Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/261
261 Stelplicht andere wilsgebreken dan dwaling
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691683:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Asser/Sieburgh 6-III 2018/266. Aan de stelplicht van het causaal verband mogen niet al te hoge eisen worden gesteld (W.L. Valk, Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:44 BW) waarbij hij verwijst naar HR 4 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH7854, NJ 2009/398 (Van Eendenburg/De Alternatieve). De eisen die kunnen worden gesteld aan de betwisting van het causaal verband door eiser worden verzwaard.
Bijv. Hof ’s-Hertogenbosch 23 februari 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:647.
Hof ’s-Hertogenbosch 3 mei 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1744.
Bijv. Hof Arnhem-Leeuwarden 25 maart 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2429 en Hof Arnhem-Leeuwarden 25 november 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9125.
Asser/Sieburgh 6-III 2018/629 en de conclusie van A-G W.L. Valk vóór HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:598, RvdW 2018/486 (X/Greenhomes) (art. 81 RO).
HR 12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:867, RvdW 2017/563.
Zie bijv. Rb. Midden-Nederland 5 april 2017, ECLI:NL:RBMNE:2015:5275.
HR 5 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC1947, NJ 1996/320, HR 19 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9559, NJ 2001/159 en HR 4 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH7854, NJ 2009/398 (Van Eendenburg/Alternatieve).
Een economische dwangpositie levert op zichzelf nog geen misbruik van omstandigheden op aan de zijde van de andere partij die het aangaan of aanvaarden van die overeenkomst resp. van dat beding heeft bevorderd (HR 2 november 1979, ECLI:NL:HR:1979:AB7450, NJ 1980/429 met nt. C.J.H. Brunner).
HR 27 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:95, RvdW 2017/167 (S’Energie/Delta). Zie ook Asser/Sieburgh 6-III 2018/261 e.v. Benadeling kan wel één van de factoren zijn bij de beoordeling of sprake is van misbruik van omstandigheden.
De consequentie van een vernietigbaarheidsoordeel kan zo worden teruggedrongen.
Bijv. Hof Arnhem-Leeuwarden 4 april 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2883. Zie ook HR 2 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA8445, NJ 2008/551 met nt. C.J.M. Klaassen, JBPr 2008/17 met nt. H.L.G. Wieten. Aan de stellingen van de schenker worden niet al te hoge eisen gesteld.
HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1240, NJ 2020/294 met Red. Aant. met verwijzing naar HR 24 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1272, NJ 2016/401 met nt. S. Perrick.
Naar aanleiding van een nakomingsvordering kan door verweerder een beroep op vernietigbaarheid op grond van andere wilsgebreken dan dwaling worden gedaan. Verweerder voert een bevrijdend verweer; hij doet een beroep op een ander rechtsgevolg dan door eiser gesteld en hij zal de feiten die als grondslag bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden (resp. art. 3:44 lid 2, 3 of 4 BW) hebben, concreet moeten stellen en eventueel bewijzen, wil sprake kunnen zijn van vernietigbaarheid.
Causaal verband tussen de (inhoud van de) overeenkomst en het wilsgebrek is vereist en zal door verweerder aannemelijk gemaakt moeten worden.1
Bedreiging
Verweerder moet zijn stelling afdoende concretiseren met relevante feiten of bescheiden. Doet hij dat niet, dan faalt zijn verweer en kan de vordering worden toegewezen.2 Duidelijk moet worden gemaakt waaruit de bedreigingen zouden hebben bestaan.3
Bedrog
Verweerder moet stellen dat zijn wederpartij hem tot het sluiten van een bepaalde rechtshandeling heeft bewogen door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk verzwijgen van enig feit dat hij verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep. Het vereiste van opzet (het oogmerk om een ander te misleiden) is daarbij van belang.4 De wetgever heeft bewust uitgesloten dat art. 3:54 en art. 6:230 BW (opheffing nadeel) ook tot toepassing komen ingeval van bedrog.5
Misbruik van omstandigheden
Verweerder moet stellen dat eiser wist of moest begrijpen dat verweerder door bijzondere omstandigheden werd bewogen tot het verrichten van een rechtshandeling,6 dat eiser op de hoogte was van de bijzondere omstandigheden7 of dat eiser het tot stand komen van die rechtshandeling bevorderde, ofschoon eiser wist of moest begrijpen dat hij verweerder daarvan had behoren te weerhouden.8 De ‘bijzondere omstandigheid’ aan de zijde van verweerder (te stellen en zo nodig te bewijzen door verweerder) waarvan sprake moet zijn bestaat uit een omstandigheid waardoor verweerder ten opzichte van eiser een zwakke positie inneemt.9 Benadeling is niet vereist; wel dat verweerder zonder het misbruik van omstandigheden de overeenkomst niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten (causaal verband).10 De rechter kan in plaats van de vernietiging uit te spreken ter opheffing van het nadeel de inhoud van de overeenkomst aanpassen (art. 3:54 lid 2 BW).11
Ingeval van een beroep op misbruik van omstandigheden bij schenking – zonder dat daarvan een notariële akte is opgemaakt – geeft art. 7:176 BW een bijzondere bewijsregel, die afwijkt van art. 150 Rv. De schenker zal (aanvallend) een beroep kunnen doen op vernietigbaarheid en zal daartoe voldoende concrete feiten en omstandigheden moeten stellen die het oordeel kunnen dragen dat de schenking onder invloed van misbruik van omstandigheden is gedaan (dus inclusief het causaal verband),12 zodat verweerder (de begiftigde) in staat wordt gesteld het bewijs van het tegendeel te leveren. Verweerder kan aangeven dat deze verdeling van de bewijslast in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn. Hij zal daarvoor feiten en omstandigheden moeten stellen (een bevrijdend verweer). Het oordeel dat er grond is om af te wijken van de bewijsregel en terug te keren naar de hoofdregel van art. 150 Rv moet door de rechter voldoende worden gemotiveerd.13
Wanneer bij het toepasselijke wilsgebrek gerefereerd wordt aan een redelijkheidstoets (‘een redelijk oordelend mens’ (lid 2) en ‘zou behoren te weerhouden’ (lid 4)) is bij de beoordeling van de stelplicht en het bewijs van verweerder sprake van een rechtsvraag. De rechter dient de rechtsvraag te beantwoorden op grond van feiten en omstandigheden die in de procedure zijn komen vast te staan. Feiten en omstandigheden die ter zake van de redelijkheidstoets worden aangedragen lenen zich voor bewijs. Daarmee is sprake van stelplicht en gemotiveerde betwisting van feiten en omstandigheden die relevant (kunnen) zijn voor de beslissing over het wilsgebrek; die feiten kunnen als zodanig inzet zijn voor bewijslevering.