HR 18 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:16, NJ 2022/96, m.nt. A.J. Machielse, r.o. 2.4.
HR, 10-09-2024, nr. 22/01521
ECLI:NL:HR:2024:1147
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-09-2024
- Zaaknummer
22/01521
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2024:1147, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑09‑2024; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2024:586
ECLI:NL:PHR:2024:586, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 18‑06‑2024
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2024:1147
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑09‑2022
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2024-0198
Uitspraak 10‑09‑2024
Inhoudsindicatie
Belaging van ex-partner d.m.v. meerdere Instagramaccounts, art. 285b.1 Sr. Voldoende precieze omschrijving van gebiedsverbod als vrijheidsbeperkende maatregel, art. 38v.2.a Sr. Kon hof oordelen dat verdachte zich niet zal ophouden “rond” woning van aangeefster? Vrijheidsbeperkende maatregel a.b.i. art. 38v Sr kan inhouden dat verdachte wordt bevolen zich niet op te houden in bepaald gebied. Door hof opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel is in strijd met art. 38v.2.a Sr, v.zv. deze inhoudt dat verdachte zich niet zal ophouden “rond woning” van aangeefster, omdat in zoverre niet voldoende precieze omschrijving van gebied waarbinnen verdachte zich niet mag bevinden is geformuleerd (vgl. HR:2019:338). HR doet zaak zelf af en vernietigt vrijheidsbeperkende maatregel, v.zv. deze inhoudt dat verdachte zich niet zal ophouden “rond woning” van aangeefster, zodat resteert bevel dat verdachte zich niet zal ophouden in straat waarin woning van aangeefster staat.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 22/01521
Datum 10 september 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 15 april 2022, nummer 20-001028-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E.E.W.J. Maessen, advocaat in Maastricht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (gebiedsverbod) voor zover daarin is opgenomen: dat de verdachte zich voor de duur van drie (3) jaren niet zal ophouden “rond” de woning van [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1999) welke woning is gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats], en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het derde cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel (gebiedsverbod) als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), voor zover deze inhoudt dat de verdachte zich niet zal ophouden “rond” de woning van [slachtoffer] gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats].
2.2
Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor belaging van [slachtoffer]. De strafoplegging houdt onder meer in:
“Maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (gebiedsverbod)
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de verdachte zich voor de duur van 3 (drie) jaren niet zal ophouden in de straat of rond de woning van [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1999), welke woning is gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats].
(...)
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.”
2.3
Het hof heeft zijn beslissing gegrond op onder meer artikel 38v Sr. Een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in die bepaling kan inhouden dat de verdachte wordt bevolen zich niet op te houden in een bepaald gebied.
2.4
De door het hof opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel is in strijd met artikel 38v lid 2, aanhef en onder a, Sr voor zover deze inhoudt dat de verdachte zich niet zal ophouden “rond de woning” van [slachtoffer], welke woning is gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats], omdat in zoverre niet een voldoende precieze omschrijving van het gebied waarbinnen de verdachte zich niet mag bevinden is geformuleerd (vgl. HR 12 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:338, rechtsoverweging 2.6.2).
2.5
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal de zaak zelf afdoen en de vrijheidsbeperkende maatregel vernietigen voor zover deze inhoudt dat de verdachte zich niet zal ophouden “rond de woning” van [slachtoffer] aan de [a-straat 1] te [plaats], zodat resteert het bevel dat de verdachte zich niet zal ophouden in de straat waarin de woning van [slachtoffer] staat, zijnde de [a-straat] te [plaats].
3. Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
4. Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis en wat betreft de vrijheidsbeperkende maatregel voor zover deze inhoudt dat de verdachte zich niet zal ophouden “rond de woning” van [slachtoffer], zodat deze maatregel komt te luiden: dat de verdachte zich voor de duur van 3 (drie) jaren niet zal ophouden in de straat van de woning van [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1999), welke woning is gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats];
- vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat de taakstraf 114 uren beloopt, subsidiair 57 dagen hechtenis;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 september 2024.
Conclusie 18‑06‑2024
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Belaging (art. 285b Sr). 1: Schending beginselen behoorlijke procesorde doordat hof een door voorzitter hof opgesteld Excelbestand heeft gehecht aan pv ttz en heeft betrokken bij beraadslaging ? 2: Bewijsklachten belaging. 3: Exacte omschrijving gebiedsverbod ex art. 38v Sr. 4: Toewijzing vordering bp op andere rechtsgrond dan is genoemd in vordering bp. Ambtshalve: overschrijding red. termijn in cassatiefase. Conclusie strekt tot partiële vernietiging van het gebiedsverbod en tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige met toepassing van art. 81 lid 1 RO.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 22/01521
Zitting 18 juni 2024
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [plaats 1] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 15 april 2022 door het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch wegens “belaging” veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis. Daarnaast heeft het hof twee vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd als bedoeld in art. 38v Sr en die maatregelen dadelijk uitvoerbaar verklaard. Tot slot heeft het hof een beslissing genomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals in het arrest is vermeld.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, heeft vier middelen van cassatie voorgesteld.
Voordat ik de middelen bespreek, geef ik de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen van het hof weer.
4. Bewezenverklaring, bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen
4.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 19 april 2019 tot en met 20 juni 2019 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangever] , door aan voornoemde [aangever] e-mails te sturen en veelvuldig berichten via Instagram te sturen, met het oogmerk die [aangever] te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen.”
4.2
Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:
“3. Het proces-verbaal van aangifte en klacht, d.d. 20 juni 2019 (p. 6 t/m 13 van het politiedossier) voor zover inhoudende als verklaring van [aangever] :
Ik doe aangifte van stalking en bedreiging. Ik wens uitdrukkelijk dat tegen verdachte [verdachte] strafvervolging wordt ingesteld. Omstreeks 15 december 2018 heb ik de relatie met [verdachte] beëindigd. Ik heb dit gedaan door [verdachte] te bellen. Ik heb [verdachte] duidelijk verteld dat ik de relatie wilde stoppen. Ik heb de relatie gestopt omdat er voor mijn gevoel meer was. [verdachte] reageerde hier verdrietig op en vond dat ik geen reden had om de relatie te stoppen. [verdachte] wilde dit bespreken door een keer af te spreken. Dit hebben wij gedaan. Hier heb ik [verdachte] nogmaals duidelijk gemaakt dat ik de relatie wilde stoppen en hem ook de reden gegeven waarom ik dit wilde. Maar hij luisterde hier niet echt naar, hij wilde zijn zin doordrijven. [verdachte] zag het meer als een pauze maar dit was voor mij geen pauze. Ik heb de relatie gestopt door middel van te bellen, omdat ik me er niet goed bij voelde om de relatie te stoppen door middel van fysiek contact. Ik voelde me er niet goed bij, omdat ik een beetje bang voor hem was, omdat hij heel onvoorspelbaar kan reageren.
Eind februari 2019 heb ik zijn school e-mailaccount geblokkeerd. Dit betrof het e-mailaccount: [e-mailadres 1] De e-mails kreeg ik namelijk op mijn school e-mail. Mijn school e-mailaccount betreft: [e-mailadres 2] Vanaf eind februari 2019 tot donderdag 11 april 2019 heb ik niks meer gehoord van [verdachte] .
Op vrijdag 12 april 2019 was ik aan het werk in de [A] in [plaats 1] . Omstreeks 16.00 uur zag ik dat [verdachte] in de [A] stond. (...) Omstreeks 18.00 uur was ik klaar met werken. Ik liep naar het station in [plaats 1] . Ik zag toen ik op het station kwam dat [verdachte] stond te wachten. Ik ben direct weggelopen en ik ben de [B] in gelopen. Daarna wilde ik weglopen van het station af en ik voelde dat opeens iemand mijn arm vastpakte. Ik zag dat [verdachte] dit was. Ik schreeuwde naar [verdachte] dat hij van me af moest blijven. Hij hield me nog steeds vast. Ik vertelde meerdere keren tegen hem dat hij me los moest laten en dat hij me moest laten gaan. Ik heb daarom de politie gebeld. De politie heeft met [verdachte] en mij gesproken.
Ik weet dat er op 19 april 2019 door agenten een stopgesprek is gevoerd met [verdachte] . Hierop kreeg ik diverse reacties in de vorm van bedreigingen via Instagram. Gezien de inhoud van deze berichten moeten deze mijns inziens wel van [verdachte] afkomen, omdat ik verder met niemand problemen heb. Zie onderstaande:
26 april 2019 om 19.20 uur
[verdachte] .
Denk je nu serieus dat je hebt gewonnen kanker sletje. Ik zweer op mijn moeders dood dat de actie bij de popo jouw einde gaat worden. Overal waar ik je tegenkom breek ik al je kanker botten kanker hoer. Met wie je ook bent en waar je ook bent. En die gene die zich er mee bemoeit laat ik ook bloed proeven. Zie ik je met boyz dan is t helemaal feest kanker hoer. Ik neuk jou en hun. Jij bent nergens meer veilig, al jouw leugens en jouw hoerige daden die je voor me hebt achtergehouden zijn naar boven gekomen. Skeere alcolistische kanker slet. Mij verlagen bij anderen gaat jou de kop koste. Je gaat zien met wie je te maken hebt. Dat disrespect richting mij ga je hoge prijs voor betalen.
Inmiddels verwijderd account
29 april 2019 om 01.38 uur
[account 1]
Jij vroeg laatst toch waf ik wilde? Luister ik heb jou terug genomen terwijl 99 porc van de jongens je in je gezicht zou hebben gespuugd en nooit naar je zou hebben omgekeken. Maar ik geloofde dat je wel een fatsoenlijke meid bent maar die gwn grote fouten heeft gemaakt, onder andere door sommige vieze kkhoeren waarmee je omgaat. En ik zag in de auto aan je dat je bijna moest huilen toen je het me vertelde ook ik ben mens en heb een hart. Ik werd van binnen woest maar ik wilde niks laten merken omdat ik zag dat je er zelf al genoeg mee zat. Je deed je voor al een net meisje die gwn fouten had gemaakt en dat geloofde ik. Maar achterafgezien heb je er helemaal geen spijt van want als dat zo was zou je mij dankbaar zijn voor de kans die ik je gegeven heb. Dus ik voelde mij na dat t zogenaamd klaar was gwn bedrogen, dan is t normaal dat je problemen met me krijgt.
Op zaterdag 11 mei, omstreeks 12.00 uur, kreeg ik wederom diverse berichten via diverse accounts via Instagram. Ik zag bij het openen van een bericht van account [account 2] een naaktfoto van mijzelf als profielfoto. Hieronder stonden foto’s van een chat waarvan ik geen weet had. Hierin stond dat ik vreemd was gegaan. De andere foto’s waren naaktfoto’s waarvan ik zeker weet dat ik dat was. Dit profiel stond openbaar gesteld en op de profielfoto was ik duidelijk te herleiden.
De naaktfoto heb ik ooit op Snapchat gemaakt en alleen naar [verdachte] verstuurd. Op dat moment maakte hij hiervan een screenshot. Omdat hij dit normaal nooit deed vond ik dit raar en vroeg ik hem om deze te verwijderen. Dit deed hij toen, maar tegenwoordig is alles terug te halen. Op zaterdag 11 mei, omstreeks 12.45 uur, kreeg ik wederom via account [account 2] een bericht met de tekst: ‘Kanker hoer. Ik maak je dood.’ Hierbij stond ook een foto die door Instagram was afgeschermd. Bij het openen van deze foto zag ik een getinte hand met daarin een zwart pistool. Daarnaast was een gevuld magazijn te zien.
Op zaterdag 11 mei, omstreeks 13.45 uur, kreeg ik een vriendschapsverzoek op Facebook van account ‘ [account 3] ’. Dit accepteerde ik niet. Vervolgens kreeg ik diverse berichten van dit account, evenals dezelfde foto van het vuurwapen die eerder via Instagram verstuurd was. Vervolgens kreeg ik de volgende berichten via dit account:
- [account 3] removed a massage
- [account 3] removed a massage
- [account 3] removed a massage
- You missed a call from [account 3]
- Hoer
- Kanker hoer
- Ik maak je af
- [foto pistool, zwart van kleur in een hand, met daarnaast een magazijn met munitie]
- Kanker hoer je gaat dood
Na screenshots genomen te hebben van deze berichten blokkeerde ik alle accounts op Instagram en Facebook. Ik was op dat moment heel erg bang dat hij de bedreigingen die hij uitte door middel van de berichten en foto’s waar zou maken.
Op maandag 20 mei 2019, omstreeks 20.15 uur, kreeg ik van account ‘ [account 4] ’ via Instagram het volgende bericht: ‘Ik sla al je tanden eruit en breek elk botje in je lichaam’. Vervolgens werd dit bericht verwijderd en kon ik dit account niet meer blokkeren.
Op vrijdag 24 mei, omstreeks 16.05 uur, kreeg ik op mijn e-mailaccount van school een e-mail van [verdachte] zijn school-account, [e-mailadres 1] . Dit vond ik vreemd, omdat ik ongeveer drie maanden daarvoor dit account had laten blokkeren. Ik denk dat deze blokkering na drie maanden automatisch is opgeheven. Ik heb later mijn account weer laten blokkeren, omdat diegene die daarover ging ziek was. In deze e-mail stond het volgende: ‘Hey het doet me best veel pijn om je zo bang te zien gisteren. Ik vind het niet zo fijn voor je. Als je er met mij over wilt praten mag dat altijd. Je hebt mijn nummer. We kunnen gerust overdag buiten in een parkje met elkaar praten of zo’.
Tevens kreeg ik op deze vrijdag om 19.00 uur een snapchatverzoek van ‘ [verdachte] ’. Dit account blokkeerde ik vervolgens. Vervolgens kreeg ik ook verzoeken van de volgende accounts: [account 4] , [account 5] , [account 6] en [account 7] . Deze accounts blokkeerde ik vervolgens ook.
Op 24 mei, omstreeks 21.40 uur kreeg ik een vriendschapsverzoek via Instagram van [account 4] , wederom met mijn naaktfoto als profielfoto. Dit vond ik heel vreemd, omdat ik ditzelfde account op 20 mei 2019 had laten blokkeren via Instagram. Op dit account stonden twee foto’s, die ik niet kon zien omdat deze afgeschermd waren. Om 22.10 uur kreeg ik een bericht van account ‘ [account 8] ’ met de tekst: ‘Je gaat zien kanker hoe.’ Om 23.46 uur kreeg ik een volgverzoek van account ‘ [account 9] ’, dit blokkeerde ik vervolgens.
Op zondag 26 mei, om 13.07 uur, kreeg ik een verzoek van ‘ [aangever] _ik_mis_je’. Om 13.10 uur kreeg ik drie e-mails, wederom van [verdachte] zijn schoolaccount, via mijn, op dat moment nog niet geblokkeerde, schoolaccount. Hierin stond achtereenvolgens:
E-mail 1 : ‘Ik wil even met je praten. Kijk ik kom je toch vaak tegen dus heeft geen zin wat je doet. Stuur mij gewoon netjes een appje of dm en dan praten we rustig. Ik wil niet dat dit uit de hand loopt snap je.’
E-mail 2: ‘Het is nooit mijn bedoeling geweest om jou bang of pijn te doen.’
E-mail 3: ‘Prima ik zie je volgende week wel.’
Ik schrok van deze e-mails, omdat ik bang was dat hij mij zou opzoeken op mijn stageadres. Dit heeft hij namelijk eerder ook al gedaan. Dit is ergens in maart geweest.
Ik hoorde vervolgens enkele weken niets meer van tot vrijdag 14 juni 2019. Op deze dag begon het contact weer via Instagram. Ik vermoed dat dit komt doordat ik hem op school heb gezien op woensdag 12 juni 2019. Hier is verder geen contact geweest.
Op vrijdag 14 juni 2019, om 15.23 uur, kreeg ik meerdere berichten van Instagram account ‘ [account 22] ’ met de volgende tekst: ‘Denk maar niet dat ik iets ben vergeten vuile kanker hoer. Al die maanden dat je mij hebt uitgescholden en mijn eer hebt zitten te krenken ga ik je betaald zetten. Vieze kanker slet. En dat hoeren met jongens terwijl je mij net voor mn vakantie verteld ik wil relatie of niks. En terwijl wij bezig waren je benen open gooie voor vieze negers. Ga ik je allemaal betaald zetten.’ Dit account blokkeerde ik vervolgens.
Om 15.39 uur kreeg ik via Instagram een verzoek van account ‘jegaatdoodkkslet’ en een bericht met diverse doodbedreigingen. Tevens een verzoek van account ‘ikgajevermoordenhoer’. Hier kreeg ik ook berichten met doodsbedreigingen. Hier reageerde ik op met de vraag of dit [verdachte] was, omdat ik bewijs wilde om aan te tonen dat dit [verdachte] betrof. Uiteindelijk zei [verdachte] onder dit account dat hij [verdachte] was. Vervolgens blokkeerde ik dit account. Om 22.30 uur kreeg ik wederom een verzoek via Instagram van account ‘alsikjeziegajedood’ met wederom doodsbedreigingen. Dit blokkeerde ik vervolgens.
Op zaterdag 15 juni, omstreeks 12.00 uur, kreeg ik het verzoek van account ‘ikgajouvermoordenn’ met doodsbedreigingen. Tevens de tekst: ‘Ik vermoord je kis. Ik zweer het je. Zolang je mij niet te woord staat en je mijn echte profiel niet van blok haalt, loop je gevaar.’ Hierop reageerde ik: ‘En als ik je te woord sta, laat je me met rust?’ Ik ging vervolgens naar zijn echte account op Instagram ‘ [account 11] ’ en stuurde een bericht met de vraag: ‘Als ik je nu te woord sta, laat je me dan met rust?’ Hij reageerde hierop met de opmerking: ‘Ik hoop dat er niemand meekijkt, want anders weet je de consequenties als dat wel zo is.’ Ik weet dat hij hiermee verwijst naar de berichten die hij onder alle andere accounts heeft gestuurd. We gingen vervolgens in gesprek en hierbij hoopte ik dingen uit te lokken, zodat ik [verdachte] in verband kon brengen met al de andere accounts. Na dit gesprek blokkeerde ik dit account weer. Meteen hierna kreeg ik een volgverzoek van account ‘ [account 15] ’. Hier stond het volgende bericht in de ‘bio’: ‘als je het gesprek netjes afmaakt is er een grote kans dat we dit goed afsluiten. Maar als jij zo doorgaat blijft dit zo aan jou de keuze.’ Dit account blokkeerde ik vervolgens. Hierna kreeg ik nog diverse berichten met onder andere doodsbedreigingen van diverse accounts: ‘mijbedrogenisjedood’ ‘ [account 10] ’ en ‘gesprekafmaken’. Deze blokkeerde ik vervolgens ook.
Op maandag 17 juni 2019, om 16.29 uur, kreeg ik tot zover het laatste verzoek via Instagram van account ‘ [account 12] ’. Hier kreeg ik ook berichten van. Deze begonnen agressief en eindigden op dinsdag 18 juni op een zachtaardige manier, afsluitend met een hartje.
Ik ben op dit moment heel erg boos en bang tegelijk. [verdachte] bedreigt mij op dit moment en is zeer agressief naar mij toe. Ook omdat hij niet reageert op tussenkomst van de politie. Sindsdien is hij alleen maar agressiever en bedreigender geworden. Ik acht [verdachte] in staat om daad bij zijn woord te zetten en mij zwaar lichamelijk of geestelijk letsel toe te brengen met misschien zelfs de dood tot gevolg. Als ik buiten mijn woning ben, ben ik continue op mijn hoede, omdat ik bang ben dat ik [verdachte] tegenkom.
4. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant, [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Limburg d.d. 5 november 2019 (p. 29 t/m 40, alsmede de bij dat proces-verbaal behorende bijlagen op de pagina’s 41 t/m 248)
Pagina 29
Op donderdag 27 juni 2019 was ik, verbalisant, belast met het onderzoek naar de stalkingszaak aangaande slachtoffer [aangever] en verdachte [verdachte] . Aangeefster [aangever] had een usb-stick met schermafbeeldingen van diverse bedreigingen aangeleverd bij het doen van aangifte (met registratienummer PL2300-2019058006-1). Om een duidelijk overzicht te verschaffen van deze bedreigingen heb ik, verbalisant, deze bedreigingen verwerkt in dit proces-verbaal van bevindingen. De schermafdrukken voeg ik bij dit proces-verbaal van bevindingen.
