HR 23 februari 1954, NJ 1954/378, m.nt. Röling. Vgl. J. de Hullu, Materieel strafrecht, Deventer: Kluwer 2012, p. 154-157.
HR, 10-06-2014, nr. 12/02824
ECLI:NL:HR:2014:1358, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-06-2014
- Zaaknummer
12/02824
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:1358, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑06‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:507, Contrair
ECLI:NL:PHR:2014:507, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑04‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:1358, Contrair
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑04‑2013
- Vindplaatsen
NJ 2014/512 met annotatie van P. Mevis
SR-Updates.nl 2014-0256 met annotatie van B.J.V. Keupink
Uitspraak 10‑06‑2014
Inhoudsindicatie
Valsheid in geschrift, art. 225.1 Sr. Falende bewijsklacht. Het oordeel van het Hof dat verdachte, gelet op de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, kan worden aangemerkt als iemand die de in de tll. genoemde persberichten heeft “opgemaakt” en daarmee het tlgd. feit heeft gepleegd, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.
Partij(en)
10 juni 2014
Strafkamer
nr. 12/02824
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 mei 2012, nummer 23/005328-07, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C.W. Noorduyn, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring wat betreft het daderschap van de verdachte ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 14 juli 2005 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen achttien, althans een of meer e-mailbericht(-en) en/of persbericht(en) via het internet, - zijnde (een) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen telkens in strijd met de waarheid doen voorkomen alsof die/dat bericht(en) afkomstig waren/was van een woordvoerder/medewerker van Talpa (Capital BV) te weten [betrokkene 1]@Talpa.tv en/of [betrokkene 1] en/of Versatel Telecom International N.V. te weten [betrokkene 2]@versatel.com en/of [betrokkene 2], althans van een ander dan van hem verdachte en/of zijn mededader en/of in die/dat bericht(en) in strijd met de waarheid vermeld of doen vermelden dat “Versatel Telecom International NV mede deelt dat zij in het kader van haar voortdurende strategische orientatie onder meer initiele gesprekken voert met Deutsche Telekom AG tezamen met Talpa Capital BV over mogelijke vormen van strategische samenwerking, waaronder een openbaar bod en dat gelet op de vergevorderde besprekingen op dit moment geen verdere mededelingen kunnen worden gedaan”, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(-en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken."
2.2.2.
Daarvan heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij op 14 juli 2005 te Amsterdam achttien persberichten via het internet, - zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens in strijd met de waarheid doen voorkomen alsof die berichten afkomstig waren van een medewerker van Talpa (Capital BV), te weten [betrokkene 1] of van Versatel Telecom International N.V., te weten [betrokkene 2] en in die berichten in strijd met de waarheid vermeld of doen vermelden dat “Versatel Telecom International NV mede deelt dat zij in het kader van haar voortdurende strategische orientatie onder meer initiele gesprekken voert met Deutsche Telekom AG tezamen met Talpa Capital BV over mogelijke vormen van strategische samenwerking, waaronder een openbaar bod en dat gelet op de vergevorderde besprekingen op dit moment geen verdere mededelingen kunnen worden gedaan”, zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken."
2.2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal met nummer 35125 van 30 juli 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van de verdachte, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik wil schoon schip maken, ik wil graag een bekennende verklaring afleggen.
Mijn ex-vriendin vertelde mij op 13 juli 2005 over de site www.shitzooi.nl. Je kunt via deze site redelijk anoniem mailtjes versturen. Ik ben die dag weer terug naar Amsterdam gegaan. Ik had ’s avonds afgesproken met [medeverdachte] (het hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte]).
Ik heb [medeverdachte] gedemonstreerd hoe deze site werkte.
Ik beleg al een aantal jaren in Versatel en [medeverdachte] had contacten met Talpa. John de Mol had in die tijd 40% van de aandelen in Versatel. Er waren in die tijd veel overnamegeruchten. Dus we dachten dat we een geintje konden uithalen. We zijn toen samen achter de pc van [medeverdachte] gaan zitten en hebben een publicatie van Belgacom en Versatel erbij genomen en Belgacom veranderd in Deutsche Telecom. Ik zat naast [medeverdachte] en somde voor [medeverdachte] diverse media op. [medeverdachte] zocht daarbij de betreffende mailadressen. We hebben toen de publicatie die we hadden aangepast en uitgeprint en we schreven op de achterkant van het papiertje de mailadressen. Vervolgens zijn we de stad in gegaan. We zijn toen bij het youth hostel (het hof begrijpt: [A] Hostel te Amsterdam) gaan zitten en daar hebben we samen plaats genomen achter de pc die daar stond. Ik heb de tekst voorgelezen en [medeverdachte] heeft de tekst ingetypt. We hebben hooguit een kwartier achter internet gezeten. Alles is puur voor een moment lol gegaan. Er zullen mensen uit hun bed gebeld worden om het te checken.Wij vonden dat heel grappig. Wij waren er vanuit gegaan dat er een beetje reuring zou komen, maar dat het bericht nooit geplaatst zou worden.
2. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 9 mei 2012.
Deze verklaring houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik blijf bij mijn bekennende verklaring. Het was een grap met de site shitzooi.nl.
3. Een geschrift, zijnde een Samenvatting totaal, bijlage 1, pagina 3 (dossier codenr D-12)
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
14/Jul/2005:00:42:02 Shitzooi verzending anonieme persberichten tot 14/Jul/2005:00:45:51 80.65.112.115.
Afzender [betrokkene 1]@talp.tv
Ontvangers:
Afzender: [betrokkene 2]@versatel.com
Ontvangers:
4. Geschriften, zijnde uitdraaien van e-mailberichten (codenr. D-11/1 tot en met D 11/18).
Deze geschriften houden telkens in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Bericht: Versatel
Persbericht
Mededeling
Amsterdam, 14 juli 2005 - Versatel Telecom International N.V. deelt mee dat zij in het kader van haar voortdurende strategische orientatie onder meer initiele gesprekken voert met Deutsche Telekom AG tezamen met Talpa Capital B.V., over mogelijke vormen van strategische samenwerking, waaronder een openbaar bod. Gelet op de vergevorderde besprekingen kunnen op dit moment geen verdere mededelingen gedaan worden.
- Einde-
Vesatel Telecom International N.V. (Euronext: VRSA).
Versatel heeft haar hoofdkantoor in Amsterdam en is een concurrerende telecommnicatieoperator en toonaangevend alternatief van monopolistische telecommunicatie-aanbieders in haar thuismarkten in de Benelux en regionaal in Duitsland. Versatel, opgericht in oktober 1995, is in het bezit van volledige telecommunicatielicenties voor Nederland, Belgie en Duitsland en telt ruim 1 miljoen klanten en ruim 1.900 werknemers. Versatel heeft op eigen faciliteiten gebaseerd breedbandig netwerk dat gebruik maakt van de modernste netwerktechnologieen om aan bedrijven breedbandige spraak-, data- en internetdiensten te bieden. Versatel is een beursgenoteerde vennootschap die een notering heeft aan de Euronext Amsterdam (VRSA). Meer nieuws en informatie is verkrijgbaar via http://www.versatel.com
Noot voor de redactie: ‘Versatel’ is als woord- en beeldmerk beschermd in Nederland, Belgie, Luxemburg, Duitsland en verschillende andere Europese landen.
Contact Versatel:
[betrokkene 2]
Manager Corporate Communications
Tel: + 31-[001]
E-mail: [betrokkene 2]@versatel.com
Contact Talpa:
[betrokkene 1]
Woordvoerder
Tel: + 31-[002]
E-mail: [betrokkene 1]@talpa.tv
Dit e-mail bericht is verzonden door afzender [betrokkene 1]@talp.tv aan de
volgende ontvangers:
Dit e-mail bericht is verzonden door afzender [betrokkene 2]@versatel.com aan de volgende ontvangers:
5. Geschriften:
Versatel-Aangifte van overtreding van de artikelen 225 lid 1 en 334 Sr d.d. 29 iuli 2005 gedaan door mr. V.H.F. Bekink, advocaat, namens Versatel Telecom International N.V., inhoudende de aangifte terzake van het versturen van een vals persbericht aan onder meer het Algemeen Nederlands Persbureau (D-13) en Talpa- Aangifte van overtreding van de artikelen 225 lid 1 en 334 Sr. d.d. 3 augustus 2005 gedaan door mr. V.H.F. Bekink, advocaat, namens Talpa Capital B.V., inhoudende de aangifte terzake het versturen van een vals persbericht aan onder meer het Algemeen Nederlands Persbureau (D-14)."
2.3.
