Hof 's-Gravenhage, 07-12-2010, nr. 200.049.537/01
ECLI:NL:GHSGR:2010:BP6630
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
07-12-2010
- Magistraten
Mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, G. Dulek-Schermers, H.A. Groen
- Zaaknummer
200.049.537/01
- LJN
BP6630
- Roepnaam
Bosland Cars/Het Motorhuis
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2010:BP6630, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 07‑12‑2010
Uitspraak 07‑12‑2010
Mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, G. Dulek-Schermers, H.A. Groen
Partij(en)
Arrest van de eerste civiele kamer d.d. 7 december 2010
inzake
- 1.
Bosland CARS ROTTERDAM V.O.F.,
gevestigd te Rotterdam,
- 2.
[appellant 2],
wonende te [woonplaats],
- 3.
[appellant 3],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna te noemen: Bosland Cars (vrouwelijk enkelvoud),
advocaat: mr. D.W.J. van Sikkelerus te Rotterdam,
tegen
B.V. HET MOTORHUIS,
gevestigd te Leiden,
geïntimeerde,
hierna te noemen: het Motorhuis,
advocaat: mr. D.L.A. van Voskuilen te Rotterdam.
Het geding
Bij tussenarrest van 16 februari 2010, waar het hof naar verwijst, is een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie is gehouden op 24 maart 2010. Het proces-verbaal van deze comparitie, inclusief de daarin genoemde fax met bijlagen, bevindt zich bij de stukken. Vervolgens heeft Bosland Cars bij memorie van grieven (met producties) vier grieven aangevoerd. Deze zijn bestreden door het Motorhuis bij memorie van antwoord (met als bijlage de stukken van de eerste aanleg). Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1.
Het gaat in dit geding, mede gelet op de hierna te noemen vaststaande feiten, om het volgende.
(1.1)
Bosland Cars is een autobedrijf, dat zich bezig houdt met het in- en verkopen van (tweedehands) auto's (occasions). Het Motorhuis heeft sinds ongeveer 2003/2004 een zakelijke relatie met Bosland Cars. Bosland Cars heeft in die periode tenminste 90 keer via de heer [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]), occasions gekocht van het Motorhuis, in ieder geval aanvankelijk, tegen contante betaling, zoals gebruikelijk is bij dergelijke handelstransacties.
De gang van zaken bij deze transacties was als volgt. De betreffende occasions (auto's) werden door [betrokkene 1] bij het Motorhuis opgehaald en getoond aan Bosland Cars. Via [betrokkene 1] werd dan onderhandeld over de prijs, werd de deal gesloten en werd, in ieder geval aanvankelijk, door Bosland Cars contant aan [betrokkene 1] betaald. Vervolgens droeg [betrokkene 1] de koopsom af aan het Motorhuis. Het Motorhuis meldde de verkochte auto's via haar internetverbinding af bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer, waarna het Motorhuis het vrijwaringsbewijs ontving en de auto's op naam van Bosland Cars werden gezet.
Achteraf werd aan Bosland Cars door het Motorhuis een factuur gestuurd.
(1.2)
[betrokkene 1] is noch bij het Motorhuis, noch bij Bosland Cars in dienst.
(1.3)
In de periode 2 oktober 2006 tot en met 21 december 2006 heeft het Motorhuis vier auto's, nader omschreven in rechtsoverweging 2.1 van het tussen partijen gewezen tussenvonnis van 11 juni 2008 (hierna: de vier auto's), door tussenkomst van [betrokkene 1] verkocht en geleverd aan Bosland Cars voor een koopsom van in totaal € 7.100,--. Bosland Cars heeft deze koopsom aan [betrokkene 1] ter hand gesteld. De vier auto's zijn op naam gesteld van Bosland Cars.
(1.4)
Tussen partijen is een geschil ontstaan over de betaling van de (in rechtsoverweging 1.3 bedoelde) vier auto's. Volgens het Motorhuis heeft zij deze koopsom nooit ontvangen.
(1.5)
Het Motorhuis heeft vervolgens Bosland Cars gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam met een vordering van:
- —
hoofdsom € 6.300,-- (koopsom van € 7.100,- minus een creditnota van € 800,-), met rente vanaf 21 januari 2007, en
- —
buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 700,--.
(1.6)
Bij tussenvonnis van 11 juni 2008 heeft de rechtbank Bosland Cars toegelaten te bewijzen
- (i)
dat [betrokkene 1] deze koopprijs aan het Motorhuis heeft betaald en subsidiair
- (ii)
dat [betrokkene 1] bevoegd was om namens het Motorhuis deze betalingen in ontvangst te nemen.
Na bewijslevering heeft de rechtbank bij eindvonnis van 20 mei 2009 Bosland Cars niet in dit bewijs geslaagd geoordeeld.
Bij ditzelfde vonnis is de rechtbank nog ingegaan op het verweer van Bosland Cars
- (iii)
dat het Motorhuis de schijn heeft gewekt dat [betrokkene 1] bevoegd was om namens het Motorhuis betalingen in ontvangst te nemen en dat de gedragingen van het Motorhuis meebrengen dat een buitenstaander redelijkerwijs mag verwachten dat [betrokkene 1] voor het Motorhuis optreedt, zodat het ontbreken van een volmacht niet aan Bosland Cars kan worden tegengeworpen.
De rechtbank heeft dit beroep op artikel 3:61 BW verworpen, kort gezegd op grond van de overweging dat gesteld noch gebleken was dat Bosland Cars daadwerkelijk heeft aangenomen dat door het Motorhuis aan [betrokkene 1] een toereikende volmacht was verleend. Hierna heeft de rechtbank de vordering van het Motorhuis toegewezen.
