NJ 2021/284
Niet onbegrijpelijk oordeel dat sprake is van een aantasting in persoon op andere wijze cfm. art. 6:106, aanhef en onder b, BW.
HR 29-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:1024, m.nt. S.D. Lindenbergh
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29 juni 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, C.E. du Perron, J.C.A.M. Claassens, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
19/05014
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Noot
S.D. Lindenbergh
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS289617:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1024, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑06‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:12, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑01‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑06‑2020
- Wetingang
Essentie
Het oordeel dat — mede in aanmerking genomen de aard en de ernst van de normschending (diefstal met bedreiging met vuurwapen) en van de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde — sprake is van een aantasting in persoon op andere wijze als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is, gelet op ’s hofs overwegingen, niet onbegrijpelijk.
Samenvatting
Het hof heeft geoordeeld dat met betrekking tot de benadeelde partij sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW, welke aantasting het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.