HR, 13-01-2009, nr. 07/10453
ECLI:NL:HR:2009:BF3286
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13-01-2009
- Zaaknummer
07/10453
- LJN
BF3286
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2009:BF3286, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑01‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BF3286
ECLI:NL:HR:2009:BF3286, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑01‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BF3286
- Vindplaatsen
Conclusie 13‑01‑2009
Inhoudsindicatie
Art. 225 Sr. De bewezenverklaring is niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan weliswaar volgen dat de brieven in strijd met de waarheid zijn voorzien van de naam X en/of van een handtekening die moest doorgaan voor die van X, maar zonder nadere motivering, welke ontbreekt, kan uit de enkele vaststelingen dat deze brieven afkomstig zijn van (een jurist verbonden aan) een belastingadvieskantoor, zijn voorzien van een bepaalde datum en zijn geadresseerd aan overheidsinstanties, advocatenkantoren of bedrijven niet worden afgeleid dat deze brieven kunnen worden aangemerkt als geschriften waaraan in het maatschappelijk verkeer een zodanige betekenis pleegt te worden toegekend, dat telkens sprake is van een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen a.b.i. art. 225 Sr.
Nr. 07/10453
Mr. Knigge
Zitting: 23 september 2008 (bij vervroeging)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. De verdachte is door het Gerechtshof te 's-Gravenhage wegens "opdracht geven tot het door een rechtspersoon begaan van verduistering", en voorts wegens - heel kort samengevat - het meerdere malen feitelijk leidinggeven aan dan wel plegen van een fiscaal delict, het feitelijk leidinggeven aan c.q. plegen van valsheid in geschrift, en ten slotte "het doen verstrekken van een reisdocument op grond van valse gegevens", veroordeeld tot 21 maanden gevangenisstraf waarvan zeven maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, alsmede tot een geldboete van 15.000 euro, subsidiair 105 dagen hechtenis.
2. Namens de verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, vier middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel klaagt over overschrijding van de inzendtermijn in cassatie.
4. Het middel is terecht voorgesteld. Verdachte heeft op 21 juli 2006 beroep in cassatie ingesteld. De stukken zijn op 5 juli 2007, dus elf maanden, twee weken en twee dagen later, bij de Hoge Raad ingekomen. De redelijke termijn is derhalve overschreden.
5. Ambtshalve merk ik voorts op dat de Hoge Raad niet binnen twee jaar na het instellen van het cassatieberoep uitspraak zal doen. Ook in dit opzicht is derhalve de redelijke termijn overschreden.
6. De Hoge Raad kan de straf zelf verlagen in de mate die hem goeddunkt.
7. Het tweede middel klaagt dat het Hof ten onrechte geen beslissing heeft genomen ten aanzien van de niet verschenen getuige [getuige 1]. Uit het proces-verbaal van de zitting van 4 juli 2006 blijkt immers dat ter zitting niet het Hof, doch slechts de Voorzitter heeft geoordeeld dat de getuige niet zal worden gehoord.
8. Art. 272 Sv bepaalt dat de voorzitter de leiding heeft van het onderzoek op de terechtzitting. In dat licht kan het ervoor gehouden worden dat de Voorzitter in de onderhavige zaak niet persoonlijk de beslissing heeft genomen dat de getuige [getuige 1] niet meer gehoord zal worden, doch de beslissing van het Hof dienaangaande heeft verwoord.
9. De grief dat uit de inhoud van de beslissing niet zou blijken op welke in de wet opgenomen gronden de beslissing zou zijn genomen, miskent dat de Voorzitter heeft medegedeeld dat de getuige [getuige 1] onvindbaar is gebleken en dat niet aannemelijk is dat hij binnen een aanvaardbare termijn te vinden zal zijn en ter terechtzitting zal verschijnen. Daarmee zijn de wettelijke gronden gegeven.
