Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/85
Art. 81 lid 1 RO. Ondernemingsrecht. Aansprakelijkheidsrecht. Vraag of sprake is van afgeleide schade die niet voor vergoeding in aanmerking komt. Vervolg op HR 20 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1293.
HR 18-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:2098
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18 december 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
19/04605
- Conclusie
A-G mr. T. Hartlief
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:2098, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑12‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:960, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑09‑2020
Essentie
Art. 81 lid 1 RO. Ondernemingsrecht. Aansprakelijkheidsrecht. Vraag of sprake is van afgeleide schade die niet voor vergoeding in aanmerking komt. Vervolg op HR 20 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1293.
Partij(en)
ARREST In de zaak van [eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep, hierna: [eiser], advocaat: D. Rijpma, tegen COÖPERATIEVE RABOBANK U.A., gevestigd te Amsterdam, VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep, hierna: Rabobank, advocaat: T.T. van Zanten.
Conclusie
Conclusie A-G mr. T. Hartlief:
Deze zaak betreft een schadestaatprocedure die betrekking heeft op de ondergang van een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.