Op zaterdag 11 mei 2019 omstreeks 12.00 uur ontving [aangever] via Instagram account [account 13] diverse berichten. Op pagina 1 is te zien dat dit desbetreffende account een naaktfoto van [aangever] als profielfoto gebruikt. Deze desbetreffende foto heeft zij enkel en alleen naar [verdachte] gestuurd.
Op 19 april 2019 hebben [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , hoofdagenten van de politie Eenheid Limburg, een stopgesprek gevoerd met [verdachte] . Hij gaf toe dat hij in december terwijl hij onder invloed was geweest rare telefoontje en appjes had gestuurd naar [aangever] . Dit gesprek vond plaats bij de woning van [verdachte] .
Pagina 31
Op vrijdag 24 mei 2019 omstreeks 19.00 uur ontving ik (het hof begrijpt: aangeefster [aangever] ) een snapchatverzoek: [verdachte] added you as a friend! Tevens ontving zij na het blokkeren van het account [verdachte] verzoeken via andere accounts: [account 4] (naaktfoto van [aangever] als profielfoto), anoniem [account 14] (met bericht: je gaat zien kanker hoer), [account 9] .
Pagina 60
Bijlage bij voornoemd proces-verbaal, zijnde een schriftelijk bescheid, inhoudende: een naaktfoto als profielfoto van het Instagram account [account 4] .
Pagina 32/33
Op vrijdag 14 juni 2019 om 15.39 uur ontving [aangever] een verzoek en diverse berichten van het Instagram-account: ikgajevermoordenhoer. [aangever] heeft ook gereageerd op deze berichten om te kunnen aantonen dat dit [verdachte] betrof.
(...)
[aangever] : [verdachte] ben jij dit?
Ikgajevermoordenhoer: Dat weet je goed.
[aangever] : Je kan toch ja of nee zeggen. [verdachte] zou niet zo praten.
Ikgajevermoordenhoer: Hoe zou [verdachte] dan praten en als [verdachte] niet zo slecht was waarom bedrieg je hem dan. En maak je het zonder reden uit.
[aangever] : [verdachte] ? Ben je dit ja of nee?
Ikgajevermoordenhoer: Ja
[aangever] heeft vervolgens het Instagram account ikgajevermoordenhoer geblokkeerd. Vervolgens werden er omstreeks 22.30 uur berichten naar haar gestuurd van het account alsikjeziegajedood.
Ikgajevermoordenhoer (het hof begrijpt, in samenhang met pagina’s 95 en 96: ‘alsikjeziegajedood’): Jij wilt niet verder praten prima. Dan wacht je maar af tot wanneer ik je ga vermoorden. Kanker hoer.
Vervolgens werd er op zaterdag 15 juni 2019 omstreeks 12.00 uur een verzoek van account ikgajouvermoordenn verstuurd. Tevens werden er een aantal doodsbedreigingen geuit.
Ikgajouvermoordenn: Je zei relatie of niks en bent gaan hoeren buiten. Je bent vreemd gegaan en hebt me voorgelogen. Ik heb je dingen vergeven en je hebt relatie zonder reden uitgemaakt. Je bent mij daarna bij jouw vriendinnen belachelijk gaan maken. Op luidspreker gezet en screens rond gestuurd. Je praat met jongens buiten en op insta. Ik vermoord je [aangever] . Ik zeer het zolang je mij niet te woord staat en je mijn echte profiel niet van blok haalt loop je gevaar.
[aangever] : En als ik je te woord sta. Laat je me dan met rust. Mij bedrogen en voor gelogen. Vreemd gegaan. Omlaag gehaald bij andere en mij belachelijk gemaakt. Pleeg zelfmoord of ik maak je af. Kijk insta chat.
[aangever] deblokkeerde vervolgens [verdachte] zijn account: [account 11] . Via dit account hadden zij voorheen altijd contact. Vervolgens gaat het gesprek verder via dat account.
[aangever] : Als ik je nu te woord sta, laat je me dan met rust?
[account 11] : Ik mag voor jou hopen dat je dit ook niet gaat delen met andere. Of dat andere mee zitten te kijken.
[aangever] : Nee
[account 11] : Want jij weet de consequenties als dat gebeurt.
(...)
Pagina 34/35
[aangever] blokkeerde vervolgens weer het account van [verdachte] . Direct hierna kreeg zij een verzoek van account [account 15] . Onderstaande berichten werden vervolgens gestuurd.
[015] : Als je het gesprek netjes afmaakt is er een grote kans dat we dit goed afsluiten. Maar als jij zo doorgaat blijft dit zo. Aan jou de keuze. Gesprek afmaken. Nu.
[aangever] : Ja maak maar af maar ik ga niet ruzie met jou zitten maken.
[account 15] : Luister [aangever] goed naar me. Ik begrijp jou ook denk maar niet dat ik jou niet begrijp. Ik heb je pijn ook gevoeld ik ben bij je weg gegaan erna jij bij mij.
[aangever] : Maar wat je nu allemaal doet. Besef je dat ook.
[account 15] : Om eerlijk te zijn wil ik gwn dat het weer goed komt tussen ons.
(...)
[…]
7. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant, [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Limburg d.d. 5 november 2019 (p. 249 t/m 259), alsmede de bij dat proces-verbaal behorende bijlagen, zijnde schriftelijke bescheiden (p. 260 t/m 529):
Op vrijdag 13 oktober 2019 was ik belast met het onderzoek naar de bedreiging en stalking van [aangever] . Het stalken en bedreigen heeft plaatsgevonden door middel van Instagramaccounts. Zie voor de bedreigingen het proces-verbaal van aangifte met registratienummer PL2300-2019058006-1 (het hof begrijpt: bewijsmiddel 3) en proces-verbaal van bevindingen met registratienummer: PL2300-2019058006-6 (het hof begrijpt: bewijsmiddel 4). De gebruikte Instagramaccounts worden hieronder op alfabetische volgorde weergegeven:
1) [account 13]
2) [account 2]
3) @ [account 4]
4) @ [aangever] _ik_mis-je
5) alsikjeziegajedood
6) [account 8]
7) [account 16]
8) [account 17]
9) [account 18]
10) doodgajekkhoer
11) gesprekafmaken
12) gesprekgajeafmakennu
13) [account 4]
14) [account 19]
15) [account 10]
16) ikgajevermoorden
17) ikgajouvermoorden
18) ikmaakjehelemaalaf
19) jedagenzijngeteld
20) jegaatbetalenvooralles
21) jegaatdoodkkslet
22) kanerniksbetersvanmaken
23) [account 9]
24) [account 15]
25) [account 20]
26) [account 21]
27) [account 22]
28) [account 12]
29) mijbedrogenisjedood
30) [account 3]
31) [account 11]
De gebruikersgegevens zijn op 5 augustus 2019 door [verbalisant 4] , brigadier van de politie Eenheid Limburg gevorderd aan Instagram. Op maandag 19 augustus 2019 omstreeks 07.31 uur ontving ik de gevorderde gegevens. Zie hieronder de analyse van deze gevorderde gegevens:
(...)
- 13) [account 4] . Zie bijlage 13.a voor de vordering en 13.b voor de reactie. Dit account is aangemaakt op 16-05-2019 om 15.47.54 uur. Op 20-05-2019 omstreeks 20.15 uur ontving [aangever] de eerste bedreiging van het account [account 4] . Bij het aanmaken van het account [account 4] is gebruik gemaakt van IP-adres [001] . Er is ook gebruik gemaakt van een telefoonnummer: [telefoonnummer 1] , geen gebruikersgegevens van bekend, (zie bijlage 33.a voor de vordering en 33.b voor het resultaat). Tevens is er gebruik gemaakt van onderstaande IP-adressen: [002] (ook gebruikt bij de accounts alsikjeziegajedood, [account 16] en gesprekafmakennu, zie punten 5, 7 en 12) [013] (ook gebruikt bij de accounts [account 16] en doodgajekkhoer, zie punten 7 en 10).
[003]
[004]
[005]
[006]
[007]
[008]
[001]
- Bijlage 13.a (p. 345) bij voornoemd proces-verbaal inhoudende als bericht van ‘ [account 4] ’ de tekst:
Ik sla al jouw tanden eruit en
breek elk botje in je lichaam
- 15) [account 10] . Zie bijlage 15.a voor de vordering en 15.b voor de reactie. Dit account is aangemaakt op 15-06-2019 om 12.16.34 uur. Na het blokkeren van het account ikgajouvermoorden op 15 juni 2019 ontving [aangever] bedreigingen van het account [account 10] . Bij het aanmaken van het account [account 10] is gebruik gemaakt van IP-adres [009] . Dit IP-adres is ook gebruikt bij het account [account 16] (zie punt 7).
- Bijlage 15.a (p. 364) bij voornoemd proces-verbaal inhoudende als bericht van ‘ [account 10] ’ de tekst:
Voor mij is alles duidelijk: je hebt
je voor gedaan als net meisje en
dat je overal spijt van hebt wat je
allemaal hebt gedaan.
Ik ben zo lief geweest om het je
te vergeven
Als je echt spijt had was je bij me
gebleven Mijn fout had je ruimte
moeten geven maar zolang ik
geen vertrouwen in je had kan ik
dat niet geven.
-16) ikgajevermoordenhoer. Zie bijlage 16.a voor de vordering en 16.b voor de reactie. Dit account is aangemaakt op 14-06-2019 om 13.53.26 uur. [aangever] ontving op 14-06-2019 omstreeks 15.39 uur de eerste berichten/bedreigingen van dit account. Bij het aanmaken van het account ikgajevermoordenhoer is gebruik gemaakt van IP-adres [010] . Dit IP-adres is ook gebruikt bij de accounts [account 16] (zie punt 7) en [account 10] (zie punt 15).
- Bijlage 16.a (p. 372 t/m 375) bij voornoemd proces-verbaal inhoudende als berichten van en aan ‘ikgajevermoordenhoer’ de teksten:
Ik ga jouw zo hard mishandelen
Dat je zelf moord gaat plegen
[verdachte] wat heb ik jou aangedaan dat
je me dit aandoet
Jij liegt al sinds dag een
Praat slecht over mij bij andere
Zet mij op luidspreker
Ik wil niet zo zijn maar als je mij
dwingt kan ik met anders
wat heb ik he verkeerd gedaan
om zo neergezet te worden
Kinderachtig gedoe mij bij andere
omlag halen en uitschelden
niks te zeggen?
[verdachte] ff serieus
Dit is niet normaal hoe je doet
Doe maar ss maken en naar
anderen stuuren
Doe ik niet
Maar ik snap het gewoon niet meer
Waarom wil je dat ik zelf moord
pleeg [verdachte] ?
Luister [aangever] wat heb ik jou
verkeerd gedaan dat je mij hebt
bedrogen
Vertel mij een ding sloeg ik je
Wanneer heb ik jou bedrogen
Schild ik je uit
Ik ben altijd eerlijk geweest [verdachte]
Nee dat ben ie niet meid hier
waarom
Wrm wilde jij niet verder voor de
zomer
Je wilde relatie of niks
Jij wou dat niet
Weet je nog
Jij wilde me meer meid. een
relatie en anders niks zij je
Kon ik he gelijk in geven
Waarom ga je niet gewoon verder
met je leven
Maar wat je allemaal hebt gedaan
vanaf toen is dat relatie?
Heeft geen zin om door te blijven
gaan
Jij gaat doorpraten
Wij hadden 3 weken een relatie
Antwoorden
Is dat relatie meid met mensen
buiten neuken
Stink neger
Dat was ervoor
En ik zei dat eerlijk
En dat dat een fout was
Stap voor stap
Ik ga op vakantie jij zegt ik wil
relatie of niks vind dit vies prima
respecteerde ik
Wat was dat personeelsfeest
[B]
Zo ging het echt met
Wat is daarmeev
[verdachte] zou zo niet praten
Hoe zou [verdachte] dan praten en als [verdachte]
niet zo slecht was waarom
bedrieg je hem dan?
En maak je het zonder reden uit
[verdachte] ?
Ben je dit ja of nee
Ja
- 17) ikgajouvermoorden. Zie bijlage 17.a voor de vordering en 17.b voor de reactie. (Het hof begrijpt uit de bijlagen dat deze zien op de accountnaam ikgajouvermoordenn en niet op ikgajouvermoorden). Dit account is aangemaakt op 14-06-2019 om 23.14.23 uur. [aangever] ontving op 15-06-2019 om 12.00 uur de eerste berichten/bedreigingen van dit account. Bij het aanmaken van het account is gebruik gemaakt van IP-adres [011] . Dit IP-adres is tevens gebruikt bij de accounts: alsikjeziegajedood, [account 16] gesprekafmakennu en [account 4] zie punt 5, 7, 12 en 13. Tevens is er gebruik gemaakt van onderstaande IP-adressen: [009] (ook gebruikt bij de accounts [account 16] [account 10] en ikgajevermoorden) (zie punten 7, 15 en 16).
- Bijlage 17.a (p. 383 en 384) bij voornoemd proces-verbaal inhoudende als berichten van ‘ikgajouvermoordenn’ de teksten:
(p. 383)
Je zij relatie of niks en bent gaan
hoeren buiten
Je bent vreemd gegaan en hebt
me voorgelogen
Ik heb je dingen vergeven en je
hebt relatie zonder reden
uitgemaakt
Je bent mij daarna bij jouw
vriendinnen belachelijk gaan
maken
Op luidspreker gezet en screens
rondgestuurd
Je praat met jongens buiten en
op insta
Ik vermoord je [aangever]
Ik zweer het zolang je mij niet te
woord staat en je mijn echte
profiel niet van blok haalt loop je
gevaar
En als ikje te woord sta
Laat je me Dan met rust
(p. 384)
[account 23]
Mij bedrogen en voor gelogen
Vreemd gegaan
Omlaag gehaald bij andere en mij belachelijk
gemaakt
Pleeg zelf moord of ik maak je af.
Kijk insta chat
- 19) jedagenzijngeteld. Zie bijlage 19.a voor de vordering en 19.b voor de reactie. Dit account is aangemaakt op 15-06-2019 om 15.10 uur. [aangever] ontving op 15 juni 2019 diverse berichten van verschillende accounts. Na het blokkeren van het account mijbedrogenisjedood ontving [aangever] de eerste berichten/bedreigingen van dit account. Bij het aanmaken van dit account is gebruik gemaakt van IP-adres [012] . Dit IP-adres is ook gebruikt bij het account [account 18] (zie punt 9).
- Bijlage 19.a (p. 400) bij voornoemd proces-verbaal inhoudende als berichten van ‘jedagenzijngeteld’ de teksten:
Kanker hoer
Je zegt dat je met anderen wilt
gaan
Als je dat doet vermoord k je en
blaas ik je hele huis op
Kankerslet
Vuile kanker hoer
Je komt er gwn open voor uit dat
je mij bedrogen hebt vieze slet
- 22) kanerniksbetersvanmaken. Zie bijlage 22.a voor de vordering en 22.b voor de reactie. Dit account is aangemaakt op 15-06-2019 om 19.23.24 uur. Na het blokkeren van het account jedagenzijngeteld ontvangt [aangever] de eerste berichten/bedreigingen van dit account. Bij het aanmaken van dit account is gebruik gemaakt van IP-adres [013] . Dit IP-adres is tevens gebruikt bij de accounts: [account 16] , [account 18] , doodgajekkhoer en [account 4] (zie punten 7, 9, 10 en 13). Bij dit account is gebruik gemaakt van telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Dit telefoonnummer is door [verbalisant 5] , brigadier van de politie eenheid Limburg afdeling digi aangetroffen op de gsm van [verdachte] . De foto die hiervan gemaakt is door [verbalisant 5] voeg ik bij dit proces-verbaal van bevindingen (zie bijlage 22.c).
- Bijlage 22.c (p. 429) bij het zojuist genoemde proces-verbaal inhoudende: een afbeelding van een deel van een telefoon. Op het scherm van deze gefotografeerde telefoon staat de volgende tekst: Uw Lycamobile nummer is [telefoonnummer 2] .
- 24) [account 15] . Zie bijlage 24.a voor de vordering en 24.b voor de reactie. Dit account is aangemaakt op 15-06-2019 om 10.53.57 uur. [aangever] ontving op 15-06-2019 direct na het blokkeren van het account [account 6] berichten van dit account. Bij het aanmaken van dit account is gebruik gemaakt van IP-adres [009] . Dit IP-adres is ook gebruikt voor de accounts [account 16] , [account 10] , ikgajevermoordenhoer en ikgajouvemoorden (zie punten 7, 15, 16 en 17).
- Bijlage 24.a (p. 443 en 444) bij voornoemd proces-verbaal inhoudende als berichten van en aan ‘ [account 15] ’ de teksten:
Je hebt niks met mij te maken
Ga een andere meid zoeken
Daar je energie in stoppen
Dat ga jij nog zien meid ik hoef
maar iets te horen of te zien en je
gaat weten
luistet goed
Ik ben je dankbaar geweest voor
de kans na mijn vakantie
Datje me sorry accepteerde
Het feit dat ik normaal tegen je
praate net terwijl jij zo tegen mij
gepraat heb
Geloof je het zelf
Weetje ik ga jou eens wat
vertellen endan sluit ik deze
kanker af terwijl je wist dat ik
moeite voor je deed ben je gaan
rotzooien overal je zelf dronken
voeren en shit. Vrienden van me
zagen je feest van [betrokkene 6]
dronken daar met Hollander
zoenen. Je liep langs jongens en
greep die [betrokkene 1] bij zn ballen.
Personeelsfeest [B] heb je
toegegeven dat je [betrokkene 2] had
gepijpt nu zeg je nee. Terwijl ik
moeite voor je deed zat je
bewust met [betrokkene 3] te praten die
gore kanker neger. En je hebt
gwn bewust geneukt. Je zegt
tegen mij spijt dit dat, als je spijt
had was je tot dag van vandaag
bij me gebleven.
Betekent dat je tegen me hebt
gelogen
- 25) [account 20] . Zie bijlage 25.a voor de vordering en 25.b voor de reactie. Dit account is aangemaakt op 27-06-2019 om 13.20.48 uur. [aangever] ontving op 27-06-2019 de eerste berichten/bedreigingen van dit account. Bij het aanmaken van dit account is gebruik gemaakt van IP-adres [014] .
- Bijlage 25.a (p. 452) bij voornoemd proces-verbaal inhoudende als berichten van ‘ [account 20] ’ de teksten:
Vuile kanker hoer je bent me uit
aan het dagen
Wacht maar
Vieze kanker slet
Ik ben achter je verhalen
gekomen met ene [betrokkene 4]
Foutjes????? Als ik je pak
vermoord ik je met Mn eigen
handen kanker hoer
Mn schoolvakantie is begonnen
overwal waar ik je maar tegenkom
zal ik een poging doen om je te
vermoorden
[betrokkene 3] was bewust net als die
Andere jongens waar je je zelf
hebt zitten aanbieden
Goedkope kanker hoer wacht
maar elke stap buiten huis is je
laatste
- 28) [account 12] . Zie bijlage 28.a voor de vordering en 28.b voor de reactie. Dit account is aangemaakt op 15-06-2019 om 19.23.24 uur. [aangever] ontving nadat zij account Kanerniksbetersvanmaken blokkeerde berichten van dit account. Bij het aanmaken van dit account is gebruik gemaakt van IP-adres [013] . Dit IP-adres is tevens gebruikt bij de accounts [account 16] , [account 18] , [account 10] , ikgajevermoordenhoer, ikgajouvermoorden en [account 15] (zie punten 7, 9, 15, 16, 17 en 24). Tevens is er gebruik gemaakt van de onderstaande IP-adressen:
[015]
[016]
[017]
[012] (ook gebruikt bij de accounts [account 18] en jedagenzijngeteld zie punt 11 en 19).
Tevens is er gebruik gemaakt van telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Dit telefoonnummer is ook gebruikt bij het account kanerniksbetersvanmaken (zie punt 22). Dit telefoonnummer is door [verbalisant 5] , brigadier van de politie eenheid Limburg afdeling digi aangetroffen op de gsm van [verdachte] . Door [verbalisant 5] is een foto gemaakt van dit telefoonnummer. De foto voeg ik bij dit proces-verbaal van bevindingen (zie bijlage 28.c).
- Bijlage 28.a (p. 474 en 476) bij voornoemd proces-verbaal inhoudende als berichten van en aan ‘ [account 12] ’ de teksten:
(p. 474)
Ik begrijp je [verdachte] , het spijt me dat
ik je zoveel pijn heb gedaan was
nooit me bedoeling. Ik weet zeker
dat jij de ware gaat vinden en een
meisje tegen komt die super
goed voor je gaat zijn Ik wens je
het allerbeste
Fijn dat je het begrijpt, hoop dat
ik nu door kan gaan met mijn
leven
Wat versta jij onder verder gaan
met mijn leven alsof je afgelopen
tijd opgesloten zat.
negeer mij NIET.
