Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/351
351 Al of niet belang? (art. 3:303 BW)
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691620:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Noot Heemskerk onder HR 24 november 1978, ECLI:NL:HR:1978:AC6416, NJ 1980/88 en HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590, NJ 2019/238 met nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai, JOR 2019/160 met nt. C.W.M. Lieverse (V./Dexia).
HR 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM3979, NJ 2010/403 (Engineering/EDS).
HR 6 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU6631, NJ 2007/35, r.o. 3.3, met nt. G.R. Rutgers (Fortuna/Léséleuc).
Alleen wanneer verweerder ter zake verweer voert realiseert zich voor eiser de stelplicht en zo nodig bewijslast van het element ‘belang’ (een voorwaardelijke stelplicht).
D.F.H. Stein en J.M. Truijens Martinez, JBPr 2015/34, noot bij HR 27 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:760, NJ 2016/77 met nt. J.B.M. Vranken (AIG Europe/M). Zie ook Van der Helm 2019/21.
HR 30 maart 1951, ECLI:NL:HR:1951:343, NJ 1952/29 met nt. Ph.A.N. Houwing.
HR 24 november 1978, ECLI:NL:HR:1978:AC6416, NJ 1980/88 met nt. WHH. Zie ook Snijders (red.), Klaassen, Krans & Meijer 2022/58.
HR 27 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:760, NJ 2016/77 met nt. J.B.M. Vranken (AIG Europe/M).
Zie conclusie randnr. 2.6-2.10 A-G E.M. Wesseling-van Gent vóór HR 2 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1541, RvdW 2020/1064 (art. 81 lid 1 RO), JBPr 2021/4 met nt. H.W. Wiersma: Wanneer een beroep op art. 3:303 BW in de feitelijke instanties had kunnen worden gedaan maar dit achterwege is gebleven, kan dit beroep niet meer in cassatie worden gedaan.
In werking getreden op 1 januari 2020. Zie Klaassen 2019b.
Invulling zal moeten worden gegeven aan ‘strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt en deze belangen voldoende zijn gewaarborgd’. Zie Rutten 2018, HR 11 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:347, NJ 2022/133, JBPr 2022/24 met nt. D.L. Barbiers (Stichting Music#MeToo/Warner Music) en Gerechtshof Den Haag 19 april 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:643, JBPR 2022/39 met nt. M.J. Bosselaar.
O.m. Hof Den Haag 8 oktober 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3289 (Loterijverlies/Staatsloterij), Rb. Amsterdam 19 februari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:1058 (X/Kite Capital) en Rb. Amsterdam 18 april 2018, ECL:NL:RBAMS:2018:2476 (Trafigura). Zie ook (P.G.J.) Wissink 2021 en De Monchy & Kluwen 2022.
In het algemeen mag voldoende belang worden verondersteld.1 Een verweer dat geen belang aan de zijde van eiser bij zijn vordering bestaat, vraagt om een inhoudelijke beoordeling van het belang van eiser bij zijn rechtsvordering jegens verweerder waarbij de specifieke omstandigheden spelen. Het gaat om een inhoudelijke beoordeling van de rechtsbetrekking in geschil.2 Een beroep op het ontbreken van voldoende belang bij de vordering van eiser is dus een verweer ten principale, en niet een exceptief verweer.3 Dit verweer kan worden gekwalificeerd als een gemotiveerde betwisting (een grondslagverweer). De stelplicht van eiser wordt pas actueel wanneer verweerder een beroep heeft gedaan op het ontbreken van belang.4 Eiser zal zijn belang aannemelijk moeten maken. Het verweer van verweerder leidt, indien eiser niet slaagt in het aannemelijk maken van zijn belang, tot afwijzing van de vordering. Het verweer kan ook nog in een later stadium van de procedure worden aangevoerd, indien al enig principaal verweer was gevoerd. Ook is mogelijk dat het ontbreken van voldoende belang zich pas tijdens de procedure realiseert.5 Het verweer zal wel zo vroeg als redelijkerwijs mogelijk is naar voren moeten worden gebracht (vgl. art. 20 lid 2 Rv, art. 128 lid 3 Rv en de goede procesorde).6 Eiser zal zijn stellingen kunnen aanvullen.
Op grond van het Dominee-arrest7 dient de rechter ambtshalve te beoordelen of een partij voldoende belang toekomt; de bepaling wordt gezien als van openbare orde. In het verleden werd de partij die zonder voldoende belang een rechtsvordering instelde, niet ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang.8 Uit het arrest AIG Europe/M9 blijkt niet duidelijk of de rechter (nog steeds) ambtshalve moet toetsen of voldoende belang bestaat. Thans wordt het eventueel ontbreken van voldoende belang niet beschouwd als van openbare orde; de consequentie is dat de rechter afhankelijk is van een daartoe strekkend verweer van verweerder. Wanneer voldoende belang geen onderwerp is (geweest) van het partijdebat, wordt aangenomen dat sprake is van een belang voor eiser.10
Collectieve actie
Met de in een collectieve actie ingestelde vordering van een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid moeten de belangen van de personen ten behoeve van wie de vordering is ingesteld, voldoende zijn gewaarborgd, ongeacht of alleen een verklaring voor recht of ook schadevergoeding wordt gevorderd. De collectieve actie is herzien bij de inwerkingtreding van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA);11 de ontvankelijkheidsvoorwaarden zijn aangescherpt (o.m. een representativiteitstoets) en de actie kent een geheel nieuwe procedure. Een uitgebreide opsomming van voorwaarden waaraan de art. 3:305a BW-organisatie moet voldoen is opgenomen in art. 3:305a lid 2 BW jo. art. 1018b e.v. Rv.12 Eiser kan niet-ontvankelijk worden verklaard.13