Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba
Einde inhoudsopgave
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/2.21:2.21 Het incidenteel appel
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/2.21
2.21 Het incidenteel appel
Documentgegevens:
Mr. G.C.C. Lewin, datum 08-01-2010
- Datum
08-01-2010
- Auteur
Mr. G.C.C. Lewin
- JCDI
JCDI:ADS449985:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 7 maart 1986 (SoponatafBonaire), NJ 1987, 266, m.nt. MS (B), rov. 33.
Met inachtneming van HR 19 juni 2009 (mr. Wertenbroek q.q./Van den Heuvel II), LiN BI8771 (NL) rov. 2.4.5, zie hierover paragraaf 3.3.2.
GHvJNAA 10 augustus 2004, TAR-Justicia 2004, nr. 3, p. 234-235.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Art. 267 betreft de bevoegdheid incidenteel appel in te stellen en is nooit gewijzigd. Art. 267 lid 2 komt overeen met art. 339 lid 4 RvNL.
Art. 274 laat toe dat incidenteel hoger beroep wordt ingesteld door een daartoe strekkende verklaring in de memorie van antwoord. Daaruit volgt echter niet dat incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, wanneer het voor of tegelijk met de memorie van antwoord bij een afzonderlijke verklaring is ingesteld en die memorie voldoende duidelijk aangeeft dat zij tevens het incidentele beroep betreft. Ook sluit art. 274 niet uit dat een memorie van antwoord die blijkens haar inhoud mede strekt tot aanvoeren van grieven in een incidenteel beroep, moet worden opgevat als mede in te sluiten een verklaring dat de betreffende partij harerzijds in hoger beroep wenst te komen.1
Na indiening van de memorie van antwoord, of, indien die niet wordt ingediend, na het verstrijken van de termijn daarvoor, is er echter geen gelegenheid meer voor incidenteel appel.2 In een zaak waarin geen memorie van grieven en geen memorie van antwoord waren ingediend (maar naar ik aanneem de akte van appel wel aan geïntimeerde was betekend), heeft het Hof de bij pleitnota in hoger beroep door geïntimeerde ontwikkelde bezwaren tegen de beslissing van het GEA aangemerkt als een incidenteel appel en heeft het deze bezwaren betrokken in de beoordeling.3Deze beslissing komt mij onjuist voor. Indien de appellant geen memorie van grieven indient, levert dat m.i. voor een geïntimeerde die het zijnerzijds niet eens is met het vonnis van het GEA geen goede reden op om niet tijdig na betekening van de akte van appel incidenteel appel in te stellen, zoals voorgeschreven in art. 274 lid 1 en 2.
Art. 274 lid 2 bepaalt dat incidenteel appellant grieven moet aanvoeren. Zie hierover paragraaf 3.2.2.