10. Het middel faalt derhalve.
11. Het derde middel klaagt dat het Hof ten onrechte ten aanzien van het onder 9 tenlastegelegde feit heeft bewezenverklaard dat verdachte op 4 april 2001 te Rotterdam een aanvraag rijbewijs valselijk heeft opgemaakt, nu uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet, althans niet zonder meer kan volgen dat het feit op 4 april 2001 te Rotterdam zou zijn gepleegd.
12. Zoals ook in de toelichting op het middel wordt vermeld, houdt bewijsmiddel 28 als verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 4 juli 2006 onder meer in:
"De voorzitter toont de verdachte een origineel formulier 'Aanvraag rijbewijs' op naam van [betrokkene 4] d.d. 4 april 2001, bijlage D/066 in de 'ordner: 5 van 6, Belastingdienst FIOD-ECD/Zuidwest kantoor Rotterdam, dossiernummer: 22898, Documenten (1 t/m 183)' en vraagt mij wie de persoon op de foto is. De persoon op deze foto ben ik, denk ik."
Als bewijsmiddel 30 heeft het Hof een geschrift tot het bewijs gebezigd, zijnde een formulier 'Aanvraag rijbewijs' voor [betrokkene 4], bijlage D/066 in de 'ordner: 5 van 6, Belastingdienst FIOD-ECD/Zuidwest kantoor Rotterdam, dossiernummer: 22898, Documenten (1 t/m 183)' d.d. 4 april 2001. Dit formulier is als nummer 38 en 39 bij de bewijsmiddelen gevoegd. Het houdt als datum van invulling "4 april 2001" in. De plaats van invulling is inderdaad, zoals ook in de toelichting op het middel wordt aangevoerd, moeilijk leesbaar. De daar geplaatste krabbel vertoont echter grote gelijkenis met de bovenaan het formulier onder "woonplaats" geplaatste krabbel, zodat er gevoeglijk vanuit gegaan kan worden dat met de krabbel "[woonplaats]" wordt bedoeld.
13. Uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen kon het Hof zonder meer afleiden dat verdachte op 4 april 2001 te Rotterdam een aanvraag rijbewijs valselijk heeft opgemaakt.
14. Anders dan de opsteller van het middel meent staat bewijsmiddel 26, inhoudende als verklaring van een ambtenaar van de Gemeente Rotterdam dat op 9 april 2001 door een man zich noemde [betrokkene 4] een verzoek is ingediend voor het verstrekken van een rijbewijs, hieraan niet in de weg. Die verklaring ziet immers niet op het opmaken van het formulier, doch op de indiening van het reeds opgemaakte formulier.
15. Het middel faalt derhalve.
16. Het vierde middel klaagt dat uit de ten aanzien van het onder 11 bewezenverklaarde gebezigde bewijsmiddelen niet (zonder meer) kan volgen dat de betreffende geschriften bestemd zijn geweest om tot bewijs van enig feit te dienen.
