NJ 2006, 655
Onteigening. Schadevergoeding; taak rechter. Waardebepaling onteigende met bestemming ingevolge geldend bestemmingsplan op de voet van art. 40c Ow; dwangsituatie gemeente bij vaststelling bestemmingsplan?
HR 31-03-2006, ECLI:NL:HR:2006:AV1684, m.nt. P.C.E. van Wijmen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31 maart 2006
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, J.C. van Oven, F.B. Bakels
- Zaaknummer
C04/319HR1422
- Conclusie
A-G Huydecoper
- Noot
P.C.E. van Wijmen
- LJN
AV1684
- JCDI
JCDI:ADS143519:1
- Vakgebied(en)
Onteigeningsrecht / Onteigening
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AV1684, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑03‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AV1684, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 31‑03‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑10‑2004
- Wetingang
Ow art. 40c
Essentie
Onteigening. Schadevergoeding; taak rechter. Waardebepaling onteigende met bestemming ingevolge geldend bestemmingsplan op de voet van art. 40c Ow; dwangsituatie gemeente bij vaststelling bestemmingsplan?
De onteigeningsrechter dient zelfstandig onderzoek te doen naar de aan de onteigende of een derde belanghebbende toekomende schadevergoeding en is daarbij in genen dele gebonden aan het advies van de door hem benoemde deskundigen.
Bij de waardebepaling van het onteigende behoort in het algemeen in aanmerking te worden genomen de bestemming die ingevolge het geldende bestemmingsplan op het onteigende rust, ook al wordt die bestemming juist verwezenlijkt door het werk waarvoor onteigend ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.