Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/181
181 Verweerder wenst inzage van bescheiden die zich bevinden bij eiser: een incidentele vordering ex art. 843a Rv zijdens verweerder
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691880:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
In het vervolg zal steeds alleen de term inzage worden gebruikt. Dit begrip wordt geacht eventuele andere vormen in te sluiten (afschrift en uittreksel). Het inzagerecht in zaken van intellectuele eigendom (art. 1019a Rv e.v.) wordt in dit onderzoek niet behandeld.
HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3529, NJ 2007/639 met nt. E.J. Dommering.
Exhibitie kan niet alleen worden gevorderd maar ook bij verzoekschrift worden verzocht (HR 26 oktober 2018, ECLINL:HR:2018:1985, NJ 2018/431 met Red. Aant., JOR 2019/28 met nt. J.R. Sijmonsma, en JIN 2018/211 met nt. N. de Boer (Syngenta/Bakker)). Een verzoek op de voet van art. 843a Rv kan worden gedaan als zelfstandig verzoek en naast een ander verzoek, zoals een verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor (art. 186 Rv) of een verzoek tot het gelasten van een voorlopig bericht of verhoor van deskundigen (art. 202 Rv). Een dergelijk gecombineerd verzoek wordt in het wetsvoorstel uitdrukkelijk mogelijk; zie art. 196-204 Wetsvoorstel Herziening bewijsrecht.
HR 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW3263, NJ 2013/287 met nt. H.B. Krans onder 288 en HR 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW3264, NJ 2013/288 met nt. H.B. Krans.
Concl. A-G L. Strikwerda bij het arrest van HR 11 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4877, NJ 2000/259 met nt. P. Vlas. Zie ook Groot 2015, par. 310-317. Dat is onder meer het geval wanneer een vordering tot exhibitie is aangekleed met speculaties, niet met concrete feiten en/of aanknopingspunten.
Parl. Gesch. Burgerlijk Procesrecht, Van Mierlo/Bart 2002, p. 553.
Tussen de voorwaarde van een rechtmatig belang en de voorwaarde dat het om bepaalde gegevens moet gaan is sprake van samenhang (concl. A-G E.M. Wesseling-van Gent van 3 januari 2020, ECLI:NL:PHR:2020:10 (Heraeus-Biomet)).
Verweerder kan ook vorderen dat hij in plaats van een gecensureerde versie inzage krijgt in een ongecensureerde of dat een overeenkomst compleet dient te worden overgelegd, inclusief eventuele side-letters en bijlagen.
HR 26 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9244, NJ 2013/220 met nt. E. Verhulp, JBPr 2013/6 met nt. J. Ekelmans (Theodoor Gilissen Bankiers). Zie ook Van Wees 2011, p. 337 e.v. met verwijzing naar Rb. Den Haag (vzr.) 5 juli 2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:BN0516 (tachograaf), Rb. Amsterdam 17 juli 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:4403 (St. Gedupeerden Palm Invest/ABN AMRO), Hof ’s-Hertogenbosch 2 juli 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:2826, Rb. Almelo 4 juli 2012, ECLI:NL:RBALM:2012:BX1340 en Rb. Roermond 19 januari 2011, ECLI:NL:RBROE:2011:BP2454.
In voorkomend geval kan eiser gehouden zijn zich in te spannen om bescheiden beschikbaar te krijgen (Vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 13 december 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:10133).
O.m. HR 16 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:365, NJ 2018/423 met nt. J. Legemaate (Waterlandziekenhuis). Zie ook HR 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:600, NJ 2021/104 met nt. M.A. Verbrugh (advies advocaat aan wederpartij).
Over de exhibitieplicht zijn twee proefschriften verschenen: Sijmonsma 2010 (2e druk 2017) en Ekelmans 2010. Zie verder Sijmonsma 2013 en Sijmonsma 2015, de overzichtsconclusies van A-G E.M. Wesseling-van Gent (ECLI:NL:PHR:2020:10) randnr. 2.6-2.40 vóór HR 1 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:830, RvdW 2020/593 (Heraeus-Biomet) en concl. A.G. E.M. Wesseling-van Gent ECLI:NL:PHR:2020:128 vóór HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251, NJ 2020/294 met nt. H.B. Krans (Semtex/X). Zie ook Asser Procesrecht/Asser 3 2023/184 e.v. en 197 e.v. en Ekelmans 2020.
Ingeval van toewijzing bepaalt de rechter de voorwaarden voor kennisneming.
De vordering tot inzage wordt afgewezen indien de bescheiden onder de professionele geheimhoudingsplicht van eiser in de hoofdzaak vallen.
In een aanhangig geding kan verweerder die een bevrijdend verweer voert recht en belang hebben in de gelegenheid te worden gesteld bewijs te vergaren om zijn stellingen te onderbouwen. Verweerder wil inzage om een bepaalde stelling te kunnen te onderbouwen en zo nodig te bewijzen.