17. Ten laste van verdachte is onder 11 bewezenverklaard dat:
"hij, in de periode van 1 juni 2000 tot en met 31 september 2003 te Rotterdam,
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[A] c.s. belastingkundigen"van 10 oktober 2002 (bijlage D/169/02) gericht aan het Ministerie van Justitie,, Immigratie- en Naturalisatiedienst te Rijswijk en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[A] c.s. belastingkundigen" van 25 november 2002 (bijlage D/169/03 en 04) gericht aan de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie te Rijswijk en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[B]"van 30 juni 2000 (bijlage D/169/05) gericht aan de Hoofdcommissaris van Politie Bureau Gouda en/of
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[B]" van 16 augustus 2000 (bijlage D/169/06) gericht aan de Politie Hollands Midden te Leiderdorp en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[B]" van 29 september 2000 (bijlage D/169/07 en 08) gericht aan het Ministerie van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst te Rijswijk en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[B]" van 20 februari 2002 (bijlage D/169/10) gericht aan [C] c.s. te Rotterdam en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[A] c.s. belastingkundigen" van 2 december 2002 (bijlage D/169/11) gericht aan de Nederlandse Ambassade te Senegal en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[A] c.s. belastingkundigen" van 6 mei 2003 (bijlage D/169/12) gericht aan het Nederland Conculaat te Cabo Verde en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[A] c.s. belastingkundigen" van 18 februari 2003 (bijlage D/169/13) gericht aan [D] c.s. te 's-Gravenhage en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[A] c.s. belastingkundigen" van 11 april 2003 (bijlage D/169/14 en 15) gericht aan de President van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, Sector Bestuursrecht/Vreemdelingenzaken te Haarlem en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[A] c.s. belastingkundigen" van 24 februari 2003 (bijlage D/169/16) gericht aan [C] c.s. te Rotterdam en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[A] c.s. belastingkundigen" van 9 april 2003 (bijlage D/169/17) gericht aan [C] c.s. te Rotterdam en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[A] c.s. belastingkundigen" van 9 februari 2003 (bijlage D/169/18) gericht aan S.R.K. Rechtsbijstand te Zoetermeer en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[B]" van 18 september 2002 (bijlage D/169/19 en 20) gericht aan [E] te Gouda en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[B]" van 18 september 2002 (bijlage D/169/21 en 22) gericht aan [D],
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft hij, verdachte telkens valselijk en in strijd met de waarheid die egschriften voorzien van de naam [betrokkene 1] en/of een handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van [betrokkene 1], zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;"
18. In feitelijke aanleg is door de verdachte ontkend dat hij degene was die de in de bewezenverklaring genoemde geschriften heeft ondertekend. Door of namens de verdachte is niet aangevoerd dat die geschriften niet bestemd waren om tot het bewijs van enig feit te dienen. Dat verklaart wellicht waarom het Hof aan dit aspect in de bewijsconstructie weinig aandacht heeft besteed.
19. In de bewijsmiddelen worden de geschriften afwisselend aangeduid als "brieven" en als "documenten". Bewijsmiddel 34 houdt als verklaring van [betrokkene 1] onder meer in: "Het document zegt mij niets. De naam zegt mij niets. Ik ken de zaak niet."
20. De in de bewezenverklaring genoemde geschriften zijn telkens als bewijsmiddel gebezigd (onder de nummers 38 t/m 52), waarbij - telkens conform hetgeen bewezen is verklaard - de afzender (het briefhoofd) en de geadresseerde zijn vermeld en waarbij nauwkeurig is aangegeven waar in het dossier het geschrift is te vinden. Het aldus aangeduide geschrift is telkens voor het bewijs gebezigd "voor zover inhoudende als naam van de ondertekenaar: [betrokkene 1] en voorzien van een handtekening". De overige inhoud van de brieven is aldus buiten de bewijsconstructie gelaten. Daarmee stemt overeen dat de brieven niet in kopie als bijlage zijn aangehecht.
21. Art. 225 Sr ziet op geschriften, waaraan in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit pleegt te worden toegekend (vgl. HR 30 september 1980, NJ 1981, 70; HR 20 april 2004, NJ 2004, 681). Ik ben van oordeel dat in het maatschappelijk verkeer bewijsbetekenis toekomt aan een brief die door een belastingadviseur of een advocaat is geschreven en verzonden aan een bestuursorgaan (overheidsinstelling) dan wel aan (een advocatenkantoor van) de civiele wederpartij in het kader van de behartiging van de belangen van zijn cliënt. Dergelijke brieven plegen in het procesdossier te worden bewaard en dienen als bewijs dat de desbetreffende cliënt de daarin verwoorde verzoeken, eisen of standpunten daadwerkelijk (tijdig of te laat) heeft gedaan, gesteld of ingenomen.
