraude, uit hoofde van mijn functie bevoegd om aangifte te doen bij de politie .
N.V. Continuon Netbeheer heeft vanaf 11 juli 2007 met [betrokkene 1] een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar bovengenoemd perceel.
Op verzoek van [betrokkene 4] te Hollands Midden is op 9 april 2008 door een fraudespecialist van Eneco, [betrokkene 5], een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting in bovengenoemd perceel. De fraudespecialist zag dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken. Nadat hij het deksel van de aansluitkast had verwijderd, zag hij dat aan de bovenzijde van de zekeringhouders een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Deze aansluiting liep buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage en voorzag deze van elektriciteit. De hoofdbeveiliging was verzwaard van 3x 25 A naar 3x 63 A. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
Uit het door Nuon ingestelde onderzoek is gebleken dat er een hennepplantage was ingericht in de periode van oktober 2007 tot 9 april 2008.
Het totaalbedrag dat de contractant hierdoor aan N.V. Continuon Netbeheer verschuldigd is, bedraagt € 25.676,94 inclusief BTW. Niemand had het recht of de toestemming van N.V. Continuon Netbeheer om het zegel te verbreken of wijziging in de bedrading aan te brengen.”
22. Ter zitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal van de terechtzitting gehechte pleitnotities. Die houden ten aanzien van de diefstal van elektriciteit het volgende in:
“(…) Niet blijkt dat cliënt wetenschap had van de diefstal van electriciteit, dat hij enige rol heeft gespeeld bij het omleggen van de meter, verbreken van zegels etc. Hij heeft niet de electriciteitsrekening betaald (waardoor hij kon weten dat die te laag was o.i.d.), geen verklaringen, sporen o.i.d. die op medeplegen/medeplichtigheid wijzen. De aanwezigheid in de voorruimte van de loods en betaling van de huur is daartoe onvoldoende, dat zegt immers niets over de diefstal van elektriciteit.”
23. Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen heeft het hof afgeleid dat tussen de verdachte en zijn mededaders een bewuste en nauwe samenwerking heeft bestaan die was gericht op het telen en aanwezig hebben van hennepplanten. Daarmee is nog niet gezegd dat uit de bewijsmiddelen ook het bewijs van het onder 3 primair ten laste gelegde kan worden afgeleid. Voor de bewezenverklaring van diefstal tezamen en in vereniging met anderen is vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte, samen met anderen en met een gezamenlijk opzet, de elektriciteit heeft ontvreemd.
24. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de stroom voor de hennepkwekerij buiten de meter om werd verkregen (bewijsmiddelen 6 en 11). Daartoe zijn de zegels van de hoofdaansluitkast verbroken. De ten behoeve van de hennepkwekerij afgenomen elektriciteit werd niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. Uit het onderzoek bleek voorts dat in de periode van oktober 2007 tot 9 april 2008 in het betrokken pand een hennepplantage was ingericht (bewijsmiddel 11). [betrokkene 1] heeft het pand vanaf 1 april 2007 gehuurd en met ingang van 11 juli 2007 een overeenkomst met N.V. Continuon Netbeheer gesloten ten aanzien van de aansluiting en het transport van elektriciteit (bewijsmiddelen 10 en 11).
25. Uit geen van de bewijsmiddelen blijkt van daadwerkelijke bemoeienis van de verdachte met de diefstal van elektriciteit. Evenmin blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen, gericht op een dergelijke diefstal. Het verweer dat de verdachte niet wist van de diefstal van de elektriciteit vindt zijn weerlegging niet in de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, ook niet indien ervan wordt uitgegaan dat het hof heeft gedoeld op voorwaardelijk opzet.3.Nu de bewezenverklaring, voor zover deze ziet op de diefstal, tezamen en in vereniging, van elektriciteit niet zonder meer uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid, is het arrest in zoverre onvoldoende met redenen omkleed.4.
26. Het middel is terecht voorgesteld.
27. Het vierde middel klaagt over schending van de redelijke termijn in de cassatiefase. Op 19 oktober 2012 is beroep in cassatie ingesteld. De stukken zijn op 24 juli 2013 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Dat betekent dat de inzendingstermijn is overschreden. Het middel is dan ook op zichzelf terecht voorgesteld. Nu het eerste middel slaagt, kan het vierde middel echter buiten bespreking blijven. Het tijdsverloop kan immers bij de nieuwe behandeling van de zaak door het hof aan de orde worden gesteld.
28. De middelen één en twee falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende overweging. Het derde middel slaagt, terwijl het vierde middel onbesproken kan blijven.
29. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
30. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 3 ten laste gelegde en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 27‑01‑2015
Minder goed verklaarbaar is dat de verklaring van de verdachte, voor zover daarin is opgenomen dat hij in opdracht van ene [...] heeft gehandeld, tot het bewijs heeft gebezigd. De rechtbank had geoordeeld dat dit onderdeel “volstrekt onvoldoende aannemelijk” was geworden. Het middel klaagt echter niet over dit onderdeel van de bewijsvoering.
HR 3 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF6529.
Vgl. HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:189, HR 4 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO3975, HR 7 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU6922 en HR 15 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011LBP0095.