NJ 1952/29
Vordering tot verklaring van recht, dat ged. zich jegens eiser heeft schuldig gemaakt aan een onr. daad en deswege schadeplichtig is, onder voorbehoud van eiser’s recht op schadevergoeding.
HR 30-03-1951, ECLI:NL:HR:1951:343, m.nt. Prof. Mr. Ph.A.N. Houwing
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 maart 1951
- Magistraten
Mrs Donner, van der Meulen, Hijink, Smits en de Jong
- Zaaknummer
[30031951/NJ_1952-29]
- Conclusie
Mr. Eggens
- Noot
Prof. Mr. Ph.A.N. Houwing
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS166615:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1951:343, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑03‑1951
- Wetingang
(BW art. 1401; Rv art. 44-66.)
Essentie
Vordering tot verklaring van recht, dat ged. zich jegens eiser heeft schuldig gemaakt aan een onr. daad en deswege schadeplichtig is, onder voorbehoud van eiser’s recht op schadevergoeding.
Samenvatting
Een vordering, welke uitsluitend strekt om bij gewijsde het bestaan van een rechtsverhouding te doen vaststellen, is slechts toelaatbaar, indien de eiser er belang bij heeft, dat zodanige de wederpartij bindende verklaring reeds dadelijk door den rechter wordt gegeven.
Ter beoordeling of zodanig belang aanwezig is, moet er van worden uitgegaan, dat de eisen van een behoorlijke procesvoering en het belang der rechtspleging medebrengen, dat de eiser niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.