NJ 1954, 378
HR, 23-02-1954: IJzerdraad
HR 23-02-1954, ECLI:NL:HR:1954:3, m.nt. B.V.A. Röling (IJzerdraad)
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 februari 1954
- Magistraten
Mrs Fick, Feber, Vrij [Rapp.], Westerouen van Meeteren, Haga;
- Zaaknummer
[1954-02-23/NJ_131194]
- Conclusie
P-G Van Asch van Wijck
- Noot
B.V.A. Röling
- Roepnaam
IJzerdraad
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS117058:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
Bijzonder strafrecht / Fiscaal strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1954:3, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑02‑1954
- Wetingang
Essentie
Toerekening van het opzet. — Generlei bevestiging van lager vonnis i.c. mogelijk.
Samenvatting
Ten onrechte wordt ervan uitgegaan, dat aan de bijzondere bepaling van art. 15 Wet Econ. Del. voor rechtspersonen, vennootschappen, andere verenigingen van personen of doelvermogens ten grondslag gelegde gedachten mede zouden gelden bij het beantwoorden van de algemene vraag, onder welke omstandigheden de natuurlijke persoon, ook indien ondernemer zijnde, als dader strafbaar is.
Opzet t.a.v. enig delict of delictsbestanddeel wordt door het Nederlandse strafrecht nergens toegerekend aan een natuurlijk persoon, indien die geestesgesteldheid bij hem of haar niet persoonlijk aanwezig is geweest.
Handelingen zoals dergelijk ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.