Blijkens de hiervoor weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen heeft het Hof vastgesteld dat aan het versturen van de emailberichten met als afzender '[betrokkene 1]@talp/tv' onderscheidenlijk '[betrokkene 2]@versatel.com' met de onjuiste inhoud – samengevat - dat Versatel Telecom International N.V. gesprekken voert met Deutsche Telekom AG over mogelijke vormen van strategische samenwerking, waaronder een openbaar bod, het volgende is voorafgegaan. De verdachte en [medeverdachte] hebben, samen achter de pc van laatstgenoemde gezeten, een publicatie van Belgacom en Versatel aangepast waarbij zij Belgacom hebben veranderd in Deutsche Telecom. De aangepaste tekst hebben zij uitgeprint. Vervolgens zijn de verdachte en [medeverdachte] naar [A] Hostel gegaan en hebben zij samen plaatsgenomen achter de in het hostel aanwezige pc met internetverbinding. Aldaar heeft de verdachte de tekst van het bericht voorgelezen en heeft [medeverdachte] de tekst ingetypt.
2.4.
Het oordeel van het Hof dat de verdachte, gelet op de hiervoor omschreven gedragingen, kan worden aangemerkt als iemand die de persberichten heeft "opgemaakt" en daarmee het tenlastegelegde feit heeft gepleegd, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel faalt.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep.Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de omstandigheid dat de verdachte strafbaar is verklaard doch geen straf of maatregel is opgelegd, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2014.
Conclusie 01‑04‑2014
Inhoudsindicatie
Valsheid in geschrift, art. 225.1 Sr. Falende bewijsklacht. Het oordeel van het Hof dat verdachte, gelet op de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, kan worden aangemerkt als iemand die de in de tll. genoemde persberichten heeft “opgemaakt” en daarmee het tlgd. feit heeft gepleegd, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.
Nr. 12/02824 Zitting: 1 april 2014 | Mr. Aben Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het gerechtshof te Amsterdam heeft bij arrest van 23 mei 2012 de verdachte ter zake van “valsheid in geschrift” strafbaar verklaard, zij het dat het hof met toepassing van art. 9a Sr heeft bepaald dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
2. Door de verdachte is cassatie ingesteld. Namens deze heeft mr. C.W. Noorduyn, advocaat te ’s-Gravenhage, een schriftuur ingezonden houdende vijf middelen van cassatie.
3. Alle middelen richten zich tegen de motivering door het hof van de bewezenverklaring.
4. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 14 juli 2005 te Amsterdam achttien persberichten via het internet, - zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens in strijd met de waarheid doen voorkomen alsof die berichten afkomstig waren van een medewerker van Talpa (Capital BV), te weten [betrokkene 1] of van Versatel Telecom International N.V., te weten [betrokkene 2] en in die berichten in strijd met de waarheid vermeld of doen vermelden dat "Versatel Telecom International NV mede deelt dat zij in het kader van haar voortdurende strategische oriëntatie onder meer initiële gesprekken voert met Deutsche Telekom AG tezamen met Talpa Capital BV over mogelijke vormen van strategische samenwerking, waaronder een openbaar bod en dat gelet op de vergevorderde besprekingen op dit moment geen verdere mededelingen kunnen worden gedaan", zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;”
5. Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal met nummer 35125 van 30 juli 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van de verdachte, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik wil schoon schip maken, ik wil graag een bekennende verklaring afleggen.
Mijn ex-vriendin vertelde mij op 13 juli 2005 over de site www.shitzooi.nl. Je kunt via deze site redelijk anoniem mailtjes versturen. Ik ben die dag weer terug naar Amsterdam gegaan. Ik had 's avonds afgesproken met [medeverdachte] (het hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte]).
Ik heb [medeverdachte] gedemonstreerd hoe deze site werkte.
Ik beleg al een aantal jaren in Versatel en [medeverdachte] had contacten met Talpa. John de Mol had in die tijd 40% van de aandelen in Versatel. Er waren in die tijd veel overnamegeruchten. De we dachten dat we een geintje konden uithalen. We zijn toen samen achter de pc van [medeverdachte] gaan zitten en hebben een publicatie van Belgacom en Versatel erbij genomen en Belgacom veranderd in Deutsche Telecom. Ik zat naast [medeverdachte] en somde voor [medeverdachte] diverse media op. [medeverdachte] zocht daarbij de betreffende mailadressen. We hebben toen de publicatie die we hadden aangepast en uitgeprint en we schreven op de achterkant van het papiertje de mailadressen. Vervolgens zijn we de stad in gegaan. We zijn toen bij het youth hostel (het hof begrijpt: [A] Hostel te Amsterdam) gaan zitten en daar hebben we samen plaats genomen achter de pc die daar stond. Ik heb de tekst voorgelezen en [medeverdachte] heeft de tekst ingetypt. We hebben hooguit een kwartier achter internet gezeten.
Alles is puur voor een moment lol gegaan. Er zullen mensen uit hun bed gebeld worden om het te checken. Wij vonden dat heel grappig. Wij waren er vanuit gegaan dat er een beetje reuring zou komen, maar dat het bericht nooit geplaatst zou worden.
2. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 9 mei 2012.
Deze verklaring houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik blijf bij mijn bekennende verklaring. Het was een grap met de site shitzooi.nl.
3. Een geschrift, zijnde een Samenvatting totaal, bijlage 1, pagina 3 (dossier codenr D-12)
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
14/Jul/2005:00:42:02 Shitzooi verzending anonieme persberichten tot 14/Jul/2005:00:45:51 80.65.112.115.
Afzender [betrokkene 1]@talp.tv
Afzender: [betrokkene 2]@versatel.com
Ontvangers:
4.
Geschriften, zijnde uitdraaien van e-mailberichten (codenr. D-11/1 tot en met D 11/18).
Deze geschriften houden telkens in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Bericht: Versatel
Persbericht
Mededeling
Amsterdam, 14 juli 2005 - Versatel Telecom International N.V. deelt mee dat zij in het kader van haar voortdurende strategische oriëntatie onder meer initiële gesprekken voert met Deutsche Telekom AG tezamen met Talpa Capital B.V., over mogelijke vormen van strategische samenwerking, waaronder een openbaar bod. Gelet op de vergevorderde besprekingen kunnen op dit moment geen verdere mededelingen gedaan worden.
- Einde-
Vesatel Telecom International N.V. (Euronext: VRSA).
Versatel heeft haar hoofdkantoor in Amsterdam en is een concurrerende telecommunicatieoperator en toonaangevend alternatief van monopolistische telecommunicatieaanbieders in haar thuismarkten in de Benelux en regionaal in Duitsland. Versatel, opgericht in oktober 1995, is in het bezit van volledige telecommunicatielicenties voor Nederland, België en Duitsland en telt ruimt 1 miljoen klanten en ruim 1.900 werknemers. Versatel heeft op eigen faciliteiten gebaseerd breedbandig netwerk dat gebruik maakt van de modernste netwerktechnologieën om aan bedrijven breedbandige spraak-, data- en internetdiensten te bieden. Versatel is een beursgenoteerde vennootschap die een notering heeft aan de Euronext Amsterdam (VRSA). Meer nieuws en informatie is verkrijgbaar via http://www.versatel. com
Noot voor de redactie: 'Versatel' is als woord- en beeldmerk beschermd in Nederland, België, Luxemburg, Duitsland en verschillende andere Europese landen.
Contact Versatel:
[betrokkene 2]
Manager Corporate Communications
Tel: + 31-[001]
E-mail: [betrokkene 2]@versatel.com
Contact Talpa:
[betrokkene 1]
Woordvoerder
Tel: + 31-[002]
E-mail: [betrokkene 1]@talpa.tv
Dit e-mail bericht is verzonden door afzender [betrokkene 1]@talp.tv aan de volgende ontvangers:
Dit e-mail bericht is verzonden door afzender [betrokkene 2]@versatel.com aan de volgende ontvangers:
5.
Geschriften:
Versatel-Aangifte van overtreding van de artikelen 225 lid 1 en 334 Sr d.d. 29 juli 2005 gedaan door mr. V.K.F. Bekink, advocaat, namens Versatel Telecom International N.V., inhoudende de aangifte terzake van het versturen van een vals persbericht aan onder meer het Algemeen Nederlands Persbureau (D-13) en Talpa-Aangifte van overtreding van de artikelen 225 lid 1 en 334 Sr. d.d 3 augustus 2005 gedaan door mr. VH.F. Bekink, advocaat, namens Talpa Capital B.V., inhoudende aangifte terzake het versturen van een vals persbericht aan onder meer het Algemeen Nederlands Persbureau (D-14).”
6.
