NJ 2013/577
Klacht over toereikendheid bewijsvoering afgedaan met art. 80a RO.
HR 11-06-2013, ECLI:NL:HR:2013:CA2547, m.nt. P.H.P.H.M.C. van Kempen
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 juni 2013
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, N. Jörg, V. van den Brink
- Zaaknummer
11/05190
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Noot
P.H.P.H.M.C. van Kempen
- LJN
CA2547
- JCDI
JCDI:ADS127748:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Juridische beroepen / Rechter
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:CA2547, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑06‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:CA2547, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑04‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 01‑11‑2012
- Wetingang
Art. 359 lid 3 Sv; art. 80a RO
Essentie
Indien niet alle onderdelen van de bewezenverklaring kunnen worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen, kan het verhandelde ter terechtzitting — waaronder begrepen de inhoud van de aldaar voorgehouden stukken van het dossier alsmede hetgeen aldaar naar voren is gebracht — onder omstandigheden aanleiding zijn voor het oordeel dat een nieuwe behandeling van de zaak niet tot een andere uitkomst ten aanzien van de bewezenverklaring zal leiden, zodat de verdachte in cassatie niet een voldoende in rechte te respecteren belang heeft bij zijn klacht over de toereikendheid van de bewijsvoering. Indien het cassatieberoep uitsluitend deze klacht bevat, kan het beroep ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.