Voorbeelden
Ingeval van een vordering tot betaling van geleverde diensten wil verweerder aantonen dat eiser tekort is geschoten in zijn verbintenis en dat hij hiervoor bepaalde bescheiden van eiser nodig heeft.
Indien een verzekerde uitkering onder de polis vordert, kan de verzekeraar een beroep doen op verval van uitkering indien niet is voldaan aan de medewerkings- en/of informatieplicht (onvolledige en onware schadeopgave; art. 7:941 lid 5 BW) jegens de verzekeraar. Om inzicht te krijgen in de schadeopgave kan de verzekeraar inzage wensen in bepaalde bescheiden die zich bij de verzekerde bevinden.
Voor verweerder bestaat onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid bescheiden die zich bij eiser bevinden met gebruikmaking van art. 843a Rv ter inzage1 op te vragen. Art. 843a Rv schept geen algemeen inzagerecht; het vormt een uitzondering op de hoofdregel dat iemand onder hem berustende bescheiden niet aan een ander hoeft af te geven.2 Voor het inzien van bescheiden moet zijn voldaan aan drie cumulatieve voorwaarden, te weten: een rechtmatig belang, bepaalde bescheiden en een rechtsbetrekking (art. 843a Rv lid 1). Eiser in het incident/verweerder in de hoofdzaak heeft stelplicht ten aanzien van deze drie voorwaarden; hij zal tevens zijn stellingen nader moeten toelichten om exhibitie te bewerkstelligen.
Incident (of kort geding)
Art. 843a Rv betreft een vordering3 die hetzij bij wijze van incident in de hoofdprocedure (zie art. 208 en 209 Rv: verplichting in eerste aanleg incidentele vorderingen bij verweer in te dienen) hetzij bij afzonderlijk kort geding kan worden ingesteld. Een beslissing op een incidentele vordering wordt als een tussenvonnis aangemerkt en daarvan is in beginsel geen appel mogelijk, terwijl een vordering ex art. 843a Rv in een zelfstandige procedure (een kort geding) wel vatbaar is voor hoger beroep.4
Het verweer van verweerder in het incident/eiser in de hoofdzaak ter zake van deze voorwaarden kan zijn dat er sprake is van een fishing expedition, indien volgens hem de vordering wordt gebruikt om uit te vinden of verweerder überhaupt een beroep op een bevrijdend verweer kan doen. Art. 843a Rv biedt geen ruimte voor een vordering waarbij eiser in het incident beoogt in het bezit te komen van stukken die steun zouden kunnen geven aan zijn eigen stellingen, en waarvan hij alleen maar vermoedt dat de wederpartij erover zou kunnen beschikken.5 De rechter maakt een belangenafweging tussen het belang van verweerder in de hoofdzaak bij inzage in de gevraagde bescheiden en het belang van eiser om niet onnodig lastig te worden gevallen met een verzoek om informatie. De voorwaarden ‘bepaalde bescheiden’ en ‘rechtmatig belang’ dienen ertoe dat fishing expeditions worden voorkomen.6
Bepaalde bescheiden
Er moet sprake zijn van een voldoende nauwkeurige afbakening en voldoende concreet moet worden aangegeven dat en waarom de specifieke stukken van belang zijn;7 dat zij een licht kunnen werpen op het geschilpunt dat verweerder in de hoofdzaak/eiser in het incident opwerpt.8 Eiser in de hoofdzaak moet begrijpen op welke stukken verweerder doelt en de rechter moet het rechtmatig belang kunnen beoordelen. Betwist eiser dat hij over bepaalde stukken beschikt of onder zijn berusting heeft, dan zal verweerder die inzage wenst nader moeten onderbouwen (concrete aanknopingspunten bieden) om aan te nemen dat die stukken daadwerkelijk bestaan en waarom eiser daar toch over zou moeten beschikken.9 Eiser zal een (afdoende) verklaring moeten geven waarom hij niet (meer) de beschikking heeft over de bescheiden.10 Door verweerder zal duidelijk moeten worden gemaakt dat de stukken bestaan. Interne stukken behoeven niet te worden afgegeven: het recht van de procespartij om haar verdediging in vrijheid en beslotenheid voor te bereiden, maakt deel uit van het recht op een eerlijk proces (art. 6 EVRM).11 In het kader van dit onderzoek wordt op de kwestie van bepaalde bescheiden niet nader ingegaan.
Alleen over de voorwaarde rechtmatig belang voor eiser in het incident/verweerder in de hoofdzaak zal hieronder worden ingegaan. De andere voorwaarden geven geen aanleiding tot een behandeling in het kader van dit onderzoek; de vereisten zullen geen andere invulling krijgen dan een exhibitievordering in een gewoonlijke setting.12 De mogelijkheid om ter bescherming van vertrouwelijke informatie de wijze tot inzageverschaffing te bepalen (art. 843a lid 2 Rv)13 en de exhibitievordering tegen een verschoningsgerechtigde (art. 843a lid 3 Rv)14 worden hier evenmin besproken.