Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/787
Wet Bopz. Machtiging tot voortgezet verblijf. Termijn waarbinnen rechtbank na cassatie en verwijzing moet beslissen; termijnen in geval van aanhouding voor nader deskundigenonderzoek. Gevolgen overschrijding beslistermijn; verrekening met geldigheidsduur nieuwe machtiging.
HR 28-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:1054
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
28 juni 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron
- Zaaknummer
18/05030
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS68626:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1054, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 28‑06‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:444, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑04‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑12‑2018
- Wetingang
Essentie
Wet Bopz. Machtiging tot voortgezet verblijf. Termijn waarbinnen rechtbank na cassatie en verwijzing moet beslissen; termijnen in geval van aanhouding voor nader deskundigenonderzoek. Gevolgen overschrijding beslistermijn; verrekening met geldigheidsduur nieuwe machtiging.
Samenvatting
Vervolg van HR 9 februari 2018, RvdW 2018/247.
De Wet Bopz bevat geen bepalingen over het geding na cassatie en verwijzing, meer in het bijzonder geen bepaling binnen welke termijn de rechtbank na cassatie en verwijzing moet beslissen op het verzoek van de officier van justitie. De door art. 5 lid 4 EVRM gestelde eis dat de rechter spoedig ('speedily') ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.