22. Het Hof heeft kennelijk op grond van de hiervoor onder de punten 19 en 20 weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen geoordeeld dat het in casu telkens om dergelijke brieven ging. Dat oordeel acht ik, in aanmerking genomen dat op dit punt geen verweer is gevoerd, niet onbegrijpelijk. Ook in het licht van de stukken van het geding (waaronder de bedoelde geschriften zich bevinden) wekt dat oordeel geen bevreemding.
23. Het middel faalt.
24. Het eerste middel slaagt. Het tweede en het derde middel kunnen worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering. Gronden waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou moeten worden vernietigd, zijn door mij niet aangetroffen.
25. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot strafvermindering in de mate die de Hoge Raad goeddunkt en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Uitspraak 13‑01‑2009
Inhoudsindicatie
Art. 225 Sr. De bewezenverklaring is niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan weliswaar volgen dat de brieven in strijd met de waarheid zijn voorzien van de naam X en/of van een handtekening die moest doorgaan voor die van X, maar zonder nadere motivering, welke ontbreekt, kan uit de enkele vaststelingen dat deze brieven afkomstig zijn van (een jurist verbonden aan) een belastingadvieskantoor, zijn voorzien van een bepaalde datum en zijn geadresseerd aan overheidsinstanties, advocatenkantoren of bedrijven niet worden afgeleid dat deze brieven kunnen worden aangemerkt als geschriften waaraan in het maatschappelijk verkeer een zodanige betekenis pleegt te worden toegekend, dat telkens sprake is van een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen a.b.i. art. 225 Sr.
13 januari 2009
Strafkamer
nr. 07/10453
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 18 juli 2006, nummer 22/003905-04, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952, thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot vermindering in de mate die de Hoge Raad goeddunkt en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het tweede en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dat behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het vierde middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat uit de ten aanzien van het onder 11 bewezenverklaarde feit gebezigde bewijsmiddelen niet, althans niet zonder meer, kan volgen dat de desbetreffende geschriften bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen.
3.2. Ten laste van de verdachte is onder 11 bewezenverklaard dat hij:
"in de periode van 1 juni 2000 tot en met 31 september 2003 te Rotterdam,
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[A] c.s. belastingkundigen" van 10 oktober 2002 (bijlage D/169/02) gericht aan het Ministerie van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst te Rijswijk en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[A] c.s. belastingkundigen" van 25 november 2002 (bijlage D/T69/03 en gericht aan de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie te Rijswijk en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[B]" van 30 juni 2000 (bijlage D/169/05) gericht aan de Hoofdcommissaris van Politie Bureau Gouda en/of
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[B]" van 16 augustus 2000 (bijlage D/169/06) gericht aan de Politie Hollands Midden te Leiderdorp en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[B]" van 29 september 2000 (bijlage D/169/07 en 08) gericht aan het Ministerie van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst te Rijswijk en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[B]" van 20 februari 2002 (bijlage D/169/10) gericht aan [C] c.s. te Rotterdam en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[A] c.s. belastingkundigen" van 2 december 2002 (bijlage D/169/11) gericht aan de Nederlandse Ambassade te Senegal en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[A] c.s. belastingkundigen" van 6 mei 2003 (bijlage D/169/12) gericht aan het Nederland Conculaat te Cabo Verde en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[A] c.s. belastingkundigen" van 18 februari 2003 (bijlage D/1.69/13) gericht aan [D] c.s. te 's-Gravenhage en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[A] c.s. belastingkundigen" van 11 april 2003 (bijlage D/169/14 en 15) gericht aan de President van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, Sector Bestuursrecht/Vreemdelingenzaken te Haarlem en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[A] c.s. belastingkundigen" van 24 februari 2003 (bijlage D/169/16) gericht aan [C] c.s. te Rotterdam en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[A] c.s. belastingkundigen" van 9 april 2003 (bijlage D/169/17) gericht aan [C] c.s. te Rotterdam en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[A] c.s. belastingkundigen" van 9 februari 2003 (bijlage D/169/18) gericht aan S.R,K. Rechtsbijstand te Zoetermeer en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[B]" van 18 september 2002 (bijlage D/169/19 en 20) gericht aan [E] te Gouda en
- een geschrift, te weten een brief met als aanhef/koptekst "[B]" van 18 september 2002 (bijlage D/169/21 en 22) gericht aan [D],
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft hij, verdachte telkens valselijk en in strijd met de waarheid die geschriften voorzien van de naam [betrokkene 1] en/of een handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van [betrokkene 1], zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken."