Het bestreden arrest houdt onder het hoofd “bespreking gevoerde verweren” het volgende in:
“De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep aan de hand van de door haar overgelegde pleitnotities bepleit dat het gewraakte bericht niet kan worden aangemerkt als een geschrift met bestemming om tot bewijs van enig feit te dienen. De raadsvrouw heeft daartoe - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de valsheid geen rechtens relevant feit betrof en voorts dat het bericht een bewijsbestemming ontbeert.
Voorts heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat bij de verdachte het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te (doen) gebruiken heeft ontbroken, aangezien het slechts om een grap ging.
Het hof overweegt als volgt.
In het licht van het bepaalde in de destijds geldende artikelen 9, 9a en 9b van het toenmalige Besluit Toezicht Effectenverkeer 1995, moet het ervoor worden gehouden dat onder omstandigheden als in het bericht genoemd sprake kon zijn geweest van koersgevoelige informatie die rechtens tot publicatie en het uitbrengen van een persbericht zou hebben genoopt. Reeds daarom heeft het bericht een bewijsbestemming. Mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat het bericht daadwerkelijk door persbureau’s is overgenomen, is niet aannemelijk geworden dat de nabootsing zodanig onvolkomen was dat voor de geadresseerden duidelijk moest zijn geweest dat geen sprake was van een authentiek stuk. De omstandigheid dat de verdachte heeft verklaard bij wijze van grap te hebben gehandeld, doet hier niet aan af.
Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij het bericht heeft verstuurd, in de hoop hiermee 'reuring' te veroorzaken. De verdachte heeft, naar het oordeel van het hof, met zijn intentie om 'reuring' te veroorzaken klaarblijkelijk de bedoeling gehad dat derden de inhoud van het persbericht voor waar zouden houden. Aldus is sprake van het oogmerk derden te misleiden. Ook hieraan doet niet af dat de verdachte heeft verklaard bij wijze van grap te hebben gehandeld. Het verweer wordt dan ook in al zijn onderdelen verworpen.”
7.
Het eerste middel klaagt dat uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat het de verdachte is geweest die de persberichten valselijk heeft opgemaakt.
8.
Uit de voor het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte volgt dat de verdachte samen met zijn medeverdachte, [medeverdachte], achter de pc in [A] hostel is gaan zitten, dat de verdachte de tekst heeft voorgelezen en dat [medeverdachte] de tekst heeft ingetypt. Uit deze verklaring, noch uit de overige bewijsmiddelen kan volgen dat de verdachte de persberichten valselijk heeft opgemaakt. Het middel klaagt daarover terecht.
9.
Anders dan is tenlastegelegd – en anders dan de rechtbank in eerste aanleg heeft geoordeeld – heeft het hof hier niet het medeplegen maar het plegen van valsheid in geschrift bewezenverklaard. Uit de bewijsmiddelen, in het bijzonder uit de verklaringen van de verdachte zelf (bewijsm. 1 en 2), kan m.i. evenwel genoegzaam worden afgeleid dat tussen de verdachte en de medeverdachte een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan die gericht was op het versturen van de valse persberichten. De verdediging heeft in feitelijke aanleg de deelneming als medepleger bovendien niet betwist. Het voorgaande ten spijt gaat het m.i. te ver om op grond hiervan aan te nemen dat het hof als gevolg van een kennelijke misslag in de bewezenverklaring heeft verzuimd op te nemen dat de verdachte het feit tezamen en in vereniging heeft gepleegd. Daarbij neem ik in aanmerking dat ook de kwalificatie “valsheid in geschrift” niet op het medeplegen maar op het plegen is afgestemd.
10.
Evenmin komt het mij als juist voor om de bewijsmiddelen aldus op te vatten dat de verdachte kan worden beschouwd als de functionele dader van het misdrijf. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de rolverdeling tussen de verdachte en zijn medeverdachte erin bestond dat de verdachte de tekst van het persbericht dicteerde en de medeverdachte de tekst vervolgens intypte. Van een concrete beschikkingsmacht dan wel zeggenschap van de verdachte over de gedragingen van zijn medeverdachte – zoals de Hoge Raad in zijn rechtspraak vereist – is niet gebleken, zodat de toerekening aan de verdachte van het opmaken van het persbericht en het versturen ervan reeds daarom niet aan de orde is.1.In elk geval biedt het bestreden arrest geen aanknopingspunt voor de stelling dat het hof het oog heeft gehad op deze juridische constructie.
11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
12.
Het middel slaagt.
13.
Het tweede middel klaagt dat uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat achttien persberichten valselijk zijn opgemaakt.
14.
Het middel berust op een onjuiste lezing van het bestreden arrest. Door bewezen te verklaren dat de verdachte “achttien persberichten (…) via het internet valselijk heeft opgemaakt” heeft het hof kennelijk en niet onbegrijpelijk geoordeeld dat via de website www.shitzooi.nl per e-mail naar achttien geadresseerden een valselijk opgemaakt persbericht is verstuurd. Een en ander vindt voldoende steun in de gebezigde bewijsmiddelen. Ook de enkelvoudige kwalificatie “valsheid in geschrift” bevat geen aanwijzing voor de suggestie dat het hof bedoeld zou hebben dat er achttien afzonderlijke berichten zouden zijn opgesteld.2.
15.
Het middel faalt.
16.
Het derde middel klaagt over ’s hofs oordeel dat het persbericht een geschrift is dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen.
17.
Art. 225 Sr ziet op geschriften waaraan in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit pleegt te worden toegekend.3.Volgens Van Dorst in Noyon-Langemeijer-Remmelink heeft de Hoge Raad met de term “maatschappelijk verkeer” gedacht aan het sociaal functioneren van het geschrift zonder dat aan juridische criteria hoeft te worden gedacht.4.Reijntjes formuleert het in zijn noot onder HR 20 april 2004, NJ 2004/6815.als volgt:
“Doorslaggevend is de rol, die het betreffende soort stuk in de samenleving pleegt te spelen. Het enkele gebruik van een concreet geschrift om wat daarin staat voor waar te laten doorgaan levert zelfs geen bewijsbestemming op wanneer het er speciaal voor is vervaardigd. Was dat anders, dan kon ieder geschrift binnen het bereik van art. 225 Sr worden gebracht en werd het vereiste van een bewijsbestemming zinledig.”
En Bakker in zijn dissertatie “Valsheid in geschrift”:6.
“Het belang van het geschrift voor de maatschappij is daarin gelegen, dat men op de in het geschrift gerelateerde feiten af gaat en daarop zijn eigen plannen en handelingen baseert. Alleen die geschriften, die ook daadwerkelijk feiten bevatten, waarop men in het maatschappelijk verkeer wil (of wel moet) afgaan, verdienen strafrechtelijke bescherming.”
18.
Aldus is niet voldoende dat het geschrift is vervaardigd met het oogmerk er iets mee aan te tonen, laat staan met de enkele bedoeling dat de inhoud voor waar zal worden aangenomen. Het moet gaan om een geschrift van een soort, die een bepaalde maatschappelijke rol vervult.7.In voorkomende gevallen waarin de bewijsbestemming niet zonder meer toekomt aan het in de tenlastelegging genoemde geschrift, dient de rechter dit nader te motiveren.8.In dit verband kan gewezen worden op HR 13 januari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BF3286, NJ 2009/56, waarin werd geoordeeld dat de bewijsbestemming niet kon worden afgeleid uit de enkele vaststellingen dat brieven afkomstig waren van een jurist van een belastingkantoor, valselijk waren voorzien van naam en handtekening van een ander en gericht waren aan overheidsinstanties, advocatenkantoren en bedrijven. Daarbij nam de Hoge Raad in aanmerking dat het hof niets had vastgesteld omtrent de relevantie van de in de brieven vervatte valse gegevens voor de (rechts)positie van de daarbij betrokken personen.9.
19.
De bewijsbestemming van een geschrift kan ontbreken als het geschrift duidelijk niet geloofwaardig of onvoldoende substantieel is.10.Voorts kan de bewijsbestemming ontbreken als niet voldaan is aan wettelijke voorwaarden die aan het nagebootste geschrift worden gesteld.11.Aan de bewijsbestemming doet niet af dat de ontvanger de gegevens kan of moet controleren.12.
20.
In de onderhavige zaak heeft het hof zijn oordeel dat het persbericht bewijsbestemming heeft gebaseerd op de omstandigheid dat op basis van de artikelen 9, 9a en 9b van het destijds geldende Besluit Toezicht Effectenverkeer 1995 onder de omstandigheden als in het bericht genoemd sprake kon zijn geweest van koersgevoelige informatie die rechtens tot publicatie en het uitbrengen van een persbericht zou hebben genoopt.
21.