Waarom gaan we gwn nie
binnenkort ff ergens rustig met
elkaar praten.
Kan me gwn niet voorstellen dat
jij mij afgelopen tijd geen x hebt
gemist.
Ik ben niet alleen verantwoordelijk
voor dit allemaal jij zelf hebt hier
ook een grote rol in.
Luister goed je zegt relatie of
niks, wat ik best sterk vond. Ga
even op vakantie ik kom terug.
Laat van me weten je praat nog
met me en in tussentijd rotzooi je met
andere.
[betrokkene 2] gepepen personeelsfeest
zijn jouw woorden ik zweer op
mijn ouders dat je het me zelf
had verteld in november na bios.
Ik heb je zelfde week nog in Mn
auto dat jij die zaterdag gaat
rotzooien met die vieze kanker soa
baviaan.
Al die dingen vergeef ik je omdat
je zegt fout had nie moeten doen
en ruzie met pappa ging veel
drinken bla bla bla. en is gwn als
ik te veel drink bla bla bla.
(p. 476)
Dit is gwn echt klote
Allemaal
[aangever] sorry voorje onveilig gevoel.
Dreigementen snap me zelf soms
ook niet.
Ik heb wel veel pijn dat mag je
weten maar ja om zo te doen kan
echt niet.
Meid ik heb je ook pijn gedaan
voor mijn vakantie en toen jij mij.
Gwn klote.
Ik moet Soms gwn dingen
accepteren
Fijn dat je het nu begrijpt, hoop dat
ik nu door kan gaan met mijn
leven
Weetje ik had zoveel pijn en ik
vond gwn niet kunnen dat ik via
via hoorde dat je e-mails deed
showen en shit
- Bijlage 28.c (p. 481) bij het zojuist genoemde proces-verbaal inhoudende: een afbeelding van een deel van een telefoon. Op het scherm van deze gefotografeerde telefoon staat de volgende tekst: Uw Lycamobile nummer is [telefoonnummer 2] .
- 29) mijbedrogenisjedood. Zie bijlage 29.a voor de vordering en 29.b voor de reactie. Dit account is aangemaakt op 15-06-2019 om 12.31.14 uur. [aangever] ontving op 15-06- 2019 omstreeks 12.00 uur de eerste berichten/bedreigingen van dit account. Bij het aanmaken van dit account is gebruik gemaakt van IP adres [009] . Dit IP-adres is tevens gebruikt bij de accounts: [account 16] , [account 10] , ikgajevermoordenhoer, ikgajouvermoorden en [account 15] (zie punten 7, 15, 16, 17 en 24). Tevens is er gebruikt gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Dit telefoonnummer is door [verbalisant 5] , brigadier van de politie eenheid Limburg afdeling digi aangetroffen op de gsm van [verdachte] . [verbalisant 5] heeft een foto van dit telefoonnummer gemaakt. De foto voeg ik bij dit proces-verbaal van bevindingen (zie bijlage 29c).
- Bijlage 29.c (p. 491) bij het zojuist genoemde proces-verbaal inhoudende: een afbeelding van een telefoon. Op het scherm van deze gefotografeerde telefoon staat de volgende tekst: Uw Lycamobile nummer is [telefoonnummer 3] .
-31) [account 11] . Zie bijlage 31.a (naar het hof begrijpt: pagina’s 503 t/m 508) voor de vordering en 31.b (naar het hof begrijpt: pagina’s 509 t/m 529) voor de reactie.
Dit account is aangemaakt op 12-04-2014 omstreeks 06.20.21 uur. Volgens getuige [betrokkene 5] en aangever [aangever] betreft dit het Instagram account van [verdachte] . Met dit account hadden zij al contact met [verdachte] voordat de bedreigingen begonnen. Bij het aanmaken van dit account is gebruik gemaakt van IP-adres [018] (het hof ziet op p. 509 niet het IP-adres [018] vermeld staan maar het IP-adres: [019] en leest dit verbeterd). Tevens is er door dit account gebruik gemaakt van onderstaande IP-adressen.
[014] (ook gebruikt bij de accounts [account 20] , punt25)
[013] (ook gebruikt bij de accounts [account 16] , [account 16] , [account 18] , [account 10] , ikgajevermoorden, [account 15] en [account 12] , zie punten 7, 9,10, 15, 16, 17, 24 en 8) 84.241.201.162 (ook gebruikt bij ikmaakjehelemaalaf en jegaatbetalenvooralles, zie punten 18 en 20)
[020]
[021]
[022]
[016] (ook gebruikt bij mkjshadhd, zie punt 28)
[012] (ook gebruikt bij gesprekafmaken en jedagenzijngeteld, zie punten 11 en 19) [009] (ook gebruikt bij [account 16] , [account 10] , ikgajevermoorden, ikgajouvermoorden en [account 15] , zie punten 7, 15,16,17 en 24)
[010] (ook gebruikt bij [account 18] , jegaatdookkslet en [account 21] (zie punten 9, 21 en 26)
[023]
[024]
[025]
[026]
[027]
[028]
[029] (ook gebruikt bij [account 18] en doodgajekkhoer, zie punten 9 en 10)
[verdachte] heeft op 03-05-2019 aangifte gedaan van zakkenrollerij. Hij heeft toen het e-mailadres [e-mailadres 1] opgegeven als zijn email-adres. Dit e-mailadres is tevens bij Instagram geregistreerd als het e-mailadres behorende bij het account [account 6] .
Enkel de meest voorkomende IP-adressen zijn gevorderd. Zie voor de vordering bijlage 32.a en voor het resultaat bijlage 32.b. IP-adres [030] was de meest voorkomende IP-adres en dit IP-adres is gekoppeld aan het adres [a-straat 1] te [plaats 1] . Dit betreft tevens het adres van [verdachte] .”
4.3
De bewijsoverwegingen van het hof houden onder meer het volgende in:
“De beoordeling door het hof
Het hof stelt op grond van de tot het bewijs gebruikte bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
A. Verloop van de zaak
In 2018 hebben de verdachte en [aangever] (hierna: de aangeefster) enige tijd een affectieve relatie met elkaar gehad. Op 15 december 2018 is de relatie door de aangeefster beëindigd. De verdachte heeft verklaard dat hij hierdoor gefrustreerd was. Hij stuurde haar via zijn schoolmail lange e-mails en uitte daarin zijn teleurstellingen. Hij had dat naar eigen zeggen niet moeten doen. Vanaf eind februari 2019 tot donderdag 11 april 2019 heeft de aangeefster niets meer van de verdachte gehoord. Op 12 april 2019 ziet de aangeefster de verdachte in de [A] waar zij op dat moment werkt. Bij het naar huis gaan treft zij de verdachte op het station van [plaats 1] aan. Daar is onenigheid ontstaan en aangeefster heeft de politie gebeld.
Op 19 april 2019 heeft de politie een zogenaamd stopgesprek met de verdachte gevoerd. De verdachte gaf in dat gesprek toe dat hij rare telefoontje en appjes had gestuurd naar de aangeefster. Vanaf dat moment moet het voor de verdachte duidelijk zijn geweest dat aangeefster geen contact meer met hem wenste. De verdachte heeft dat ter terechtzitting in hoger beroep ook bevestigd.
Vanaf 26 april 2019 ontvangt de aangeefster van diverse voor haar onbekende social media accounts berichten met onder meer vernederende en bedreigende teksten. Een selectie daarvan is opgenomen in de processen-verbaal van bevindingen van verbalisant, [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Limburg d.d. 5 november 2019 (PL2300-2019058006-6 en PL2300-2019058006-54).
De aangeefster veronderstelt dat deze berichten van de verdachte afkomstig zijn. Op 20 juni 2019 deed de aangeefster aangifte tegen hem ter zake van belaging en bedreiging in de periode van 15 december 2018 tot en met 20 juni 2019. De verdachte ontkent de berichten te hebben verzonden.
B. Vaststaande feiten
Voor het hof staat op basis van het dossier en het behandelde ter zitting in zowel eerste aanleg als in hoger beroep het volgende vast.
I. De verdachte maakte gebruik van:
het e-mailadres [e-mailadres 1] ;
de accountnaam [account 11] voor social media (snapchat, whatsapp, Instagram en Facebook)
II. Op de onder de verdachte in beslag genomen telefoon zijn twee foto’s aangetroffen waarop twee Lycamobile nummers te zien zijn, te weten [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] .
III. De verdachte woont op [a-straat 1] te [plaats 1] . Op dat woonadres is een internetverbinding aangesloten met het IP-adres: [030] (p. 531)
IV. Blijkens de door Instagram verstrekte gegevens, zoals opgenomen als bijlagen (p. 260 t/m 529) bij het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant, [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Limburg d.d. 5 november 2019 (p. 249 t/m 259), kunnen de volgende accountnamen in verband worden gebracht met het daarbij vermelde IP-adres: […]
C. Relaties IP-adressen
Blijkens de door Instagram verstrekte gegevens, zoals opgenomen als bijlagen (p. 260 t/m 529) bij het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant, [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Limburg d.d. 5 november 2019 (p. 249 t/m 259), kunnen de volgende accountnamen in verband worden gebracht met het telkens daarbij vermelde telefoonnummer:
[account 2] [telefoonnummer 4]
[account 4] [telefoonnummer 1]
mijbedrogenisjedood [telefoonnummer 3]
kanerniksbetersvanmaken [telefoonnummer 2]
[account 12]
Met de verdediging en het openbaar ministerie zijn ter terechtzitting in hoger beroep aan de hand van een Excelsheet de navolgende mogelijke verbanden tussen de in het dossier naar voren komende IP-adressen besproken. De Excelsheet is gevoegd aan het proces-verbaal ter terechtzitting.
Instagram account IP adres Creatie account Aanvullende informatie
[account 16] [013] 14-6-2019
doodgajekkhoer [013] 14-6-2019
[account 4] [013] 16-5-2019
ikgajouvermoorden [013] 14-6-2019
kanerniksbetersvanmaken [013] 15-6-2019 [telefoonnummer 2] = provided by the account holder
[account 12] [013] 15-6-2019 [telefoonnummer 2] = provided by the account holder
[account 11] [013] 12-4-2014 [a-straat 1] te [plaats 1]
Deze accounts zijn alle benaderd vanaf het IP-adres [013] , zijnde het IP-adres dat gekoppeld is aan de internetaansluiting in de woning van de verdachte (hierna ook wel: het IP-adres van de verdachte). Twee accounts -‘kanerniksbetersvanmaken’ en ‘ [account 12] ’ - zijn behalve aan dit IP-adres van de verdachte ook te relateren aan het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Dit telefoonnummer is door de houder van deze Instagramaccounts aan zijn Instagram gegevens toegevoegd. Ditzelfde nummer is op een in de telefoon van de verdachte aangetroffen foto afgebeeld (pagina 481). Verder valt op dat de creatiedata van deze accounts alle, met uitzondering van het account ‘ [account 11] ’ en ‘ [account 4] ’, zijn gelegen tussen 14 juni 2019 en 16 juni 2019.
De verdachte is op zitting in hoger beroep gevraagd of hij eventueel reden had te veronderstellen dat zijn Instagramaccount [account 11] door een ander is gebruikt. Hierop heeft de verdachte geantwoord dat hij dat niet heeft gemerkt. Nu dit verder ook niet is gesteld of gebleken, gaat het hof er vanuit dat dit account enkel door de verdachte is gebruikt. Dit maakt de volgende constatering relevant voor het beoordelen van het gevoerde verweer dat de verdachte geen gebruik heeft gemaakt van andere Instagramaccounts dan het Instagram account [account 11] . Het account ‘ [account 11] ’ is namelijk niet slechts vanaf het IP-adres [013] gebruikt. Blijkens de gegevens die door Instagram zijn verstrekt (pagina’s 509 t/m 529) is het account ook gebruikt vanaf de volgende IP adressen.
[account 11] [018]
[account 11] [014]
[account 11] [020]
[account 11] [021]
[account 11] [022]
[account 11] [016]
[account 11] [012]
[account 11] [009]
[account 11] [023]
[account 11] [024]
[account 11] [025]
[account 11] [026]
[account 11] [027]
[account 11] [028]
[account 11] [001]
Het hof leidt uit dit overzicht en het exclusief door de verdachte gemaakte gebruik van het Instagramaccount ‘ [account 11] ’ af dat de verdachte kennelijk ook over deze andere IP-adressen kon beschikken. Dit impliceert de mogelijkheid dat, voor zover andere Instagram accounts met één of meer van deze IP-adressen zijn benaderd, de verdachte die desbetreffende Instagramaccounts op enig moment heeft gebruikt. Het hof stelt vast dat de hierboven vetgedrukt weergegeven IP-adressen bij de volgende Instagramaccounts zijn gebruikt.
[account 11] [009]
mijbedrogenisjedood [009]
[account 15]
ikgajouvermoorden [009]
[account 10]
[account 4] [004]
[account 16] [009]
[account 11] [012]
[account 12]
jedagenzijngeteld [012]
gesprekafmaken [012]
[account 11] [014]
[account 20]
Gelet op het vorenstaande kunnen via het Instagram account ‘ [account 11] ’ in ieder geval de volgende Instagram accounts met de verdachte in verband worden gebracht.
Instagram account Creatie account
[account 4] donderdag 16 mei 2019
[account 16] vrijdag 14 juni 2019
doodgajekkhoer vrijdag 14 juni 2019
ikgajouvermoorden vrijdag 14 juni 2019
gesprekafmaken zaterdag 15 juni 2019
[account 10] zaterdag 15 juni 2019
jedagenzijngeteld zaterdag 15 juni 2019
kanerniksbetersvanmaken zaterdag 15 juni 2019
[account 15] zaterdag 15 juni 2019
mijbedrogenisjedood zaterdag 15 juni 2019
[account 12] zaterdag 15 juni 2019
[account 20] donderdag 27 juni 2019
Voor de hierna genoemde Instagramaccounts geldt bovendien nog het volgende.
Accountnaam IP adres Verstrekt telefoonnummer
mijbedrogenisjedood [009] [telefoonnummer 3]
[account 12] [012] [telefoonnummer 2]
[account 11] [012]
[account 12] [016] [telefoonnummer 2]
[account 11] [016]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] is gelijk aan het telefoonnummer dat is afgebeeld op een foto die in de telefoon van de verdachte is aangetroffen (p. 491) en waarvan de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij die foto heeft gemaakt. Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] is gelijk aan het telefoonnummer dat is afgebeeld op een foto die in de telefoon van de verdachte is aangetroffen (p. 481). Verder valt op dat twee verschillende IP-adressen zowel in het geval-van het account ‘ [account 11] ’ als in het geval van het account ‘ [account 12] ’ zijn gebruikt. Dit gegeven versterkt, in weerwil van verdachtes ontkenning, het vermoeden dat tussen deze twee accounts wel degelijk een relatie bestaat, namelijk dat de verdachte toegang had tot beide accounts en zodoende ook vanaf beide accounts berichten kon verzenden.
D. Inhoud van berichten
Naast IP-adressen, telefoonnummers en een woonadres heeft het hof ook kennisgenomen van de inhoud van de berichten die door de aangeefster aan de politie zijn verstrekt en waarover is gerelateerd in twee processen-verbaal van bevindingen van verbalisant, [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Limburg d.d. 5 november 2019 (PL2300-2019058006-6 en PL2300-2019058006-54).
De verdachte heeft de aangeefster op 24 en 26 mei 2019 via Outlook een email gestuurd. Op 24 mei 2019 schrijft de verdachte dat het hem pijn doet om haar de dag ervoor zo bang te zien en op 26 mei 2019 schrijft hij dat het nooit zijn bedoeling is geweest om haar bang te maken of pijn te doen. Het hof leidt hier uit af dat de verdachte bekend was met de angst die de aangeefster in ieder geval op dat moment voor hem had. In weerwil van dat gegeven, maar ook in weerwil van het stopgesprek dat de politie met hem op 19 april 2019 heeft gevoerd, schrijft de verdachte diezelfde dag op nogal dwingende toon: “lk wil even met je praten. Kijk ik kom je toch vaak tegen dus heeft geen zin wat je doet. Stuur mij gewoon netjes een appje of dm en dan praten we rustig. Ik wil niet dat dit uit de hand loopt snap je.” Hieruit valt niet slechts af te leiden dat de verdachte zich kennelijk niet liet stoppen, maar ook dat hij nogal dwingend en zelfs dreigend is richting de aangeefster als hij zegt dat hij niet wil dat het uit de hand loopt.
Op 14 juni 2019 ontvangt de aangeefster een verzoek van het Instagramaccount ikgajevermoordenhoer. Hierop volgt een gesprek over een beëindigde relatie waaruit kan worden afgeleid dat de aangeefster en de accounthouder elkaar kennen. Dit wordt ook aan het eind van een reeks berichten bevestigd. De aangeefster vraagt of hij het is, [verdachte] . De accounthouder antwoordt met ja. Nadat de aangeefster dit account vervolgens had geblokkeerd ontving zij van het account alsikjeziegajedood het volgende bericht:
“Jij wilt niet verder praten prima. Dan wacht je maar af tot wanneer ik je ga vermoorden. Kanker hoer.”
De dag erna ontvangt de aangeefster berichten van het Instagramaccount ‘ikgajouvermoordenn’. Deze berichten gaan (wederom) over de verbroken relatie. Degene die haar via dit account berichten stuurt dwingt de aangeefster om hem te deblokkeren:
“Ik zweer het zolang je mij niet te woord staat en je mijn echte profiel niet van blok haalt loop je gevaar”
De aangeefster deblokkeerde vervolgens het account ‘ [account 11] ’. Via dit account hadden zij voorheen altijd contact. Vervolgens gaat het gesprek verder via dat account.
De aangeefster vraagt de verdachte of hij haar met rust laat als zij hem nu te woord zou staan. Hierop reageert de verdachte met de opmerking:
“Ik mag voor jou hopen dat je dit ook niet gaat delen met andere. Of dat andere mee zitten te kijken. Want je weet de consequenties als dat gebeurt.”
Nadat de aangeefster dit account blokkeerde, ontving zij direct de volgende berichten van account ‘ [account 15] ’, waarop zij vervolgens ook reageerde:
“ [account 15] : Als je het gesprek netjes afmaakt is er een grote kans dat we dit goed afsluiten. Maar als jij zo doorgaat blijft dit zo. Aan jou de keuze. Gesprek afmaken. Nu.
[aangever] : Ja maak maar af. maar ik ga niet ruzie met jou zitten maken.
[account 15] : Luister [aangever] goed naar me. Ik begrijp jou ook. denk maar niet dat ik jou niet begrijp. Ik heb je pijn ook gevoeld ik ben bij je weg gegaan erna jij bij mij.
[aangever] : Maar wat je nu allemaal doet. Besef je dat ook.
[account 15] : Om eerlijk te zijn wil ik gwn dat het weer goed komt tussen ons.”
Uit de woorden “Als je het gesprek netjes afmaakt” en het feit dat dit bericht direct volgt op het beëindigde gesprek via het inmiddels geblokkeerde account ‘ [account 11] ’ leidt het hof af dat de berichten van het account ‘ [account 15] ’ door dezelfde persoon zijn verstuurd als degene die berichten via ‘ [account 11] ’ heeft verstuurd, te weten de verdachte. Steun voor deze conclusie kan worden gevonden in het feit dat het Instagramaccount ‘ [account 15] ’ is gebruikt vanaf het IP-adres [009] . Zoals uit het hiervoor onder C gegeven overzicht van IP-adressen blijkt, is dat IP-adres ook gebruikt met het account ‘ [account 11] ’. De inhoud van voornoemde berichten leiden tot de conclusie dat dit en de andere IP-adressen die aan het Instagramaccount ‘ [account 11] ’ zijn te relateren, door de verdachte zijn gebruikt.
