RvdW 2023/532:Belaging van ex-vriendin door e-mailberichten, WhatsAppberichten en brieven naar haar te sturen en langs haar woning te lopen en te rijden, art. 285b lid 1 Sr. Vrijspraak in e.a. 1. Bewijsklacht. Was hof ex art. 359 lid 2 Sv gehouden te beslissen op uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dat geen sprake was van belaging, nu betrokkenen ‘wederzijds contact’ hadden? 2. Onttrekking aan het verkeer van fotocamera. Ad 1. HR: Om redenen vermeld in CAG faalt middel. CAG: Verweer kan bezwaarlijk worden beschouwd als uos waarin aannemelijk wordt gemaakt dat verdachte in bewezenverklaarde periode geen inbreuk heeft gemaakt op persoonlijke levenssfeer van aangever, omdat ook toen nog sprake was van wederzijds contact. Verdediging heeft ttz. immers niet nadrukkelijk gesteld dat aangever ook in bewezenverklaarde periode nog contact heeft gezocht met verdachte. Hof was derhalve niet gehouden op dit verweer te beslissen a.b.i. art. 359 lid 2 (tweede volzin) Sv. Overigens kan in ’s hofs overwegingen wel degelijk als zijn oordeel worden ingelezen dat in bewezenverklaarde periode geen sprake meer was van wederzijds contact en verdachte mede hierom in die periode wel inbreuk heeft gemaakt op persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Dat oordeel is gelet op ’s hofs vaststellingen niet onbegrijpelijk. Ad 2. ’s Hofs oordeel dat aan het verkeer onttrokken verklaarde fotocamera van zodanige aard is dat ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met algemeen belang, is niet zonder meer begrijpelijk. Volgt (partiële) vernietiging t.a.v. beslissing tot onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen fotocamera (zonder terugwijzing).