HR, 05-01-1996, nr. 15891
ECLI:NL:HR:1996:ZC1947
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-01-1996
- Zaaknummer
15891
- LJN
ZC1947
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1996:ZC1947, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑01‑1996; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:1995:35
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑01‑1996
Inhoudsindicatie
Misbruik van omstandigheden.
5 januari 1996
Eerste Kamer
Nr. 15.891 (C 95/44)
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] (Verenigd Koninkrijk),
EISER tot cassatie,
advocaat: mr P. Garretsen,
tegen
de commanditaire vennootschap naar het recht van de Bondsrepubliek Duitsland GLAUBRECHT STINGEL K.G.,
gevestigd te Wendlingen, Bondsrepubliek Duitsland,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr J. Wuisman.
1. Het geding in feitelijke instanties
Thans verweerster in cassatie - verder te noemen: Stingel Duitsland - heeft bij exploit van 3 mei 1983 thans eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam en gevorderd [eiser] te veroordelen om aan Stingel Duitsland te betalen een bedrag van DM 165.129,29.
[eiser] heeft tegen deze vordering verweer gevoerd en zijnerzijds in reconventie onder meer gevorderd de tussen partijen op 14 juni 1982 gesloten overeenkomst te ontbinden.
Bij vonnis van 30 maart 1988 heeft de Rechtbank in conventie [eiser] tot bewijslevering toegelaten en in conventie en in reconventie iedere verdere uitspraak aangehouden.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 14 juli 1994 heeft het Hof het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Stingel Duitsland heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Hartkamp strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [eiser] is directeur en belangrijkste aandeelhouder geweest van Stingel Chemie Nederland B.V. (hierna: Stingel Nederland).
(ii) Stingel Nederland hield zich bezig met de verkoop van door Stingel Duitsland vervaardigde chemische reinigings- en onderhoudsproducten in de Benelux.
(iii) In mei 1982 beliep de schuld van Stingel Nederland aan Stingel Duitsland ter zake van leveranties van de hiervoor onder (ii) bedoelde producten het bedrag van DM 210.023, 51. Dit was voor Stingel Duitsland aanleiding om onder Stingel Nederland beslag te leggen op roerende zaken en het faillissement van Stingel Nederland aan te vragen.
(iv) Op 14 juni 1982 is tussen Stingel Duitsland, Stingel Nederland en [eiser] een overeenkomst gesloten, waarin onder meer een afbetalingsregeling voor voormelde schuld werd getroffen.
De artikelen 7 en 9 van deze overeenkomst luiden als volgt:
"7. Partijen stellen vast dat het Stingel Duitsland en Stingel Nederland vrij staat producten van Stingel Duitsland afkomstig binnen de Benelux te verkopen zonder dat zij ter zake van bestaande of te ontstane relatiekringen elkaar daarbij iets in de weg kunnen leggen, met dien verstande dat Stingel Duitsland niet direct aan [betrokkene 1] - of een door hem gecontroleerde onderneming - zal leveren zolang deze op normale condities door Stingel Nederland wordt beleverd zoveel hij aan Stingel producten behoeft en slechts zolang [eiser] 's borgtocht voortduurt."
"9. [eiser] stelt zich door ondertekening dezes tot borg jegens Stingel Duitsland voor de richtige nakoming door Stingel Nederland van al haar verplichtingen uit deze overeenkomst zowel die ter zake van betaling van geldsbedragen als ter zake van haar overige verplichtingen waarvoor hij zich sterk maakt."
(v) Het beslag is vervolgens opgeheven en de faillissementsaanvraag is door Stingel Duitsland ingetrokken.
(vi) In het kader van voormelde afbetalingsregeling heeft Stingel Nederland in totaal f 50.000, -- aan Stingel Duitsland betaald.
(vii) Stingel Nederland is op 2 november 1982 in staat van faillissement verklaard; dit faillissement is op 16 augustus 1983 wegens gebrek aan baten opgeheven.
3.2 Stingel Duitsland vordert uit hoofde van de borgtocht van [eiser] betaling van de tegenwaarde in Nederlandse courant van DM 165.129,29.
[eiser] heeft zich hiertegen verweerd door aan te voeren dat (a) de overeenkomst van 14 juni 1982, met de daarin opgenomen borgtocht, nietig is wegens misbruik van omstandigheden, en (b) Stingel Duitsland wanprestatie heeft gepleegd door, in strijd met art. 7 van de overeenkomst, rechtstreeks te leveren aan de in dat artikel genoemde [betrokkene 1] , dan wel onrechtmatig heeft gehandeld door te profiteren van de wanprestatie van [betrokkene 1] .
De Rechtbank heeft het door [eiser] gedane beroep op misbruik van omstandigheden verworpen. Met betrekking tot het onder (b) bedoelde verweer heeft de Rechtbank [eiser] toegelaten te bewijzen dat Stingel Duitsland in de periode van 14 juni 1982 tot 2 november 1982 leveranties heeft verricht aan [betrokkene 1] .
Op het door [eiser] tegen dit tussenvonnis ingestelde hoger beroep heeft het Hof de grieven, die inhielden dat de Rechtbank ten onrechte het beroep op misbruik van omstandigheden niet heeft gehonoreerd, verworpen. Hiertegen keert zich het middel.
3.3 Het Hof heeft in de eerste plaats geoordeeld dat de borgtocht niet op grond van misbruik van omstandigheden nietig is. Het Hof heeft daartoe overwogen, kort gezegd, dat het Stingel Duitsland in redelijkheid vrijstond de borgtocht te bedingen, dat [eiser] niet in een benarde financiële situatie verkeerde, en dat hij zich bij de onderhandelingen, voorafgaande aan de totstandkoming van de overeenkomst van 14 juni 1982 heeft doen bijstaan door een rechtskundig raadsman (rov. 4.3 en 4.4).
Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat [eiser] de nietigheid van de borgtocht ook niet kan doen steunen op de door hem gestelde nietigheid van de hoofdverbintenis van Stingel Nederland, aangezien, aldus het Hof, de hoofdverbintenis in de eerste plaats betrekking had op de voldoening van een - door [eiser] niet betwiste - schuld van Stingel Nederland ter zake van door Stingel Duitsland verrichte leveranties. Van misbruik van omstandigheden met betrekking tot het aangaan van de hoofdverbintenis is naar 's Hofs oordeel geen sprake (rov. 4.5).
3.4 De onderdelen 2 en 3 - onderdeel 1 bevat geen klacht - keren zich achtereenvolgens tegen de beide, hiervoor weergegeven, oordelen van het Hof.
Beide onderdelen berusten mede blijkens de schriftelijke toelichting op de stelling dat het Hof heeft miskend dat Stingel Duitsland de positie van [eiser] als borg heeft verzwaard door, in strijd met het in art. 7 vervatte verbod, na 14 juni 1982 rechtstreeks Stingel-produkten te leveren aan [betrokkene 1] .
De onderdelen zien aldus eraan voorbij dat het voor de beantwoording van de vraag of sprake is van misbruik van omstandigheden, enkel op omstandigheden bij het aangaan van de overeenkomst aankomt. Met betrekking tot het te dezen toepasselijke, vóór 1 januari 1992 geldende recht is dit niet anders. De onderdelen falen derhalve.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het beroep in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Stingel Duitsland begroot op f 4.717,20 aan verschotten en f 3.000, -- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren Roelvink, als voorzitter, Korthals Altes en Nieuwenhuis, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Heemskerk op 5 januari 1996.