Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/876
Art. 81 lid 1 RO. Verbintenissenrecht. Financieel recht. Hypothecaire geldlening. Bijzondere zorgplicht bank. Art. 4:34 Wet op het financieel toezicht.
HR 10-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1249
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10 juli 2020
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, M.J. Kroeze, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/01228
- Conclusie
A-G mr. M.H. Wissink
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1249, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑07‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:348, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑04‑2020
Partij(en)
ARREST In de zaak van [eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, hierna: [eiser], advocaat: M.A.M. Wagemakers, tegen 1. RABOHYPOTHEEKBANK N.V., gevestigd te Amsterdam, 2. COÖPERATIEVE RABOBANK U.A., gevestigd te Amsterdam, VERWEERSTERS in cassatie, hierna gezamenlijk in enkelvoud: Rabobank, advocaat: J.W.M.K. Meijer.
Conclusie
Conclusie A-G mr. M.H. Wissink:
In deze zaak gaat het om de vraag of sprake is van overkreditering bij de verstrekking van een hypothecair krediet.1.