RvdW 2022/903:Herziening. Faillissementsfraude. Medeplegen bedrieglijke bankbreuk door schuldeisers in faillissementen van vennootschappen te benadelen, art. 341 lid 1 (oud) Sr. Aangevoerd wordt dat ook zonder bewezenverklaarde gedragingen na faillissement van vennootschappen geen activa beschikbaar zouden zijn waaruit schulden hadden kunnen worden voldaan, zodat geen sprake was van daadwerkelijke verkorting van rechten van schuldeisers a.g.v. die gedragingen. Aanvraag herhaalt betoog dat ook in strafzaak door verdediging is aangevoerd en door hof is verworpen. O.g.v. HR 9 februari 2010, NJ 2010/104, waaruit blijkt dat voor veroordeling niet is vereist dat rechten van schuldeisers daadwerkelijk zijn verkort, kan dit betoog niet tot gevraagde herziening leiden, los van verdere beoordeling van omstandigheden die in aanvraag als nieuw worden aangeduid. Ook overigens werpen bij aanvraag overgelegde gegevens geen nieuw licht op oordeel hof dat aanvrager heeft gehandeld ter bedrieglijke verkorting van rechten van schuldeisers van C. Afwijzing aanvraag.