De artikelen 9 en 9a van het Besluit Toezicht Effectenverkeer 199513.schrijven een beursgenoteerde onderneming voor om – kort gezegd – middels de publicatie van een persbericht een openbare mededeling te doen van elk belangrijk nieuw feit betreffende de uitoefening van het bedrijf dat niet reeds openbaar is en waarvan een aanzienlijke invloed op de koers van de aandelen van die onderneming kan uitgaan. Ingevolge art. 9b van voornoemd besluit is daarvan o.a. sprake indien een openbaar bod wordt voorbereid of is aangekondigd. In zo’n geval doen de bieder en de doelvennootschap hiervan een openbare mededeling.
22.
Het gaat hier om een persbericht afkomstig van beursgenoteerde ondernemingen, waartoe gelet op de inhoud ervan een wettelijke verplichting bestond en waarvan het belang in de maatschappij hierin is gelegen dat het rechtstreeks van invloed kan zijn op de omvang en de waarde van de handel in effecten.14.Gelet hierop geeft het oordeel van het hof dat het persbericht een bewijsbestemming heeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het evenmin onbegrijpelijk.
23.
Het oordeel van het hof dat niet aannemelijk is geworden dat de nabootsing zodanig onvolkomen was dat voor de geadresseerden duidelijk moest zijn geweest dat geen sprake was van een authentiek stuk acht ik evenmin onbegrijpelijk. Dat slechts één van de negen aangeschreven persbureaus het bericht heeft gepubliceerd, zoals door de steller van het middel wordt aangevoerd, doet daaraan niet af. Om met mijn voormalig ambtgenoot Wortel te spreken zou met de strekking van art. 225 Sr niet te verenigen zijn indien de bewijsbestemming van het geschrift niet kan worden aangenomen reeds omdat aannemelijk is dat degene die op het geschrift af zou moeten gaan het ontoereikend of ongeloofwaardig heeft geoordeeld en er daarom niet het door de steller beoogde gevolg aan heeft gegeven.15.
24.
Het vierde middel klaagt dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed nu het hof in zijn nadere bewijsoverweging een omstandigheid heeft genoemd die niet in de bewijsmiddelen is opgenomen en waarvan de herkomst in de overweging evenmin voldoende nauwkeurig is aangegeven.
25.
Het middel heeft het oog op de door het hof genoemde omstandigheid dat het persbericht daadwerkelijk door persbureaus is overgenomen. Een snelle zoektocht op het internet leert dat het onderhavige persbericht is gepubliceerd en door verschillende media is overgenomen en verspreid.16.De in het middel bedoelde omstandigheid heeft derhalve te gelden als een feit van algemene bekendheid. Het is zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen te achterhalen en behoeft daarom geen bewijs. Daar komt nog bij dat de verdediging in het door haar gevoerde verweer niet onvermeld laat dat het persbericht is overgenomen. Dat het hof spreekt van “persbureaus” en niet van “persbureau” moet worden aangemerkt als een kennelijke verschrijving.
26.
Het middel faalt.
27.
Het vijfde middel klaagt over de motivering van het bewezenverklaarde oogmerk om het geschrift als ware het echt en onvervalst te (doen) gebruiken.
28.
Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte met zijn intentie om “reuring” te veroorzaken klaarblijkelijk de bedoeling heeft gehad dat derden de inhoud van het persbericht voor waar zouden houden, zodat sprake is van het oogmerk te misleiden en dat daaraan niet afdoet dat de verdachte heeft verklaard bij wijze van grap te hebben gehandeld. Anders dan het middel wil acht ik dat oordeel niet onbegrijpelijk, zelfs niet tegen de achtergrond van verdachtes verklaring dat Van Doorn en hij nooit de bedoeling zouden hebben gehad dat het persbericht gepubliceerd zou worden.
29.
Het middel faalt.
30.
Alleen het eerste middel slaagt. Het tweede, het vierde en het vijfde middel kunnen worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
31.
Ik heb mij nog afgevraagd of de verdachte een voldoende in rechte te respecteren belang bij zijn klacht heeft indien de Hoge Raad met mij van oordeel is dat louter de in het eerste middel opgeworpen klacht over de toereikendheid van de bewijsvoering doel treft. Zoals ik onder 9 heb betoogd, zal het hof bij terugwijzing zonder veel moeite het medeplegen van valsheid in geschrift kunnen bewijzen. Echter, het hof heeft in de aan dit cassatieberoep ten grondslag liggende uitspraak niet het medeplegen maar het plegen van valsheid in geschrift bewezenverklaard. Aldus doet zich hier niet het geval voor “dat een nieuwe handeling van de zaak niet tot een andere uitkomst ten aanzien van de bewezenverklaring zal leiden”.17.Door hier te oordelen dat de verdachte geen belang heeft bij cassatie zouden we m.i. al te nadrukkelijk op de stoel van de feitenrechter plaatsnemen.
32.
Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van het bestreden arrest aanleiding behoort te geven.
33.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 01‑04‑2014
Dit in tegenstelling tot het vonnis van de rechtbank, dat als kwalificatie “medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd” inhield.
Vgl. HR 30 september 1980, NJ 1981/70, HR 20 april 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9379, NJ 2004/681, m.nt. Reijntjes.
A.J.A. van Dorst in: Noyon, Langemeijer & Remmelink (red.), Het Wetboek van Strafrecht , Deventer: Kluwer (losbl.), aant. 3.2 bij art. 225, bijgewerkt tot 1 oktober 2008.
F.C. Bakker, Valsheid in geschrift, Arnhem: Gouda Quint 1985, p. 57.
Aldus Reijntjes in zijn noot onder HR 10 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6130, NJ 2007/326. Voor een overzicht van geschriften waaraan bewijsbestemming is toegekend, geschriften zonder bewijsbestemming en de twijfelgevallen verwijs ik naar Noyon, Langemeijer & Remmelink als voornoemd.
Vgl. CAG Jörg 10 januari 2012, ECLI:NL:PHR:2012:BV2940.
Zie ook HR 20 april 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9379, NJ 2004/681, m.nt. Reijntjes.
Vgl. HR 22 juni 1931, NJ 1932, p.95. Zie tevens CAG Wortel 20 januari 2004, ECLI:NL:PHR:2004:AO2255 (HR: 81 RO).
Vgl. HR 19 september 1988, NJ 1989/534.
Vgl. HR 7 april 1987, NJ 1988/62. Zie tevens CAG Jörg 9 maart 2010, ECLI:NL:PHR:2010:BL7695 (HR: 81 RO).
Sinds 1 januari 2007 is het toezicht op het effectenverkeer geregeld in de Wet op het financieel toezicht (Stb. 2006, 475).
Dat het persbericht daadwerkelijk invloed heeft gehad op de beurs volgt uit een bericht op de website van dagblad Trouw van 15 juli 2005 “Vals bericht over Versatel beroert beurs”, waarin gesproken wordt van een koerssprong van het aandeel Versatel van 5% kort na opening van de beurs. Zie hierover: http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/archief/article/detail/1723458/2005/07/15/Vals-persbericht-over-Versatel-beroert-beurs.dhtml
CAG Wortel 20 januari 2004, ECLI:NL:PHR:2004:AO2255.
Zie noot 14.
Vlg. HR 2 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ5960, NJ 2013/383 en HR 11 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA2547, NJ 2013/577.
Beroepschrift 22‑04‑2013
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Griffienummer: 12/02824
SCHRIFTUUR HOUDENDE
MIDDELEN VAN CASSATIE
Van : Mr. C.W. Noorduyn
Dossiernummer: 1615351
Inzake:
[verdachte],
verzoeker tot cassatie van een door het Gerechtshof te Amsterdam op 23 mei 2012 onder parketnummer 23-005328-07 gewezen arrest.
Middel I
1.
Het recht is geschonden en/of naleving is verzuimd van op straffe van nietigheid in acht te nemen vormvoorschriften, doordat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed nu uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat verzoeker degene is geweest die de persberichten (het persbericht) valselijk heeft opgemaakt.
2. Toelichting
2.1
Ten laste van verzoeker is bewezenverklaard dat:
‘hij op 14 juli 2005 te Amsterdam achttien persberichten via het internet, — zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen — valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens in strijd met de waarheid doen voorkomen alsof die berichten afkomstig waren van een medewerker van Talpa (Capital BV), te weten [betrokkene 1] of van Versatel Telecom International N.V. te weten [betrokkene 2] en in die berichten in strijd met de waarheid vermeld of doen vermelden dat ‘Versatel Telecom International NV mededeelt dat zij in het kader van haar voortdurende strategische oriëntatie onder meer initiële gesprekken voert met Deutsche Telekom AG tezamen met Talpa Capital BV over mogelijke vormen van strategische samenwerking, waaronder een openbaar bod en dat gelet op de vergevorderde besprekingen op dit moment geen verdere mededelingen kunnen worden gedaan’ zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken; ’
2.2
Blijkens de aanvulling verkort arrest heeft het Hof de volgende bewijsmiddelen gebezigd:
- 1)
een deel van de verklaring van verzoeker afgelegd bij de FIOD,
- 2)
een deel van de verklaring van verzoeker afgelegd ter zitting,
- 3)
een geschrift, zijnde een samenvatting,
- 4)
een geschrift, zijnde een e-mailuitdraai en
- 5)
de aangifte namens Versatel Telecom International N.V. en de aangifte namens Talpa Capital B.V.
