Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/117
Faillissementsfraude. Feitelijk leidinggeven aan door rechtspersonen begane bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd (art. 341a (oud) Sr) en feitelijk leidinggeven aan door rechtspersoon opzettelijk onjuist doen van aangifte omzetbelasting (art. 68 AWR). Bewezenverklaring dat BV A (voorheen genaamd BV B) vorderingen op 7 vennootschappen van BV B tot bedrag van aanvankelijk € 2.505.500 en na verrekening van bedrag van € 599.154 tot bedrag van € 1.929.240 aan boedel heeft onttrokken, waaraan verdachte feitelijk leiding heeft gegeven, kan niet uit door hof gebruikte bewijsvoering worden afgeleid. Met oordeel dat BV B ter bedrieglijke verkorting van rechten van haar schuldeisers last had verdicht, heeft hof geen onjuiste uitleg gegeven aan begrip ‘last’ a.b.i. art. 341a (oud) Sr. ‘Bewezenverklaring dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het door BV D opzettelijk onjuist doen van aangifte omzetbelasting’ kan niet uit bewijsvoering worden afgeleid.
HR 15-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:2017
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 december 2020
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
19/02117
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Omzetbelasting / Algemeen
Insolventierecht / Faillissement
Bijzonder strafrecht / Fiscaal strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:2017, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑12‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:854, Conclusie, Hoge Raad, 29‑09‑2020
Essentie
Faillissementsfraude. Feitelijk leidinggeven aan door rechtspersonen begane bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd (art. 341a (oud) Sr) en feitelijk leidinggeven aan door rechtspersoon opzettelijk onjuist doen van aangifte omzetbelasting (art. 68 AWR). Bewezenverklaring dat BV A (voorheen genaamd BV B) vorderingen op 7 vennootschappen van BV B tot bedrag van aanvankelijk € 2.505.500 en na verrekening van bedrag van € 599.154 tot bedrag van € 1.929.240 aan boedel heeft onttrokken, waaraan verdachte feitelijk leiding heeft gegeven, kan niet uit door hof gebruikte bewijsvoering worden afgeleid. Met oordeel dat BV B ter bedrieglijke verkorting van rechten van haar schuldeisers last had ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.