Einde inhoudsopgave
Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika
Artikel XXII
Geldend
Geldend vanaf 05-12-1957
- Bronpublicatie:
27-03-1956, Trb. 1956, 40 (uitgifte: 13-04-1956, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
05-12-1957
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-12-1957, Trb. 1957, 234 (uitgifte: 01-01-1957, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Dit Verdrag laat onverlet het recht van ieder der Partijen maatregelen toe te passen:
- (a)
welke de invoer of uitvoer van goud of zilver regelen;
- (b)
met betrekking tot splijtbaar materiaal, radioactieve nevenprodukten, welke ontstaan bij het gebruik of de verwerking daarvan of tot materialen, welke als grondstof dienen voor splijtbaar materiaal;
- (c)
welke de produktie van of de handel in wapenen, ammunitie en oorlogswerktuigen regelen, of de handel in andere materialen rechtstreeks of middellijk bestemd voor de bevoorrading van een militaire inrichting;
- (d)
welke nodig zijn ter nakoming van haar verplichtingen met betrekking tot de handhaving of het herstel van de internationale vrede en veiligheid of ter bescherming van wezenlijke belangen in verband met haar veiligheid;
- (e)
welke aan een vennootschap, waarin onderdanen van een derde land of derde landen rechtstreeks of middellijk het overwegend belang hebben, de voordelen van dit Verdrag ontzeggen, behalve ten aanzien van de erkenning van haar bestaan in rechte en van toegang tot de rechter; en
- (f)
welke haar nationale visserij en de aanlanding van de produkten daarvan betreffen.
2.
De bepalingen omtrent de meestbegunstiging in dit Verdrag zijn niet van toepassing op voordelen toegekend:
- (a)
door de Verenigde Staten van Amerika of hun gebiedsdelen en bezittingen over en weer, aan de Republiek Cuba, aan de Republiek der Philippijnen, aan het Trustgebied van de Stille Zuidzee-eilanden of aan de Panama Kanaal Zône; of
- (b)
door de Delen van het Koninkrijk der Nederlanden over en weer, door Nederland aan zijn deelgenoten in de Benelux (België met inbegrip van haar Overzeese en Trustgebieden, en Luxemburg), of door het Koninkrijk der Nederlanden aan de Republiek Indonesië.
3.
De bepalingen omtrent de meestbegunstiging in dit Verdrag zijn niet van toepassing op voordelen door de ene Partij toegekend aan aangrenzende landen ten einde het grensverkeer te vergemakkelijken, of uit hoofde van een douane-unie of een vrij handelsgebied, waarbij een der Partijen zich mocht aansluiten, na de andere Partij van haar plannen in kennis te hebben gesteld en haar de gelegenheid te hebben gegeven haar zienswijze dienaangaande kenbaar te maken.
4.
De bepalingen van dit Verdrag welke betrekking hebben op de behandeling van goederen, laten onverlet het recht van ieder der Partijen te handelen, zoals is vereist of uitdrukkelijk is toegestaan krachtens de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel, zolang die Partij verdragsluitende partij is bij de Algemene Overeenkomst. Evenzo zijn de bepalingen van meestbegunstiging in dit Verdrag niet van toepassing op bijzondere voordelen, welke krachtens bedoelde Overeenkomst worden toegekend.
5.
Onderdanen van de ene Partij, die op het grondgebied van de andere Partij zijn toegelaten voor beperkte doeleinden, zullen niet het recht hebben om op winst gerichte werkzaamheden te vervullen in strijd met de hun uitdrukkelijk overeenkomstig de wet opgelegde beperkingen, welke de voorwaarde voor hun toelating waren.
6.
Niets in dit Verdrag zal worden geacht uitdrukkelijk of stilzwijgend recht te verlenen tot het ontwikkelen van politieke activiteit.