Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/13.8
13.8 Opheffing bewijsbeslag
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS374670:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Art. 700 lid 3 Rv.
Art. 704 lid 2 Rv.
Art. 860 lid 2 Rv.
Rb. Assen (vzr.) 22 december 2009, LJN BM 1440 r.o. 5.17 (X/Y).
Art.705 lid 2 Rv.
HR 14 juni 1996, NJ 1997, 481, r.o. 3.3(De Ruiterij/MBO/Ruiters); HR 13 juni 2003, NJ 2005, 77, r.o. 3.4. (Daan/SHSBremen c.s.); HR 25 november 2005, NJ 2006,148, r.o. 3.8(RohdeNielsen/ De Donge c.s.); HR 30 juni 2006, NJ 2007, 483, r.o. 3.7(Bijl/Van Baalen c.s.).
Rb. Breda (vzr.) 13 januari 2009, LJN BG9692, r.o. 5.6 en 5.7 (Loendersloot/Bacardi).
Hof Den Bosch 8 december 2009, LJN BK7639, r.o. 4.6.4 (Bacardi c.s./Warehousing c.s.).
HR 30 juni 2006, NJ 2007, 483, r.o. 3.6(Bijl/Van Baalen); aldus eerder ook: Hof Arnhem 18 oktober 2005, LJN AU5425, r.o. 4.4 (X/Y); Hof Amsterdam 11 augustus 2005, LJN AU6409, r.o.4.5 (X/Ontvanger).
Rb. Amsterdam (vzr.) 19 april 2007, LJN BA3673(X c.s./Banque Artesia); Rb. Den Haag (vzr.) 15 mei 2008, IER 2008, nr. 49, r.o. 5.14(TielemanFood/Meijn); Rb. Haarlem (vzr.) 27 juni 2008, LJN BD6672, r.o. 6.2 (Autoplanning/X); Rb. Rotterdam (vzr.) 20 april 2010, LJN BM9449 r.o.4.6 (X/B&SKöpcke Global), voor opheffing bewijsbeslag geldt andere maatstaf dan voor opheffing conservatoir beslag: gaat om noodzaak van voortduren beslag enerzijds en eisen van subsidiariteit en proportionaliteit anderzijds; Rb. Utrecht (vzr.) 12 mei 2010, LJN BM4292, r.o. 6.3 (Tie/Avant Garde c.s. ) onvoldoende aannemelijkheid én reputatieschade als gevolg van beslag is ontoereikend voor opheffing bewijsbeslag; Rb. Rotterdam (vzr.) 1 juni 2010, LJN BN0721, r.o. 6.1 en 6.2 (Den Hartogh c.s./X c.s. ), geen nadeel, geen opheffing.
Hof Den Bosch 21 augustus 2007, LJN BB3970(Nedi-Trade/X).
Het beslag vervalt als de vordering tot afgifte niet binnen de door de voorzieningen-rechter bepaalde termijn aanhangig wordt gemaakt1 of de vordering tot afgifte bij uitspraak met kracht van gewijsde is afgewezen.2 De opheffing van het beslag brengt van rechtswege met zich dat de bewaarder in beslag genomen bescheiden moet afgeven aan de beslagene.3 De rechter die toen beslag was vervallen bevel gaf tot vernietiging van de in beslag genomen bescheiden deed dat dus nodeloos.4
Wie het verloop van de bodemprocedure niet wil afwachten, kan opheffing van bewijsbeslag vorderen, onder meer indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van de vordering terzake waarvan het beslag is gelegd.5 Daarbij ligt het allereerst op de weg van de beslagene om aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is.6 Aansprekend is het oordeel dat de daartoe te verrichten beoordeling moet plaatsvinden op basis van de gegevens, waarover de beslaglegger ten tijde van zijn verzoek beschikte én het daartegen door de beslagene te voeren verweer,7 zodat geen gebruik gemaakt kan worden van bij beslaglegging verkregen informatie.8 Voordeel van die benadering is, dat de beoordeling dan plaatsvindt als ware de beslagene op het verzoek gehoord, zodat de beslaglegger geen gebruik kan maken van nadien verkregen informatie, waarmee een evenwichtige oplossing wordt gevonden voor het feit dat de beslagene aanvankelijk niet wordt gehoord.
Indien een vordering tot afgifte van bescheiden in de bodemprocedure wordt afgewezen, is nog niet aan de vereisten voor opheffing van rechtswege van het beslag voldaan: daarvan is pas sprake wanneer de afwijzing in kracht van gewijsde is gegaan. Een conservatoir beslag behoeft dan ook niet in kort geding te worden opgeheven, reeds omdat de vordering tot verstrekking van bescheiden is afgewezen. Ook in een zodanig geval dienen de wederzijdse belangen van partijen te worden afgewogen. De omstandigheid dat de bodemrechter in eerste aanleg in de hoofdzaak reeds uitspraak heeft gedaan, dient daarbij wél te worden meegewogen. Van de voorzieningenrechter kan echter niet worden gevergd dat hij in zijn vonnis mede een voorlopige beoordeling geeft van de kans van slagen van het door de beslaglegger tegen het vonnis in eerste aanleg ingestelde hoger beroep.9
Zolang de bodemprocedure loopt, zal een vordering tot opheffing van het beslag dan ook in de regel stranden. Aangezien het beslag in de regel slechts kopieën betreft, zal de beslagene van het beslag immers geen hinder ondervinden en valt belangenafweging in het nadeel van de beslagene uit.10 Anders liep het slechts af toen een hof in kort geding oordeelde dat niet bleek van schending van onder meer een non-concurrentiebeding: het hof hief een gelegd bewijsbeslag op onder meer omdat aldus summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering was gebleken.11 Het hof was van oordeel dat hoogst onwaarschijnlijk was, dat in de bodemprocedure een bevel tot inzage in de in beslag genomen bescheiden zou worden gegeven.