Het verweer dat niet slechts op basis van het IP-adres van de verdachte tot de conclusie kan worden gekomen dat Instagram-accounts die op enig moment vanaf dat IP-adres zijn gebruikt door de verdachte zijn gebruikt, is op zichzelf juist. Uit het vorenstaande blijkt evenwel dat er meer is dan enkel een IP-adres op grond waarvan deze Instagram-accounts aan de verdachte kunnen worden toegeschreven. De aangifte, de verklaringen van de verdachte, de aan de verdachte te relateren IP-adressen, de onder de verdachte aangetroffen foto’s met daarop afbeeldingen van twee aan Instagram-accounts te relateren telefoonnummers en de specifieke inhoud van diverse berichten leiden tezamen en in onderling verband bezien tot het oordeel dat de verdachte de volgende Instagram-accounts heeft gebruikt en dat hij de verzender is geweest van de daarmee aan aangeefster verstuurde berichten:
[account 4]
[account 16]
doodgajekkhoer
ikgajouvermoorden
gesprekafmaken
[account 10]
jedagenzijngeteld
kanerniksbetersvanmaken
[account 15]
mijbedrogenisjedood
[account 12]
[account 20]
Het verweer dat de telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 2] die zijn afgebeeld op foto’s die op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen, afkomstig zouden zijn van een onbekend gebleven persoon, acht het hof in het licht van het vorenstaande volstrekt ongeloofwaardig. Het hof neemt hierbij nog in aanmerking dat bij de verdachte thuis enkele verpakkingen van simkaarten van de provider Lycamobile in zijn prullenbak zijn aangetroffen.
In verband met het feit dat het hof het gebruik van het Instagramaccount ‘ [account 4] ’ aan de verdachte toeschrijft, ziet het hof reden om ook de Instagram accounts ‘ [account 2] ’ en ‘ [account 13] ’ aan de verdachte toe te schrijven.
Op zaterdag 11 mei 2019 ontving de aangeefster berichten via diverse Instagramaccounts. In zowel het geval van account ‘ [account 2] ’ als account ‘ [account 13] ’ is een naaktfoto van de aangeefster als profielfoto gebruikt. Deze naaktfoto heeft de aangeefster naar eigen zeggen via Snapchat alleen naar de verdachte verstuurd, waarna de verdachte er een screenshot van maakte. Zij had hem later verzocht die screenshot te verwijderen. De verdachte, heeft nadat hem deze naaktfoto was getoond, verklaard dat hij die naaktfoto van de aangeefster inderdaad in zijn bezit heeft en dat hij deze naar niemand heeft doorgestuurd. Nu dezelfde naaktfoto als profielfoto is gebruikt bij het aan de verdachte toe te schrijven account ‘ [account 4] ’ leidt het hof uit voornoemde omstandigheden af de verdachte ook de Instagramaccounts ‘ [account 2] ’ en ‘ [account 13] ’ heeft gebruikt om daarmee met aangeefster in contact te treden.
Het verweer dat de aangeefster mogelijk zelfde berichten al dan niet via het wifi-netwerk van de verdachte heeft gestuurd schuift het hof terzijde als hoogst onaannemelijk. Niet alleen is het hoogst onaannemelijk dat de aangeefster naaktfoto’s van zichzelf als profielfoto heeft gebruikt en heeft verspreid, maar ook hecht het hof geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat de aangeefster weleens bij hem thuis is geweest, hetgeen door aangeefster ook wordt weersproken. Zelfs als dat wel het geval zou zijn geweest dan nog is het niet aannemelijk geworden dat zij zou hebben kunnen beschikken over de wificode. Het is nog minder aannemelijk dat zij gelet op de angst die zij voor de verdachte had in de zeer nabije omgeving van de woning van de verdachte zou zijn geweest om vervolgens van zijn wifinetwerk gebruik te maken. De inhoud van de berichten geven evenmin reden om te veronderstellen dat de aangeefster deze allemaal zelf zou hebben geschreven. Zo laat het zich lastig indenken dat de aangeefster naar zichzelf de volgende tekst zou hebben geschreven:
Weetje ik ga jou eens wat
vertellen endan sluit ik deze
kanker af terwijl je wist dat ik
moeite voor je deed ben je gaan
rotzooien overal je zelf dronken
voeren en shit. Vrienden van me
zagen je feest van [betrokkene 6]
dronken daar met Hollander
zoenen. Je liep langs jongens en
greep die [betrokkene 1] bij zn ballen.
Personeelsfeest [B] heb je
toegegeven dat je [betrokkene 2] had
gepijpt nu zeg je nee. Terwijl ik
moeite voor je deed zat je
bewust met [betrokkene 3] te praten die
gore kanker neger. En je hebt
gwn bewust geneukt. Je zegt
tegen mij spijt dit dat, als je spijt
had was je tot dag van vandaag
bij me gebleven.
Het hof stelt op basis van de aan de verdachte toe te schrijven Instagramaccounts en daarmee geschreven berichten en verstuurde vriendschapsverzoeken vast dat de verdachte op die manier het contact met de aangeefster wilde afdwingen, haar angst probeerde aan te jagen en zijn frustratie wilde uiten. Dit was opzettelijk wederrechtelijk. […]
Het hof acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt. De gevoerde bewijsverweren worden verworpen en vinden voor het overige hun weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen.”
5. Het eerste middel
5.1
Het middel houdt in dat het hof de beginselen van een behoorlijke procesorde heeft geschonden, doordat het een Excelbestand dat door de voorzitter van het hof is opgesteld, heeft gehecht aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep en heeft betrokken bij de beraadslaging over het bewezenverklaarde.
5.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 1 april 2022 houdt – voor zover van belang voor de beoordeling van het middel – het volgende in (met weglating van voetnoten):
“De voorzitter deelt als volgt mede:
In het voorhanden zijnde procesdossier is melding gemaakt van een groot aantal IP-adressen en Instagramaccounts. In het kader van de voorbereiding van deze zaak en omdat het mondeling benoemen van al die IP-adressen en de mogelijke verbanden daartussen niet overzichtelijk te bespreken valt, heb ik twee overzichten gemaakt in een Excelbestand. Het eerste overzicht houdt de volgorde van de Instagramaccounts aan zoals deze naar voren komt in het proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2019, dat is weergegeven op dossierpagina’s 249 en verder. Het tweede overzicht groepeert de bij die accountnamen in dat proces-verbaal van bevindingen getoonde IP-adressen. Ik wens deze Exceloverzichten aan de procespartijen voor te houden, zodat iedereen er kennis van kan nemen en indien gewenst daarop kan reageren om zodoende te voorkomen dat later eventueel verkeerde conclusies worden getrokken. Op een later moment tijdens deze terechtzitting zal een uitdraai van vorenbedoeld bestand worden verstrekt aan de advocaat-generaal en aan de raadsman. Ik zal de hiervoor genoemde overzichten nader toelichten.
Ik wens in dit verband in de eerste plaats op te merken dat uit voornoemd overzicht bijvoorbeeld lijkt te volgen dat het IP-adres dat is gebruikt om in te loggen op het Instagramaccount van verdachte - met als accountnaam ‘ [account 11] ’ - ook terugkomt bij de Instagramaccounts met de accountnamen ‘kanerniksbetersvanmaken’ alsmede ‘ [account 12] ’. Ik doel daarbij op het IP-adres [013] . In dit kader doet zich overigens de bijzonderheid voor dat bij het aanmaken van de twee laatstgenoemde accounts gebruik is gemaakt van het telefoonnummer dat is te zien op de zojuist voorgehouden foto op dossierpagina 429, te weten telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
Voorts wens ik in dit verband op te merken dat het IP-adres [009] blijkens dat overzicht is gebruikt om in te loggen op het account ‘ [account 11] ’, terwijl datzelfde IP-adres ook terugkomt bij het account met de naam ‘mijbedrogenisjedood’.
Op basis van het voorgaande kan weliswaar niet worden vastgesteld aan wie de hiervoor genoemde IP-adressen toebehoren, maar het leek mij wenselijk om de procespartijen voor te houden dat er wel enkele verbanden kunnen worden gelegd.
[…]
De voorzitter deelt mede dat - zoals op een eerder moment tijdens deze terechtzitting reeds is aangekondigd - een uitdraai van het door hem gemaakte en ter terechtzitting van heden voorgehouden Excelbestand zal worden verstrekt aan zowel de advocaat-generaal als de raadsman en dat dit bestand tevens aan het proces-verbaal zal worden gehecht.
Hierop overhandigt de griffier een afschrift van het hiervoor bedoelde Excelbestand aan de advocaat-generaal en de raadsman.
De raadsman deelt daarop als volgt mede:
Ik wens op te merken dat ik er moeite mee heb dat voornoemd Excelbestand aan de procespartijen is overgelegd en aan het proces-verbaal zal worden gehecht. Immers, dit bestand is niet door het openbaar ministerie aangeleverd, maar door de voorzitter opgemaakt ter voorbereiding op de terechtzitting van heden. In het bestand worden vaststellingen gedaan die afkomstig zijn uit het dossier, maar ik kan de juistheid van die vaststellingen op dit moment niet controleren. Ik stel mij op het standpunt dat dit bestand niet door uw hof als eventueel bewijsmiddel mag worden gebezigd.
De voorzitter deelt in reactie daarop als volgt mede:
Voornoemd Excelbestand is aan de advocaat-generaal en de raadsman overgelegd, omdat het ter terechtzitting van heden aan de procespartijen is voorgehouden en is besproken. Bij de beraadslaging in raadkamer zal het hof zich uitsluitend baseren op de inhoud van het procesdossier.”
5.3
In het middel wordt ten eerste opgekomen tegen het feit dat het hof tijdens de terechtzitting in hoger beroep een Excelbestand heeft overgelegd aan de officier van justitie en de raadsman van de verdachte en heeft gehecht aan het proces-verbaal van deze terechtzitting.
5.4
Zoals de steller van het middel ook lijkt in te zien, is er geen wettelijke bepaling die zich ertegen verzet dat het hof ter terechtzitting in hoger beroep een schriftelijk bescheid doet overleggen en doet hechten aan het proces-verbaal van die terechtzitting.
5.5
De steller van het middel meent echter dat de beginselen van een behoorlijke procesorde hieraan wel in de weg staan. Ter onderbouwing van dit standpunt voert hij aan dat het arrest van de Hoge Raad van 18 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:16, dat betrekking heeft op art. 414 lid 1, tweede volzin, Sv, van overeenkomstige toepassing is op de onderhavige situatie. In de schriftuur is (een gedeelte van) de volgende overweging uit dit arrest geciteerd:
“Op grond van artikel 414 lid 1, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering zijn de advocaat-generaal bij het ressortsparket en de verdachte bevoegd voor of bij de behandeling van een zaak in hoger beroep nieuwe bescheiden of stukken van overtuiging over te leggen. De uitoefening van die bevoegdheid kan in voorkomende gevallen door de rechter worden getoetst aan de eisen die voortvloeien uit de beginselen van een behoorlijke procesorde. Een algemene regel daarover valt niet te geven. Van geval tot geval zal dus moeten worden beoordeeld of aan die eisen is voldaan, waarbij onder meer betekenis toekomt aan de (belastende dan wel ontlastende) aard van de over te leggen bescheiden of stukken (vgl. HR 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1503). Als bij de behandeling van een zaak in hoger beroep door de advocaat-generaal dan wel door de verdachte nadere bescheiden of stukken van overtuiging worden overgelegd, zal de rechter de overgelegde stukken bij zijn beraadslaging moeten betrekken (vgl. HR 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7709).1.
5.6
In de onderhavige zaak blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 1 april 2022 dat de voorzitter van het hof het bewuste Excelbestand heeft gemaakt, omdat in het voorhanden zijnde procesdossier melding is gemaakt van een groot aantal IP-adressen en Instagram-accounts en het mondeling benoemen van al die IP-adressen en de mogelijke verbanden daartussen niet overzichtelijk te bespreken valt. De voorzitter heeft opgemerkt dat in het eerste overzicht van het Excelbestand de volgorde van de Instagram-accounts is aangehouden zoals deze naar voren komt in het proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2019 dat is weergegeven op de dossierpagina’s 249 en verder van het procesdossier. In het tweede overzicht zijn, aldus de voorzitter van het hof, de bij die accountnamen in dat proces-verbaal van bevindingen getoonde IP-adressen gegroepeerd.
5.7
Hieruit blijkt mijns inziens dat het Excelbestand geen nieuwe gegevens bevat, maar de gegevens uit het proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2019 slechts op een andere – meer overzichtelijke – wijze weergeeft.2.De verdediging kon dus reeds bekend zijn met de inhoud van het Excelbestand. Nu de voorzitter van het hof heeft toegelicht waaruit de informatie in het Excelbestand afkomstig is en met welk doel het is opgesteld, kan mijns inziens niet gezegd worden dat de verdachte en zijn raadsman hierdoor overvallen konden worden. Het op de terechtzitting in hoger beroep doen overleggen en het aan het proces-verbaal van die terechtzitting doen hechten van dit bestand is gelet op het voorgaande niet in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde. In zoverre faalt het middel.
5.8
Ten tweede richt de steller van het middel zijn pijlen op het feit dat het hof het Excelbestand heeft betrokken bij de beraadslaging. Uit de toelichting op het middel blijkt dat de steller van het middel ervan uitgaat dat het hof heeft toegezegd dat het de inhoud van het Excelbestand niet bij de beraadslaging zal betrekken. Uit de bewijsoverwegingen zou blijken dat het hof dit wel heeft gedaan. De verdediging had erop mogen vertrouwen dat het Excelbestand niet bij de beraadslaging zou worden betrokken, aldus de steller van het middel. Ik begrijp dat de steller van het middel van mening is dat het hof hierdoor in strijd heeft gehandeld met de beginselen van een behoorlijke procesorde.
5.9
Wat mij betreft berust het middel in zoverre op een onjuiste lezing van het bestreden arrest en het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 1 april 2022. Uit dit proces-verbaal blijkt dat de voorzitter van het hof heeft opgemerkt: “Bij de beraadslaging in raadkamer zal het hof zich uitsluitend baseren op de inhoud van het procesdossier.” Aangezien – zoals in het voorgaande is gebleken – het Excelbestand slechts een weergave is van de informatie uit het proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2019 op pagina 249 en verder van het procesdossier, moet de opmerking van het hof mijns inziens niet zo worden begrepen dat het hof heeft toegezegd het Excelbestand niet te zullen betrekken bij de beraadslaging.
5.10
Ook blijkt naar mijn oordeel niet zonder meer dat het hof het Excelbestand heeft betrokken bij de beraadslaging. Het Excelbestand is niet opgenomen als bewijsmiddel. In de bewijsoverwegingen heeft het hof weliswaar opgemerkt dat op de terechtzitting in hoger beroep met de verdediging en het openbaar ministerie aan de hand van een Excelsheet “de navolgende mogelijke verbanden” tussen de in het dossier naar voren komende IP-adressen zijn besproken en dat de Excelsheet is gevoegd aan het proces-verbaal ter terechtzitting, maar daarmee is mijns inziens niet gezegd dat het hof dit bestand ook heeft betrokken bij de beraadslaging. Met “de navolgende verbanden” verwijst het hof naar vaststellingen die het hof in de daaropvolgende overwegingen van het bestreden arrest doet (tot de rubriek “D. Inhoud van berichten”). De gegevens waarop deze vaststellingen zijn gebaseerd volgen uit bewijsmiddel 7, zodat zelfs als het hof het Excelbestand wel zou hebben betrokken bij de beraadslaging, de verdachte hierdoor niet in zijn belangen zou zijn geschaad.
5.11
Het middel faalt.
6. Het tweede middel
6.1
Het middel bevat de klacht dat het hof de bewezenverklaring ontoereikend heeft gemotiveerd, nu uit de bewijsvoering niet kan volgen dat de verdachte de houder is geweest van alle Instagram-accounts die door het hof aan hem worden toegeschreven en de via deze accounts verzonden berichten door de verdachte zijn verzonden.
6.2
In de toelichting op het middel wordt in de eerste plaats aangevoerd dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd, omdat op basis van de bewijsmiddelen en de overwegingen van het hof geen relatie is te leggen tussen de verdachte en de accounts ‘ [verdachte] ’, ‘ [account 1] ’, ‘ [account 3] ’, ‘ [account 4] ’, ‘ [account 5] ’, ‘ [account 6] ’, ‘ [account 7] ’, ‘ [account 8] ’, ‘ [account 9] ’, ‘ [aangever] _ik_mis_je’, ‘ [account 22] ’ en ‘jegaatdoodkkslet’. Uit de bewijsoverwegingen blijkt echter dat deze accounts niet behoren tot de accounts die het hof aan de verdachte heeft toegeschreven. In zoverre mist het middel dus feitelijke grondslag en faalt het.
6.3
Daarnaast wordt geklaagd over de accounts (i) ‘ [account 16] ’, (ii) ‘doodgajekkhoer’, (iii) ‘gesprekafmaken’, (iv) ‘ [account 10] ’, (v) ‘jedagenzijngeteld’, (vi) ‘kanerniksbetersvanmaken’, (vii) ‘mijbedrogenisjedood’, (viii) ‘ [account 12] ’, (ix) ‘ [account 20] ’. Volgens de steller van het middel kan op basis van de bewijsoverwegingen van het hof niet worden vastgesteld dat een relatie bestaat tussen deze accounts enerzijds en het account ‘ [account 11] ’ anderzijds. De accounts zouden alleen aan het account ‘ [account 11] ’ en dus aan de verdachte te linken zijn, als het hof zou hebben vastgesteld dat de verdachte als enige van de IP-adressen [013] , [012] en [014] gebruik heeft gemaakt. Nu het hof dit niet heeft vastgesteld, is de bewezenverklaring in de ogen van de steller van het middel ontoereikend gemotiveerd.
6.4
Bij de beoordeling van het middel stel ik voorop dat de juistheid van de feiten en omstandigheden die de feitenrechter in zijn bewijsmotivering heeft vastgesteld in cassatie kan niet worden onderzocht. Hetzelfde geldt voor conclusies van feitelijke aard die de feitenrechter heeft afgeleid uit de feiten en omstandigheden die de bewijsvoering bevat. In cassatie kunnen zulke vaststellingen en gevolgtrekkingen alleen op begrijpelijkheid worden onderzocht.3.
6.5
Het door de steller van het middel ingenomen standpunt, inhoudende dat de onder 6.3 genoemde accounts alleen aan de verdachte te linken zijn wanneer kan worden vastgesteld dat de verdachte als enige gebruik heeft gemaakt van de IP-adressen [013] , [012] en [014] , gaat eraan voorbij dat ook op andere manieren een relatie tussen de accounts en de verdachte kan worden vastgesteld. Bij wijze van voorbeeld noem ik de omstandigheid dat aan een aantal Instagram-accounts een telefoonnummer is toegevoegd dat is aangetroffen op de telefoon van de verdachte, in de vorm van het bericht: “Uw Lycamobile nummer is […]”.
6.6
Uit de bewijsoverwegingen blijkt dat het hof de accounts ook niet alleen op basis van een IP-adres aan de verdachte heeft toegeschreven. Het hof heeft overwogen dat de aangifte, de verklaringen van de verdachte, de aan de verdachte te relateren IP-adressen, de onder de verdachte aangetroffen foto’s met daarop afbeeldingen van twee aan Instagram-accounts te relateren telefoonnummers en de specifieke inhoud van diverse berichten tezamen en in onderling verband bezien, tot het oordeel leiden dat de verdachte de Instagram-accounts heeft gebruikt en dat hij de verzender is geweest van de daarmee naar de aangeefster gestuurde berichten.
6.7
Uit de bewijsoverwegingen volgt verder dat het hof met betrekking tot elk van de onder 6.3 genoemde accounts (een of meer van) de volgende feitelijke vaststellingen en gevolgtrekkingen heeft gedaan:
(i) het account is benaderd vanaf het IP-adres [013] , dat is gekoppeld aan de internetaansluiting in de woning van de verdachte;
(ii) aan het account is een telefoonnummer gekoppeld dat is aangetroffen in de telefoon van de verdachte;
(iii) het account is gebruikt vanaf een IP-adres dat ook is gebruikt door het account ‘ [account 11] ’, dat exclusief door de verdachte is gebruikt.
6.8
Met betrekking tot het account ‘ [account 16] ’ (i) heeft het hof vastgesteld dat dit account is benaderd vanaf het IP-adres [013] , dat is gekoppeld aan de internetaansluiting in de woning van de verdachte. Dit volgt ook uit bewijsmiddel 7. Verder heeft het hof vastgesteld dat het account ‘ [account 16] ’ met de verdachte in verband kan worden gebracht via het Instagram-account ‘ [account 11] ’. Daartoe heeft het hof overwogen dat beide accounts zijn gebruikt vanaf het IP-adres [009] en dat de verdachte heeft verklaard dat alleen hij gebruik maakt van het account ‘ [account 11] ’. Hieruit heeft het hof niet onbegrijpelijk afgeleid dat de verdachte dus ook kon beschikken over het IP-adres [009] , hetgeen de mogelijkheid impliceert dat de verdachte het account ‘ [account 16] ’ op enig moment heeft gebruikt.
