Einde inhoudsopgave
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/4.7.1.1
4.7.1.1 Discretionaire bevoegdheid naar huidig recht
G. de Groot, datum 20-10-2008
- Datum
20-10-2008
- Auteur
G. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS444993:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie over betekenissen van discretionaire bevoegdheden Asser Procesrecht/Veegens/Korthals Altes & Groen 2005, nr. 104.
In de Parlementaire Geschiedenis nieuw bewijsrecht is op diverse plaatsen de opvatting van de Minister van Justitie te vinden dat de wettelijke bepalingen inzake het deskundigenbericht de rechter de noodzakelijke vrijheid moeten laten om naar bevind van zaken zo te handelen als hem gezien de omstandigheden het beste voorkomt, bijv. op p. 318, 320, 326, 330.
HR 31 maart 1911, W 9168; HR 18 april 1952, NJ 1952, 573; HR 3 februari 1967, NJ 1968, 32, m.nt. DJV; HR 16 april 1982, NJ 1982, 560; HR 28 januari 1983, NJ 1983, 481; HR 20 mei 1988, NJ 1988, 779; HR 1 juli 1988, NJ 1988, 1035; BR 8 april 1994, NJ 1994, 550; HR 31 maart 1995, NJ 1995, 597; HR 6 november 1998, NJ 1999, 132; HR 4 december 1998, NJ 1999, 364; HR 16 april 1999, NJ 1999, 666, m.nt. P. Clausing; HR 19 november 1999, NJ 2000,234, m.nt. ARB; HR 14 december 2001, NJ 2002, 73; HR 6 december 2002, NJ 2003, 63; HR 8 oktober 2004, LJN AP1083; HR 12 november 2004, LJN AP9636; HR 11 maart 2005, LJN AR6199; HR 20 mei 2005, LJN AS4406; HR 9 september 2005, NJ 2006, 619; HR 13 januari 2006, LJN AU3256; HR 11 juli 2008, NJ 2008, 401.
Parlementaire Geschiedenis nieuw bewijsrecht 1988, p. 85, MvA EK (1987).
Zie par. 4.5.1.
Zie bijv. HR 31 maart 2006, NJ 2006, 655, m.nt. PCEvW. Het betreft weliswaar een onteigeningszaak, waarop art. 194 Rv volgens ar. 32 Ow niet van toepassing is, maar voor deze kwestie maakt dat geen verschil. Zie over deskundigen in onteigeningszaken: Scheltema & Storm 2007.
Zie par. 2.4.5.
Vaste rechtspraak, zie HR 4 juni 1993, NJ 1993, 659, m.nt. DWFV, en m.b.t. de motivering van het bewijsoordeel bijv. HR 16 oktober 1998, NJ 1999, 7. Zie par. 7.5.3.
Bijv. HR 19 juni 1998, NJ 1999, 288, m.nt. WMIC; HR 8 juni 2001, NJ 2001, 433, NbBW oktober 2001 p. 110-112, m.nt. R.J.P. Kottenhagen.
Zie par. 7.5.3.4.
HR 5 december 2003, NJ 2004, 74, JBPr 2004, 29, m.nt. R. Schellaars. Over dit arrest: Driessen 2004.
HR 12 juli 2002, NJ 2003, 151, m.nt. EC.B. van Wijmen.
Bijv. in strijd met vaste rechtspraak (sinds HR 15 maart 1996, NJ 1997, 341, m.nt. HJS) pleidooi na deskundigenbericht weigeren of onvoldoende gelegenheid bieden om een verzuim in de naleving van hoor en wederhoor tijdens het deskundigenonderzoek te compenseren (HR 15 juni 2001, NJ 2001, 435; HR 25 november 2005, LJN AT9053).
De rechter kan op verzoek van een partij of ambtshalve een (schriftelijk) bericht of een (mondeling) verhoor van deskundigen bevelen (art. 194 lid 1 Rv). Dit is een discretionaire bevoegdheid, zoals in par. 4.5.1 vanuit het perspectief van partijen is toegelicht 1 De wetgever heeft de rechter bewust de vrije hand gegeven2 en bijvoorbeeld niet geregeld in welke gevallen de rechter van deze bevoegdheid gebruik mag maken, dan wel of er gevallen zijn waarin de rechter een verzoek van een partij tot inschakeling van een deskundige zou moeten honoreren. De Hoge Raad heeft de rechter in feitelijke instantie hier evenmin aan banden gelegd. Naar vaste rechtspraak3 en zonder bezwaar van de wetgever4 is het overgelaten aan de rechter die over de feiten oordeelt of hij van de bevoegdheid tot inschakeling van deskundigen gebruik maakt. Zoals uiteengezet in par. 4.5.1, heeft een partij beperkte mogelijkheden om de rechter ertoe te bewegen een deskundigenadvies in te winnen.5 Bij de beoordeling van klachten over een beslissing met betrekking tot de toepassing van de discretionaire bevoegdheid zijn in de rechtspraak van de Hoge Raad twee uitgangspunten te onderkennen. Het ene is dat de bevoegdheid om in een zaak te beslissen autonoom bij de rechter ligt (art. 112 lid 1 Gw en art. 42 Wet R0).6 Tot de beslissingsbevoegdheid behoort steeds ook de vraag of de rechter over voldoende gegevens beschikt om te beslissen. De rechter is bij de beantwoording van deze vraag niet afhankelijk van de mening van anderen. Het andere uitgangspunt is het complement van de beslissingsbevoegdheid: de vrijheid van de rechter om zich door deskundigen te doen voorlichten al naar gelang hij dat nodig acht. De rechter is binnen de grenzen van de art. 21-25 Rv en art. 149 Rv7 vrij om te beoordelen aan welke bron hij gegevens ontleent die hem in staat stellen op een geschilpunt te beslissen. Het gebruik van bevoegdheid en vrijheid door de rechter wordt begrensd door de eis dat de rechterlijke uitspraak voor partijen en de hogere rechter controleerbaar en aanvaardbaar moet zijn.8 In deze toets in cassatie worden zowel de autonome beslissingsbevoegdheid van de rechter gerespecteerd als zijn vrijheid om deskundigen in te schakelen. Een motivering van de lagere rechter wordt in cassatie niet onvoldoende geacht enkel doordat de rechter zonder advies van een deskundige heeft geoordeeld in een situatie waarin hij ook een deskundige had kunnen raadplegen.9 Slechts als de beslissing van de rechter over een bepaald geschilpunt niet begrijpelijk is in het licht van het processuele debat van partijen, tussen partijen vaststaande feiten, feiten van algemene bekendheid of algemene ervaringsregels, heeft een motiveringsklacht in cassatie kans van slagen.10 Dit doet zich bijvoorbeeld voor als de rechter in de uitspraak onvoldoende heeft toegelicht waarom hij de mening van de ene deskundige volgt en die van de andere niet11 of als het rechterlijk oordeel onvoldoende begrijpelijk is in het licht van een uitspraak van de medische tuchtrechter over dezelfde feiten.12 Een cassatieklacht kan ook slagen als een essentieel processueel voorschrift is geschonden, zoals het recht op een mondelinge behandeling of het beginsel van hoor en wederhoor.13 Een en ander betekent dat de Hoge Raad de feitenrechter die de gebruikelijke processuele voorschriften in acht neemt, geen beperkingen oplegt om zonder deskundigenadvies te oordelen in zaken waarin ook een deskundige zou kunnen worden geraadpleegd.