3.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
(a) Een proces-verbaal van verhoor van een getuige, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 1] en een andere bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende onder meer, als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik wist dat [verdachte] mijn naam gebruikte.
[Verdachte] liet wel eens ergens iets liggen. Ik had [verdachte] uitdrukkelijk verboden stukken op mijn naam de deur uit te doen."
(b) Een proces-verbaal van verhoor van een getuige, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 1] en een andere bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende onder meer, als verklaring van [betrokkene 1]:
"De handtekeningen op de als bijlagen D/169/01, D/169/02, D/169/03, D/169/04, D/169/05, D/169/06, D/169/07, D/169/08, D/169/09, D/169/10, D/169/11, D/169/12, D/169/13, D/169/14, D/169/15, D/169/16, D/169/17, D/169/19, D/169/20, D/169/21 en D/169/22 bij de ordner voorzien van het opschrift 'Belastingdienst FIOD-ECD, Dossiernummer 228 98, Documenten (1 t/m 183) en ordner 5 van 6 gevoegde documenten zijn niet van mij. De handtekeningen lijken wel op elkaar. Het document als bijlage D/169/18 bij de ordner voorzien van het opschrift Belastingdienst FIOD-ECD, Dossiernummer 22898, Documenten (1 t/m 183) en ordner 5 van 6 gevoegd, is een ongetekend document met mijn naam. Het document zegt mij niets. De naam zegt mij niets. Ik ken de zaak niet."
(c) Een proces-verbaal van verhoor van een getuige, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 2] en een andere bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende onder meer, zakelijk weergegeven, als verklaring van [betrokkene 2]:
"Ik heb ook gehoord en gezien dat [verdachte] zich telefonisch voorstelde met de naam "[betrokkene 1]". Ook in correspondentie heeft hij deze naam gebruikt."
(d) Een proces-verbaal van verhoor van een getuige, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 3] en een andere bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende onder meer, zakelijk weergegeven, als verklaring van [betrokkene 2]:
"Ik heb wel eens gezien dat [verdachte] een handtekening of krabbel plaatste op documenten die voorzien waren van de naam [betrokkene 1]."
(e) Een proces-verbaal van verhoor van een getuige, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 3] en een andere bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende onder meer, zakelijk weergegeven, als verklaring van [betrokkene 3]:
"Ik heb wel eens gezien dat [verdachte] stukken tekende op naam van [betrokkene 1]."
(f) Een geschrift, zijnde een brief met briefhoofd '[A] c.s. belastingkundigen' en geadresseerd aan het Ministerie van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst te Rijswijk, bijlage nummer D/169-02 in de 'ordner: 5 van 6, Belastingdienst FIOD-ECD/Zuidwest kantoor Rotterdam, dossiernummer: 22898, documenten 1 t/m 183', d.d. 10 oktober 2002, voor zover inhoudende als naam van de ondertekenaar: [betrokkene 1] en voorzien van een handtekening.
(g) Een geschrift, zijnde een brief met briefhoofd '[A] c.s. belastingkundigen' en geadresseerd aan de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie te Rijswijk, bijlage nummer D/169-03 en D/169-04 in de 'ordner: 5 van 6, Belastingdienst FIOD-ECD/Zuidwest kantoor Rotterdam, dossiernummer: 22898, documenten 1 t/m 183', d.d. 25 november 2002, voor zover inhoudende als naam van de ondertekenaar: [betrokkene 1] en voorzien van een handtekening.