2.3
Het eerste bewijsmiddel luidt — voor zover hier van belang — als volgt:
‘(…) We zijn toen samen achter de pc van [medeverdachte] gaan zitten en hebben een publicatie van Belgacom en Versatel erbij genomen en Belgacom veranderd in Deutsche Telecom. Ik zat naast [medeverdachte] en somde voor [medeverdachte] diverse media op. [medeverdachte] zocht daarbij de betreffende mailadressen. We hebben toen de publicatie die we hadden aangepast en uitgeprint en we schreven op de achterkant van het papiertje de mailadressen. Vervolgens zijn we de stad in gegaan. We zijn toen bij het youth hostel (het hof begrijpt: het [A] Hostel te Amsterdam) gaan zitten en daar hebben we samen plaats genomen achter de pc die daar stond. Ik heb de tekst voorgelezen en [medeverdachte] heeft de tekst ingetypt. We hebben hooguit een kwartier achter internet gezeten. (…)’
2.4.
Uit het hierboven weergegeven eerste bewijsmiddel volgt dat verzoeker samen met [medeverdachte] (medeverdachte [medeverdachte]) achter de computer heeft gezeten en dat zowel bij [medeverdachte] thuis als in het youth hostel [medeverdachte] — en niet verzoeker — degene is geweest die de tekst van het gewraakte bericht heeft getypt. Dat brengt met zich mee dat niet kan worden gesteld dat verzoeker degene is geweest die de persberichten valselijk heeft opgemaakt.
2.5.
Uit de overige bewijsmiddelen kan evenmin blijken dat verzoeker zelf de persberichten heeft opgemaakt.
2.6.
Van medeplegen is geen sprake nu verzoeker van dit onderdeel van de tenlastelegging expliciet is vrijgesproken, terwijl medeverdachte [medeverdachte] integraal is vrijgesproken. Verzoeker dient dus zelf alle bestanddelen van de bewezenverklaring te vervullen. Daarvan is gelet op het bovenstaande geen sprake. Dit brengt met zich mee dat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
2.7.
Het arrest kan om die reden niet in stand blijven.
Middel II
1.
Het recht is geschonden en/of naleving is verzuimd van op straffe van nietigheid in acht te nemen vormvoorschriften, doordat de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen is omkleed nu uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat achttien persberichten valselijk zijn opgemaakt.
2. Toelichting
2.1
Ten laste van verzoeker is het volgende bewezenverklaard:
‘hij op 14 juli 2005 te Amsterdam achttien persberichten via het internet, — zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen — valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens in strijd met de waarheid doen voorkomen alsof die berichten afkomstig waren van een medewerker van Talpa (Capital BV), te weten [betrokkene 1] of van Versatel Telecom International N.V. te weten [betrokkene 2] en in die berichten in strijd met de waarheid vermeld of doen vermelden dat ‘Versatel Telecom International NV mededeelt dat zij in het kader van haar voortdurende strategische oriëntatie onder meer initiële gesprekken voert met Deutsche Telekom AG tezamen met Talpa Capital BV over mogelijke vormen van strategische samenwerking, waaronder een openbaar bod en dat gelet op de vergevorderde besprekingen op dit moment geen verdere mededelingen kunnen worden gedaan’ zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken; ’
2.2
Blijkens de aanvulling verkort arrest heeft het Hof de volgende bewijsmiddelen gebezigd:
- 1)
een deel van de verklaring van verzoeker afgelegd bij de FIOD,
- 2)
een deel van de verklaring van verzoeker afgelegd ter zitting,
- 3)
een geschrift, zijnde een samenvatting,
- 4)
een geschrift, zijnde een e-mailuitdraai en
- 5)
de aangifte namens Versatel Telecom International N.V. en de aangifte namens Talpa Capital B.V.
2.3
Uit de bewijsmiddelen volgt dat door medeverdachte [medeverdachte] slechts één e-mailbericht op de computer is getypt dat gelijktijdig aan achttien verschillende mailadressen is verzonden. Het gaat derhalve om één persbericht dat naar achttien verschillende ontvangers is gegaan. Dat verzoeker achttien persberichten valselijk zou hebben opgemaakt — zoals is bewezenverklaard — doet suggereren dat verzoeker en/of de medeverdachte achttien afzonderlijke berichten zou(den) hebben opgesteld. Uit de bewijsmiddelen volgt echter dat de bewezenverklaarde gedraging, te weten het opmaken van een geschrift, zich maar één keer heeft voorgedaan en niet achttien keer. Ook om die reden is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4
Het arrest kan ook om die reden niet in stand blijven.
Middel III
1.
Het recht is geschonden en/of naleving is verzuimd van op straffe van nietigheid in acht te nemen vormvoorschriften, doordat 's‑Hofs oordeel, inhoudende dat het bewezenverklaarde geschrift (een persbericht) een geschrift is dat bestemd is om tot het bewijs van enig feit te dienen onjuist, dan wel zonder nadere motivering die ontbreekt, onbegrijpelijk is, dan wel dat het ter zake door de verdediging gevoerde verweer op ontoereikende gronden is verworpen.
2. Toelichting
2.1
Namens verzoeker is — onder meer — het verweer gevoerd dat het betreffende persbericht een bewijsbestemming ontbeert. In de alinea's 22 t/m 40 van de pleitnota in hoger beroep is dit verweer als volgt weergegeven:
- 22.
‘Niet ieder geschrift waarvan de inhoud in strijd met de werkelijkheid is, valt onder het bereik van art. 225 Sr. Het moet gaan om een geschrift dat is bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen.
- 23.
Reijntjes formuleerde het in zijn noot onder HR NJ 2004/6819. als volgt:
‘Doorslaggevend is de rol, die het betreffende soort stuk in de samenleving pleegt te spelen. Het enkele gebruik van een concreet geschrift om wat daarin staat voor waar te laten doorgaan levert zelfs geen bewijsbestemming op wanneer het er speciaal voor is vervaardigd. Was dat anders, dan kon ieder geschrift binnen het bereik van art. 225 Sr worden gebracht en werd het vereiste van een bewijsbestemming zinledig.’
- 24.
Wanneer kan nu worden gesproken van een geschrift dat is bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen? In 1957 werd door de Hoge Raad10. bewijsbestemming aanwezig geacht als er sprake was van een geschrift waaraan in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit pleegt te worden toegekend. Hiermee werd definitief gebroken met de oorspronkelijke invulling van de bewijsbestemming waarbij een bewijsbestemming enkel door het bevoegde gezag aan een geschrift kon worden toegekend.11.
- 25.
Aan maatschappelijk bewijs worden minder zware eisen gesteld. Men kan wel stellen dat de bewijswaardering in het maatschappelijk verkeer geheel vrij is, aldus Bakker.12. Door deze vrije bewijswaardering kan een geschrift waaraan in het maatschappelijk verkeer geloofwaardigheid wordt toegekend en zodoende fungeert als basis voor onderscheiden rechtshandelingen tot bewijs dienen in de zin van art. 225 Sr.13.
- 26.
De (maatschappelijke) geloofwaardigheid van een geschrift is dus van doorslaggevend belang voor het antwoord op de vraag of een stuk de voor art. 225 Sr vereiste bewijsbestemming heeft. Indien het geschrift niet geloofwaardig of onvoldoende substantieel is, wordt de bewijsbestemming geacht te ontbreken.14. Dit geldt tevens voor de situatie waarin het nagebootste stuk niet voldoet aan de wettelijke voorwaarden die aan het na te maken stuk worden gesteld.15.
- 27.
Als dit toetsingskader op de onderhavige zaak wordt toegepast kan de verdediging niet anders dan concluderen dat de e-mailberichten in casu ongeloofwaardig en onvoldoende substantieel zijn. Aan de algemene eisen die aan een zakelijke e-mail worden gesteld met betrekking tot de geloofwaardigheid daarvan is niet voldaan. Datzelfde geldt voor de specifieke vereisten die in de branche van de nieuwsbureaus aan dergelijke mails worden gesteld met betrekking tot de geloofwaardigheid.16. Ik licht dit toe.
- 28.
