Einde inhoudsopgave
RvdW 2023/1029
Nu uit de stukken niet kan blijken dat de raadsman een afschrift van de dagvaarding heeft ontvangen en noch verdachte noch raadsman in hoger beroep zijn verschenen, moet worden aangenomen dat art. 48 Sv niet is nageleefd.
HR 17-10-2023, ECLI:NL:HR:2023:1446
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17 oktober 2023
- Magistraten
Mrs. M.J. Borgers, M. Kuijer, F. Posthumus
- Zaaknummer
22/03924
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1446, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑10‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:829, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑09‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑01‑2023
- Wetingang
Art. 48 Sv
Essentie
Nu op grond van de stukken niet de vaststelling kan worden gedaan dat een afschrift van de dagvaarding in hoger beroep aan de raadsman is gezonden en noch de verdachte noch diens raadsman ter zitting in hoger beroep zijn verschenen, moet worden aangenomen dat ten aanzien van de dagvaarding in hoger beroep het voorschrift van art. 48 tweede volzin Sv niet is nageleefd.
Samenvatting
Uit de stukken blijkt dat de advocaat zich bij e-mail aan de strafgriffie heeft gesteld als raadsman in hoger beroep. Bij de stukken zit verder een kopie van de dagvaarding in hoger ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.