6.9
Ook het account ‘doodgajekkhoer’ (ii) is blijkens de vaststellingen van het hof benaderd vanaf het IP-adres [013] , dat is gekoppeld aan de internetaansluiting in de woning van de verdachte. Deze feitelijke vaststelling vloeit voort uit bewijsmiddel 7.
6.10
De accounts ‘gesprekafmaken’ (iii), ‘ [account 10] ’ (iv), ‘jedagenzijngeteld’ (v) en ‘ [account 20] ’ (ix) zijn volgens het hof met de verdachte in verband te brengen via het account ‘ [account 11] ’, op dezelfde wijze als genoemd onder 6.8. De accounts ‘gesprekafmaken’, ‘jedagenzijngeteld’ en ‘ [account 11] ’ hebben gebruik gemaakt van het IP-adres [012] . De accounts ‘ [account 10] ’ en ‘ [account 11] ’ hebben allebei gebruik gemaakt van het IP-adres [009] . De accounts ‘ [account 20] ’ en ‘ [account 11] ’ zijn gekoppeld aan het IP-adres [014] .
6.11
Over het account ‘kanerniksbetersvanmaken’ (vi) heeft het hof vastgesteld dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] door de houder van dit Instagram-account aan zijn Instagramgegevens is toegevoegd en dat ditzelfde nummer op een in de telefoon van de verdachte aangetroffen foto is afgebeeld. Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat dit account is benaderd vanaf het IP-adres [013] , het IP-adres dat gekoppeld is aan de internetaansluiting in de woning van de verdachte. Deze vaststellingen volgen uit bewijsmiddel 7.
6.12
Met betrekking tot het account ‘mijbedrogenisjedood’ (vii) heeft het hof vastgesteld dat dit account in verband kan worden gebracht met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , dat is afgebeeld op een foto die in de telefoon van de verdachte is aangetroffen en waarvan de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij die foto heeft gemaakt. Uit bewijsmiddel 7 volgt inderdaad dat bij het account ‘mijbedrogenisjedood’ gebruik is gemaakt van dit telefoonnummer. Verder volgt uit dit bewijsmiddel dat dit telefoonnummer is aangetroffen op de gsm van de verdachte. Op het scherm van deze telefoon staat de tekst: “Uw Lycamobile nummer is [telefoonnummer 3] ”. Verder heeft het hof het account ‘mijbedrogenisjedood’ met de verdachte in verband gebracht met via het account ‘ [account 11] ’, op dezelfde wijze als beschreven onder 6.8. Beide accounts zijn gebruikt vanaf het IP-adres [009] .
6.13
Ten aanzien van het account ‘ [account 12] ’ (viii) heeft het hof vastgesteld dat dit in verband kan worden gebracht met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] en dat dit nummer op een in de telefoon van de verdachte aangetroffen foto is afgebeeld. Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat dit account is benaderd vanaf het IP-adres [013] . Dit IP-adres is gekoppeld aan de internetaansluiting in de woning van de verdachte. Deze vaststellingen volgen uit bewijsmiddel 7. Verder heeft het hof vastgesteld dat het account ‘ [account 12] ’ ook benaderd is via het IP-adres [012] en dat het – op dezelfde wijze als beschreven onder 6.8 – eveneens via het account ‘ [account 11] ’ met de verdachte in verband kan worden gebracht.
6.14
In het licht van het voorgaande is de vaststelling van het hof dat de accounts (i) ‘ [account 16] ’, (ii) ‘doodgajekkhoer’, (iii) ‘gesprekafmaken’, (iv) ‘ [account 10] ’, (v) ‘jedagenzijngeteld’, (vi) ‘kanerniksbetersvanmaken’, (vii) ‘mijbedrogenisjedood’, (viii) ‘ [account 12] ’, (ix) ‘ [account 20] ’ aan de verdachte toebehoren, niet onbegrijpelijk. Ook voor zover het middel hierover klaagt, faalt het.
6.15
Het middel faalt.
7. Het derde middel
7.1
Het middel behelst de klacht dat het hof bij de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel, voor zover deze inhoudt dat de verdachte zich niet rond de woning van [aangever] mag bevinden, geen exacte omschrijving heeft gegeven van het gebied waarbinnen hij zich niet mag begeven.
7.2
Het dictum van de bestreden uitspraak houdt voor zover hier relevant in:
“BESLISSING
Het hof:
[…]
Maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (gebiedsverbod)
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de verdachte zich voor de duur van 3 (drie) jaren niet zal ophouden in de straat of rond de woning van [aangever] (geboren op [geboortedatum] 1999), welke woning is gelegen aan de [b-straat 1] te [plaats 1] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 (één) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (contactverbod)
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de verdachte voor de duur van 3 (drie) jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangever] (geboren op [geboortedatum] 1999).
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 (één) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.”
7.3
Het hof heeft de opgelegde straffen en maatregelen als volgt gemotiveerd:
“Op te leggen straffen en maatregelen
[…]
Daarnaast acht het hof het ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten noodzakelijk dat, in de vorm van de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van drie jaren, aan de verdachte wordt opgelegd een contactverbod met [aangever] , alsmede een gebiedsverbod dat inhoudt dat de verdachte zich niet zal bevinden in de straat of rond de woning van voornoemde [aangever] . Het hof zal de vervangende hechtenis die ten hoogste ten uitvoer wordt gelegd voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan bepalen op ten hoogste 1 week. Voorts is het hof, gelet op het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting, van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich in ieder geval belastend jegens voornoemde [aangever] zal gedragen. Om die reden zal het hof bepalen dat de hiervoor genoemde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.”
7.4
Uit het voorgaande blijkt dat het hof aan de verdachte twee vrijheidsbeperkende maatregelen als bedoeld in art. 38v Sr heeft opgelegd in de vorm van een gebiedsverbod en een contactverbod. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de invoering van art. 38v Sr is aangegeven dat een gebiedsverbod in de zin van art. 38v Sr de exacte omschrijving moet bevatten van het gebied waarbinnen de veroordeelde niet mag komen.4.Het moet – net zoals bij bijzondere voorwaarden in geval van een voorwaardelijke veroordeling – duidelijk zijn wat het gedragsvoorschrift precies inhoudt,5.zodat de verdachte zich aan dit voorschrift kan houden en toezichthoudende instanties hun werk kunnen doen.
7.5
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:338, bevestigd dat bij de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel die een gebiedsverbod inhoudt een voldoende precieze omschrijving van het gebied waarbinnen de verdachte zich niet mag bevinden moet zijn geformuleerd. In deze zaak hield de door het hof opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel in dat de verdachte zich niet zal ophouden binnen een straal van één kilometer van “de woonadressen van (…) […]”. Het adres van […] was echter onbekend. De Hoge Raad overwoog dat de enkele aanduiding van een (onbekend) woonadres van een bepaalde persoon niet een voldoende precieze omschrijving is van het gebied waarin de verdachte zich niet mag ophouden en dat de rechter dat gebied in zijn uitspraak moet aanduiden, alsmede dat de wettelijke regeling geen mogelijkheden biedt om die aanduiding later te veranderen.6.
7.6
In de onderliggende zaak heeft het hof in de strafmotivering overwogen dat aan de verdachte een gebiedsverbod wordt opgelegd “dat inhoudt dat de verdachte zich niet zal bevinden in de straat of rond de woning van de voornoemde [aangever] ”. In het dictum van het bestreden arrest is bepaald dat “de verdachte zich voor de duur van 3 (drie) jaren niet zal ophouden in de straat of rond de woning van [aangever] (geboren op [geboortedatum] 1999), welke woning is gelegen aan de [b-straat 1] te [plaats 1] ”.
7.7
Voor zover de vrijheidsbeperkende maatregel inhoudt dat de verdachte zich niet zal ophouden “rond de woning van [aangever] (geboren op [geboortedatum] 1999), welke woning is gelegen aan de [b-straat 1] te [plaats 1] ”, is naar mijn mening een onvoldoende exacte omschrijving gegeven van het gebied waarbinnen de verdachte zich niet mag bevinden. Het hof heeft – anders dan in de zaak die ten grondslag lag aan het hierboven genoemde arrest van de Hoge Raad – weliswaar een concreet adres genoemd, maar onduidelijk is wat moet worden verstaan onder “rond de woning”. Het is wat mij betreft niet helder of hieronder alleen de [b-straat 1] in [plaats 1] valt, of ook de buurt, de wijk of zelfs de stad waarin deze straat is gelegen. Bij het ontbreken van een straal of een aanduiding van een binnen bepaalde straten ingesloten gebied, is het gedragsvoorschrift te onbepaald geformuleerd. De steller van het middel klaagt hierover terecht.
7.8
De Hoge Raad kan om doelmatigheidsredenen de zaak zelf afdoen door de vrijheidsbeperkende maatregel te vernietigen voor zover deze inhoudt dat de verdachte zich voor de duur van 3 (drie) jaren niet zal ophouden rond de woning van [aangever] (geboren op [geboortedatum] 1999), welke woning is gelegen aan de [b-straat 1] te [plaats 1] .7.Dan resteert als maatregel dat de verdachte zich voor de duur van drie jaren niet zal ophouden in de straat van de woning van [aangever] (geboren op [geboortedatum] 1999), welke woning is gelegen aan de [b-straat 1] te [plaats 1] .8.
8. Het vierde middel
8.1
Het middel houdt in dat het hof de vordering van de benadeelde partij ten onrechte heeft toegewezen, nu de vordering op grond van art. 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is toegewezen, terwijl de benadeelde partij de schadevergoeding niet op deze grond heeft gevorderd.
8.2
Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken van het geding bevindt zich een formulier ‘Verzoek tot schadevergoeding’ dat op 14 januari 2021 is ondertekend door de benadeelde partij [aangever] , met bijlagen. Dit formulier houdt onder meer in:
“3.1 Hoe is uw schade ontstaan?
Primair Art 285b lid 1 WvSr Belaging
Subsidiair Art 285 lid 1 WvSr Bedreiging
art 300 lid 1 WvSr mishandeling
[…]
4B Immateriële schade (smartengeld)
[…]
Omschrijving immateriële schade
Zie schadeonderbouwingsformulier bijlage 1
Totaal immateriële schade € 2.800,00”
8.3
Het bij het verzoek tot schadevergoeding gevoegde ‘Schade-onderbouwingsformulier’ houdt onder meer het volgende in:
“Korte situatieschets
Benadeelde wordt bijna een jaar lang lastig gevallen door een ex-vriendje. Benadeelde kent verdachte sinds april 2018. Eind 2018 hebben ze een week of twee een relatie gehad. Nadat benadeelde de relatie verbrak begon verdachte met benadeelde lastig te vallen. Eerste via vriendinnen maar al snel ook door benadeelde aan te vallen en veelvuldig via allerlei kanalen berichten te sturen met bedreigende teksten. Dit heeft enorme impact op het leven van benadeelde. Het gaat emotioneel niet goed met benadeelde en zij heeft hulp gezocht. In juli 2020 heeft benadeelde op straat in [plaats 1] dichtbij de woning van benadeelde een klap tegen haar borst gekregen van verdachte. Hierdoor heeft benadeelde letsel opgelopen.
Letsel en gevolgen
Lichamelijk letsel
Benadeelde is haar borst/schouder geraakt. Benadeelde heeft hierdoor een blauwe plek opgelopen (zie bijlage 2 a t/m c foto’s letsel). Benadeelde heeft hier twee weken last van gehad vooral als zij haar armen omhoog bewoog om iets te pakken of op te hangen. Het voelde niet alleen als een blauwe plek maar veel dieper alsof een spier was geraakt. Benadeelde heeft zich niet onder doktersbehandeling gesteld.
Psychische gevolgen
Benadeelde leeft sinds half december 2018 constant in angst. Benadeelde kreeg in het begin dagelijks rond de 100 berichten van verdachte. Benadeelde heeft verdachte toen geblokkeerd maar hij bleef het proberen met anonieme nummers. Eerste waren het berichten maar daarna probeerde verdachte haar aan te vallen en fysiek haar iets aan te doen. Verdachte gaat steeds een stapje verder en benadeelde is heel bang dat verdachte daadwerkelijk fysiek geweld tegen haar gebruikt of nog erger haar haar leven zal ontnemen. Benadeelde acht hem daartoe in staat. Als benadeelde buiten de deur komt is ze zich heel bewust van haar omgeving. Ze checkt steeds of ze wordt achtervolgt. Benadeelde durft niet meer alleen de stad in, niet meer alleen in het donker te fietsen, gaat niet meer uit in [plaats 1] en als ze op het station staat kijkt ze voortdurend naar achter om te zien of er niemand achter haar staat die haar onder de trein wil duwen. Benadeelde durft niet meer te gaan sporten. Benadeelde ervaart dit alles als een beperking van haar vrijheid. Als benadeelde met andere mensen is kan ze zich iets ontspannen omdat ze zich dan veiliger voelt.
Benadeelde heeft moeite met in slaap vallen. Ze is bang dat verdachte in één keer in haar kamer staat en durft daarom niet te gaan slapen. Ze ligt zo lang wakker totdat ze zo vermoeid is dat ze in slaap valt. Van tevoren doet ze 10x het licht aan en uit om er zeker van te zijn dat er niemand in haar kamer staat.
Nog steeds als benadeelde een bericht krijgt dat met verdachte heeft te maken zinkt haar hart. Ze krijgt dan een paniekaanval waarbij haar hart begint te razen en ze een half uur tot een uur volledig van de kaart is. Ze kan dan aan niks anders denken en is er niet met haar hoofd bij. Ze kan zich dan niet focussen op hetgeen waar ze mee bezig was. Ook als ze een bericht krijgt terwijl ze veilig bij haar ouders is, voelt ze zich opgejaagd en onveilig. Als ze thuis is checkt ze alle deuren en ramen of deze goed gesloten zijn en sluit alle rolluiken.
Ook vindt benadeelde het heel erg moeilijk dat andere mensen zoals haar familie en vrienden door verdachte worden benaderd en hierin betrokken worden. Deze mensen willen er niets mee te maken hebben. Benadeelde maakt zich ook zorgen over haar familie en is bang dat verdachte haar familie kwaad wil doen. Benadeelde voelt zich ook erg beschaamd en angstig dat naaktfoto’s van haar zijn verstuurd naar vrienden en bekenden maar ook naar compleet vreemden via een telegramgroep.
Benadeelde is veel wantrouwiger en terughoudender geworden t.o.v. mensen die ze leert kennen. Bij iedere nieuwe ontmoeting denkt ze dat die persoon de verdachte misschien kent en vraagt ze zich af of de intenties van deze persoon wel goed zijn. Ook haar zelfbeeld is veranderd. Benadeelde voelt zich niet meer zo zelfverzekerd. Ze merkt dit in haar contacten met andere mensen en hoe ze acteert in een groep. Benadeelde probeert om haar emoties te onderdrukken. Als ze over de situatie praat stelt ze zich voor dat ze het over iemand anders. Dit is haar manier om er mee om te gaan maar ze merkt at ze het emotioneel steeds moeilijker krijgt en steeds vaker breekt. Daarnaast krijgt ze geen rust omdat ze nog steeds ongewenst wordt benaderd door derden omdat haar gegevens en foto op telegramgroepen worden geplaatst. In deze telegramberichten wordt benadeelde aangeboden voor seksuele diensten. Benadeelde heeft een afspraak gemaakt met de huisarts om hulp te krijgen. De huisarts heeft haar doorverwezen naar een psycholoog (zie bijlage 3 doorverwijzing huisarts naar GGZ). Benadeelde staat op de wachtlijst voor een intakegesprek in januari/februari 2021.
Materiële schade
[…]
Immateriële schade
Wettelijke grondslag immateriële schadevergoeding
Benadeelde maakt, op grond van art. 6:106 sub b BW, aanspraak op vergoeding van de geleden immateriële schade. Benadeelde heeft immers lichamelijk letsel opgelopen als gevolg van het ten laste gelegde feit.
en
Benadeelde maakt aanspraak op vergoeding van de geleden immateriële schade, omdat in artikel 6:106 sub a BW wordt gesproken over ‘het oogmerk zodanig nadeel toebrengen’. Hieraan wordt voldaan, omdat (zoals omschreven staat in artikel 286b Sr) verdachte het oogmerk om benadeelde te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen.
In dit verband wordt ook verwezen naar een recent artikel van mr. N.A. Schipper over het recente overzichtsarrest van de Hoge Raad over de benadeelde partij (‘De Hoge Raad over de vordering benadeelde partij; op welke punten is er ruimte voor verduidelijking en/of heroverweging’, TPWS 2019/101, p. 260-261. Hierin wordt betoogd dat van voor belaging geldt dat wanneer dit bewezen wordt verklaard meteen het oogmerk van het toebrengen van ander nadeel van artikel 6:106 sub a BW kan worden aangenomen (zie bijlage 4).
In het bijzonder verwijst benadeelde naar r.o. 2.8 in ECLI:NL:GHARL:2016:2723 waarin is geoordeeld dat een vergoeding voor immateriële schade, bij belaging, op basis van het oogmerk criterium van art. 106 sub a BW kan worden toegewezen.”
8.4
Het hof heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [aangever] onder meer het volgende overwogen:
“Vordering van de benadeelde partij [aangever]
De benadeelde partij [aangever] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.800,00 aan immateriële schade.
De vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. De vertegenwoordigster van de benadeelde partij heeft het hof ter terechtzitting in hoger beroep voorts verzocht een eventueel op te leggen schadevergoedingsmaatregel te verhogen met een bedrag van € 339,65, bestaande uit het eigen risico dat de benadeelde partij heeft besteed aan psychologische behandeling.
Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Het hof is van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, zoals bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Het hof houdt daarbij rekening met de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen ervan voor de benadeelde partij. Er is sprake van een ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij. Uit de ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaringen leidt het hof af dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden naar aanleiding van de bewezenverklaarde belaging en dat zij daarvan nog steeds nadeel ondervindt. De belaging heeft het leven van de benadeelde partij op meerdere gebieden nadelig beïnvloed en heeft bij haar geleid tot gevoelens van angst die ook nu nog voortduren. De benadeelde durft niet alleen op straat en als zij dat wel doet, is zij constant alert omdat zij bang is dat er iemand achter haar staat. Zij heeft moeite om mensen te vertrouwen.
Bij het bepalen van de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding heeft het hof gelet op de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen. Het hof acht toekenning van een bedrag van € 1.500,00 billijk. Het ter compensatie van immateriële schade méér gevorderde zal worden afgewezen, omdat dit de grenzen van de billijkheid naar het oordeel van het hof te buiten gaat.”
8.5
Het dictum van het bestreden arrest houdt voor zover hier van belang in:
“BESLISSING
[…]
Vordering van de benadeelde partij [aangever]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-070699-20 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-070699-20 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan één van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 20 juni 2019.”
8.6
Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
- Art. 6:95 lid 1 BW:
“De schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, bestaat in vermogensschade en ander nadeel, dit laatste voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft.”
- Art. 6:106 BW:
“Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast;
[…]”
- Art. 24 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv):
“De rechter onderzoekt en beslist de zaak op de grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering, verzoek of verweer ten gronde hebben gelegd, tenzij uit de wet anders voortvloeit.”
- Art. 25 Rv:
“De rechter vult ambtshalve de rechtsgronden aan.”
8.7
Bij het beoordelen van de vordering van de benadeelde partij zijn de regels van stelplicht en bewijslastverdeling in civiele zaken van toepassing.9.De civielrechtelijke beginselen van partijautonomie en de lijdelijke rechter brengen mee dat het niet toegestaan is dat de rechter de feitelijke grondslag van de vordering aanvult. Dit verbod vloeit voort uit art. 24 Rv. Met de feitelijke grondslag van de vordering wordt bedoeld de feiten en omstandigheden die aan de vordering ten grondslag zijn gelegd.10.De rechter mag daarentegen wel ambtshalve de rechtsgronden aanvullen, dat wil zeggen ambtshalve onderzoeken of een andere juridische kwalificatie wellicht beter past bij de vordering in verband met de feiten die aan de vordering ten grondslag zijn gelegd. De rechter is op grond van art. 25 Rv daartoe zelfs verplicht.11.