In zijn algemeenheid geldt dat tegenwoordig iedere zakelijke e-mail een logo van het bedrijf of de instantie waarvan deze afkomstig is zal bevatten, evenals een disclaimer. De e-mails in kwestie hadden dat allebei niet; geen logo en geen disclaimer. Het is buitengewoon onwaarschijnlijk dat een e-mail afkomstig van een beursgenoteerde onderneming een disclaimer, noch een logo bevat. Het ontbreken daarvan doet derhalve sterk afbreuk aan de geloofwaardigheid van het bericht.
- 29.
De lay-out van de e-mails is voorts als amateuristisch te betitelen. Alles is achter elkaar in één blok tekst getypt en witregels ontbreken. Wat verder opvalt is dat bij de woorden ‘initiële’, ‘oriënterende’ en ‘netwerktechnologieën’ de leestekens (umlaut) ontbreken. Dit is taalkundig niet correct en komt daardoor niet professioneel over.
- 30.
Proefondervindelijk kan ik nog melden dat e-mails verstuurd via www.shitzooi.nl op mijn werkadres in het spamfilter blijven hangen en in mijn hotmail wel aankomen, maar om veiligheidsredenen worden geblokkeerd. Bij doorklikken op de link ‘meer informatie’ volgt een toelichting dat er iets mis is met de ‘sender ID’. Met andere woorden: er is onduidelijkheid omtrent de identiteit van de afzender.
- 31.
Wat voorts opvalt is dat de mogelijkheid om de verzender een reactie (reply) te zenden ontbreekt. Niet uit te sluiten is derhalve dat aan het bericht dat de nachtredacteur van het ANP ontving gebreken kleefden.
Deze blokkades zijn op te heffen maar moeten toch wel vragen oproepen ten aanzien van de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van het bericht.
- 32.
Voor de specifieke aan een persbericht te stellen eisen geldt het volgende.
[naam 2] van de AFM heeft verklaard dat persberichten in de regel eerst worden ingezonden door een advocaat.17. Dat gebeurt middels een faxbericht, voorzien van een bedrijfslogo en voorafgegaan door een ondertekend begeleidend schrijven.
- 33.
Als er al een persbericht via de mail wordt verzonden, vindt dit plaats per ‘secured pdf-bestand’ eveneens voorzien van een logo. Dit alles om de betrouwbaarheid van de inhoud van het bericht zoveel mogelijk te doen blijken. Bovendien dient de inhoud van de berichten altijd te worden geverifieerd. Deze werkwijze is zelfs in de interne richtlijnen opgenomen, maar spijtig genoeg in casu niet nageleefd.
- 34.
Een persbericht wordt daarbij vrijwel altijd geplaatst op de website van het bedrijf of de instantie in kwestie. Aan al deze criteria is niet voldaan hetgeen nog verder afbreuk doet aan de maatschappelijke geloofwaardigheid van de e-mails in casu.
- 35.
Dat slechts één van de negen aangeschreven instanties het bericht voor waar heeft aangenomen, bovendien als gevolg van interne fouten, is dan ook indicatief voor de ongeloofwaardigheid van het geschrift.
- 36.
Daarnaast heeft ook het tijdstip van verzenden een derogerende werking op de geloofwaardigheid van het bericht.
- 37.
De e-mail is om 00:46 uur verzonden. [naam 1] van Versatel heeft verklaard, dat persberichten over het algemeen voor de opening van de beurs, omstreeks 08:00 uur worden gepubliceerd.18. Chef economie van het ANP, [naam 3], heeft in dit verband verklaard dat dit een ongebruikelijk tijdstip is voor de verzending van een persbericht van een beursgenoteerde onderneming.19.
- 38.
[naam 1] is slechts bekend met twee gevallen waarin van het reguliere publicatietijdstip werd afgeweken. Dat was er telkens in gelegen dat er zeer recente incidenten hadden plaatsgevonden, die direct toelichting behoefden. De noodzaak daarvan volgde dan ook uit de persberichten zelf.
In casu bevatten de e-mailberichten geen aanwijsbare reden voor het afwijkende publicatietijdstip.
- 39.
Nog vóór de beurs opende, nadat in een later stadium wel werd geverifieerd of het bericht juist was, was meteen duidelijk dat het om een onjuist bericht ging.
- 40.
Uit dit alles kan worden afgeleid dat de gewraakte e-mails in het maatschappelijk verkeer als onvoldoende geloofwaardig en substantieel moeten worden aangemerkt, zowel als wordt gekeken naar de algemene vereisten als naar de branchespecifieke vereisten. De e-mailberichten ontberen om die reden bewijs-bestemming ex art. 225 Sr.’
2.2.
Het Hof heeft het verweer verworpen en daartoe in een nadere bewijsmotivering — onder meer — het volgende over overwogen (p. 3 verkort arrest):
‘In het licht van het bepaalde in de destijds geldende artikelen 9, 9a en 9b van het toenmalige Besluit Toezicht Effectenverkeer 1995, moet het ervoor worden gehouden dat onder omstandigheden als in het bericht genoemd sprake kon zijn geweest van koersgevoelige informatie die rechtens tot publicatie en het uitbrengen van een persbericht zou hebben genoopt.
Reeds daarom heeft het bericht een bewijsbestemming. Mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat het bericht daadwerkelijk door persbureau's is overgenomen, is niet aannemelijk geworden dat de nabootsing zodanig onvolkomen was dat voor de geadresseerden duidelijk moet zijn geweest dat geen sprake was van een authentiek stuk. De omstandigheid dat de verdachte heeft verklaard bij wijze van grap te hebben gehandeld, doet hier niet aan af.’
2.3.
Namens verzoeker is eveneens het verweer gevoerd dat geen sprake is van een rechtens relevant feit (alinea's 8 t/m 21 van de pleitnota in hoger beroep). Het eerste deel van de hierboven weergegeven nadere bewijsoverweging lijkt een verwerping van dat verweer te zijn en niet zo zeer van het verweer dat de bewijsbestemming als zodanig ontbreekt, hoewel het Hof wel die conclusie eraan verbindt. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat het tweede deel van de nadere motivering (beginnend met de zinsnede ‘mede in aanmerking…’) de daadwerkelijke bewijsmotivering van de bewijsbestemming betreft en daarmee de verwerping van het verweer dat geen sprake zou zijn van een bewijsbestemming.
2.4.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat het oordeel van het Hof dat het persbericht in casu een bewijsbestemming heeft onjuist, dan wel zonder nadere motivering die ontbreekt, onbegrijpelijk is, dan wel dat het ter zake door de verdediging gevoerde verweer op ontoereikende gronden is verworpen.
2.5.
Art. 225 Sr ziet op geschriften, waaraan in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit pleegt te worden toegekend (vgl. HR 30 september 1980, NJ 1981, 70; HR 20 april 2004, NJ 2004, 681). Of sprake is van een geschrift dat is bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen is afhankelijk van de aard van het geschrift en tevens van de vraag of het geschrift voldoende geloofwaardig en substantieel is (vgl. HR 19 september 1988, NJ 1989, 534).
2.6.
Het ten laste gelegde en bewezen verklaarde geschrift betreft een ‘persbericht’. Dat is geen geschrift dat naar zijn aard zonder meer een bewijsbestemming pleegt te hebben. Een persbericht (zoals het onderhavige) is in beginsel vormvrij en heeft noch naar zijn inhoud noch naar zijn doel een vastomlijnde betekenis in het maatschappelijk verkeer, zoals een factuur, een bedrijfsadministratie, een aanvraagformulier voor een rijbewijs, een handtekeningenkaart of een recept dat wel hebben.
2.7.
Bovendien brengt het fenomeen persbericht naar de mening van verzoeker niet automatisch met zich mee dat de gegevens die daarin staan vermeld zonder meer voor juist dienen te worden aangenomen. Veelal zal degene die een dergelijk bericht uit doet gaan daarmee een subjectieve, gekleurde mededeling beogen te doen.
2.8.
Gelet op het feit dat de aard van het geschrift in casu — een persbericht — niet zonder meer noopt tot de conclusie dat het geschrift gezegd kan worden een ‘bewijsbestemming’ als bedoeld in art. 225 Sr te hebben, is onder meer van belang of ten aanzien van de relevantie van de in dat persbericht vervatte valse gegevens voor de (rechts)positie van de daarbij betrokken personen iets is vastgesteld (vgl. HR 13 januari 2009, LJN BF3286, NJ 2009, 56).
2.9.
De door het Hof gebezigde bewijsmiddelen houden echter niets in omtrent de vraag of het geschrift in casu (het persbericht) bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen. Enkel in de nadere bewijsoverweging — zoals weergegeven onder 2.2. — wordt (summier) ingegaan op de kwestie van de bewijsbestemming.