(h) Een geschrift, zijnde een brief met briefhoofd '[B]' en geadresseerd aan de hoofdcommissaris van politie, bureau Gouda, bijlage nummer D/169/05 in de 'ordner: 5 van 6, Belastingdienst FIOD-ECD/Zuidwest kantoor Rotterdam, dossiernummer: 22898, documenten 1 t/m 183', d.d. 30 juni 2000, voor zover inhoudende als naam van de ondertekenaar: [betrokkene 1] en voorzien van een handtekening.
(i) Een geschrift, zijnde een brief met briefhoofd '[B]' en geadresseerd aan de Politie Hollands Midden, bijlage nummer D/169/06 in de 'ordner: 5 van 6, Belastingdienst FIOD-ECD/Zuidwest kantoor Rotterdam, dossiernummer: 22898, documenten 1 t/m 183', d.d. 16 augustus 2000, voor zover inhoudende als naam van de ondertekenaar: [betrokkene 1] en voorzien van een handtekening.
(j) Een geschrift, zijnde een brief met briefhoofd '[B]' en geadresseerd aan het Ministerie van justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst te Rijswijk, bijlage nummer D/169/07 en D/169/08 in de 'ordner: 5 van 6, Belastingdienst FIOD-ECD/Zuidwest kantoor Rotterdam, dossiernummer: 22898, documenten 1 t/m 183', d.d. 29 september 2000, voor zover inhoudende als naam van de ondertekenaar: [betrokkene 1] en voorzien van een handtekening.
(k) Een geschrift, zijnde een brief met briefhoofd '[B]' en geadresseerd aan [C] c.s. te Rotterdam, bijlage D/169/l0 in de 'ordner: 5 van 6, Belastingdienst FIOD-ECD/Zuidwest kantoor Rotterdam, dossiernummer: 22898, documenten 1 t/m 183', d.d. 20 februari 2002, voor zover inhoudende als naam van de ondertekenaar: [betrokkene 1] en voorzien van een handtekening.
(l) Een geschrift, zijnde een brief met briefhoofd '[A] c.s. belastingkundigen' en geadresseerd aan de Nederlandse ambassade te Senegal, bijlage D/169/11 in de 'ordner: 5 van 6, Belastingdienst FIOD-ECD/Zuidwest kantoor Rotterdam, dossiernummer: 22898, documenten 1 t/m 183', d.d. 2 december 2002, voor zover inhoudende als naam van de ondertekenaar: [betrokkene 1] en voorzien van een handtekening.
(m) Een geschrift, zijnde een brief met briefhoofd '[A] c.s. belastingkundigen' en geadresseerd aan het Nederland Conculaat te Cabo Verde, bijlage D/169/12 in de 'ordner: 5 van 6, Belastingdienst FIOD-ECD/Zuidwest kantoor Rotterdam, dossiernummer: 22898, documenten 1 t/m 183', d.d. 6 mei 2003, voor zover inhoudende als naam van de ondertekenaar: [betrokkene 1] en voorzien van een handtekening.
(n) Een geschrift, zijnde een brief met briefhoofd '[A] c.s. belastingkundigen' en geadresseerd aan [D] c.s. te 's-Gravenhage, bijlage D/169/13 in de 'ordner: 5 van 6, Belastingdienst FIOD-ECD/Zuidwest kantoor Rotterdam, dossiernummer: 22898, documenten 1 t/m 183', d.d. 18 februari 2003, voor zover inhoudende als naam van de ondertekenaar: [betrokkene 1] en voorzien van een handtekening.
(o) Een geschrift, zijnde een verzoekschrift voorlopige voorziening, opgesteld op briefpapier van [A] c.s. belastingkundigen, geadresseerd aan de President van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, Sector Bestuursrecht/Vreemdelingenzaken te Haarlem, bijlage D/169/14 en D/169/15 in de 'ordner: 5 van 6, Belastingdienst FIOD-ECD/Zuidwest kantoor Rotterdam, dossiernummer: 22898, documenten 1 t/m 183', d.d. 11 april 2003, voor zover inhoudende als naam van de ondertekenaar: [betrokkene 1] en voorzien van een handtekening.
