Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/240
240 Beroep op het tenietgegaan zijn van een verbintenis tot betaling waarbij een derde in het spel is
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691989:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Een (rechts)persoon tegen wie de (mogelijk ongeldig) geleverde vorderingsrechten worden uitgeoefend, kan duidelijkheid verlangen over de (geldigheid van de) overdracht zodat hij kan voorkomen dat hij door te betalen aan de (beweerdelijke) cessionaris niet bevrijd is. Die duidelijkheid kan ook nog worden gegeven in de loop van de procedure.
Voor contractsoverneming is nodig dat naast een tussen verweerder en de derde opgemaakte akte sprake is geweest van onvoorwaardelijke medewerking van eiser. De medewerking van eiser kan zowel vooraf als achteraf worden gegeven en in elke vorm, dus ook in gedragingen; de bewijslast van die gedragingen berust bij verweerder (HR 23 april 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2897, NJ 1999/497). Zie bijv. Hof Den Haag 4 maart 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:455.
Schuldoverneming heeft pas werking jegens de schuldeiser, indien die zijn toestemming geeft nadat partijen hem van de overneming kennis hebben gegeven. Toestemming is niet aan een bepaalde vorm gebonden. Toestemming kan ook in een gedraging besloten liggen (art. 3:37 lid 1 BW). De schuldenaar heeft stelplicht en bewijslast ter zake van de toestemming.
Hof Arnhem-Leeuwarden 18 juni 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:CA3977, Prg. 2013/199 (ASR/Ballast Nedam) en Hof De Haag 26 november 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3124. Indien in algemene voorwaarden in een overeenkomst met een consument is overeengekomen dat toestemming vooraf moet zijn gegeven, wordt deze voorwaarde geacht onredelijk bezwarend te zijn (art. 6:236 aanhef en onder e BW).
De verbintenis van de schuldenaar gaat teniet, zodat de schuldeiser van hem geen nakoming meer kan vorderen (art. 6:30 lid 1 BW). Zie Asser/Sieburgh 6-I 2020/200 en R.J.B. Boonekamp, Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 6:30 BW. Zie ook Rb. Amsterdam 11 juli 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BX2298, NJF 2012/416, JOR 2012/339 met nt. S.R. Damminga.
Hof Arnhem-Leeuwarden 11 maart 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2018.
Tussen partijen kan zijn overeengekomen dat alleen bevrijdend kan worden betaald op de desbetreffende derdengeld rekening.
Zie bijv. Hof ’s-Gravenhage 19 juni 2008, ECLI:NL:GHSGR:2008:BD5335. Zie ook Asser/Sieburgh 6-I 2020/230 en HR 28 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:783, RvdW 2021/581, JIN 2021/106 met nt. R.J.G. Mengelberg en Bb 2021/80 met nt. G.J. Boeve (Devante/Hascor): art. 6:34 lid 1 BW heeft geen betrekking op het geval waarin de schuldenaar de betaling heeft verricht op een bankrekening waarvan hij ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat de schuldeiser deze had aangewezen (vervalste factuur). Bij factuurfraude heeft de schuldenaar een geldbedrag betaald aan de partij die zich heeft uitgegeven als zijnde de schuldeiser, maar die niet de schuldeiser was.
Zie voor een voorbeeld Hof ’s-Gravenhage 7 december 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BP6630, NJF 2011/93. Het is onder bepaalde omstandigheden niet nodig dat sprake is van een schijn van volmachtverlening door ‘toedoen’ van eiser (HR 19 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK7671, NJ 2010/115 (ING/Bera) en HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:142 en 143, resp. NJ 2017/78 en RvdW 2017/260, Bb 2017/27 met nt. G.J. Boeve en arrest na herstel m.b.t. HR:2017:143: HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:277, JOR 2017/150 met nt. S.C.J.J. Kortmann); zie ook HR 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU4909, NJ 2012/390 met nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai (Fujitsu/Exel). Er is wel sprake van een zekere onderzoeksplicht (HR 20 september 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2513, NJ 2004/171 met nt. H.J. Snijders (Van der Wal/Duinstra)).
R.o. 3.11 van het hof, te lezen in de conclusie van A-G E.M. Wesseling-Van Gent randnr. 2.12 met verwijzing naar Parl. Gesch. Boek 6, p. 163 (HR 10 augustus 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW8310, RvdW 2012/1050 (art. 81 RO)).
Hof ‘s-Hertogenbosch 18 oktober 2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BU2088, Prg. 2012/16. Zie ook F.W.J. Meijer, Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:61 lid 2 BW. De beschermingsbepaling moet door de schuldenaar worden ingeroepen. Stelt de schuldeiser dat de schuldenaar wist of kon weten dat een toereikbare volmacht ontbrak, dan is dit betoog een grondslagverweer.
HR 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1108, NJ 2017/266 met Red. Aant. (Grafsschafter Volksbank/Platvoet). Zie Lock 2019c, p. 77 en 4.4.2.2.
