NJ 2010, 334
Vordering tot opheffing conservatoir beslag; verstek beslaglegger; maatstaf beoordeling toewijsbaarheid vordering.
HR 11-06-2010, ECLI:NL:HR:2010:BL8504
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 juni 2010
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel, C.A. Streefkerk
- Zaaknummer
09/01196
- Conclusie
A-G Vlas
- LJN
BL8504
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2010:BL8504, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑06‑2010
ECLI:NL:HR:2010:BL8504, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑06‑2010
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑03‑2009
- Wetingang
Essentie
Vordering tot opheffing conservatoir beslag; verstek beslaglegger; maatstaf beoordeling toewijsbaarheid vordering.
Aangezien tegen de beslaglegger zowel in eerste aanleg als in hoger beroep verstek is verleend, diende het hof de vordering van de beslagenen tot opheffing van het conservatoir beslag toe te wijzen, tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkwam. Het hof, dat niet heeft beslist dat de vordering hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt, maar alleen dat opheffing ‘niet voor de hand ligt’, heeft aldus de vereiste maatstaf miskend.
Samenvatting
Bij vonnis van 1 juni 2005 heeft de Rechtbank Utrecht eisers tot cassatie (Fraza c.s.) hoofdelijk veroordeeld om ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.