(p) Een geschrift, zijnde een brief met briefhoofd '[A] c.s. belastingkundigen' en geadresseerd aan [C] c.s. te Rotterdam, bijlage D/169/16 in de 'ordner: 5 van 6, Belastingdienst FIOD-ECD/Zuidwest kantoor Rotterdam, dossiernummer: 22898, documenten 1 t/m 183', d.d. 24 februari 2003, voor zover inhoudende als naam van de ondertekenaar: [betrokkene 1] en voorzien van een handtekening.
(q) Een geschrift, zijnde een brief met briefhoofd '[A] c.s. belastingkundigen' en geadresseerd aan [C] c.s. te Rotterdam, bijlage D/169/17 in de 'ordner: 5 van 6, Belastingdienst FIOD-ECD/Zuidwest kantoor Rotterdam, dossiernummer: 22898, documenten 1 t/m 183', d.d. 9 april 2003, voor zover inhoudende als naam van de ondertekenaar: [betrokkene 1] en voorzien van een handtekening.
(r) Een geschrift, zijnde een brief met briefhoofd '[A] c.s. belastingkundigen' en geadresseerd aan S.R.K. Rechtsbijstand te Zoetermeer, bijlage D/169/18 in de 'ordner: 5 van 6, Belastingdienst FIOD-ECD/Zuidwest kantoor Rotterdam, dossiernummer: 22898, documenten 1 t/m 183', d.d. 9 februari 2003, voor zover inhoudende als naam van de ondertekenaar: [betrokkene 1] en voorzien van een handtekening.
(s) Een geschrift, zijnde een brief met briefhoofd '[B]' en geadresseerd aan [E] te Gouda, bijlage D/169/19 en D/169/20 in de 'ordner: 5 van 6, Belastingdienst FIOD-ECD/Zuidwest kantoor Rotterdam, dossiernummer: 22898, documenten 1 t/m 183', d.d. 18 september 2002, voor zover inhoudende als naam van de ondertekenaar: [betrokkene 1] en voorzien van een handtekening.
(t) Een geschrift, zijnde een brief met briefhoofd '[B]' en geadresseerd aan [D], bijlage D/169/21 en D/169/22 in de 'ordner: 5 van 6, Belastingdienst FIOD-ECD/Zuidwest kantoor Rotterdam, dossiernummer: 22898, documenten 1 t/m 183', d.d. 18 september 2002, voor zover inhoudende als naam van de ondertekenaar: [betrokkene 1] en voorzien van een handtekening.
3.4. De bewezenverklaring is niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan weliswaar volgen dat de desbetreffende brieven in strijd met de waarheid zijn voorzien van de naam [betrokkene 1] en/of van een handtekening die moest doorgaan voor die van [betrokkene 1], maar zonder nadere motivering, welke ontbreekt, kan uit de enkele vaststellingen dat deze brieven afkomstig zijn van (een jurist verbonden aan) een belastingadvieskantoor, zijn voorzien van een bepaalde datum en zijn geadresseerd aan de vermelde overheidsinstanties, advocatenkantoren of bedrijven niet worden afgeleid dat deze brieven - ten aanzien waarvan omtrent de relevantie van de daarin vervatte valse gegevens voor de (rechts)positie van de daarbij betrokken personen niets is vastgesteld - kunnen worden aangemerkt als geschriften waaraan in het maatschappelijk verkeer een zodanige betekenis pleegt te worden toegekend, dat telkens sprake is van een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen als bedoeld in art. 225 Sr.
3.5. Het middel slaagt.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 11 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel, J.W. Ilsink, J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 13 januari 2009.