Einde inhoudsopgave
RvdW 2014/301
Slagende bewijsklacht ter zake van opzettelijk voorwerpen voorhanden hebben die waren bestemd tot het begaan van het diefstal met geweld en/of afpersing.
HR 28-01-2014, ECLI:NL:HR:2014:179
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28 januari 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, V. van den Brink
- Zaaknummer
12/01734
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:179, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑01‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:2422, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑12‑2013
ECLI:NL:HR:2013:1159, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑11‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:1161, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑10‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑07‑2012
- Wetingang
Art. 46 Sr
Essentie
Bewezen is verklaard dat de verdachte opzettelijk voorwerpen voorhanden heeft gehad die waren ‘bestemd tot het begaan’ van het ‘misdrijf van artikel 312 en/of 317 van het Wetboek van Strafrecht (diefstal met geweld en/of afpersing)’. Deze bewezenverklaring is onvoldoende gemotiveerd, nu uit de omstandigheid dat in de auto van de verdachte voorwerpen zijn aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij het plegen van diefstal met geweld en/of afpersing en dat de verdachte met het voorhanden hebben van die voorwerpen bekend was, niet zonder meer kan volgen welk ‘misdadig doel (...) de verdachte voor ogen stond’. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.