Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/388
388 Met openbare orde vergelijkbare consumentenzaken na verstekverlening
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691782:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Het is de vraag of de rechter eiser de gelegenheid zal bieden zich nader uit te laten over de vordering (art. 22 Rv). Vóór 1 januari 2021 bestond die mogelijkheid. Zie G. van Rijssen in zijn noot in JBPr 2010/54, §6 bij HR 11 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL8504, NJ 2010/334; A-G P. Vlas in zijn conclusie ECLI:NL:PHR:2010:BL8504 onder randnr. 2.11. Vgl. Von Schmidt auf Altenstadt, in: GS Burgerlijke Rechtsvordering, art. 139 Rv, aant. 9, en A-G J.L.R.A. Huydecoper in zijn conclusie vóór HR 11 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC3928, RvdW 2008/423, onder randnr. 9.
H. Scholten in zijn noot bij HvJ EU 5 maart 2020, ECLI:EU:C:2020:167, JOR 2020/150 (OPR-Finance). De uitleg van de professionele partij kan ertoe bijdragen dat de consumentenbeschermende bepaling niet van toepassing wordt geacht (HvJ EU 21 februari 2013, ECLI:EU:C:2013:88, NJ 2013/326 met nt. M.R. Mok (Banif)).
HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691, NJ 2014/274 met nt. H.B. Krans (Heesakkers/Voets) en HvJ EU 17 mei 2018, ECLI:EU:C:2018:320 (Karel de Grote Hogeschool Antwerpen/Kuijpers).
HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691, NJ 2014/274 met nt. H.B. Krans (Heesakkers/Voets) en Rapport ambtshalve toetsing III 2018.
Zie bijv. Rb. Amsterdam 29 november 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:8803.
EU-richtlijn 2008/48/EG.
HvJ EU 5 maart 2020, ECLI:C:EU:2020:167, JOR 2020/150 met nt. H. Scholten (OPR/Finance). Een hypothecaire geldlening valt bijv. buiten de richtlijn consumentenkrediet. Zie ook HR 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1388.
HvJ EU 18 december 2014, ECLI:EU:C:2014:2464, NJ 2015/262 met nt. M.R. Mok, NTBR 2016/16, p. 114 e.v. en p. 121 e.v. met nt. F.J.P. Lock, AV&S 2016/13 met nt. V. Mak, p. 77 e.v. (CA Consumer Finance/Bonato en Bakkaus) en Caria 2015. Zie ook nr. 69.
Conform HR 12 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:236, NJ 2017/282 met nt. Jac. Hijma, AA 2016, p. 363 e.v. met nt. W.H. Boom (Lindorff/Nazier; gratis mobieltje II). Zie ook Asser/Hartkamp 3-I 2019/175. Daarnaast beoordeelt de rechter of bepaalde bedingen in de kredietovereenkomst oneerlijk zijn; bijv. een vertragingsrentebeding.
Verklaart de kredietnemer dat de op de kredietgever rustende precontractuele verplichtingen volledig en naar behoren zijn nagekomen waardoor de kredietgever is ontheven van een nadere bewijslast, dan mag dit beding geen afbreuk doen aan de mogelijkheid om de correcte uitvoering van de op de kredietgever rustende precontractuele informatie- en verificatieverplichtingen ter discussie te stellen (art. 22 lid 2-4 Richtlijn 2008/48/EG).
HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677, r.o. 3.1.8-3.1.10, NJ 2022/89 met nt. C.M.D.S. Pavillon (Arvato); conclusie A-G W.H. Wissink, ECLI:NL:PHR:2021:757 en 758. Zie ook de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten zoals vastgesteld door het LOVCK op 15 december 2021 en art. 3.5 Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton, gewijzigd n.a.v. HvJ EU 24 februari 2022, ECLI:EU:C:2022:112 (Tiketa: papieren versie van de algemene voorwaarden overleggen).