8.8
In de toelichting op het middel wordt ten eerste geklaagd dat het hof de grondslag van de vordering tot immateriële schadevergoeding heeft veranderd, doordat het schadevergoeding heeft toegekend op grond van art. 6:106, aanhef en onder b, BW, terwijl de benadeelde partij met betrekking tot het strafbare feit belaging immateriële schadevergoeding heeft gevorderd op grond van art. 6:106, aanhef en onder a, BW. Hierdoor zou het hof het beginsel van partijautonomie, inhoudende dat de benadeelde partij zelf bepaalt welke vordering zij wil voorleggen aan de rechter, hebben miskend.
8.9
Uit het schadeonderbouwingsformulier blijkt dat de benadeelde partij [aangever] op grond van art. 6:106, aanhef en onder b, BW immateriële schadevergoeding heeft gevorderd vanwege lichamelijk letsel. Dit lichamelijk letsel zou, zo blijkt uit het schadeonderbouwingsformulier, zijn ontstaan doordat de verdachte [aangever] in juli 2020 een klap tegen haar borst zou hebben gegeven. De vordering heeft in zoverre dus geen betrekking op het strafbare feit belaging. De benadeelde partij [aangever] heeft daarnaast immateriële schadevergoeding gevorderd op grond van art. 6:106, aanhef en onder a, BW in verband met art. 285b Sr, de wettelijke bepaling waarin belaging is strafbaar gesteld. In het schadeonderbouwingsformulier is uitvoerig beschreven dat de belaging psychische gevolgen heeft gehad voor de benadeelde partij. Daarbij is onder meer gesteld dat de benadeelde partij sinds half december 2018 constant in angst leeft, zij niet meer alleen de stad in durft, niet meer alleen in het donker durft te fietsen, niet meer uitgaat in [plaats 1] , niet meer durft te sporten en voortdurend naar achteren kijkt als ze op het station staat om te zien of er niemand achter haar staat, evenals dat zij wantrouwiger is ten opzichte van mensen die zij leert kennen.
8.10
Het hof heeft de vordering toegewezen op grond van art. 6:106, aanhef en onder b, BW. Bij de toewijzing van de vordering heeft het hof in aanmerking genomen dat sprake is van een ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij, de benadeelde partij psychische schade heeft geleden naar aanleiding van de bewezenverklaarde belaging, zij daarvan nog steeds nadeel ondervindt, de belaging het leven van de benadeelde partij op meerdere gebieden nadelig beïnvloed heeft en heeft geleid tot gevoelens van angst die nu nog voortduren, zij niet alleen op straat durft en zij, wanneer zij dat wel doet, constant alert is, omdat zij bang is dat iemand achter haar staat en zij moeite heeft om mensen te vertrouwen.
8.11
Uit het bovenstaande volgt mijns inziens dat het hof bij zijn beslissing tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever] geen feiten en omstandigheden heeft betrokken die niet aan de vordering ten grondslag waren gelegd door de benadeelde partij. Wel heeft het hof een wetsbepaling toegepast die niet door de benadeelde partij was ingeroepen. Hiermee heeft het hof kennelijk de rechtsgronden aangevuld, maar niet de feitelijke grondslag van de vordering. Het middel faalt daarom voor zover het inhoudt dat het hof door de grondslag van de vordering te veranderen het beginsel van partijautonomie heeft geschonden.
8.12
In de toelichting op het middel wordt daarnaast betoogd dat geen sprake is van ambtshalve aanvulling door het hof van de rechtsgrond van de vordering van de benadeelde partij, omdat het niet heeft overwogen dat hetgeen de benadeelde partij ten grondslag heeft gelegd aan de vordering onjuist is en in plaats daarvan de vordering wel kan worden toegewezen op basis van art. 6:106, aanhef en onder b, BW. Het recht stelt een dergelijke eis naar ik meen niet. Mijns inziens kan ambtshalve aanvulling van de rechtsgrond ook impliciet plaatsvinden en is dat in de onderliggende zaak gebeurd. Ook in zoverre faalt het middel.
8.13
Verder voert de steller van het middel aan dat, voor zover wel sprake zou zijn van ambtshalve aanvulling van de rechtsgrond, het hof geen blijk heeft gegeven te hebben onderzocht of de benadeelde partij zou instemmen met een beoordeling van de vordering op basis van een andere grondslag. Het hof zou daarmee tegelijkertijd hebben verzuimd de verdachte en zijn raadsman in de gelegenheid te stellen passend te reageren op de grondslagwissel (ik begrijp: rechtsgrondwissel). Volgens de steller van het middel hoefde de verdediging er niet op voorhand rekening mee te houden dat het hof hiertoe zou overgaan.
8.14
Ook deze klachten falen. De Hoge Raad heeft overwogen dat van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW, sprake is wanneer de benadeelde naar objectieve maatstaven vast te stellen psychisch letsel heeft.12.Verder heeft de Hoge Raad met betrekking tot het strafbare feit belaging geoordeeld dat onderbouwd psychisch letsel niet noodzakelijk is voor de toewijsbaarheid van immateriële schadevergoeding op grond van aantasting van de persoon ‘op andere wijze’.13.Gelet hierop en gezien het feit dat de benadeelde partij blijkens het schadeonderbouwingsformulier aan de vordering tot immateriële schade ten grondslag heeft gelegd dat zij psychische gevolgen heeft ondervonden van de belaging, meen ik dat niet gezegd kan worden dat de verdachte er geen rekening mee hoefde te houden dat het hof de rechtsgrond zou aanvullen met art. 6:106, aanhef en onder b, BW. Ook is het niet onbegrijpelijk dat het hof kennelijk heeft geoordeeld dat de benadeelde partij zou instemmen met een beoordeling van de vordering op basis van art. 6:106, aanhef en onder b, BW.
8.15
Het middel faalt.
9. Het eerste, het tweede en het vierde middel falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering. Het derde middel slaagt.
10. Ambtshalve merk ik op dat de Hoge Raad uitspraak doet nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep op 22 april 2022. Dit brengt mee dat in cassatie de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit moet al naar gelang de mate overschrijding leiden tot een verdiscontering daarvan door de Hoge Raad.
11. Deze conclusie strekt tot:
- vernietiging van de bestreden uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (gebiedsverbod) voor zover daarin is opgenomen: dat de verdachte zich voor de duur van 3 (drie) jaren niet zal ophouden “rond” de woning van [aangever] (geboren op [geboortedatum] 1999) welke woning is gelegen aan de [b-straat 1] te [plaats 1] ;
- verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 18‑06‑2024
Een blik over de papieren muur bevestigt dat het Excelbestand geen nieuwe informatie bevat ten opzichte van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Limburg d.d. 5 november 2019 (p. 249 t/m 259 van het procesdossier).
O.a. HR 20 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1902, NJ 2023/102, m.nt. J.M. Reijntjes, r.o. 3.3; HR 8 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1591, NJ 2023/44, m.nt. A.J. Machielse, r.o. 3.3.1; HR 20 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1250, NJ 2023/100, m.nt. W.H. Vellinga, r.o. 3.2; HR 16 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:239, r.o. 3.2 en HR 18 september 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD3530, r.o. 3.3.
Vgl. met betrekking tot bijzondere voorwaarden o.a. HR 24 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:667, NJ 2018/311, m.nt. T. Kooijmans, r.o. 5.3 en HR 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2392, r.o. 3.3.
HR 12 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:338, NJ 2019/229, m.nt. W.H. Vellinga, r.o. 2.6.2.
Vgl. HR 12 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:338, NJ 2019/229, m.nt. W.H. Vellinga, r.o. 2.6.3.
Het contactverbod dat tevens is opgelegd als vrijheidsbeperkende maatregel resteert uiteraard ook.
HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, NJ 2019/379, m.nt. W.H. Vellinga, r.o. 2.8.1.
Zie o.a. A.I.M. van Mierlo & F.J.P. Lock, ‘Commentaar op art. 24 Rv’, in: F.J.P. Lock, A.I.M. van Mierlo en C.J.J.C. van Nispen (red.), Tekst & Commentaar Burgerlijke rechtsvordering, Deventer: Wolters Kluwer 2024 (online, bijgewerkt t/m 1 januari 2024) aant. 3a; A.C. van Schaik, ‘Verboden aanvulling van of met feiten en rechten’, in: Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. Procesrecht 2. Eerste aanleg, Deventer: Wolters Kluwer 2022 (online, bijgewerkt t/m 1 januari 2022) en W. Hugenholtz & W.H. Heemskerk, ‘Feitelijke grondslag en ambtshalve aanvullen van rechtsgronden’, in: Hoofdlijnen van Nederlands Burgerlijk Procesrecht, Dordrecht: Convoy Uitgevers 2021, p. 180.
Zie o.a. HR 19 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:274, NJ 2021/126, m.nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai, r.o. 4.2.2.
HR 29 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:1024, NJ 2021/284, m.nt. S.D. Lindenbergh, r.o. 2.5; HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, NJ 2019/379, m.nt. W.H. Vellinga, r.o. 2.4.5 en HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376, NJ 2019/162, m.nt. S.D. Lindenbergh, r.o. 4.2.1.
HR 8 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1956, NJ 2021/66, m.nt. S.D. Lindenbergh, r.o. 2.4.2.
Beroepschrift 09‑09‑2022
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
SCHRIFTUUR HOUDENDE MIDDELEN VAN CASSATIE
Inzake: [verdachte]/O.M.
[verdachte], requirant van cassatie van een te zijnen aanzien gewezen arrest van het Gerechtshof 's‑Hertogenbosch van 15 april 2022 (parketnummer: 20-001028-21).
Edelhoogachtbaar College,
Ondergetekende, E. Maessen, advocaat te Maastricht, die verklaart tot ondertekening en indiening van onderhavige schriftuur bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door requirant van cassatie, heeft de eer aan uw Hoge Raad voor te dragen, de navolgende:
Middelen van cassatie
I
Schending van het recht, in het bijzonder van de beginselen van een behoorlijke procesorde en/of verzuim van vormen waarvan het niet naleven nietigheid meebrengt, een en ander zoals bedoeld in art. 79 Wet op de rechterlijke organisatie, doordien het Hof een door de Voorzitter van het Hof geconcipieerd en ter terechtzitting in hoger beroep overgelegd Excelbestand aan het proces-verbaal van de terechtzitting heeft doen hechten en heeft betrokken bij de beraadslaging over het bewezenverklaarde.
Toelichting:
1.
Het Hof heeft requirant veroordeeld ter zake van, kort gezegd, belaging (art. 285b Sr). De bewezenverklaring houdt in dat requirant (arrest, p. 3):
‘in de periode van 19 april 2019 tot en met 20 juni 2019 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangever], door aan voornoemde [aangever] e-mails te sturen en veelvuldig berichten via Instagram te sturen, met het oogmerk die [aangever] te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen.’
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van het Hof houdt — voor zover hier van belang — het volgende in (p. 3–7):
‘De voorzitter deelt als volgt mede:
In het voorhanden zijnde procesdossier is melding gemaakt van een groot aantal IP-adressen in Instagramaccounts. In het kader van de voorbereiding van deze zaak en omdat het mondeling benoemen van al die IP-adressen en de mogelijke verbanden daartussen niet overzichtelijk te bespreken valt, heb ik twee overzichten gemaakt in een Excelbestand. Het eerste overzicht houdt de volgorde van de Instagramaccounts aan zoals deze naar voren komt in het proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2019, dat is weergegeven op dossierpagina's 249 en verder. Het tweede overzicht groepeert de bij die accountnamen in dat proces-verbaal van bevindingen getoonde IP-adressen. Ik wens deze Exceloverzichten aan de procespartijen voor te houden, zodat iedereen er kennis van kan nemen en indien gewenst daarop kan reageren om zodoende te voorkomen dat later eventueel verkeerde conclusies worden getrokken. Op een later moment tijdens deze terechtzitting zal een uitdraai van vorenbedoeld bestand worden verstrekt aan de advocaat-generaal en aan de raadsman. Ik zal de hiervoor bedoelde overzichten nader toelichten.
Ik wens in dit verband in de eerste plaats op te merken dat uit voornoemd overzicht bijvoorbeeld lijkt te volgen dat het IP-adres dat is gebruikt om in te loggen op het Instagramaccount van verdachte — met als accountnaam ‘[account 11]’ — ook terugkomt bij de Instagramaccounts met de accountnamen ‘kanerniksbetersvanmaken’ alsmede ‘[account 12]’. Ik doel daarbij op het IP-adres [013]. In dit kader doet zich overigens de bijzonderheid voor dat bij het aanmaken van de twee laatstgenoemde accounts gebruik is gemaakt van het telefoonnummer dat is te zien op de zojuist voorgehouden foto op dossierpagina 429, te weten telefoonnummer [telefoonnummer 2].
Voorts wens ik in dit verband op te merken dat het IP-adres [009] blijkens dat overzicht is gebruikt om in te loggen op het account ‘[account 11]’, terwijl datzelfde IP-adres ook terugkomt bij het account met de naam ‘mijbedrogenisjedood’.
Op basis van het voorgaande kan weliswaar niet worden vastgesteld aan wie de hiervoor genoemde IP-adressen toebehoren, maar het leek mij wenselijk om de procespartijen voor te houden dat er wel enkele verbanden kunnen worden gelegd.
De verdachte verklaart als volgt:
(…)
De voorzitter deelt mede dat — zoals op een eerder moment tijdens deze terechtzitting reeds is aangekondigd — een uitdraai van het door hem gemaakte en ter terechtzitting van heden voorgehouden Excelbestand zal worden verstrekt aan zowel de advocaat-generaal als de raadsman en dat dit bestand tevens aan het proces-verbaal zal worden gehecht.
Hierop overhandigt de griffier een afschrift van het hiervoor bedoelde Excelbestand aan de advocaat-generaal en de raadsman.
De raadsman deelt daarop als volgt mede:
Ik wens op te merken dat ik er moeite mee heb dat voornoemd Excelbestand aan de procespartijen is overgelegd en aan het proces-verbaal zal worden gehecht. Immers, dit bestand is niet door het openbaar ministerie aangeleverd, maar door de voorzitter opgemaakt ter voorbereiding op de terechtzitting van heden. In het bestand worden vaststellingen gedaan die afkomstig zijn uit het dossier, maar ik kan de juistheid van die vaststellingen op dit moment niet controleren. Ik stel mij op het standpunt dat dit bestand niet door uw hof als eventueel bewijsmiddel mag worden gebezigd.
De voorzitter deelt in reactie daarop als volgt mede:
Voornoemd Excelbestand is aan de advocaat-generaal en de raadsman overgelegd, omdat het ter terechtzitting van heden aan de procespartijen is voorgehouden en is besproken. Bij de beraadslaging in raadkamer zal het hof zich uitsluitend baseren op de inhoud van het procesdossier.
De verdachte verklaart als volgt: (…).’
3.
Het arrest houdt, onder de rubriek ‘Bewijsoverwegingen’, — voor zover hier van belang — het volgende in (p. 26–29, met overneming van vetgedrukte en cursieve onderdelen):
‘C. Relaties IP-adressen
Blijkens de door Instagram verstrekte gegevens, zoals opgenomen als bijlagen (p. 260 t/m 529) bij het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant, [verbalisant 1], brigadier van politie Eenheid Limburg d.d. 5 november 2019 (p. 249 t/m 259), kunnen de volgende accountnamen in verband worden gebracht met het telkens daarbij vermelde telefoonnummer:
[account 2] | [telefoonnummer 4] |
[account 4] | [telefoonnummer 1] |
mijbedrogenisjedood | [telefoonnummer 3] |
kanerniksbetersvanmaken | [telefoonnummer 2] |
[account 12] | [telefoonnummer 2] |
Met de verdediging en het openbaar ministerie zijn ter terechtzitting in hoger beroep aan de hand van een Excelsheet de navolgende mogelijke verbanden tussen de in het dossier naar voren komende IP-adressen besproken. De Excelsheet is gevoegd aan het proces-verbaal ter terechtzitting.
Instagramaccount | IP adres | Creatie account | Aanvullende informatie |
---|---|---|---|
[account 16] | [013] | 14-6-2019 | |
doodgajekkhoer | [013] | 14-6-2019 | |
[account 4] | [013] | 16-5-2019 | |
ikgajouvermoorden | [013] | 14-6-2019 | |
kanerniksbetersvanmaken | [013] | 15-6-2019 | [telefoonnummer 2] = provided bij the account holder |
[account 12] | [013] | 15-6-2019 | [telefoonnummer 2] = provided by the account holder |
[account 11] | [013] | 12-4-2014 | [a-straat 01] te [a-plaats] |
Deze accounts zijn alle benaderd vanaf het IP-adres [013], zijnde het IP-adres dat gekoppeld is aan de internet aansluiting in de woning van de verdachte (hierna ook wel: het IP-adres van de verdachte). Twee accounts — ‘kanerniksbetersvanmaken’ en ‘[account 12]’ — zijn behalve aan dit IP-adres van de verdachte ook te relateren aan het telefoonnummer [telefoonnummer 2]. Dit telefoonnummer is door de houder van deze Instagramaccounts aan zijn Instagram gegevens toegevoegd. Ditzelfde nummer is op een in de telefoon van de verdachte aangetroffen foto afgebeeld (pagina 481). Verder valt op dat de creatiedata van deze accounts alle, met uitzondering van het account ‘[account 11]’ en ‘[account 4]’, zijn gelegen tussen 14 juni 2019 en 16 juni 2019.
De verdachte is op zitting in hoger beroep gevraagd of hij eventueel reden had te veronderstellen dat zijn Instagramaccount [account 11] door een ander is gebruikt. Hierop heeft de verdachte geantwoord dat hij dat niet heeft gemerkt. Nu dit verder ook niet is gesteld of gebleken, gaat het hof er vanuit dat dit account enkel door de verdachte is gebruikt. Dit maakt de volgende constatering relevant voor het beoordelen van het gevoerde verweer dat de verdachte geen gebruik heeft gemaakt van andere Instagramaccounts dan het Instagram account [account 11].
Het account ‘[account 11]’ is namelijk niet slechts vanaf het IP-adres [013] gebruikt. Blijkens de gegevens die door Instagram zijn verstrekt (pagina's 509 t/m 529) is het account ook gebruikt vanaf de volgende IP-adressen
[account 11] | [018] |
[account 11] | [014] |
[account 11] | [020] |
[account 11] | [021] |
[account 11] | [022] |
[account 11] | [016] |
[account 11] | [012] |
[account 11] | [009] |
[account 11] | [023] |
[account 11] | [024] |
[account 11] | [025] |
[account 11] | [026] |
[account 11] | [027] |
[account 11] | [028] |
[account 11] | [001] |
Het hof leidt uit dit overzicht en het exclusief door de verdachte gemaakte gebruik van het Instagramaccount ‘[account 11]’ af dat verdachte kennelijk ook over deze andere IP-adressen kon beschikken. Dit impliceert de mogelijkheid dat, voor zover andere Instagram accounts met één of meer van deze IP-adressen zijn benaderd, de verdachte die desbetreffende Instagramaccounts op enig moment heeft gebruikt. Het hof stelt vast dat de hierboven vetgedrukt weergegeven IP-adressen bij de volgende Instagramaccounts zijn gebruikt.
[account 11] | [009] |
mijbedrogenisjedood | [009] |
[account 15] | [009] |
ikgajouvermoorden | [009] |
[account 10] | [009] |
[account 4] | [004] |
[account 16] | [009] |
[account 11] | [012] |
[account 12] | [012] |
jedagenzijngeteld | [012] |
gesprekafmaken | [012] |
[account 11] | [014] |
[account 20] | [014] |
Gelet op vorenstaande kunnen via het Instagram account ‘[account 11]’ in ieder geval de volgende Instagram accounts met de verdachte in verband worden gebracht.
Instagram account | Creatie account |
[account 4] | donderdag 16 mei 2019 |
[account 16] | vrijdag 14 juni 2019 |
doodgajekkhoer | vrijdag 14 juni 2019 |
ikgajouvermoorden | vrijdag 14 juni 2019 |
gesprekafmaken | zaterdag 15 juni 2019 |
[account 10] | zaterdag 15 juni 2019 |
jedagenzijngeteld | zaterdag 15 juni 2019 |
kanerniksbetersvanmaken | zaterdag 15 juni 2019 |
[account 15] | zaterdag 15 juni 2019 |
mijbedrogenisjedood | zaterdag 15 juni 2019 |
[account 12] | zaterdag 15 juni 2019 |
[account 20] | donderdag 27 juni 2019 |
Voor de hierna genoemde Instagramaccounts geldt bovendien nog het volgende.
