Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/105
Feitelijk leidinggeven aan door rechtspersoon gepleegd strafbaar feit kan worden ontzet uit recht tot uitoefening van beroep ex art. 28 lid 1 sub 5 Sr.
HR 15-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:2039
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 december 2020
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
19/04538
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Insolventierecht / Faillissement
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:2039, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑12‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:804, Conclusie, Hoge Raad, 15‑09‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑03‑2020
- Wetingang
Essentie
Een verdachte die is veroordeeld voor het feitelijke leidinggeven aan het door een rechtspersoon plegen van een strafbaar feit, kan worden ontzet uit het recht tot uitoefening van bepaalde beroepen, indien de wet voor dat feit deze ontzetting toelaat.
Samenvatting
Het cassatiemiddel komt op tegen de door het hof opgelegde bijkomende straf van ontzetting van het recht van de verdachte tot uitoefening van het beroep van bestuurder of feitelijk bestuurder van enige rechtspersoon en voert daartoe onder meer aan dat niet de verdachte als feitelijk leidinggever het feit heeft begaan maar de rechtspersoon waaraan hij leiding gaf. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.