Indien verweerder niet is verschenen en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten zijn in acht genomen, verleent de rechter verstek.1 Heeft eiser niet (volledig) aan de genoemde verplichtingen voldaan, dan zijn niet alle benodigde rechtsfeiten door eiser gesteld en kan de rechter oordelen dat de vordering hem ongegrond voorkomt (art. 139 Rv); de vordering wordt dan afgedaan op de dagvaarding. De rechter dient ambtshalve na te gaan of de aan de vordering ten grondslag gelegde feiten het gevorderde kunnen dragen. In beginsel wordt geen aanvullende informatie van eiser opgevraagd.2 Een en ander zal zijn ingegeven doordat de rechterlijke macht overbelast is en er capaciteitsproblemen zijn bij de rechtbanken. Door de wijze van bekostiging (het accent wordt gelegd op productiedoelstellingen) komen ‘luxe’ onderwerpen steeds meer in het gedrang. Volgens Scholten is deze handelwijze in strijd met de vaste jurisprudentie van het HvJ EU, waar de rechter het hoor en wederhoor moet toepassen voordat hij consequenties verbindt aan een geconstateerde oneerlijkheid.3
Heeft eiser aan alle genoemde verplichtingen voldaan, dan beschikt de rechter over de daartoe noodzakelijke gegevens feitelijk en rechtens om te kunnen beoordelen of in strijd met een richtlijn is gehandeld; dit geldt uitdrukkelijk ook ingeval van verstekverlening.4 In verstekzaken mag de rechter een door verweerder niet-geformuleerd verweer distilleren uit de dagvaarding of uit bewijsstukken die eiser heeft overgelegd. De rechter moet de stukken die eiser heeft ingediend onderzoeken of daarin feiten zijn te vinden die erop wijzen dat verweerder indien hij was verschenen daarop een beroep had kunnen doen (een bevrijdend verweer) en eventueel een sanctie toepassen. Hij mag bijvoorbeeld de eerlijkheid van een beding beoordelen.5 Wijst de rechter de vordering toe dan zal de rechter in het verstekvonnis er blijk van moeten geven dat ambtshalve is getoetst aan de Europese en fundamentele nationaalrechtelijke consumentenbeschermingsvoorschriften.6
De vraag is in hoeverre de rechter bij toepasselijkheid van andere richtlijnen moet beoordelen of eiser heeft voldaan aan zijn precontractuele informatieplichten en welke sanctie hij daaraan moet verbinden.
Precontractuele informatieplichten en sanctie
Consumentenkrediet
De Richtlijn Consumentenkrediet7 (geïmplementeerd in titel 2A van Boek 7 BW) verplicht kredietverschaffers kredietnemers duidelijke en eenduidige informatie te verschaffen, zodat deze een onderbouwde beslissing kunnen nemen alvorens een geldbedrag te lenen. Nadat de rechter heeft beoordeeld of de overeenkomst onder het bereik van de richtlijn consumentenkrediet valt, zal hij ambtshalve moeten toetsen of de kredietverstrekker aan zijn uit art. 7:60 BW en art. 4:34 lid 1 Wft voortvloeiende precontractuele informatieplichten heeft voldaan.8 Op de kredietgever van een consumentenkrediet rust het bewijs dat hij zijn precontractuele verplichtingen is nagekomen.9 Voert de kredietnemer niet het verweer dat de kredietgever niet heeft voldaan aan zijn informatieverplichting of wordt tegen hem verstek verleend, dan moet de consumentenbeschermende bepaling ambtshalve door de rechter worden toegepast, al dan niet na onderzoek. De rechter moet aan de niet-nakoming van de verplichtingen de consequenties te verbinden die naar nationaal recht daaruit voortvloeien.10 Hij zal bij niet-nakoming de kredietovereenkomst (partieel) als vernietigd beschouwen (art. 3:40 lid 2 BW).11 De consequentie van de ambtshalve toetsing is dat de precontractuele informatieverplichting tot een toepassingsvoorwaarde is gepromoveerd.12 Het is de taak van de rechter om te verifiëren wat de bewijswaarde is van een standaardbeding in algemene voorwaarden waarbij de consument erkent het formulier Europese standaardinformatie te hebben ontvangen.13
Koop op afstand en koop buiten een verkoopruimte (aankopen in een webshop of telefonisch)
Er werd verschillend geoordeeld over de gevolgen die de rechter aan de ambtshalve uit te voeren toets moet verbinden.14 De Hoge Raad beantwoordde prejudiciële vragen over de rechterlijke controle en sanctionering van precontractuele informatieverplichtingen betreffende art. 6:230m en 6:230v BW (koop op afstand) en art. 6:230m en 6:230t BW (koop buiten de verkoopruimte). Niet kan worden aangenomen dat de Richtlijn consumentenrechten de rechter ertoe verplicht ambtshalve na te gaan of aan alle informatieplichten is voldaan en bij elke schending van een informatieplicht ambtshalve over te gaan tot vernietiging van de overeenkomst en/of tot afwijzing van de incassovordering van de handelaar. Onderscheid moet worden gemaakt tussen: (i) informatieplichten waaraan de wet bij niet-naleving ervan specifieke sancties verbindt, (ii) informatieplichten waaraan extra gewicht toekomt, en (iii) overige informatieplichten. Ambtshalve toetsing en, in het verlengde daarvan, ambtshalve toepassing van sancties, dient plaats te vinden met betrekking tot de hiervoor onder (i) en (ii) bedoelde informatieplichten.15 Het bovenstaande geldt zowel in procedures op tegenspraak als in verstekprocedures.