Accountnaam | IP adres | Verstrekt telefoonnummer |
---|---|---|
mijbedrogenisjedood | [009] | [telefoonnummer 3] |
[account 12] | [012] | [telefoonnummer 2] |
[account 11] | [012] | |
[account 12] | [016] | +[telefoonnummer 2] |
[account 11] | [016] |
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] is gelijk aan het telefoonnummer dat is afgebeeld op een foto die in de telefoon van de verdachte is aangetroffen (p. 491) en waarvan de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij die foto heeft gemaakt. Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] is gelijk aan het telefoonnummer dat is afgebeeld op een foto die in de telefoon van de verdachte is aangetroffen (p. 481). Verder valt op dat twee verschillende IP-adressen zowel in het geval van het account ‘[account 11]’ als in het geval van het account ‘[account 12]’ zijn gebruikt. Dit gegeven versterkt, in weerwil van verdachtes ontkenning, het vermoeden dat tussen deze twee accounts wel degelijk een relatie bestaat, namelijk dat de verdachte toegang had tot beide accounts en zodoende ook vanaf beide accounts berichten kon verzenden.’
4.
De voorzitter van het Hof heeft meegedeeld dat in het procesdossier melding is gemaakt van een groot aantal IP-adressen in Instagramaccounts en dat het Hof bij de beraadslaging in raadkamer zich uitsluitend zal baseren op de inhoud van het procesdossier. Daaruit vloeit voort dat het Hof niet de inhoud van het Excelbestand bij de beraadslaging zal betrekken. Uit de bewijsoverwegingen blijkt evenwel dat het Hof bij de beraadslaging omtrent de bewezenverklaring het Excelbestand dat door de Voorzitter is vervaardigd wel heeft betrokken. Dat strookt niet met de mededeling dat het Hof zich bij de beraadslaging uitsluitend op de inhoud van het procesdossier zal baseren. De verdediging mocht er op vertrouwen dat het Excelbestand niet bij de beraadslaging zou worden betrokken.
5.
Ook voor wat betreft het tijdstip waarop en de omstandigheden waaronder de Voorzitter van het Hof het Excelbestand heeft doen overleggen aan requirant's raadsman valt — hoe goed bedoeld en sympathiek ook — een aanmerking te maken. De Voorzitter benoemt enkele conclusies die kunnen worden getrokken uit het Excelbestand (te weten: met betrekking tot de accounts ‘kanerniksbetersvanmaken’, ‘[account 12]’, ‘mijbedrogenisjedood’, het IP-adres [009] en het telefoonnummer [telefoonnummer 2]) uit een veel groter geheel die niet worden benoemd. Op dat moment wordt het Excelbestand niet aan requirant's raadsman overgelegd. Eerst wordt requirant uitgebreid ondervraagd door het Hof. Daarna wordt het Excelbestand door de Griffier van het Hof aan requirant's raadsman ter hand gesteld. Requirant's raadsman merkt naar aanleiding daarvan op dat in het Excelbestand vaststellingen worden gedaan die afkomstig zijn uit het dossier, maar dat hij de juistheid van die vaststellingen op dat moment niet kan controleren. Daaruit spreekt dat requirant's raadsman zich overvallen voelde door het overleggen van het Excelbestand en de inhoud daarvan. Er wordt geen leespauze door het Hof ingelast; het onderzoek ter terechtzitting wordt direct voortgezet met een verdere ondervraging van requirant door het Hof.
6.
Het door de Voorzitter van het Hof doen overleggen van het Excelbestand en het aan het proces-verbaal van de terechtzitting doen hechten daarvan is niet gebaseerd op een wettelijke bepaling. De meeste gelijkenis vertoont art. 414 lid 1, tweede volzin, Sv, waarin is bepaald dat de Advocaat-Generaal en de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep nieuwe bescheiden of stukken van overtuiging over kunnen leggen. In HR 18 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:16 heeft Uw Raad hieromtrent overwogen:
‘Op grond van artikel 414 lid 1, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering zijn de advocaat-generaal bij het ressortsparket en de verdachte bevoegd voor of bij de behandeling van een zaak in hoger beroep nieuwe bescheiden of stukken van overtuiging over te leggen. De uitoefening van die bevoegdheid kan in voorkomende gevallen door de rechter worden getoetst aan de eisen die voortvloeien uit de beginselen van een behoorlijke procesorde. Een algemene regel daarover valt niet te geven. Van geval tot geval zal dus moeten worden beoordeeld of aan die eisen is voldaan, waarbij onder meer betekenis toekomt aan de (belastende dan wel ontlastende) aard van de over te leggen bescheiden of stukken (vgl. HR 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1503).’
7.
Deze overwegingen zouden ook van toepassing moeten zijn in de situatie dat een Rechter ter terechtzitting een bescheid of stuk van overtuiging overlegt. Dat klemt in de zaak van requirant temeer, aangezien het feitelijk lastige materie betreft en bovendien een veelheid aan informatie. De informatie is daarnaast belastend van aard; een en ander wordt immers bij de beraadslaging over de bewezenverklaring betrokken.
8.
De beginselen van een behoorlijke procesorde verzetten zich onder deze omstandigheden er tegen dat het Hof het Excelbestand aan het proces-verbaal van de terechtzitting heeft doen hechten en heeft betrokken bij de beraadslaging over het bewezenverklaarde.
II
Schending van het recht, in het bijzonder van de artt. 350, 358 lid 2, 359 leden 2 en 3 Sv jo. art. 415 lid 1 Sv en/of verzuim van vormen waarvan het niet naleven nietigheid meebrengt, doordien het Hof de bewezenverklaring van belaging ontoereikend heeft gemotiveerd. Uit de bewijsmiddelen uit de bewijsoverweging kan immers niet volgen dat requirant de houder is geweest van alle Instagramaccounts die door het Hof aan hem worden toegeschreven en bijgevolg ook niet dat alle via deze accounts verzonden berichten door requirant aan de aangeefster zijn verzonden.
Toelichting:
1.
Ten laste van requirant is door het Hof bewezen verklaard dat (arrest, p. 3):
‘hij in de periode van 19 april 2019 tot en met 20 juni 2019 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangever], door aan voornoemde [aangever] e-mails te sturen en veelvuldig berichten via Instagram te sturen, met het oogmerk die [aangever] te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen.’
2.
Ten aanzien van de bewezenverklaring heeft het Hof overwogen (arrest, p. 25–33, met overneming van vetgedrukte en cursieve onderdelen):
‘B. Vaststaande feiten
- I.
De verdachte maakte gebruik van:
- •
het e-mailadres [e-mailadres 1];
- •
de accountnaam [account 11] voor social media (snapchat, whatsapp, Instagram en Facebook)
- II.
Op de onder de verdachte in beslag genomen telefoon zijn twee foto's aangetroffen waarop twee Lycamobile nummers te zien zijn, te weten [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3].
- III.
De verdachte woont op de [a-straat 01] te [a-plaats]. Op dat woonadres is een internetverbinding aangesloten met het IP-adres: [013] (p. 531).
- IV.
Blijkens de door Instagram verstrekte gegevens, zoals opgenomen als bijlagen (p. 260 t/m 529) bij het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant, [verbalisant 1], brigadier van politie Eenheid Limburg d.d. 5 november 2019 (p. 249 t/m 259), kunnen de volgende accountnamen in verband worden gebracht met het daarbij vermelde IP-adres:
[account 2]
[002]
jegaatdoodkkslet
[001]
alsikjeziegajedood
[003]
kanerniksbetersvanmaken
[013]
[account 16]
[013]
[account 15]
[009]
[account 16]
[009]
[account 20]
[030]
[account 16]
[003]
[account 3]
[031]
[account 6]
[001]
[account 5]
[001]
doodgajekkhoer
[029]
mijbedrogenisjedood
[009]
doodgajekkhoer
[013]
[account 12]
[032]
gesprekafmaken
[012]
[account 12]
[012]
gesprekafmakennu
[003]
[account 12]
[016]
[account 4]
[005]
[account 12]
[001].6
[account 4]
[006]
[account 12]
[013]
[account 4]
[007]
[account 11]
[018]
[account 4]
[008]
[account 11]
[001]
[account 4]
[010]
[account 11]
[025]
[account 4]
[004]
[account 11]
[024]
[account 4]
[011]
[account 11]
[014]
[account 4]
[015]
[account 11]
[022]
[account 4]
[001]
[account 11]
[027]
[account 4]
[001]
[account 11]
[023]
[account 10]
[017]
[account 11]
[028]
[account 10]
[009]
[account 11]
[013]
ikgajevermoordenhoer
[001]
[account 11]
[026]
ikgajouvermoorden
[013]
[account 11]
[021]
ikgajouvermoorden
[009]
[account 11]
[009]
ikgajouvermoorden
[003]
[account 11]
[020]
ikmaakjehelemaalaf
[019]
[account 11]
[012]
jedagenzijngeteld
[012]
[account 11]
[016]
jegaatbetalenvooralles
[019]
C. Relaties IP-adressen
Blijkens de door Instagram verstrekte gegevens, zoals opgenomen als bijlagen (p. 260 t/m 529) bij het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant, [verbalisant 1], brigadier van politie Eenheid Limburg d.d. 5 november 2019 (p. 249 t/m 259), kunnen de volgende accountnamen in verband worden gebracht met het telkens daarbij vermelde telefoonnummer:
[account 2] | [telefoonnummer 4] |
---|---|
[account 4] | [telefoonnummer 1] |
mijbedrogenisjedood | [telefoonnummer 3] |
kanerniksbetersvanmaken | [telefoonnummer 2] |
[account 12] | [telefoonnummer 2] |
Met de verdediging en het openbaar ministerie zijn ter terechtzitting in hoger beroep aan de hand van een Excelsheet de navolgende mogelijke verbanden tussen de in het dossier naar voren komende IP-adressen besproken. De Excelsheet is gevoegd aan het proces-verbaal ter terechtzitting.
Instagramaccount | IP adres | Creatie account | Aanvullende informatie |
---|---|---|---|
[account 16] | [013] | 14-6-2019 | |
doodgajekkhoer | [013] | 14-6-2019 | |
[account 4] | [013] | 16-5-2019 | |
ikgajouvermoorden | [013] | 14-6-2019 | |
kanerniksbetersvanmaken | [013] | 15-6-2019 | [telefoonnummer 2] = provided bij the account holder |
[account 12] | [013] | 15-6-2019 | [telefoonnummer 2] = provided by the account holder |
[account 11] | [013] | 12-4-2014 | [a-straat 01] te [a-plaats] |
Deze accounts zijn alle benaderd vanaf het IP-adres [013], zijnde het IP-adres dat gekoppeld is aan de internet aansluiting in de woning van de verdachte (hierna ook wel: het IP-adres van de verdachte). Twee accounts — ‘kanerniksbetersvanmaken’ en ‘[account 12]’ — zijn behalve aan dit IP-adres van de verdachte ook te relateren aan het telefoonnummer [telefoonnummer 2]. Dit telefoonnummer is door de houder van deze Instagramaccounts aan zijn Instagram gegevens toegevoegd. Ditzelfde nummer is op een in de telefoon van de verdachte aangetroffen foto afgebeeld (pagina 481). Verder valt op dat de creatiedata van deze accounts alle, met uitzondering van het account ‘[account 11]’ en ‘[account 4]’, zijn gelegen tussen 14 juni 2019 en 16 juni 2019.
De verdachte is op zitting in hoger beroep gevraagd of hij eventueel reden had te veronderstellen dat zijn Instagramaccount [account 11] door een ander is gebruikt. Hierop heeft de verdachte geantwoord dat hij dat niet heeft gemerkt. Nu dit verder ook niet is gesteld of gebleken, gaat het hof er vanuit dat dit account enkel door de verdachte is gebruikt. Dit maakt de volgende constatering relevant voor het beoordelen van het gevoerde verweer dat de verdachte geen gebruik heeft gemaakt van andere Instagramaccounts dan het Instagram account [account 11].
Het account ‘[account 11]’ is namelijk niet slechts vanaf het IP-adres [013] gebruikt. Blijkens de gegevens die door Instagram zijn verstrekt (pagina's 509 t/m 529) is het account ook gebruikt vanaf de volgende IP-adressen
[account 11] | [018] |
[account 11] | [014] |
[account 11] | [020] |
[account 11] | [021] |
[account 11] | [022] |
[account 11] | [016] |
[account 11] | [012] |
[account 11] | [009] |
[account 11] | [023] |
[account 11] | [024] |
[account 11] | [025] |
[account 11] | [026] |
[account 11] | [027] |
[account 11] | [028] |
[account 11] | [001] |
Het hof leidt uit dit overzicht en het exclusief door de verdachte gemaakte gebruik van het Instagramaccount ‘[account 11]’ af dat verdachte kennelijk ook over deze andere IP-adressen kon beschikken. Dit impliceert de mogelijkheid dat, voor zover andere Instagram accounts met één of meer van deze IP-adressen zijn benaderd, de verdachte die desbetreffende Instagramaccounts op enig moment heeft gebruikt. Het hof stelt vast dat de hierboven vetgedrukt weergegeven IP-adressen bij de volgende Instagramaccounts zijn gebruikt.
[account 11] | [009] |
mijbedrogenisjedood | [009] |
[account 15] | [009] |
ikgajouvermoorden | [009] |
[account 10] | [009] |
[account 4] | [004] |
[account 16] | [009] |
[account 11] | [012] |
[account 12] | [012] |
jedagenzijngeteld | [012] |
gesprekafmaken | [012] |
[account 11] | [014] |
[account 20] | [014] |
Gelet op vorenstaande kunnen via het Instagram account ‘[account 11]’ in ieder geval de volgende Instagram accounts met de verdachte in verband worden gebracht.
Instagram account | Creatie account |
[account 4] | donderdag 16 mei 2019 |
[account 16] | vrijdag 14 juni 2019 |
doodgajekkhoer | vrijdag 14 juni 2019 |
ikgajouvermoorden | vrijdag 14 juni 2019 |
gesprekafmaken | zaterdag 15 juni 2019 |
[account 10] | zaterdag 15 juni 2019 |
jedagenzijngeteld | zaterdag 15 juni 2019 |
kanerniksbetersvanmaken | zaterdag 15 juni 2019 |
[account 15] | zaterdag 15 juni 2019 |
mijbedrogenisjedood | zaterdag 15 juni 2019 |
[account 12] | zaterdag 15 juni 2019 |
[account 20] | donderdag 27 juni 2019 |
Voor de hierna genoemde Instagramaccounts geldt bovendien nog het volgende.
Accountnaam | IP adres | Verstrekt telefoonnummer |
---|---|---|
mijbedrogenisjedood | [009] | [telefoonnummer 3] |
[account 12] | [012] | [telefoonnummer 2] |
[account 11] | [012] | |
[account 12] | [016] | [telefoonnummer 2] |
[account 11] | [016] |
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] is gelijk aan het telefoonnummer dat is afgebeeld op een foto die in de telefoon van de verdachte is aangetroffen (p. 491) en waarvan de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij die foto heeft gemaakt. Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] is gelijk aan het telefoonnummer dat is afgebeeld op een foto die in de telefoon van de verdachte is aangetroffen (p. 481). Verder valt op dat twee verschillende IP-adressen zowel in het geval van het account ‘[account 11]’ als in het geval van het account ‘[account 12]’ zijn gebruikt. Dit gegeven versterkt, in weerwil van verdachtes ontkenning, het vermoeden dat tussen deze twee accounts wel degelijk een relatie bestaat, namelijk dat de verdachte toegang had tot beide accounts en zodoende ook vanaf beide accounts berichten kon verzenden.
D. Inhoud van berichten
Naast IP-adressen, telefoonnummers en een woonadres heeft het hof ook kennisgenomen van de inhoud van de berichten die door de aangeefster aan de politie zijn verstrekt en waarover is gerelateerd in twee processen-verbaal van bevindingen van verbalisant, [verbalisant 1], brigadier van politie Eenheid Limburg d.d. 5 november 2019 (PL2300-2019058006-6 en PL2300-2019058006-54).
De verdachte heeft de aangeefster op 24 en 26 mei 2019 via Outlook een email gestuurd. Op 24 mei 2019 schrijft de verdachte dat het hem pijn doet haar de dag ervoor zo bang te zien en op 26 mei 2019 schrijft hij dat het nooit zijn bedoeling is geweest om haar bang te maken of pijn te doen. Het hof leidt hieruit af dat de verdachte bekend was met de angst die de aangeefster op dat moment voor hem had. In weerwil van dat gegeven, maar ook in weerwil van het stopgesprek dat de politie op 19 april 2019 heeft gevoerd, schrijft de verdachte diezelfde dag op nogal dwingende toon:
‘Ik wil even met je praten. Kijk ik kom je toch vaak tegen dus heeft geen zin wat je doet. Stuur mij gewoon netjes een appje of dm en dan praten we rustig. Ik wil niet dat dit uit de hand loopt snap je.’
Hieruit valt niet slechts af te leiden dat de verdachte zich kennelijk niet liet stoppen, maar ook dat hij nogal dwingend en zelfs dreigend is richting de aangeefster als hij zegt dat hij niet wil dat het uit de hand loopt.
Op 14 juni 2019 ontvangt de aangeefster een verzoek van het Instagramaccount ikgajevermoordenhoer. Hierop volgt een gesprek over een beëindigde relatie waaruit kan worden afgeleid dat de aangeefster en de accounthouder elkaar kennen. Dit wordt ook aan het eind van een reeks berichten bevestigd. De aangeefster vraagt of hij het is, Mo. De accounthouder antwoordt met ja. Nadat de aangeefster dit account vervolgens had geblokkeerd ontving zij van het account alsikjeziegajedood het volgende bericht:
‘Jij wilt niet verder praten prima. Dan wacht je maar af tot wanneer ik je ga vermoorden. Kanker hoer.’
De dag erna ontvangt de aangeefster berichten van het Instagramaccount ‘ikgajouvermoordenn’. Deze berichten gaan (wederom) over de verbroken relatie. Degene die haar via dit account berichten stuurt dwingt de aangeefster om hem te deblokkeren:
‘Ik zweer het zolang je mij niet te woord staat en je mijn echte profiel niet van blok haalt loop je gevaar.’
De aangeefster deblokkeerde vervolgens het account ‘[account 11]’. Via dit account hadden zij voorheen altijd contact. Vervolgens gaat het gesprek verder via dat account.
De aangeefster vraagt de verdachte of hij haar met rust laat als zij hem nu te woord zou staan. Hierop reageert de verdachte met de opmerking:
‘Ik mag voor jou hopen dat je dit ook niet gaat delen met andere. Of dat andere mee zitten te kijken. Want je weet de consequenties als dat gebeurt.’
Nadat de aangeefster dit account blokkeerde, ontving zij direct de volgende berichten van account ‘[account 15]’, waarop zij vervolgens ook reageerde:
‘[account 15]: Als je het gesprek netjes afmaakt is er een grote kans dat we dit goed afsluiten. Maar als jij zo doorgaat blijft dit zo. Aan jou de keuze. Gesprek afmaken. Nu.
[aangever]: Ja maak maar af, maar ik ga niet ruzie met jou zitten maken.
[account 15]: Luister [aangever] goed naar me. Ik begrijp jou ook. Denk maar niet dat ik jou niet begrijp. Ik heb je pijn ook gevoeld ik ben bij je weg gegaan erna jij bij mij.
[aangever]: Maar wat je nu allemaal doet. Besef je dat ook.
[account 15]: Om eerlijk te zijn wil ik gwn dat het weer goed komt tussen ons.’