2.10.
Echter, zonder nadere motivering — die ontbreekt — kan uit de enkele vaststelling dat niet aannemelijk is geworden dat de nabootsing zodanig onvolkomen was dat voor de geadresseerden duidelijk moet zijn geweest dat geen sprake was van een authentiek stuk niet worden afgeleid dat dit persbericht wordt aangemerkt als een geschrift waaraan in het maatschappelijk verkeer een zodanige betekenis pleegt te worden toegekend, dat sprake is van een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen als bedoeld in art. 225 Sr. (vgl. HR 13 januari 2009, LJN BF3286, NJ 2009, 56).
2.11.
Namens verzoeker is uitgebreid betoogd dat en waarom het bericht in casu in het maatschappelijk verkeer als onvoldoende geloofwaardig en substantieel moeten worden aangemerkt. In de bewijsmiddelen noch in de nadere bewijsoverweging wordt het door en namens verzoeker ingenomen standpunt weerlegd.
2.12.
Daar komt bij dat 's Hofs nadere bewijsoverweging dat persbureaus (meervoud) het bericht hebben overgenomen niet juist is. Een blik over de papieren muur leert dat niet meerdere, maar slechts één persbureau — te weten het ANP —, het bericht heeft geplaatst. Voor de verdediging was dit in feitelijke aanleg juist een contra-argument voor de bewijsbestemming. Als slechts één van de negen aangeschreven persbureaus het bericht — in strijd met de daarvoor geldende interne protocollen — plaatst dan kan het niet anders dan dat het verzonden e-mailbericht in het maatschappelijk verkeer als onvoldoende geloofwaardig en substantieel moeten worden aangemerkt (zie alinea 35 van de pleitnota uit hoger beroep).
2.13.
Dit alles brengt met zich mee dat 's‑Hofs oordeel, inhoudende dat het bewezenverklaarde geschrift (een persbericht) een geschrift is dat bestemd is om tot het bewijs van enig feit te dienen onjuist, dan wel zonder nadere motivering die ontbreekt, onbegrijpelijk is, dan wel dat het ter zake door de verdediging gevoerde verweer op ontoereikende gronden is verworpen.
2.14.
Het arrest kan niet in stand blijven.
Middel IV
1.
Het recht is geschonden en/of naleving is verzuimd van op straffe van nietigheid in acht te nemen vormvoorschriften, doordat de bewezenverklaring van het bestanddeel bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen niet naar de eis der wet met redenen is omkleed nu het Hof in zijn nadere bewijsoverweging daartoe een omstandigheid heeft genoemd die niet in de bewijsmiddelen is opgenomen en waarvan de herkomst in de overweging evenmin voldoende nauwkeurig is aangegeven.
2. Toelichting
2.1
Zoals in het derde middel weergegeven is namens verzoeker het verweer gevoerd dat het geschrift in casu een bewijsbestemming ontbeert.
2.2.
Het Hof heeft genoemd verweer verworpen en daartoe in een nadere bewijsmotivering — onder meer — het volgende over overwogen (p. 3 verkort arrest):
‘In het licht van het bepaalde in de destijds geldende artikelen 9, 9a en 9b van het toenmalige Besluit Toezicht Effectenverkeer 1995, moet het ervoor worden gehouden dat onder omstandigheden als in het bericht genoemd sprake kon zijn geweest van koersgevoelige informatie die rechtens tot publicatie en het uitbrengen van een persbericht zou hebben genoopt.
Reeds daarom heeft het bericht een bewijsbestemming. Mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat het bericht daadwerkelijk door persbureau's is overgenomen, is niet aannemelijk geworden dat de nabootsing zodanig onvolkomen was dat voor de geadresseerden duidelijk moet zijn geweest dat geen sprake was van een authentiek stuk. De omstandigheid dat de verdachte heeft verklaard bij wijze van grap te hebben gehandeld, doet hier niet aan af.’
2.3
Blijkens deze nadere bewijsoverweging heeft het Hof de omstandigheid dat het bericht daadwerkelijk door persbureaus is overgenomen kennelijk redengevend geacht voor de bewezenverklaring van het bestanddeel om tot bewijs van enig feit te dienen terwijl deze omstandigheid niet uit de bewijsmiddelen blijkt.
2.4
Het is vaste rechtspraak van uw Raad dat indien het gaat om feiten of omstandigheden die door de rechter redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, de rechter die zich aldus — al dan niet in reactie op een bewijsverweer — beroept op bepaalde niet in de bewijsmiddelen vermelde gegevens, met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging
- (a)
die feiten of omstandigheden dient aan te duiden, en
- (b)
het wettige bewijsmiddel dient aan te geven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend.
Daarnaast geldt dat ingeval het feiten of omstandigheden betreft die zijn vervat in processen-verbaal, verslagen van deskundigen of andere schriftelijke bescheiden, die stukken ter terechtzitting dienen te zijn voorgelezen of daarvan aldaar de korte inhoud moet zijn medegedeeld (vgl. HR 24 juni 2003, LJN AF7985, NJ 2004, 165 en HR 11 september 2007, LJN BA6340, NJ 2007, 494).
2.5
In casu heeft het Hof evenwel verzuimd in zijn hiervoor onder 2.2 weergegeven overwegingen met voldoende mate van nauwkeurigheid de bewijsmiddelen aan te geven waaraan het heeft ontleend dat ‘het bericht daadwerkelijk door persbureau's is overgenomen’. Zoals reeds opgemerkt bij het derde middel leert een blik over de papieren muur bovendien dat van alle aangeschreven persbureaus slechts één — en niet meerdere — het bericht daadwerkelijk heeft overgenomen en dan nog slechts vanwege handelen in strijd met de daarvoor geldende interne protocollen (vgl. alinea 35 van de pleitnota uit hoger beroep).
2.15.
Nu het Hof in zijn nadere bewijsoverweging een voor de bewezenverklaring redengevende omstandigheid heeft genoemd die niet in de bewijsmiddelen is opgenomen en waarvan de herkomst in de overwegingen evenmin voldoende nauwkeurig is aangegeven en die bovendien onjuist lijkt te zijn, is de bewezenverklaring onvoldoende met redenen omkleed.
2.16.
Dit alles leidt tot de conclusie dat de bewezenverklaring van het bestanddeel bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen niet naar de eis der wet met redenen is omkleed nu het Hof in zijn nadere bewijsoverweging daartoe een omstandigheid heeft genoemd die niet in de bewijsmiddelen is opgenomen en waarvan de herkomst in de overweging evenmin voldoende nauwkeurig is aangegeven.
2.17.
Het arrest niet in stand blijven.
Middel V
1.
Het recht is geschonden en/of naleving is verzuimd van op straffe van nietigheid in acht te nemen vormvoorschriften, doordat de bewezenverklaring van het oogmerk om het geschrift als ware het echt en onvervalst te (doen) gebruiken — mede in het licht van het ter zake gevoerde verweer — niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
2. Toelichting
2.1
Namens verzoeker is — onder meer — het verweer gevoerd dat bij hem het oogmerk om het geschrift als ware het echt en onvervalst te (doen) gebruiken ontbrak. Daartoe is blijkens de pleitnota uit hoger beroep het volgende aangevoerd:
- 41.
‘Voor een bewezenverklaring van valsheid in geschrift is voorts vereist dat de verdachte het oogmerk had om het valse geschrift als ware het echt en onvervalst te (doen) gebruiken. Het oogmerk van misleiding in de zin van art. 225 Sr behelst de bewuste bedoeling om het valse geschrift te (doen) gebruiken waarvoor het is bestemd.20. Dit impliceert dat er sprake moet zijn van een onvoorwaardelijke bedoeling derden te misleiden21., in de vorm van noodzakelijkheidbewustzijn22.. Voorwaardelijk opzet is dus niet toereikend.
- 42.
Op basis van het dossier en hetgeen hier vandaag is besproken kan niet wettig en met name niet overtuigend worden bewezen dat cliënt het oogmerk had om de geschriften aldus te (doen) gebruiken. Nimmer hebben cliënt en [medeverdachte] het oogmerk gehad om de e-mail te (doen) gebruiken waarvoor het is bestemd: publicatie van het bericht.
- 43.
Zoals reeds meermalen te kennen is gegeven, zowel bij de FIOD als ter zitting in eerste aanleg en ook vandaag: het was een grap. Cliënt en [medeverdachte] hadden verwacht dat er door hun mailtjes belangrijke mensen van Versatel uit hun bed zouden worden gebeld. Van die veronderstelling hebben ze een hoop lol gehad. Ik hoef cliënt niet meer uit te leggen, dat zulke grappen verkeerd kunnen vallen, uit de hand kunnen lopen en vervolgens een eigen leven kunnen gaan leiden. Dat is hem onderhand pijnlijk duidelijk geworden.
