NJ 1993, 659
Verbod octrooi-inbreuk; kort geding / taak rechter / hoger beroep / deskundigen / motivering / bijbrengen feiten door rechter; goede procesorde / cassatie; verwijzing (m.nt. DWFV)
HR 04-06-1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0986, m.nt. D.W.F. Verkade
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 juni 1993
- Magistraten
Martens, Roelvink, Mijnssen, Neleman, Heemskerk
- Zaaknummer
15096
- Conclusie
A-G Asser
- Noot
D.W.F. Verkade
- LJN
ZC0986
- JCDI
JCDI:ADS113625:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Intellectuele-eigendomsrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1993:ZC0986, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑06‑1993
- Wetingang
Essentie
Verbod octrooi-inbreuk; kort geding. Taak kort-gedingrechter. Hoger beroep. Deskundigen. Motivering. Bijbrengen feiten door rechter; goede procesorde. Cassatie; verwijzing.
Samenvatting
Aan de kort-gedingrechter moet de vrijheid worden gelaten om, wanneer hij tot de slotsom moet komen dat ‘de zaak niet vatbaar is om op het kort geding genoegzaam te worden toegelicht’, de gevraagde voorziening te weigeren (HR 8 jan. 1965, NJ 1965, 162), al brengen hedendaagse opvattingen mee dat hij van deze bevoegdheid terughoudend gebruik behoort te maken. Deze bevoegdheid komt mede toe aan de appelrechter in kort geding, ook indien niet een grief ervan is gemaakt ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.