Uit de woorden: ‘Als je het gesprek netjes afmaakt’ en het feit dat dit bericht direct volgt op het beëindigde gesprek via het inmiddels geblokkeerde account ‘[account 11]’ leidt het hof af dat de berichten van het account ‘[account 15]’ door dezelfde persoon zijn verstuurd als degene die berichten via ‘[account 11]’ heeft verstuurd, te weten de verdachte. Steun voor deze conclusie kan worden gevonden in het feit dat het Instagramaccount ‘[account 15]’ is gebruikt vanaf het IP-adres [009]. Zoals uit het hiervoor onder C gegeven overzicht van IP-adressen blijkt, is dat IP-adres ook gebruikt met het account ‘[account 11]’. De inhoud van voornoemde berichten leiden tot de conclusie dat dit en de andere IP-adressen die aan het Instagramaccount ‘[account 11]’ zijn te relateren, door de verdachte zijn gebruikt. (onderstreping door ondergetekende)
Het verweer dat niet slechts op basis van het IP-adres van de verdachte tot de conclusie kan worden gekomen dat Instagram-accounts die op enig moment vanaf dat IP-adres zijn gebruikt door de verdachte zijn gebruikt, is op zichzelf juist. Uit het vorenstaande blijkt evenwel dat er meer is dan enkel een IP- adres op grond waarvan deze Instagram-accounts aan de verdachte kunnen worden toegeschreven. De aangifte, de verklaringen van de verdachte, de aan de verdachte te relateren IP-adressen, de onder de verdachte aangetroffen foto's met daarop afbeeldingen van twee aan Instagram-accounts te relateren telefoonnummers en de specifieke inhoud van diverse berichten leiden tezamen en in onderling verband beschouwd tot het oordeel dat de verdachte de volgende Instagram-accounts heeft gebruikt en dat hij de verzender is geweest van de daarmee aan aangeefster verstuurde berichten:
[account 4]
[account 16]
doodgajekkhoer
ikgajouvermoorden
gesprekafmaken
[account 10]
jadagenzijngeteld
kanerniksbetersvanmaken
[account 15]
mijbedrogenisjedood
[account 12]
[account 20]
Het verweer dat de telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 2] die zijn afgebeeld op foto's die op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen, afkomstig zouden zijn van een onbekend gebleven persoon, acht het hof in het licht van het vorenstaande volstrekt ongeloofwaardig. Het hof neemt hierbij nog in aanmerking dat bij de verdachte thuis enkele verpakkingen van simkaarten van de provider Lycamobile in zijn prullenbak zijn aangetroffen.
In verband met het feit dat het hof het gebruik van het Instagramaccount ‘[account 4]’ aan de verdachte toeschrijft, ziet het hof reden om ook de Instagram accounts ‘[account 2]’ en ‘1234’ aan de verdachte toe te schrijven.
Op zaterdag 11 mei 2019 ontving de aangeefster berichten via diverse Instagramaccounts. In zowel het geval van account ‘[account 2]’ als account ‘1234’ is een naaktfoto van de aangeefster als profielfoto gebruikt. Deze naaktfoto heeft de aangeefster naar eigen zeggen via Snapchat alleen naar de verdachte verstuurd, waarna de verdachte er een screenshot van maakte. Zij had hem later verzocht die screenshot te verwijderen. De verdachte, heeft nadat hem deze naaktfoto was getoond, verklaard dat hij die naaktfoto van de aangeefster inderdaad in zijn bezit heeft en dat hij deze naar niemand heeft doorgestuurd. Nu dezelfde naaktfoto als profielfoto is gebruikt bij het aan de verdachte toe te schrijven account ‘[account 4]’ leidt het hof uit voornoemde omstandigheden af (dat) de verdachte ook de Instagramaccounts ‘[account 2]’ en ‘1234’ heeft gebruikt om daarmee met aangeefster in contact te treden.’
3.
Aan het Hof kan worden toegegeven dat er, gelet op het tijdverloop en de inhoud van de conversaties op 14 en 15 juni 2019, een concrete link is te leggen tussen het IP-adres [009], het Instagramaccount ‘[account 15]’ en het account ‘[account 11]’. En wellicht kan op basis van de overwegingen van het Hof ook nog afdoende worden vastgesteld dat er een relatie bestaat tussen de accounts ‘ikgajevermoordenhoer’, ‘alsikjeziegajedood’, ‘ikgajouvermoordenn’ enerzijds en het account ‘[account 11]’ anderzijds.
Dat is evenwel niet het geval ten aanzien van de andere door het Hof aan requirant toegeschreven accounts. Alleen als door Hof zou zijn vastgesteld dat requirant als enige van de andere IP-adressen ([013], [012] en [014]) gebruik heeft gemaakt, dan zouden de accounts ‘[account 16]’, ‘doodgajekkhoer’, ‘gesprekafmaken’, ‘[account 10]’, ‘jedagenzijngeteld’, ‘kanerniksbetersvanmaken’, ‘mijbedrogenisjedood’, ‘[account 12]’ en ‘[account 20]’ aan het account ‘[account 11]’ en dus aan requirant te linken zijn. Omtrent exclusief gebruik door requirant van deze IP-adressen heeft het Hof evenwel niets vastgesteld.
Naar requirant meent, is er op basis van de bewijsmiddelen en overwegingen van het Hof geen relatie te leggen tussen hem en de accounts ‘[account 7]’, ‘[account 8]’, ‘[account 9]’, ‘[account 4]’, ‘[account 13]’, ‘[account 14]’, ‘[account 17]’, ‘[account 18]’, ‘[account 19]’, ‘[aangever]_ik_mis_je’, ‘[account 3]’ en ‘jegaatdoodkkslet’ uit bewijsmiddel nr. 3. Op basis van de verklaring van de aangeefster, inhoudende dat de berichten wel van [verdachte] moeten afkomen omdat zij verder met niemand problemen heeft (arrest, p. 6), valt die relatie niet te leggen. Dat komt immers neer op een gissing van de aangeefster.
4.
Gelet hierop is de bewezenverklaring ontoereikend gemotiveerd te achten, zodat het bestreden arrest niet in stand kan blijven.
III
Schending van het recht, in het bijzonder van art. 38v Sr, art. 359 lid 5 Sv jo. art. 415 lid 1 Sv en/of verzuim van vormen waarvan het niet naleven nietigheid meebrengt, doordien het Hof aan requirant een vrijheidsbeperkende maatregel heeft opgelegd die (o.a.) inhoudt dat hij zich niet ‘rond’ de woning van [aangever] mag bevinden. Hiermee is niet een exacte omschrijving gegeven van het gebied waarbinnen requirant zich niet mag begeven.
Toelichting:
1.
Het Hof heeft requirant veroordeeld ter zake van, kort gezegd, belaging (art. 285b Sr). Aan requirant is een maatregel als bedoeld in art. 38v Sr, meer specifiek een gebiedsverbod, opgelegd (arrest, p. 35):
‘Daarnaast acht het hof het ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten noodzakelijk dat, in de vorm van de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van drie jaren, aan de verdachte wordt opgelegd een contactverbod met [aangever], alsmede een gebiedsverbod dat inhoudt dat de verdachte zich niet zal bevinden in de straat of rond de woning van voornoemde [aangever]. Het hof zal de vervangende hechtenis die ten hoogste ten uitvoer wordt gelegd voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan bepalen op ten hoogste 1 week. Voorts is het hof, gelet op het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting, van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich in ieder geval belastend jegens voornoemde [aangever] zal gedragen. Om die reden zal het hof bepalen dat de hiervoor genoemde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.’
Het dictum luidt — voor zover hier van belang — (arrest, p. 36–37):
‘Beslissing:
Het hof:
(…)
Maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (gebiedsverbod)
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de verdachte zich voor de duur van 3 (drie) jaren niet zal ophouden in de straat of rond de woning van [aangever] (geboren op [geboortedatum] 1999), welke woning is gelegen aan de [b-straat 01] te [a-plaats].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 (één) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichting ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (contactverbod)
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de verdachte voor de duur van 3 (drie) jaren op geen enkele wijze — direct of indirect — contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangever] (geboren op [geboortedatum] 1999).
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraag 1 (één) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichting ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.’
2.
De memorie van toelichting bij het voorgestelde art. 38v Sr houdt — voor zover hier van belang — het volgende in (kamerstukken II, 2010–2011, 32 551, nr. 3, p. 5):
‘De rechter zal bij het opleggen van de maatregel streven naar een zo gering mogelijke beperking van de grondrechten van de verdachte, in verhouding tot de belangen van beveiliging van de maatschappij of de voorkoming van strafbare feiten. Een gebiedsverbod, contactverbod of meldplicht beperkt de vrijheid van bewegen en handelen. (…) Een gebiedsverbod zal een exacte omschrijving bevatten van het gebied waarbinnen de veroordeelde zich niet mag bevinden.’
3.
De notie dat een gebiedsverbod nauwkeurig moet zijn omschreven is niet nieuw. Zo houdt de memorie van toelichting bij de herziening van art. 14c Sr het volgende in, (kamerstukken II 2009/2010, 32 319, nr. 3, p. 7–8):
‘3. Locatieverbod
Onder een locatieverbod wordt verstaan een verbod om zich op of in de directe omgeving van een bepaalde locatie te bevinden. Het verbod heeft tot doel te voorkomen dat de veroordeelde zich opnieuw naar locaties begeeft waar het risico bestaat dat opnieuw (vergelijkbare) strafbare feiten worden gepleegd. (…) Het is aan de rechter om het verbod in het vonnis nader te specificeren, zodat voor de veroordeelde duidelijk is om welke locatie of soort locaties het gaat en wat wordt bedoeld met de ‘directe omgeving’ daarvan.’
4.
Ook uit jurisprudentie van Uw Raad volgt dat een gebiedsverbod dat in het kader van een vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd nauwkeurig en concreet moet worden omschreven. Zo heeft Uw Raad in HR 12 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:338 het volgende overwogen:
‘De door het Hof opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende dat de verdachte zich niet zal ophouden binnen een straal van één kilometer van de ‘woonadressen van (…) [betrokkene 2] (adres thans onbekend)’, is in strijd met art. 38v, tweede lid onder a, Sr omdat daarbij niet een voldoende precieze omschrijving van het gebied waarbinnen de verdachte zich niet mag bevinden, is geformuleerd. Anders dan het Hof kennelijk tot uitgangspunt heeft genomen, is de enkele aanduiding van een (onbekend) woonadres van een bepaalde persoon niet een voldoende precieze omschrijving van het gebied waarin de verdachte zich niet mag ophouden, en moet de rechter dat gebied in zijn uitspraak aanduiden, waarbij de wettelijke regeling niet de mogelijkheid biedt om die aanduiding nadien te wijzigen.’
5.
De aan requirant opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel, voor zover die inhoudt dat hij zich niet ‘rond’ de woning van [aangever] zal ophouden, geeft niet exact genoeg c.q. niet afdoende nauwkeurig aan in welk gebied requirant zich niet mag begeven.
6.
Een blik op de jurisprudentie leert dat locatieverboden zeer nauwkeurig en concreet plegen te worden omschreven:
- —
HR 12 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:340 ‘Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat: — de veroordeelde voor de duur van 1 jaar zich niet zal ophouden binnen het gebied dat wordt omsloten door de [B straat], [C straat], [D straat] en [E straat] en [F straat] te [b-plaats].’
- —
HR 14 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:633:
‘Gebiedsverbod, legt als maatregel op een gebiedsverbod voor de duur van 24 maanden, inhoudende dat veroordeelde zich niet zal ophouden in [b-straat 1] te [plaats] en zich niet op zal houden binnen een straal van 100 meter van de woning(en)/de (bedrijfs)pand(en), gelegen aan de [b-straat 1], [postcode] te [plaats] en [c-straat 1], [postcode] [plaats].’
- —
HR 30 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1794:
‘Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde: (…) — zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden binnen een straal van 500 meter van de [b-straat 1], [plaats].’
7.
Omdat het [a-plaats] in de zaak van requirant alleen specifiek de [b-straat] te [a-plaats] benoemt en voorts dat requirant zich niet ‘rond’ de in die straat gelegen woning van [aangever], zonder daarbij specifieke straten (of een daarbinnen ingesloten ruimte) dan wel een straal rondom die woning te vermelden, is het verbod niet afdoende nauwkeurig omschreven te achten. Het bestreden arrest lijdt in zoverre aan nietigheid.
IV
Schending van het recht, in het bijzonder van art. 361 leden 1 en 4 Sv jo. art. 415 lid 1 Sv en/of verzuim van vormen waarvan het niet naleven nietigheid meebrengt, doordien het Hof ten onrechte de vordering van de benadeelde partij heeft toegewezen. De vordering van de benadeelde partij is immers op grond van art. 6:106, aanhef en onder b, BW door het Hof toegewezen, terwijl de benadeelde partij niet op deze grond schadevergoeding heeft gevorderd.
Toelichting:
1.
De benadeelde partij heeft immateriële schadevergoeding gevorderd ter zake van de in eerste aanleg twee ten laste gelegde feiten: belaging en mishandeling. De Politierechter heeft requirant vrijgesproken van de mishandeling, zodat dit feit in hoger beroep niet meer aan de orde was (geen OM-appèl) en de vordering van de benadeelde partij alleen voor wat betreft de belaging in aanmerking kan worden genomen. Het Hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00. Het Hof heeft hieromtrent overwogen (arrest, p. 35):
‘Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Het hof is van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, zoals bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Het hof houdt daarbij rekening met de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen ervan voor de benadeelde partij. Er is sprake van een ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij. Uit de ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaringen leidt het hof af dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden naar aanleiding van de bewezenverklaarde belaging en dat zij daarvan nog steeds nadeel ondervindt. De belaging heeft het leven van de benadeelde partij op meerdere gebieden nadelig beïnvloed en heeft bij haar geleid tot gevoelens van angst die ook nu nog voortduren. De benadeelde durft niet alleen op straat en als zij dat wel doet, is zij constant alert omdat zij bang is dat er iemand achter haar staat. Zij heeft moeite om mensen te vertrouwen.’
2.
De vordering van de benadeelde partij houdt — voor zover hier van belang — het volgende in (schriftelijke toelichting, p. 3):
‘Immateriële schade
Wettelijke grondslag immateriële schadevergoeding
Benadeelde maakt, op grond van art. 6:106 sub b BW, aanspraak op vergoeding van de geleden immateriële schade. Benadeelde heeft immers lichamelijk letsel opgelopen als gevolg van het ten laste gelegde feit.
en
Benadeelde maakt aanspraak op vergoeding van de geleden immateriële schade, omdat in artikel 6:106 sub a wordt gesproken over ‘het oogmerk zodanig nadeel toebrengen’. Hieraan wordt voldaan, omdat (zoals omschreven staat in artikel 285b Sr.) verdachte het oogmerk (had) om benadeelde te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen.
In dit verband wordt ook verwezen naar een recent artikel van mr. N.A. Schipper over het recent overzichtsarrest van de Hoge Raad over de benadeelde partij (‘De Hoge Raad over de vordering benadeelde partij; op welke punten is er ruimte voor verduidelijking en/of heroverweging’, TPWS 2019/101, p. 260–261). Hierin wordt betoogd dat van voor belaging geldt dat wanneer dit bewezen wordt verklaard meteen het oogmerk van het toebrengen van ander nadeel van artikel 6:106 sub a BW kan worden aangenomen (…).
In het bijzonder verwijst benadeelde naar r.o. 2.8 in ECLI:NL:GHARL:2016:2723 waarin is geoordeeld dat een vergoeding voor immateriële schade, bij belaging, op basis van het oogmerk criterium van art. 106 sub a BW kan worden toegewezen.’
3.
De benadeelde partij vordert, gelet op de omstandigheid dat de in eerste aanleg tenlastegelegde mishandeling in hoger beroep niet meer aan de orde was, immateriële schade naar aanleiding van de tenlastegelegde belaging derhalve heel nadrukkelijk op basis van art. 6:106, aanhef en onder a, BW. Het Hof heeft immateriële schadevergoeding echter toegekend op basis van art. 6:106, aanhef en onder b, BW; op een andere grondslag derhalve.
4.
F.F. Langemeijer, in: Het slachtoffer en het strafproces (SSR nr. 35) 2010/5.5.1., wijst erop dat enkele beginselen uit het burgerlijk procesrecht zich lenen voor overeenkomstige toepassing in het strafproces. Eén van die beginselen is de partijautonomie:
‘de benadeelde partij bepaalt zelf welke vordering zij wil voorleggen aan de rechter.’
Dit heeft het Hof, door het veranderen van de grondslag van de vordering tot immateriële schadevergoeding, miskend.
5.
In dit kader wordt opgemerkt dat i.c. geen sprake is van een ambtshalve aanvulling door het Hof van de rechtsgrond van de vordering van de benadeelde partij. Het Hof heeft immers niet overwogen dat hetgeen door de benadeelde partij aan de vordering tot immateriële schadevergoeding ten grondslag is gelegd (oogmerk tot het toebrengen van nadeel dat niet in vermogensschade bestaat) onjuist zou zijn, maar dat in plaats daarvan de vordering wel kan worden toegewezen op basis van art. 6:106, aanhef en onder b, BW.
6.
Voor zover wel sprake zou zijn van een ambtshalve aanvulling van de rechtsgrond door het Hof, wordt gewezen op hetgeen (ditmaal in de hoedanigheid van) Advocaat-Generaal Langemeijer opmerkt in PHR:1998:ZC2655 over ambtshalve aanvulling van gronden door de Rechter en — belangrijker — de beperkingen daarvan:
‘2.7
(…) Bij de beoordeling of de vordering toegewezen kan worden dient de rechter (uiteraard) niet alleen te letten op hetgeen bij dagvaarding is aangevoerd, maar ook op hetgeen ten verwere is aangevoerd en uit het verdere verloop van het geding blijkt. Indien een eiser, door zijn eigen onjuiste kwalificatie van de feiten op het verkeerde spoor, onvoldoende feiten heeft gesteld om de vordering na de juiste kwalificatie toe wijsbaar te maken, mag de rechter de ontbrekende feiten niet aanvullen (art. 48 Rv). De vordering zal in dat geval stranden omdat niet aan alle wettelijke vereisten is voldaan. Wanneer een eiser, ook al heeft hij een verkeerd juridisch etiket op de gestelde feiten geplakt, echter voldoende feiten heeft gesteld om zijn vordering — ook wanneer de juiste kwalificatie wordt toegepast — toewijsbaar te maken, brengt de regel van art. 48 Rv met zich mede dat de rechter zo nodig de rechtsgronden aanvult. De vordering kan dan worden toegewezen, aangenomen dat er geen ander (inhoudelijk) beletsel voor toewijzing is. Dit laatste is vaste rechtspraak.
2.8
In verscheidene opzichten is de vrijheid van de rechter hierbij aan banden gelegd. In de eerste plaats door het beginsel van de partij-autonomie: de rechter, die een aanvulling van rechtsgronden overweegt, dient zich af te vragen of buiten redelijke twijfel is dat de eiser geacht kan worden het onderzoek op de nieuwe grondslag te hebben gewild, althans — meer objectief geformuleerd — of de vordering op de door de rechter juist bevonden juridische grondslag nog wel in de eis besloten ligt (HR 14 november 1958, NJ 1959, 1 m.nt. LEHR; HR 5 januari 1996, NJ 1996, 449 m.nt. HER). In de tweede plaats dient de rechter rekening te houden met de regel van hoor en wederhoor: de door de rechter gegeven kwalificatie mag niet zodanig verrassend zijn dat de wederpartij bij de inrichting van haar verweer hiermee geen rekening heeft kunnen houden.’
7.
Omdat het Hof ter terechtzitting niet aan de orde heeft gesteld dat in zijn optiek de benadeelde partij mogelijk een verkeerde grondslag heeft gebruikt voor haar vordering strekkende tot immateriële schadevergoeding, heeft het Hof geen blijk gegeven te hebben onderzocht of de benadeelde partij zou instemmen met een beoordeling van de vordering op basis van een andere grondslag. Een klacht dezerzijds hierover zou uiteraard kunnen afstuiten gebrek aan belang bij requirant. Maar het Hof heeft daarmee tegelijkertijd ook verzuimd om requirant en zijn raadsman in staat te stellen passend te reageren op de ‘grondslagwissel’ die het Hof onaangekondigd in zijn uitspraak heeft toegepast.
8.
In dit verband is relevant te achten dat de Politierechter in de aantekening mondeling vonnis heeft opgenomen dat de vordering van de benadeelde partij strekkende tot immateriële schadevergoeding wordt toegewezen op basis van art. 6:106, aanhef en onder a, BW (p. 12). Op basis van deze beslissing in eerste aanleg hoefde requirant en zijn raadsman er in hoger beroep niet op voorhand rekening mee te houden dat het Hof mogelijk zou overgaan tot een ‘grondslagwissel’.
9.
Daarnaast is nog van belang te achten dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt (p. 13) dat requirant's raadsman met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij niets heeft aangevoerd omtrent al dan niet aanwezige psychische schade en geestelijk letsel bij de aangeefster ten gevolge van de tenlastegelegde belaging en/of omtrent de aard en ernst van de normschendingen en de gevolgen ervan voor de aangeefster. Het ligt nogal voor de hand dat de raadsman dat wel had gedaan indien hij er bedacht op zou zijn geweest dat het Hof mogelijk als grondslag voor de vordering tot immateriële schadevergoeding art. 6:106, aanhef en onder b, BW zou hanteren.
Maastricht, 09 september 2022
E. Maessen
advocaat