Einde inhoudsopgave
Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika
Artikel XIX
Geldend
Geldend vanaf 05-12-1957
- Bronpublicatie:
27-03-1956, Trb. 1956, 40 (uitgifte: 13-04-1956, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
05-12-1957
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-12-1957, Trb. 1957, 234 (uitgifte: 01-01-1957, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Schepen onder de vlag van de ene Partij, voorzien van de volgens haar wetten vereiste scheepspapieren ten bewijze van hun nationaliteit, zullen worden geacht schepen te zijn van die Partij, zowel in volle zee, als in de havens, plaatsen en wateren van de andere Partij.
2.
Schepen van de ene Partij zullen vrij en op gelijke voorwaarden als schepen van de andere Partij en op gelijke voorwaarden als schepen van derde landen met hun lading mogen komen naar alle havens, plaatsen en wateren van die andere Partij, welke openstaan voor buitenlandse handel en scheepvaart. Die schepen en lading zullen in ieder opzicht nationale behandeling en behandeling van de meestbegunstigde natie genieten in de havens, plaatsen en wateren van die andere Partij; maar ieder der Partijen behoudt zich voor, uitsluitend aan haar eigen schepen rechten en voorrechten in te ruimen met betrekking tot de kustvaart en de binnenscheepvaart.
3.
Schepen van de ene Partij zullen nationale behandeling en behandeling van de meestbegunstigde natie genieten met betrekking tot het recht alle lading te vervoeren, welke verscheept mag worden naar of van het grondgebied van de andere Partij.
4.
Goederen vervoerd door schepen onder de vlag van de ene Partij van en naar het grondgebied van de andere Partij zullen dezelfde voorrechten genieten als wanneer zij worden vervoerd met schepen onder de vlag van die andere Partij. Dit geldt in het bijzonder voor in- en uitvoerrechten en alle andere rechten en heffingen, premies, teruggave van invoerrechten en andere voorrechten van deze aard alsook voor het douane-regime en het vervoer naar en van de haven per spoor en ander vervoermiddel.
5.
Indien een schip van de ene Partij aan de grond loopt of schipbreuk lijdt op de kust van de andere Partij of indien het in nood verkeert en een haven van de andere Partij moet binnenlopen, zal de laatstgenoemde Partij zowel het schip als zijn bemanning, de passagiers, de persoonlijke eigendommen van de bemanning en van de passagiers en de lading van het schip op dezelfde wijze beschermen en helpen als zij zou hebben gedaan in het geval van een schip onder haar eigen vlag in overeenkomstige omstandigheden; en zij zal het schip, nadat het hersteld is, toestaan de reis voort te zetten met overeenkomstige toepassing van de wetten, welke gelden voor schepen onder haar eigen vlag. Goederen geborgen uit het schip zullen vrij zijn van alle invoerrechten, tenzij zij in het vrije verkeer worden gebracht; maar ten aanzien van goederen, welke niet in het vrije verkeer worden gebracht, mogen, zolang zij nog niet zijn uitgevoerd, maatregelen worden genomen ten einde de belangen van de Schatkist veilig te stellen.
6.
Onder de uitdrukking ‘schepen’, als hier gebruikt, wordt verstaan alle soorten schepen, hetzij particulier eigendom of voor een particulier varend, hetzij eigendom van de overheid of voor haar varend, met uitzondering van oorlogsschepen. Deze uitdrukking heeft geen betrekking op vissersvaartuigen behalve in de leden 1 en 5 van dit artikel en in artikel XX.