- 44.
Van belang in dit verband is om een grens te trekken tussen enerzijds een grap, hoe flauw en misplaatst ook, en anderzijds een valsheidsdelict. Het kan immers niet zo zijn dat ieder geintje waarbij iets op schrift wordt gesteld wat niet in overeenstemming met de werkelijkheid is wordt gekwalificeerd als het misdrijf ‘valsheid in geschrift’. Het al dan niet aanwezig zijn van het oogmerk om het geschrift als echt en onvervalst te doen gebruiken maakt daarbij het verschil. De intentie om mensen met een geintje om de tuin te leiden is nadrukkelijk iets anders dan het oogmerk om te misleiden.
- 45.
In dit verband wil ik de parallel trekken met het verzenden van anonieme sms-jes of sms-jes uit een andere naam. Er bestaan tegenwoordig allerlei websites met behulp waarvan dergelijke sms-jes kunnen worden verstuurd.
Over dit fenomeen zijn door een parlementslid van de SP Kamervragen gesteld en volgens de Minister is het versturen van sms-berichten onder een vals telefoonnummer niet als zelfstandig delict strafbaar.23.
- 46.
Ik meen dat het versturen van een e-mail via www.shitzooi.nl neerkomt op hetzelfde principe.
- 47.
Dat de zaak, nadat het ANP zo stom was geweest om het bericht te plaatsen, gigantisch is opgeblazen en volledig uit zijn verband is gerukt — ik memoreer enige krantenartikelen waarin wordt gesproken over cowboys die de koersen manipuleren —, doet niets af aan de initiële bedoeling van cliënt en [medeverdachte], te weten een flauw geintje uithalen. Dat bij hen het oogmerk om te misleiden niet aanwezig was, moge blijken uit het volgende.
- 48.
De knulligheid en ongeloofwaardigheid van de e-mailberichten speelt dan opnieuw een rol. Als cliënt en [medeverdachte] daadwerkelijk de bedoeling hadden gehad het mailtje als echt te (doen) gebruiken, hadden ze het wel anders aangepakt. Beide mannen bezaten de kennis, kunde, ervaring en middelen om een professioneel uitziend persbericht te versturen. Zij zouden een dergelijk bericht uiteraard nimmer via de site www.shitzooi.nl hebben gestuurd.
- 49.
Cliënt is jarenlang hoofd communicatie bij Defensie geweest. Als iemand weet aan welke vereisten een officieel persbericht moet voldoen dan is hij het wel. Hij was zelf degene die namens Defensie persberichten deed uitgaan. [medeverdachte] was daarbij werkzaam als advocaat fusies en overnames bij een gerenommeerd kantoor. Uit dien hoofde had hij regelmatig met dergelijke berichten te maken en wist dan ook precies hoe zo'n persbericht eruit behoorde te zien.
- 50.
Ze wisten bovendien allebei dat iedere nieuwsbank, helemaal een geloofwaardige als het ANP, de inhoud van een toegezonden bericht altijd eerst dient te controleren alvorens tot publicatie wordt overgegaan.
Verificatie van de mededelingen uit een bericht is een noodzakelijke voorwaarde om betrouwbaar nieuws te kunnen leveren. Dat wisten [medeverdachte] en cliënt maar al te goed. Uit hoofde van zijn functie bij Defensie was cliënt op de hoogte van de inhoud van dergelijke publicatieregels.
- 51.
Het is dan ook onbegrijpelijk dat het bericht door het ANP is geplaatst. De verwijtbaarheid in dezen ligt volledig bij het ANP zelf. Het is niet voor niets geweest dat het ANP haar excuses heeft gemaakt in de media voor een slechte dienstverlening.
- 52.
Cliënt en [medeverdachte] mochten er vanuit gaan dat de inhoud van hun amateuristisch opgestelde mailtje zou worden geverifieerd. En dat was ook precies hun bedoelding; een beetje opschudding in medialand en bij Versatel veroorzaken maar niet om de inhoud van het mailtje als een echt en onvervalst bericht te doen publiceren.
- 53.
Voor cliënt en [medeverdachte] was het onvoorzienbaar dat het mailtje zou worden geplaatst. Zij konden niet weten dat er die avond bij het ANP een (nacht)redacteur aan het werk was die in strijd met de belangrijkste interne regels zou opereren. Vast staat dat het bericht nooit had mogen en eigenlijk ook niet had kunnen worden gepubliceerd. Het ‘noodzakelijkheidsbewustzijn’ ontbreekt derhalve.
- 54.
Het oogmerk om het e-mailbericht als echt en onvervalst te (doen) gebruiken kan niet worden bewezen, zodat cliënt ook om deze reden dient te worden vrijgesproken.’
2.2.
Het Hof heeft het verweer verworpen en daartoe in een nadere bewijsmotivering — onder meer — het volgende over overwogen (p. 3 verkort arrest):
‘Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij het bericht heeft verstuurd, in de hoop hiermee ‘reuring’ te veroorzaken. De verdachte heeft, naar het oordeel van het hof, met zijn intentie om ‘reuring’ te veroorzaken klaarblijkelijk de bedoeling gehad dat derden de inhoud van het persbericht voor waar zouden houden. Aldus is sprake van het oogmerk derden te misleiden. Ook hieraan doet niet af dat de verdachte heeft verklaard bij wijze van grap te hebben gehandeld. Het verweer wordt dan ook in al zijn onderdelen verworpen.’
2.3.
In de als eerste bewijsmiddel opgenomen verklaring van verzoeker staat — onder meer — het volgende gerelateerd:
‘(…) Alles is puur voor de lol gegaan. Er zullen mensen uit hun bed gebeld worden om het te checken. Wij vonden dat heel grappig. Wij waren er vanuit gegaan dat er een beetje reuring zou komen, maar dat het bericht nooit geplaatst zou worden.’
2.4.
Blijkens het onder 2.2 weergegeven deel van de pleitnota is namens verzoeker een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de bedoeling om een grap uit te halen (een beetje reuring te veroorzaken bij de geadresseerden) en de bedoeling om het geschrift te (doen) gebruiken waar het voor zou zijn bedoeld, te weten publicatie.
2.5.
Door en namens verzoeker is uitgebreid betoogd dat hij wel de intentie bezat om een beetje reuring te veroorzaken — er zouden mogelijk mensen uit hun bed worden gebeld — maar nadrukkelijk niet dat het bericht daadwerkelijk zou worden gepubliceerd. Desalniettemin schakelt het Hof, zonder enige motivering, het veroorzaken van (een beetje) reuring gelijk met het hebben van de bedoeling dat derden de inhoud van het persbericht voor waar zouden houden en leidt daar het oogmerk om het bericht als echt en onvervalst te (doen) gebruiken uit af.
2.6.
Dat oordeel is zonder nadere motivering, die ontbreek, onbegrijpelijk.
Voorstelbaar is immers — en daar lijkt verzoeker gelet op hetgeen is aangevoerd nu juist op te hebben geanticipeerd — dat (een beetje) reuring zou worden veroorzaakt bij de ontvangers van de mails en bij de verantwoordelijken van de in het bericht genoemde bedrijven, zonder dat de ontvangers de inhoud van het bericht daadwerkelijk voor waar zouden houden.
2.7
Om die reden is het bewezenverklaarde oogmerk om het geschrift als ware het echt en onvervalst te (doen) gebruiken onvoldoende met redenen omkleed en kan het arrest niet in stand blijven.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door C.W. Noorduyn, advocaat te Den Haag, die verklaart dat verzoeker haar daartoe bepaaldelijk heeft gevolmachtigd.
C.W. Noorduyn
Den Haag, 22 april 2013
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 22‑04‑2013
HR 20 april 2004, NJ 2004, 681 m.nt. JR
Hoge Raad 14 mei 1957, NJ 1957, 472.
Bakker, a.w. p. 60.
Bakker, a.w. p. 60.
HR 22 juni 1931, NJ 1932, p. 95.
HR 19 september 1988, NJ 1989, 534.
In een arrest van 10 april 2007, LJN: AZ6130 heeft de Hoge Raad aanvaard dat een geschrift voor een (zeer) beperkt aantal personen — noem het een doelgroep — een bewijsbestemming kan hebben
AH-24.
AH-24, p. 1.
AH-24, p. 2.
HR 26 oktober 1983, LJN: AC8152, NJ 1984, 300
Conclusie Remmelink voor HR 20 oktober 1987, NJ 1988, 473
Verheul in T&C Strafrecht, achtste druk, art. 225 Sr, aant. 11a.
Kamerstukken II 2008/09, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 3046