Hieronder worden verschillende mogelijkheden van verweer vermeld waarbij verweerder stelt dat een geldschuld zou zijn tenietgegaan. Deze mogelijkheden hebben gemeen dat een derde in het spel is en dat de schuldenaar het verweer voert dat bevrijdend is betaald.
Cessie
Na verkoop en overdracht van een vordering kan, na mededeling aan de debiteur, uitsluitend nog bevrijdend worden betaald aan de verkrijger van de vordering.1 Een schuldenaar is bevoegd de betaling op te schorten, indien hij op redelijke gronden twijfelt aan wie die betaling moet geschieden (art. 6:37 BW).
Contractsoverneming/schuldoverneming?
Vordert eiser betaling van een geldsom en verweert gedaagde zich met de stelling dat het contract tussen hem en eiser langs de weg van art. 6:159 lid 1 BW door een derde is overgenomen,2 althans dat de schuld waarop de facturen betrekking hebben door een derde overeenkomstig art. 6:155 BW van hem is overgenomen,3 dan zal verweerder zijn stelling dat eiser zijn medewerking heeft verleend aan de overdracht voldoende onderbouwd dienen te stellen en dienen te bewijzen.4 Verweerder doet een beroep op andere feiten die leiden tot een ander rechtsgevolg.
Bevrijdend betaald door een derde?
De stelling van verweerder dat facturen zijn voldaan door een derde, moet gesteld en eventueel bewezen worden door verweerder (art. 6:30 BW).5 De derde moet bewust de verschuldigde prestatie hebben verricht en bewust hebben gehandeld ter voldoening van de verbintenis van de schuldenaar. Dit betekent dat verweerder informatie in het geding moet brengen, wil hij niet het risico lopen dat zijn bevrijdend verweer wordt afgedaan op het niet voldaan hebben aan de stelplicht.6
Bevrijdend betaald aan een derde?
Het uitgangspunt is dat alleen aan de schuldeiser bevrijdend kan worden betaald en niet aan een derde. Verweerder kan stellen dat hij in onderling overleg met en met goedvinden van de (schuld)eiser bevrijdend aan eiser heeft betaald door betaling aan een derde. Verweerder zal hiervoor voldoende moeten stellen en tenminste bewijs aanbieden dat een derde namens en in opdracht van eiser de betaling in ontvangst nam.7 Indien dit zo blijkt te zijn, heeft verweerder bevrijdend aan eiser betaald.8 Stelt verweerder daarvoor onvoldoende, dan wordt zijn stelling gepasseerd.9 Verweerder kan zich (subsidiair) jegens eiser erop beroepen dat hij te goeder trouw meende dat hij aan een derde kon betalen. Verweerder zal de gronden moeten aanvoeren op grond waarvan hij heeft aangenomen dat hij bevrijdend heeft betaald terwijl de ontvanger niet bevoegd was die betaling in ontvangst te nemen (art. 6:34).10 Verweerder kan stellen dat eiser bij hem de schijn heeft gewekt dat een derde bevoegd was namens eiser betalingen in ontvangst te nemen.11 Het uitzonderingskarakter van de bepaling brengt mee dat dit verweer slechts in bijzondere gevallen voor toepassing in aanmerking komt.12
Voorbeeld
Vabix vorderde betaling van WDA van invoerrechten. WDA verweert zich met de stelling dat hij al had betaald. De rechtbank overwoog dat WDA hiermee een becff vrijdend verweer voerde. Maar hierop liet de rechtbank volgen dat Vabix het door WDA gevoerde bevrijdende verweer dat hij contant had betaald aan iemand, in de gerechtvaardigde veronderstelling dat dit een vertegenwoordiger van Vabix betrof, onvoldoende had betwist. Het hof corrigeert: ‘Voor een geslaagd beroep op art. 6:34 BW is echter de enkele stelling dat men heeft betaald aan iemand aan wie men meende te mogen betalen omdat men in de veronderstelling verkeerde dat de ander vertegenwoordigingsbevoegd was, onvoldoende. Voor een bevrijdende betaling aan een ander dan de schuldeiser is nodig dat men heeft betaald aan iemand van wie men op grond van een verklaring of gedraging van de schuldeiser heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat deze tot ontvangst nemen van de betaling bevoegd was (art. 3:61 lid 2 BW).’13
Borgtocht
Indien de schuldeiser de borg aanspreekt tot betaling en de borg voert als verweer dat de verbintenis van de hoofdschuldenaar niet meer bestaat doordat de hoofdschuldenaar reeds heeft betaald, dan voert de borg een bevrijdend verweer; op de borg rust de bewijslast van de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden.14
Betaling door de derde-beslagene (art. 477b lid 1 Rv)
Betaling door de derde-beslagene overeenkomstig zijn buitengerechtelijke verklaring of krachtens een veroordeling (art. 477a Rv) geldt als betaling aan de geëxecuteerde. Betaling werkt bevrijdend tegenover de geëxecuteerde en is een bevrijdend verweer.
Meer voorbeelden zijn te lezen in de Bijlagen onder 8A.