2.
Bosland Cars komt met zijn grieven op tegen de in rechtsoverweging 1.6 bedoelde beslissingen. Deze grieven leggen het geschil in volle omvang aan het hof voor en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.
Het hof stelt het volgende voorop. Zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, ligt de bewijslast van de betaling van de koopsom van € 7.100,-- (hierna: de koopsom) op Bosland Cars.
Vast staat dat Bosland Cars de koopprijs in ieder geval aan [betrokkene 1] heeft betaald. In geschil is echter of [betrokkene 1] dit bedrag heeft doorbetaald aan Motorhuis. [betrokkene 1] stelt (als getuige gehoord) van wél, maar het Motorhuis betwist dit.
Of er is doorbetaald kan in het midden blijven, gelet op het navolgende.
4.
Bosland Cars heeft een beroep gedaan op de door het Motorhuis bij haar gewekte schijn dat [betrokkene 1] bevoegd was namens het Motorhuis betalingen in ontvangst te nemen.
In dit verband heeft Bosland Cars het volgende aangevoerd. [betrokkene 1] kwam regelmatig bij het Motorhuis over de vloer, verkocht de auto's voor het Motorhuis en leverde deze na verkoop aan onder meer Bosland Cars. De kopers betaalden vervolgens contant aan [betrokkene 1] — er was simpelweg geen andere mogelijkheid dan aan [betrokkene 1] betalen, aangezien [betrokkene 1] de auto's kwam brengen bij de kopers — waarna het Motorhuis de betreffende verkoopfactuur aan de koper stuurde. Voorts reed [betrokkene 1] in auto's met groene platen van het Motorhuis. Hierdoor heeft het Motorhuis, aldus Bosland Cars, de schijn gewekt dat [betrokkene 1] voor het Motorhuis optrad en bevoegd was betalingen voor het Motorhuis in ontvangst te nemen. Bosland Cars heeft hierop vertrouwd en mogen vertrouwen.
5.
Hieromtrent wordt als volgt geoordeeld. Uit voorgaande, niet weersproken, feitelijke gang van zaken volgt niet alleen dat het Motorhuis gedurende de jaren dat partijen met elkaar zaken deden aan [betrokkene 1] auto's meegaf ter verkoop, dat [betrokkene 1] met die auto's naar Bosland Cars reed, over de prijs onderhandelde met Bosland Cars en bij verkoop de auto's bij Bosland Cars afleverde/achterliet, maar ook dat [betrokkene 1] veelvuldig — zoals door het Motorhuis erkend — contante betaling van de koopsom door Bosland Cars in ontvangst nam en aan het Motorhuis afdroeg. Dit laatste blijkt ook uit de daarop volgende facturering door het Motorhuis aan Bosland Cars alsmede uit het feit dat Bosland Cars, naar het hof begrijpt, telkens na aankoop de beschikking kreeg over de van het Motorhuis afkomstige autopapieren en in staat werd gesteld de auto op haar naam te zetten. Bosland Cars heeft — in hoger beroep onweersproken — naar voren gebracht dat zij, gezien dit alles, erop heeft vertrouwd dat [betrokkene 1] bevoegd was om namens het Motorhuis betalingen in ontvangst te nemen.
Het komt er dus op neer dat [betrokkene 1] frequente verkoop-, betalings- en leveringsactiviteiten verrichtte ten behoeve van het Motorhuis, waar het Motorhuis — voor Bosland Cars onmiskenbaar — aan meewerkte. Gelet op dit bestendige gebruik, nog versterkt door het feit dat [betrokkene 1] zo nu en dan van het Motorhuis groene kentekenplaten meekreeg voor de auto's waarin hij reed, heeft het Motorhuis wel degelijk de schijn gewekt dat [betrokkene 1] bevoegd was om voor het Motorhuis betalingen in ontvangst te nemen. Dit geldt des te sterker, nu gesteld noch gebleken is dat het Motorhuis iets heeft gedaan om deze (volgens Motorhuis verkeerde) indruk bij Bosland Cars te vermijden. Bosland Cars heeft in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mogen vertrouwen op de aldus door het Motorhuis gewekte schijn, zodat het Motorhuis hieraan is gebonden (in de zin van artikel 3:61, tweede lid, BW).
6.
Het voorgaande leidt ertoe dat er in deze procedure vanuit moet worden gegaan dat Bosland Cars bevrijdend heeft betaald aan [betrokkene 1], zodat de vordering van het Motorhuis alsnog moet worden afgewezen. Aan nadere bewijslevering wordt niet toegekomen, nu daartoe geen relevante, concrete feiten te bewijzen zijn aangeboden. De grieven hoeven niet verder besproken te worden. Dit leidt tot vernietiging van het bestreden eindvonnis en beslissingen als na te melden. Het Motorhuis dient hierbij als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten van beide instanties te dragen.
Beslissing
Het hof:
- —
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 mei 2009 en opnieuw rechtdoende:
- —
wijst de vorderingen van het Motorhuis af;
- —
veroordeelt het Motorhuis in de kosten van het geding, in eerste aanleg aan de zijde van Bosland Cars begroot op € 300,-- aan verschotten en € 1.728,-- aan salaris advocaat, en in hoger beroep, aan de zijde van Bosland Cars tot op heden begroot op € 419,-- aan griffierecht, € 72,25 aan kosten uitbrengen dagvaarding en € 632,-- aan salaris advocaat;
- —
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, G. Dulek-Schermers en H.A. Groen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2010 in aanwezigheid van de griffier.