Einde inhoudsopgave
RvdW 2023/1026
1. Oordeel dat ‘de eventuele ontoerekeningsvatbaarheid niet uitsluit dat sprake is geweest van voorbedachte raad’ is niet onjuist. 2. Te hanteren beoordelingskader door de rechter met betrekking tot ontoerekenbaarheid als bedoeld in art. 37 Sr.
HR 17-10-2023, ECLI:NL:HR:2023:1295
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 oktober 2023
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, A.L.J. van Strien, C. Caminada, T. Kooijmans
- Zaaknummer
22/00998
- Conclusie
P-G mr. F.W. Bleichrodt
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1295, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑10‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:610, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 20‑06‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑12‑2022
- Wetingang
Essentie
1. De opvatting dat het hof nadere vaststellingen moet doen over de precieze aard van de bij de verdachte vastgestelde ‘psychische stoornis’ en de manier waarop en de mate waarin deze stoornis de gedachten en het gedrag van de verdachte heeft beïnvloed vindt in zijn algemeenheid geen steun in het recht. Het oordeel dat ‘de eventuele ontoerekeningsvatbaarheid niet uitsluit dat sprake is geweest van voorbedachte raad’ is niet onjuist.
2. De Hoge Raad gaat nader in op het te hanteren beoordelingskader met betrekking tot in het bijzonder de ontoerekenbaarheid als bedoeld in art. 39 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.